blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Tjon Henk

Speciale ‘Wan Bon pangi’ en angisa Dobru stichting

De Dobru stichting geeft een speciale pangi en een angisa uit ter gelegenheid van Carifesta XI. De band tussen de nationale dichter en de bewoners van het binnenland was hecht, en werd gekenmerkt door wederzijds respect en waardering, zegt de stichting.    

Tijdens zijn reizen naar verschillende Marrondorpen kreeg Dobru altijd pangi’s als geschenk aangeboden; het zijn giften die hij steeds zorgvuldig heeft gekoesterd. Omdat Dobru tevens een bekend voorvechter was van Caribische eenheid en een groot cultuurkenner, leek het de stichting die zijn nalatenschap bewaart alleszins gepast om tijdens Carifesta uit te komen met deze typische kledingstukken. De pangi heeft allang ook verder dan het Surinaamse binnenland, bekendheid gekregen en vele Caribische vrienden vinden het een waardevol aandenken aan Suriname.      

Exclusief De speciale pangi is genaamd Wan Bon, naar Dobru’s meest bekende gedicht, en is ontworpen door de Saramaccaanse textielkunstenares Johanna Huur. Zij gebruikte als ondergrond een Alakondrestof, en hierop zijn uitvoeringen met het boommotief gemaakt in vier verschillende kleuren. De exclusieve Wan Bon pangi is tijdens Carifesta alleen verkrijgbaar in de ‘Dobru Oso’ op de SMS pier aan de Waterkant. Op deze locatie zullen er vanaf 21:00 uur ’s avonds poëzie- en spoken word –avonden worden gehouden, door diverse kunstenaars.  

Van de craft- en kunstcollectie uit het binnenland die Dobru tijdens zijn leven heeft verzameld, is een bijzondere tentoonstelling gemaakt – deze is voor het publiek te zien op de Carifesta Grand Market, op het KKF-terrein. In een speciale booth worden hier twee grote Surinaamse zonen geëerd, vanwege hun enorme verdiensten voor het Carifesta-gebeuren door de jaren heen, en voor de betekenis die zij hebben gehad voor de cultuur in het algemeen. Onze iconen – de dichter Dobru en de theatermaker Henk Tjon – zij zijn helaas niet meer in ons midden, maar des te meer in de geest aanwezig. Zij worden herdacht en bedankt tijdens dit Carifesta XI.  

[van Starnieuws, 17 augustus 2013]

Land te koop

[Twee fragmenten van liederen uit Land te koop (1973) waarin het dubbele perspectief van het Doe-theater duidelijk wordt]:
Dit is de tijd voor een nieuw geluid
Suriname gaat nu echt vooruit
Geen enkele regering houdt het eeuwig uit
De vakbond hoopt zijn laatste hoop
En iedereen gaat voor de politie op de loop
Dit is de tijd voor een nieuw geluid
Kolonialisme is verleden tijd
We raken al onze oude dingen kwijt
Alle hebies sterven uit
Maar hoe maak je een heel nieuw land
Zonder koninkrijksverband  […]
Land te koop
Land te koop
Land te huur
Spotgoedkoop
En echt niet duur.
We gaan naar Holland aan de zee
Hé kom je mee? Hé kom je mee?
Want in Suriname kun je niets leren
In Suriname kun je toch niet studeren
Hé kom je mee? Hé kom je mee?
Suriname is maar een troep
Het stinkt er naar plasje en ook naar poep
Hé kom je mee? Hé kom je mee, kom je mee?
In Suriname kom je niet vooruit
In Suriname word je uitgebuit
Daarom naar Holland aan de zee
Schiet op, kom mee, allemaal mee. […]

Fragment uit Lachen, huilen, bevrijden over Keskesi Sani (Apenkuren) uit 1978

(In de eerste helft van het stuk zijn er een politicus, twee schoonmaaksters en een wachter op het toneel. De politicus zit enorm te ‘dyaffen’ over alle grootse projecten):

‘De schoonmaaksters zijn wel vatbaar voor de mooie praatjes van de politicus. Ze verdienen weinig, hebben te maken met hoge kosten voor hun levensonderhoud en willen graag vooruit. Als de politicus met een nieuw project voor de armen en de hosselaars komt, hebben zij aanvankelijk wel hun twijfels, maar de politicus belooft de schoonmaaksters mooie dingen in ruil voor hun inzet. Het enige dat moet gebeuren is alle oude dingen vervangen door moderne dingen. De veerboot wordt een brug, de koopman wordt een supermarkt, de wasvrouwen en straatvegers worden door machines vervangen, de wachters door politieagenten en soldaten. In ruil voor hun inzet zullen deelnemers bijzondere jassen krijgen. Door een jas naar keuze aan te nemen, kunnen zij worden wat ze maar willen. Alleen de wachter, een slimme en harde werker, laat zich niet misleiden door de politicus. Hij ziet in dat voor vooruitgang hard gewerkt moet worden. De ‘jassen’ van de politicus brengen misschien op het eerste gezicht voorspoed, maar in feite dragen zij alleen maar bij aan de apenkuren in het land. Zo wordt de eerste schoonmaakster met haar nieuwe jas op slag zakenvrouw. En als je eenmaal geld hebt, dan kun je volgens de politicus dag en nacht dansen en zingen. Want waarom zou je nog werken? De andere schoonmaakster ziet het gebeuren en wil zelf ook wel een mooie jas. De politicus biedt de tweede schoonmaakster verschillende jassen aan, maar niets is goed genoeg: directeur, importeur, profiteur, pedagoog, psycholoog, ideoloog. De schoonmaakster wil nog maar één ding: de jas van de politicus. Terwijl op de achtergrond de ‘zakenvrouw’ zich steeds meer als aap gaat gedragen, vechten de politicus en de schoonmaakster om de jas van de politicus. Ook zij gaan steeds meer op apen lijken.’ […] (pp. 97-98)

Lachen, huilen, bevrijden

door Els Moor

Lachen, huilen, bevrijden is de titel van het onlangs verschenen boek met als ondertitel: De weerspiegeling van de Surinaamse samenleving in het werk van het Doe-theater, 1970-1983, geschreven door Annika Ockhorst met medewerking van Thea Doelwijt.

Annika had als studente geschiedenis aan de universiteit dit onderwerp voor haar afstudeerscriptie en bij haar onderzoek mocht ze gebruik maken van het persoonlijk archief van Thea Doelwijt. Van het een komt het ander: een aantrekkelijk boek dat naast de geschiedenis van het Doe-theater en de bespreking van alle voorstellingen veel foto’s bevat en teksten en liederen uit de verschillende cabarets, musicals en toneelstukken voor de jeugd die het Doe-theater in de loop van die dertien jaren in Suriname en andere landen op de planken zette.
Thea Doelwijt en Henk Tjon waren de oprichters van het Doe-theater. Zij ontmoetten elkaar via regisseur Hans Caprino die, door de Sticusa uitgezonden naar Suriname eind jaren zestig, een brug wilde slaan tussen het Surinaamse theater en de nog jonge generatie nationalistische schrijvers. Hij trainde leden van de schrijversgroep ‘Moetete’, onder hen Thea Doelwijt. Toen zij bezig was met het schrijven van haar eerste cabaret, Frrrek, bracht Caprino haar in contact met Henk Tjon. Het klikte meteen tussen de twee nog jonge theatermensen, creatieve geesten die samen iets nieuws van de grond tilden, op het juiste moment, het Doe-theater!
Het boek Lachen, huilen, bevrijden zit goed in elkaar. De lezers krijgen een duidelijk beeld van de Surinaamse maatschappij en politiek in de besproken jaren en hoe het Doe-theater daarop reageert met voorstellingen, positief, maar ook kritisch, met veel humor en vanuit de multiculturele werkelijkheid van Suriname. De stukken zijn niet alleen in het Nederlands; vele zijn een ‘moksi patu’ van Sranantongo, Nederlands en Engels. Dat hoort bij de taalsituatie van Suriname, maar er kwam ook wel kritiek op. Heel goed is het dat in het boek positieve zowel als negatieve reacties op de voorstellingen worden weergegeven!
De indeling: eerst een algemeen hoofdstuk over het Doe-theater, dan vier hoofdstukken over de verschillende periodes. Die hebben eerst een historisch overzichtje van die jaren en dan de bespreking van de voorstellingen die in die periode gebracht zijn, met aan het begin een overzicht van alle gegevens, dan de inhoudelijke bespreking van het stuk met bijzonderheden en reacties en ten slotte een aantal liederen uit de producties. De vier periodes zijn: ‘Het begin van het Doe-theater, 1970-1974’, ‘Onafhankelijkheid in zicht, 1974-1975’, ‘De falende opbouw, 1975-1980’ (duidelijke titel!) en ‘Het Doe-theater en de militaire staatsgreep, 1980-1983’.
De naam ‘Doe’ heeft betrekking op heden en toekomst: wat moeten we ‘doen’ om Suriname op te bouwen tot een werkelijk zelfstandig en goed leefbaar land in de nabije toekomst. Maar ook op het verleden, de 18de eeuw, toen toneelstukken werden opgevoerd met muziek, dans en spel door ‘Doe-gezelschappen’, waarin naast eigenaren van plantages ook slaven een rol speelden in stukken die toestanden hekelden en soms ook een middel waren om ruzies tussen verschillende plantage-eigenaren uit te vechten.
Belangrijke doelstellingen voor Thea en Henk waren dat er in Suriname toneel zou komen dat van professioneel hoge kwaliteit was, maar wel vanuit de Surinaamse werkelijkheid en culturen. Ze zetten zich af tegen de Nederlands georiënteerde werkwijze van bijvoorbeeld Sticusa. Het is interessant dat bij de bespreking van de verschillende voorstellingen in het boek ook kritiek weergegeven wordt, vanuit de Surinaamse media, maar ook vanuit Nederlandse critici, als er voorstellingen in Nederland waren. Daardoor wordt een verschil in perspectief duidelijk. Surinaamse journalisten die van binnenuit kijken, vanuit hun eigenheid en Nederlandse die verschillende keren vrij fel negatief reageren met woorden als ‘clichématig’, ‘ouderwets’, ‘te weinig kritisch’ en vooral ‘primitief’. Dit zegt veel over de manier waarop buitenlandse deskundigen, ook nu nog, vaak aankijken tegen Suriname en andere landen die in een ander ontwikkelingsstadium verkeren dan hun eigen land. Het succes dat de meeste stukken van het Doe-theater hier hadden, in de stad, maar ook in de districten en het binnenland, laat zien dat de stukken het publiek aanspraken vanuit de eigen leefwereld en hopelijk heeft het op een creatieve manier aangezet tot kritisch denken over de realiteit van het eigen land.
Bij de bespreking van ieder stuk worden ook de medewerkers genoemd. Die hadden het vaak niet makkelijk als er weer eens financiële problemen waren. Er werd veel steun geboden aan het Doe-theater, maar soms zat het financieel aan de grond, ook doordat de entreeprijzen heel redelijk waren om zoveel mogelijk Surinamers naar Thalia, het ‘huis’ van het Doe-theater, te laten komen. Er zijn vaste medewerkers, vanaf het begin, zoals René Recappé in de eerste jaren en Mariëtte Moestakim, Rieke Eersel en Mildred van Eer vanaf 1977. De drie dames bleven tot het eind van Doe-theater actief. Kijken we naar de cast van de verschillende producties, dan zien we soms ineens veel namen van bekende Surinamers. Aan Libi span ini na ati fu Sranan, een soort ode aan de verschillende Surinaamse culturen uit 1979, namen bijvoorbeeld ook Ilse-Marie Hajary en Marlène Lie A Ling deel. Ook Nardo Aluman en André Cirino, beiden uit de cultuur van de inheemsen. In latere stukken zien we ook Wilgo Baarn optreden, Chandra van Binnendijk, Hans en Borger Breeveld en Alida Neslo. Het Doe-theater was dus een echt Surinaamse onderneming waarbij zoveel mogelijk getalenteerden betrokken werden, ook op het gebied van het uiterlijk van de voorstellingen, zoals decors, kostuums en grime. Henk Tjon was verbonden aan het Doe-theater tot na de productie van Linkse Lucie, eind juli 1982, die hij regisseerde. Een stuk vol kritiek op de politieke situatie toen, enkele maanden voor de Decembermoorden. Er ontstond een verwijdering tussen hem en Thea en hij vertrok. In 2009 is hij overleden. Het is wel gek dat dat niet in het boek staat, dat van 2012 is.
Thea Doelwijt kreeg in 1983 van een relatie van de machthebbers te horen dat ze het land beter kon verlaten. Ze was toen bezig met een nieuw stuk, Beestachtig. De titel zegt al veel, maar van een opvoering is het nooit meer gekomen. Thea woont nog steeds in Nederland en is actief met theaterproducties gebleven, waarvan er vele in de afgelopen jaren hier zijn gebracht, in Thalia, het ‘huis’ van het Doe-theater dat toen helaas niet meer bestond. Thea kon de ‘Du’ niet loslaten. Met het Prépré-theater uit Amsterdam maakte ze voorstellingen van Na Gowtu Du en Na Dyamanti Du, die ook naar Suriname kwamen. Ook werd ter gelegenheid van 173 jaar Thalia Spokendansen / Land te koop vroeger en nu opgevoerd. En Stop je hoofd nooit in een Spinnenweb (naar een jeugdboek van Thea), een cabaretmusical met muziek van Eldridge Zaandam kwam tot stand in samenwerking met het Kinderboekenfestival Suriname 2007 en werd daar ook opgevoerd.
Het is niet mogelijk hier alle stukken van het Doe-theater de revue te laten passeren. Ik beperk me tot één per periode. Hopelijk zet dat onze lezers aan om het boek zo snel mogelijk in bezit te krijgen. Land te koop is uit 1973, de eerste periode dus. Het stuk bestaat uit liedjes en sketches. Op een van de foto’s zien we dat ook Helen Kamperveen meewerkte. De thematiek heeft steeds weer te maken met de onzelfstandigheid van Suriname. In het lied ‘The land nobody knows’ wordt de gebrekkige kennis van Surinamers van hun eigen land belicht. Het onderwijs is immers op Nederlandse leest geschoeid! De titel van het volgende lied, ‘Dit is de tijd voor een nieuw geluid’ zegt al veel hierover. Het geringe vertrouwen in eigen land doet een grote drang tot emigratie ontstaan. Ook dat speelt een rol in Land te koop.
Libi span ini na ati fu Sranan is uit de tweede periode. Uiteraard speelt het thema ‘onafhankelijkheid’ een grote rol erin, maar het stuk is ook een duidelijke ode aan de verschillende Surinaamse culturen die een rol erin spelen. Daardoor heeft het veel weg van een ‘kulturu neti’.
En dan de derde periode, ‘De falende opbouw’ van 1976-1980′. Wie deze periode bewust meegemaakt heeft, herinnert zich de politieke blunders, de ruzies tussen politici en vooral het ontbreken van een gemeenschappelijke visie op een positieve ontwikkeling van de jonge republiek. In deze periode wordt er onder andere een stuk over Anansi gespeeld, Anansi kontra masra Bobo, Masra babari, Misi Fes’koki, Misi Sabiman nanga Masra Konflaw. De verschillende karakters worden zichtbaar door sprekende maskers die door de kunstenaars Ron Flu en Paul Woei zijn gemaakt. Vooral slechte arbeidsverhoudingen worden gemanifesteerd, vol geweld van de kant van de ‘Masra’. Het lijkt werkelijk op de tijd van slavernij en contractarbeid.
Ba Uzi is hét stuk van de periode 1980 -1983. Het laat verschillende emoties zien die de coup van 25 februari 1980 oproept bij het publiek: enerzijds hoop op betere tijden en anderzijds vertwijfeling en angst. De ‘falende opbouw’ is voorbij, maar hoe zal het verder gaan na de ingreep van de sergeanten? Die vraag geeft veel onzekerheid. In het slotlied wordt de thematiek nog een keer samengevat:
‘heb je kans, mijn land / om een bloem te worden / een bloem die bloeit / uit de loop van een geweer / heb je kans mijn land?’
Marijke van Geest heeft het ‘Nawoord’ geschreven. Zij verzorgde lessen in dramaturgie aan de Doe-theateropleiding met het doel de medewerkers van de groep inzicht te geven in de achtergrond van theater, de geschiedenis, de theorie en de analyse van bekende stukken. Zij eindigt met de constatering dat het boek van Annika Ockhorst een belangrijke aanwinst is voor de theaterwereld in Suriname, maar ook in Nederland waar een theaterinstituut zich onder andere bezighoudt met het Doe-theater. Ik sluit me hierbij van harte aan, maar wil eraan toevoegen dat het boek niet alleen is voor theaterliefhebbers en -werkers, maar hier vooral ook voor lezers die de situatie in de verschillende Doe-periodes meegemaakt hebben en ‘last but not least’ voor jongeren hier die bijzonder weinig tot ‘neks’ weten van die tijd tussen 1970 en 1983. Op een leuke manier krijgen ze inzicht in essentiële zaken uit het nabije verleden, waar veel ouderen liever over zwijgen. Angst? Maar je moet wel inzicht hebben in het verleden om de huidige maatschappij te kunnen beoordelen!
Annika Ockhorst met medewerking van Thea Doelwijt: Lachen, huilen, bevrijden. De weerspiegeling van de Surinaamse samenleving in het werk van het Doe-theater, 1970-1983. Leiden: Brill, 2012, met steun van KITLV. ISBN 978-90-04-24881-6
Documentaire op dvd: Er is nog een extraatje voor de lezer bij het boek gevoegd: een dvd met een documentaire van Jan Venema van de Nederlandse televisie over het Doe-theater uit 1980, Libispan ini na ati fu Sranan. Een vrolijke documentaire die ook ernstige zaken over de toestand in het land aan de orde stelt. De documentaire bevat fragmenten uit de producties van het Doe-theater en veel gesprekken met en liederen door acteurs. Veel is opgenomen in de stad Paramaribo. Dat geeft vrolijke beelden, ook door de expressieve en beweeglijke manier waarop de acteurs communiceren, wan tru Sranan sani!

Land van Ame

Bij de dertigste verjaardag van de Republiek Suriname, in november 2005, gaf de Nederlandse ambassade in Suriname het theaterstuk Land van Ame van Henk Tjon aan de Republiek Suriname cadeau. Het rivierwater, de zon en de Gonini-arend zijn de Surinaamse symbolen voor vitaliteit, vrijheid en bescherming. Deze drie maken een belangrijk deel uit in het mythologisch theaterstuk Land van Ame. De theaterproductie, mogelijk gemaakt door Karin Refos, was in feite ook een ode aan Henk Tjon, omdat in het stuk alles waarmee hij altijd bezig is geweest, min of meer samenkwam. Later sprak Tjon er nog vaak erover dat voor hem met Land van Ame een droom was uitgekomen. Hij had het stuk vaker en in meer landen willen vertolken.

Land van Ame was niet een project van Creolen, Hindoestanen, Javanen of welke andere etnische groep dan ook, maar van jongeren. Want 2/3 van de Surinaamse bevolking is jonger dan 25 jaar. Land van Ame gaat dwars door verschillende culturen en dwars door genres. Traditionele muziek, spel en dans worden gecombineerd met beeldende kunst en eigentijdse kunstvormen. Want de mensen van Land van Ame denken niet in hokjes, zij denken in cirkels.

Klik hier voor de site van Land van Ame

Ju Ku Jume Maro: Drie decennia’s de inheemse cultuur overbrengen

door Charles Chang

Paramaribo – Een winkel aan inheemse craft had hij in zijn tas. Aan eenieder die hij naar voren riep en het verdiende, gaf Gerard Roberts uit dankbaarheid één van de producten uit die tas. Tijdens zijn speech over het samenbrengen van inheemse volkeren uit het noorden en die van het zuiden, werden de emoties hem soms teveel.

De Canadees en andere spirituele inheemsen uit Amerika en Trinidad waren de eregasten van Thelma Christiaan(71) in verband met Inheemsendag, maar meer nog voor het dertigjarige bestaan van de sociaal culturele vereniging Ju Ku Jume Maro van tante Thelma, zoals de inheemse vrouw in de samenleving bekendstaat.

Bron van kennis
Op 9 oktober 1982 werd de vereniging opgericht door Dorus Banga, tante Thelma en haar echtgenoot Gustaaf Christiaan om het leren van inheemse liederen en samburamuziek aan anderen te stimuleren. Ju Ku Jume Maro betekent ‘we gaan met de mieren mee’. “De vereniging heeft ups and downs gekend, maar uit het laatste is juist meer kracht geput om door te gaan,” zegt Anouschka. Zij en zus Audrey zullen het moeten doen, gezien de leeftijd van hun moeder. Maar nog steeds ontvangt tante Thelma studenten en zij die meer willen weten over de inheemse cultuur. “Ze is een lopende bron van kennis,” zegt Hillary de Bruin van Cultuurstudies. “Er zijn ook wel andere verenigingen, maar zij weet alles over zang, dans, kruiden, sieraden, kleding en het spirituele. Daarom werd zij altijd gevraagd door Directoraat Cultuur om te participeren in binnen- en buitenland, vanwege haar grote kennis.”

Grote bewondering
Van wie tante Thelma al de kennis heeft, wordt pas duidelijk wanneer de weduwe het zelf vertelt. “Niet van mijn moeder, want die was heel vroeg overleden. If yu pina, dan kijk je hoe anderen het doen. Zo heb ik alles geleerd.” De cultuurkenner geeft aan dat ze wel een huis heeft, maar nog steeds arm is. Ze vraagt zich af hoe iemand die zoveel betekent voor het land een leven lang in deze situatie verkeert. “Ik heb geen man meer, alles moet ik zelf doen, en mijn dochters wonen nog bij mij.” Bekende personen die grote bewonderingen hadden voor tante Thelma waren de cultuurguru’s Wilgo Baarn, James Ramlall en Henk Tjon. De laatste verwerkte de cultuur en liederen van Thelma in zijn theaterstukken. “Voordat Directoraat Cultuur werd opgericht, werkten we al samen met tante Thelma, bevestigt Wilgo Baarn. De artistiek leider van Volkshogeschool NAKS geeft collega en ex-directeur Cultuur, James Ramlall, alle credit voor het huis van Thelma. “Hij heeft hemel en aarde bewogen en zelfs zijn salaris ingezet om te zorgen dat deze vrouw een huis kreeg! Maar tante Telma is het waard, zij is iemand die puur is gebleven.” De feestelijke avond werd na de speeches en gesponsorde foerage voortgezet met gezamenlijke optredens. De buitenlandse gasten, die op Inheemsendag te bewonderen waren in de Palmentuin, vertrokken pas de volgende ochtend.

[uit de Ware Tijd, 13/08/2012]

Henk Tjon, geen honger en geen verdriet

Henk Tjon, een jaar geleden overleden

door James Ramlall

Paramaribo – De koppel Henk Tjon – Wilgo Baarn is een veel zeggend fenomeen in het theatergebeuren binnen onze podiumkunsten. Voeg hieraan de namen Eugene Drenthe, Henk Zoutendijk en … het toneelleven van de jaren zeventig en tachtig is compleet. Henk Tjon was naast zijn theaterkunst ook een masterverteller.

Binnen het vormingswerk heeft Henk zijn eigen plaats, een plaats die hem niet is toegeworpen, maar één die hij heeft verworven. Zeldzaam en haast niet te evenaren. Naast zijn parate kennis over de verborgenheden van kunst en cultuur had Henk toegang tot gebeurtenissen die achter ons liggen. Henk kon spelenderwijs ook doordringen tot de Surinaamse kunst en cultuur geschiedenis. Henk had niet alleen kennis van dingen om ons heen, maar Henk beheerste het verleden op voortreffelijke wijze. Het heden wist Henk met een feiten panorama te omkleden en te versieren, zodat het verleden en de toekomst het heden bezongen.

Henk Tjon was naast regisseur ook dramaturg, drummer, zanger, Caribbeankenner en story teller. Henk was een fijnproever, smaakvolle consumer van Caribische gerechten. Zij, die Henk kennen, weten dat Henk Tjon een diep bewogen persoon was, naast zijn uitzonderlijke eigenschappen van behulpzaamheid, begrijpend inborst en medemenselijkheid. Henk Tjon kon ongemerkt doordringen tot verborgen leven van zijn evenmens om van daaruit de andere in zijn inzichten te benaderen en hem van adviezen en suggesties te voorzien voor evenwicht en harmonie. Henk kon kris kras door alle Surinaamse cultuurachtergronden wandelen en zich spiegelen binnen het verborgen leven van de ander zijn bestaan. Henk was ook opvallend verdraagzaam, hetgeen hem bemind, behoedzaam en sympathiek maakte. Henk had altijd een open oor voor suggesties, nieuwe beelden en gedachten in de ontmoeting met de andere. Henk Tjon was Henk Tjon.Op de Carifestas was Henk zeer gedreven, steeds weer op zoek naar perfectie, naar het nieuwe, naar het onhaalbaar bereik. Henk Tjon was altijd op weg naar het haast onmogelijke, dat op de duur toch een mogelijkheid werd.

Henk Tjon was een verwoed schrijver, die steeds bezig was het nog niet bekende op te tekenen, te stellen en op te stellen, te formuleren en te herformuleren. Tot laat in de nacht was hij betrokken bij het nog niet geschrevene op te tekenen en voor anderen toegankelijk te maken. Henk leefde voortdurend uit het verleden naar de toekomst door het haast vergane te belichten waardoor het achter ons liggende fenomeen, als een lichtend beeld voor ons schitterde als een iets dat er nog niet is, maar straks toch worden zal. Henk was altijd op weg naar het verborgene… het andere, dat er nog niet was, maar weldra weer worden ging… Henk was overal en toch nergens Henk was steeds weer op weg naar verder, op weg naar zijn fantasieën, naar een huis dat zeker niet zijn thuis was.

Het Doe Theater samen met Thea Doelwijt was Henk zijn droom en passie naast zijn vele hartstochtelijke herinneringen en verlangens. Henk heeft veel bereikt maar uiteindelijk is niets binnen zijn bereik gebleven. Henk was meedogenloos op weg naar zijn doelen, niet alleen voor zijn leerlingen, studenten en collega’s, maar vooral voor zichzelf. Hij wist als geen ander dat het doel en visie elkaars congruenten zijn zonder het één kan het ander niet bestaan.

Henk zijn visie voor een eigen Surinaams theater is hem helaas niet gelukt, zoals voor zijn andere mede spelers in de toneel wereld. Zelfs Thea Doelwijt moest zich uiteindelijk aan deze beperking niet alleen onderwerpen, maar haast verslagen zich erbij neer leggen. Tenslotte zijn er vaak gebeurtenissen binnen het haalbare, die helaas niet te bereiken zijn. De kosmische wetten van Rta hebben haar eigen normen en wetmatigheden. Henk was zich van deze beperkingen uiterst bewust.

Naast Henk hadden we in de jaren eind zeventig, begin tachtig Gorasing de dans- dramateurig met veel talent, vaardigheden, kennis en kunde. Gorasing had op gebied van dans veel bereikt. Toch moest hij er uiteindelijk in geloven, dat wens en verlangen reële fenomenen zijn die slechts achter de horizon bestaan en soms niet voorkomen in de kosmische wereld van de sterfelijke mens. Zoals het vele artiesten vergaat, verging het ook met de kunstenaar Henk Tjon. Toen de zachte bries tussen de bladeren speelde en de manjatrossen stil op de windgolven dobberden, was de tijd voor Henk aangebroken. Niets vermoedend, maar ook niets zeggend stond hij op en ging gewillig mee. Henk ging mee. Alles achterlatend wat hem eens zo dierbaar was. Zijn schrijfgerei lag deels op tafel en deels verspreid in de kamer. Zijn lichaam lag licht gebogen op de grond, want zo vond Wilgo Baren hem de volgende morgen, vond Wilgo Baren hem alleen, moederziel alleen. Zo kwam hij op aarde en zo ging hij hier vandaan, zonder moeder, zonder ziel, alleen. Henk was Henk alleen. De manjatrossen dobberden op de golven, op de golven van de wind. En een zachte bries speelde tussen de twijgen en de bladeren buiten, binnen was alles stil en stil.

Zijn cultuurvrienden hebben een herdenkingsavond voor Henk georganiseerd. Indrukwekkend en groots, met ala kondre en tra kondre dron. Eenieder heeft zich uitgeleefd. Van alle kanten hoorde men : ai mi boi a san bin bun so te, a neti bing great. Alleen wisten velen niet, dat Henk vaak pinaarde. Natuurlijk zijn er voor pinaren vele redenen. Dikwijls gegronde, minder dikwijls niet gegronde redenen, ongegrond. Maar meer dan eens zijn er redenen te over om alles goed te praten en de oorzaken van het pinaren daar te zoeken waar ze niet gezocht dienen te worden. Dan valt het geweten, diep vermoeid, in een voortdurende rust om niet meer te knagen, noch te spreken. Of Henk in zijn dagelijks doen gepinaard heeft of niet is nu niet meer interessant of relevant. Belangrijk is dat arme Henk een staatsbegrafenis heeft gehad en een ere lint van zus of zo. Of Henk de laatste dagen niet meer bij de chinees kon gaan is niet belangrijk. Alleen de vogels keken vaak verlangend en hoopvol naar de vensters, die niet meer opengingen en na een korte duur van teleurstelling en honger hebben de vogels naar nieuwe vensters uit gekeken. Spoedig waren ook de vogels Henk vergeten zoals vele van zijn cultuurmakkers. Er zijn mooie en lofwaardige woorden uitgesproken op de herdenkingsavond en bij het open graf, woorden voor en over Henk. Alleen Henk en de vogels hebben niets daarvan gemerkt, want de woorden zijn door de wind meegenomen naar verre oorden, heel ver van hier waar er niets heerst, geen honger en geen verdriet.-.

18/09/2010

[Uit DWT Online, 22-9-2010]

Spokendansen in Bijlmer Parktheater

De cabaretmusical Spokendansen werd gemaakt op uitnodiging ter gelegenheid van de 173e verjaardag van het toneelgenootschap Thalia in Suriname. Op 19 juni worden de opnames van de musical vertoond in het Bijlmer Parktheater. Na afloop van de film vindt er een kort nagesprek plaats onder leiding van Ernestine Comvalius.

De ondertitel Land te Koop vroeger en nu verwijst naar de in de musical verwerkte fragmenten van de voorstelling Land te koop uit begin jaren zeventig (Thea Doelwijt en Henk Tjon). Het combineren van zowel oud en nieuw materiaal zorgt voor een verrassende samengang van kritische, oude en nieuwe teksten,vrolijke zang met een goede muzikale begeleiding.

Regie: Wilgo Baarn.

Spel en zang: Marianne Cornet, Margo Hek, Helianthe Redan, Meritha Vas-Moniz, Powl Ameerali, Clinton Kaersenhout, Marten Jansen, Rodney Meye. Muzikanten: Walter Muringen, Sonny Khoeblal, Glenn Teixeira en Saïd Muntslag.
Tekstbijdragen: Karin Lachmising, Lesley Burgzorg, Marijke van Geest.
Composities: Walter Muringen, Marianne Cornet, Sonny Khoeblal, Roy Mac Donald, Terry Agerkop.

Ticket: € 10,00
Aanvang: 20:00 uur

Henk Tjon en Thalia

[bijdrage van het Toneelgenootschap Thalia aan de singi neti voor Henk Tjon (Tam Pau), 24 september 2009]

door Carmelita Teixeira

Theaterfenomeen! Deskundig, dynamisch, fantasierijk, humoristisch en nog veel meer van dergelijke karakteristieken, zijn de afgelopen dagen gebruikt om de theaterman en persoon die Henk Tjon was, in de media neer te zetten. Geroemd en bejubeld, niet alleen nu hij er niet meer is, maar ook al tijdens zijn leven.

Theater en toneelgenootschap Thalia, meer dan 170 jaar oud en een begrip in het culturele leven in Suriname, kon niet om het theaterfenomeen Henk Tjon heen, zoals ook Henk niet om Thalia heen kon. Over de relatie die in 1970 begon en die ruim dertig jaren geduurd heeft, zouden wij het uitvoerig willen hebben, puttend uit documenten en persoonlijke ervaringen. Het is bekend dat grote delen van ons archief de tand des tijds niet hebben doorstaan. De nog in leven zijnde personen die in Thalia het meest met Henk gewerkt hebben, kunnen wij niet raadplegen. Frank Faverey heeft zich een aantal jaren geleden uit de organisatie teruggetrokken en onze nestor Wilfred Teixeira zit momenteel in Nederland.

We zouden daarom geneigd zijn te denken dat wij ermee klaar zijn als wij simpelweg de grote, bekende projecten opsommen die Henk bij ons realiseerde:

Henk en Thea (Doelwijt) vanaf 1973 met het Doe-theater in Thalia;

Henk als acteur in Lafu a no sjen in 1977, waarin hij de beroemde cabaretier Johannes Kruisland speelde en in 1982 als Henny in het Zuid Afrikaanse Egoli van Matsemala Manaka, een Thaliaproductie;

Henk als artistiek leider van het eerste Thalia-festival bij de heropening van het gerenoveerde theater in 1982;

Henk als bedenker van het artistieke concept en artistiek leider bij het acht maanden durende Ala kondre-festival ter gelegenheid van 150 jaar Theater Thalia in 1989;

Henk en Wilgo (Baarn) als de uitvoerders van de openingsceremonie voor de viering van 160 jaar Toneelgenootschap Thalia in 1997, met een optreden van de Ala kondre dron-formatie. En bij diezelfde viering als de bedenkers van Oremi, de tori neti, waarbij een reis gemaakt werd door de culturen van de Surinaamse samenleving.

Maar met deze simpele opsomming doen we geen recht aan de relatie Henk Tjon – Thalia.

In een poging via orale bronnen alsnog een stuk van onze historie vast te leggen, organiseerde Thalia eind 1996 en begin 1997 een drietal historische vertelavonden. De toen nog in leven zijnde theatermakers en acteurs werden, in aanwezigheid van publiek, in de foyer geïnterviewd door Carmelita Teixeira. De vertelavonden werden opgedeeld in drie periodes, startend in 1937, toen Thalia precies honderd jaar bestond. De deelnemers beantwoordden vragen over hun bijdragen en ervaringen in het theater. Henk Tjon en Wilgo Baarn participeerden in de laatste interviews op 25 maart 1997, die handelden over de periode na 1970. Dankzij deze interviews is de relatie van Henk Tjon met Thalia in zijn eigen woorden vastgelegd.

Een greep daaruit:

Hoe kwam Henk met zijn Doetheater in Thalia terecht?

‘Als theatermaker had ik,’ zei Henk, ‘een ‘klik’ met schrijfster/journaliste Thea Doelwijt. In 1970 maakten wij samen een soort cabaretmusical Frrrèk. Daarna volgden Hare Lach en in 1973 Land te koop. Deze stukken hebben ertoe geleid, dat we tegen elkaar zeiden: Nu willen wij echt toneel op niveau doen en wij willen het Surinaamse theater ontwikkelen en een nationaal theater bouwen, we moeten een company vormen. Een gezelschap dat getraind is, getraind in het theatervak. Zo ontstond Doe. Penningmeester Frank Faverey van Thalia werd de zakelijke leider van het Doe-theater.’

Doe had geen eigen theatergebouw, Thalia had een schouwburg maar in die tijd geen gezelschap. De twee werden het gauw eens: Doe werd het huistheater van Thalia. Het mocht er werken zonder daarvoor huur te betalen; huur werd alleen betaald als er werd opgetreden. Dat was de deal. Terwijl Frank goochelde met de financiële middelen, hield Doe Thalia niet alleen voor zichzelf, maar ook voor andere groepen open.

Henk had zijn ‘kantoor’ in de artiestenvleugel, op de eerste etage, aan de achterzijde van het gebouw. Het woord ‘kantoor’ nadrukkelijk tussen aanhalingstekens, want Henk was geen kantoorman. Op het bordje boven de deur stond ‘regisseur’. Er stonden een tafel met veel paperassen, stoelen en een stretcher. In deze kamer voerde hij besprekingen, werkte ideeën uit, at en dronk er. Dit was zijn huis en zijn thuis, want hij bracht er niet alleen lange werkdagen, maar vaak ook de nacht door.

Een volgende periode. Wat deed Henk in de jaren tachtig in Thalia?

‘Een van onze doelen met het Doe-theater was een nationaal theater beginnen,’ verklaarde Henk. ‘Wat we daarmee bedoelden, was dat wij een soort laboratorium waren, waarin we van al die verschillende etnische groepen de theatervormen verwerkten. We begonnen een trainingsprogramma en ontwikkelden speltechnieken vanuit de verschillende etnische groepen. Stel je voor, ramlila of winti ofwayang die hun eigen technieken hebben, daar is een eigen toneelvorm voor. Daar werden door ons lessen voor ontwikkeld.’

Henk leerde het publiek op die vertelavond in 1997 op speelse wijze de handklap techniek die Saramaccaanse vrouwen bij hun sekete-liederen gebruiken, waarbij een gesmoord geluid klinkt, omdat ze bij het klappen kommetjes maken van hun handen. Een andere techniek die hij overbracht, was de dyeme: voeten een voor een met een lichte stamp neerzetten, mond open, geluid maken en uitademen.

Tot zover een greep uit het interview, dat nu niet helemaal kan worden weergegeven.

Henk trakteerde de aanwezigen op deze historische avond van 25 maart 1997, samen met Wilgo, op fragmenten uit Egoli, uit Anansi en als toegift kroop hij weer in de huid van Johannes Kruisland met de woorden:

‘Bonsoir, geacht publiek, dames, mijne heren

Ik moet vooral vandaag u heel extra salueren

Ik paar aan mijne groet de dank dat u hier heeft willen zijn,

Dat het zo een volle zaal is, vind ik natuurlijk ook fijn.’

Etcetera.

Henk wilde de historie van Thalia op papier zetten. Op een morgen in 2002 stapte hij met een aantal volgeschreven vellen in de hand, onze administratie binnen. Hij vroeg of dat voor hem uitgetypt kon worden. Het was niet af, hij zou er nog verder aan werken, zei hij. Het is bij die vier pagina’s gebleven. Thalia heeft dit onafgemaakte stuk van Henk bewaard, digitaal, veilig voor ongedierte en vocht. De tekst geeft weer hoe Henk Thalia zag en wat Thalia volgens hem nog zou kunnen.

Henk, Thalia e sari fu yu dede, ma wi e prisiri fu san yu libi na baka.

Voor een videoverslag van de herdenking van Henk Tjon bij DNA door Usha Marhe klik hier

The last dramatic sentence

The last dramatic sentence we heard from him was: “Silence! Total Silence!”

And all the trees and creeks
around understood:
this meant the end.
This Caribbean Soul
had bade us “Farewell!”
A man who unselfishly
had wrought
a kind of Caribbean Brotherhood

with music, theatre, poetry, dance
from an emerging state,
a state more than independance.

And it is this striving
we deeply appreciate.
A man showing up
our face of Brotherhood
everywhere.

Is this not a pillar
supporting us?

Therefore it is this
we bear in mind.
This treasure
this link he made
with our friends here and abroad.
A link a perpetual livelihood.

Michael Slory
22-09-2009

elke dag als ik ga odiooooooo odioooo

 

elke dag als ik ga
wordt mijn weg langer en mijn adem korter
elke dag als ik ga
gaan nieuwe deuren open
en anderen voor altijd dicht

elke dag als ik ga
zijn uren van blijdschap plots gevangen
in een minuut van stilte

elke dag als ik ga
is de drukte en de weelde om mij heen
plots verdwenen
in een houten kist
gevuld van top tot teen
en danst mijn geest
door de poorten van het hemelse kasteel
helemaal alleen

elke dag worden meters, kilometers
jaren worden maanden, maanden, weken,
weken, dagen, dagen, uren,
uren, minuten, minuten, seconden
dichterbij het graf

elke dag als ik ga
wordt een stem geboren
en gaat een wijze verloren

elke dag als ik ga
wordt mijn gil krachter, krachter en krachtiger
dan zachter, zachter, zachter
tot het muisstil is

elke dag als ik ga
wordt een bloem geboren
en vallen de dorre blaadjes af
elke dag als ik ga
leef ik als dit: mijn laatste lach

kurt nahar
voor henk tjon, september 2009

Pa Henk Tjon, Kòrsou, 23-9-2009

Tur tambú lo kanta bo,
pia di esnan ku a bai dilanti
lo balia bo nan historia.

Kuantu di nos bo no a hiba pida kaminda
den bida, den búskeda di nos rais,
skondí tras di soñonan sukú?

Bo pashon, forsa, palabra, wowo ku ta
chispa kandela, ta buta bos kai den konsenshi
I … bo sa ken bo ta di bèrdè?

Ola di lus, sinti nos ta sinti
forsa frágil di spiritu,
flor di bo harí, alma di kultura

Nos sa, djaki pa bo, ta un rosea so
ta parti nos, i nos lo hari, huntu,
ora alma ku alma bolbe brasa otro.

 

Voor Henk Tjon, Curaçao, 23-9-2009

Trommels zullen jou bezingen
op de kadans van de stampende voeten
van hen die jou zijn voorgegaan …

Met zovelen heb je opgelopen een stukje
levensweg, op zoek naar wortels,
verscholen achter duistere dromen.

Je passie, kracht, woorden, ogen, schieten
bliksemschichten, lichten het bewustzijn op
en … weet je wel wie je werkelijk bent?

Golven van licht, voelen doen we,
de ontluikende kracht van de geest,
je brede lach, cultuur is de ziel.

We weten, één adem maar zijn we van elkaar
verwijderd en we zullen weer lachen samen,
als onze zielen elkaar wederzien.

Laura Quast, Diana Lebacs, Annemarie Braafheid,
Irene van Grieken, Greta Trapenberg, Rina Penso,
Ini Statia, Roy Colastica, Humphrey Monte,
June Leonora, Rudsel Isidora, Jeroen Heuvel

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter