Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Reisbelevenissen van Charles Chang
door Euritha Tjan A Way
Met het boek Reisbelevenissen heeft Charles Chang de reisverhalen die hij heeft geschreven voor het toerismekatern van de Ware Tijd, Swit’ Kontren, gebundeld en uitgegeven in boekvorm. Hij slaagt er in deze publicatie goed in de reizen zodanig te beschrijven, dat het voelt alsof je zelf ter plaatse bent. De diversiteit aan verhalen maakt het boek aantrekkelijk voor verschillende soorten lezers; voor de liefhebber van Suriname, maar ook voor de lezer die over de grens kijkt voor vakantie of avontuur.
Het mooie aan dit boek is dat de auteur meestal niet de meest toeristische route bereist, maar juist die trajecten kiest die de locals zelf ook nemen. Door zijn ervaringen te beschrijven, maakt Chang je deelgenoot van lange reizen door verschillende landschappen.
Zo schetst hij tijdens zijn reis naar Boa Vista, een Guyana dat je zowel afstoot als aantrekt, een Brazilië dat gevaarlijk is en tegelijkertijd verleidelijk lonkt, met een culturele dynamiek waar je versteld van staat.
Bij het lezen over eeuwenoude rituelen krijg je respect voor de auteur; hij kan zich als een kameleon mengen onder zowel de Creolen die de Pur Blaka-ceremonie voor hun voorouders uitvoeren, als de inheemsen in Pyulaga (Brazilië) die de cyclus van het leven vieren en vervolmaken. Deze rituelen brengen je terug in de tijd, op plaatsen waarvan velen van ons het bestaan niet wisten.
Het is echter wel jammer dat je niet gemakkelijk door kan bladeren naar dat ene verhaal dat je wilt lezen, omdat het boek elke categorisering mist.
Met zijn verhalen over het district Coronie, die eigenlijk beschreven worden door de bril van oud-bewoner Sombra, toont Chang echter zijn talent om van niets iets te maken. De geschiedenis en de liefde voor het kokosdistrict zijn met elk verhaal dat Sombra vertelt, voelbaar. Helaas zal een bezoeker zich wellicht misleid voelen, wanneer hij ter plekke niets terugziet van die historische anekdotes, maar de locaties enkel verwaarloosd aantreft.
Moengo echter is een totaal ander verhaal. Chang heeft bij dit verslag vooral aandacht voor de nieuwe initiatieven die worden ontplooid om het bauxietstadje van weleer haar oude glorie terug te geven.
Jammer is echter wel weer dat de verhalen zeer schaars geïllustreerd zijn. De foto’s die er wel zijn, zijn niet voorzien van onderschrift, waardoor ze weinig toevoegen aan de verhalen.
Het boek is bovendien gedrukt op papier met hoogglans, in een lettertype dat niet uitnodigt tot lezen en de illusie wekt dat hele zinnen aan elkaar vastzitten, omdat de afstanden tussen de woorden heel klein zijn.
Een nog grotere zonde is dat de eindredacteur het werk of slapend heeft gecorrigeerd, of geen bril op had, want het taalgebruik en het aantal fouten geven dit waardevolle juweel een smoezelig omhulsel.
Reisbelevenissen, Charles Chang, Paramaribo 2011, eigen beheer. Eindredactie Jeannette John. ISBN 978978991471
[overgenomen van Parbode, 1 januari 2012]
Het komt nooit meer goed
door Euritha Tjan A Way
Julian With is zwaar getraumatiseerd. Zoveel blijkt wel uit zijn laatste publicatie met de titel Het komt nooit meer goed. Tijdens zijn lezing op 6 september 2008 gaf hij een hint over de oorzaak van zijn trauma. Enige tijd nadat hij van het binnenland naar Paramaribo verhuisde, maakte een onderwijzer hem belachelijk vanwege zijn gebrekkige Nederlands.
De nasleep daarvan is dat With nu boeken publiceert waarin hij zichzelf het forum toeëigent een ieder te beledigen die het ook maar een beetje met hem oneens is. Door het Nederlands in brieven van tegen- of medestanders te corrigeren, probeert hij de onderwijzer nog steeds te bewijzen dat hij de taal nu wel goed beheerst.
Hoe het ook zij, de mislukkeling die hem dit heeft aangedaan, moet gestenigd worden, al is het alleen omdat de goede bedoelingen van Julian With nu ondergesneeuwd raken door zijn misplaatste superioriteitsgevoel. Zo schrijft hij op pagina 111: ‘De Marrongemeenschap gaat juist vooruit door de implementatie van mijn intellectuele inzichten’. Niets doorzettingsvermogen of opofferingen van de Marrons: hun succes is aan With te danken.
Het boek is een verzameling van columns, meningen en correspondentie zonder enige samenhang. De bedoeling is niet dat de lezer het snapt, maar dat With zijn ei kwijt kan, getuige de pagina’s 89 tot 94, waarin hij een brief schrijft aan een zekere X, die hij bekritiseert in verband met een discussie over Marrondag. De lezer kan het niet volgen, want niet eens de kern van de discussie wordt beschreven.
With kweekt daardoor ook geen sympathie voor het goede werk dat hij wel doet met zijn programma Reparatie Intellectuele Schade (RIS). De bedoeling daarvan is dat leerlingen in het binnenland extra lessen krijgen om zo hun achterstand in te halen die is ontstaan door gebrekkige faciliteiten, onvoldoende en onbevoegde leerkrachten.
Ook heeft With gelijk wanneer hij zegt dat er neergekeken wordt op Marrons in onze gemeenschap. Maar hij kijkt zelf ook neer op Marrons, wanneer hij Bert Eersteling ‘de domste Marron’ in Suriname en Eddy Jozefzoon ‘een gatlikker’ noemt. Een paar pagina’s later is een radiopresentator de pisang, omdat die toestaat dat Ronald Venetiaan een aap genoemd wordt.
Het boek is dus een aaneenschakeling van scheldkanonnades en de enige zwarte die iets goed doet, is With. Als u houdt van zinloos bijtende monologen en aan belachelijkheid grenzende egotripperij, moet u het boek vooral kopen. Niet? Bespaar uzelf dan de zoveelste spastische uitspatting van Julian With.
Julian With, Het komt nooit meer goed, 2011, ISBN 9789081758505
[uit Parbode, 1 december 2011]
Reactie op recensie, door Julian With
:
Tjan A Way begint haar bespreking door te schrijven dat ik zwaar
getraumatiseerd ben en beweert dat dat blijkt uit het boek dat ze
bespreekt. Alleen komt ze er niet aan toe fragmenten te citeren, die
het voor de lezer aannemelijk maken dat ik inderdaad zwaar
getraumatiseerd ben. Het enige wat zij aanvoert, is dat ik tijdens een
lezing zou hebben gesteld dat ik belachelijk ben gemaakt door een
leerkracht vanwege mijn gebrekkige Nederlands. Volgens Tjan A Way zijn
de kritieken die ik in het boek ‘Het komt nooit meer goed’ publiceer,
een nasleep van die ervaring. Ten eerste ben ik nooit op de
Leeuwinschool beledigd door een leerkracht vanwege mijn gebrekkige
Nederlands, dus dat is een leugen. Maar zelfs als ik die ervaring zou
hebben meegemaakt, dan moet je wel heel weinig verstand hebben om te
beweren dat die ervaring geleid heeft tot een trauma. Als iedereen die
ooit in zijn leven beledigd is, daar een trauma aan zou overhouden,
dan zou nagenoeg de hele mensheid aan een trauma lijden.
In belabberd Nederlands schrijft zij: ‘De nasleep daarvan is dat
With nu boeken publiceert waarin hij zichzelf het forum toe eigent een
ieder te beledigen die het ook maar een beetje met hem oneens is’.
Let u vooral op het stukje: ‘waarin hij zich een forum toe eigent
(sic) een ieder te beledigen die het ook maar een beetje met hem
oneens is’. Een boek schrijven wordt door haar beschreven ‘als
zich een forum toe-eigenen’. Nergens in het boek wordt iemand
opgevoerd die het met mij oneens is, dus is het onmogelijk dat ik
‘een ieder beledig’, die het een beetje met mij oneens is.
Ik corrigeer de taalfouten in een brief die Surinamers in Nederland
gestuurd hebben aan de toenmalige president Ronald Venetiaan en
daarvan maakt deze recensent: ‘Door het Nederlands van tegen- en
medestanders te corrigeren, probeert hij de onderwijzer nog steeds te
bewijzen dat hij de taal nu wel goed beheerst.’ Er is nooit sprake
geweest van een discussie over welk onderwerp dan ook tussen de
briefschrijvers en mij, dus kan zij deze groep niet aanduiden als
mede- of als tegenstander. De leerkrachten van wie ik Nederlands heb
gehad op de Leeuwinschool (mevrouw Eijken en Jordan-Ensberg zijn
ondertussen al overleden) waren zeer beschaafde Surinamers. Ik heb
gedurende de jaren dat ik ze gekend heb, nooit meege-maakt dat zij een
leerling hebben beledigd. In de ondoorgrondelijke gedachtewereld van
Tjan A Way probeer ik met het corrigeren van die brief nog steeds te
bewijzen dat ik het Nederlands nu goed beheers.
Het is bekend dat Surinamers zeer beroerd Nederlands schrijven en Tjan
A Way is daarvan een goed voorbeeld: ‘… de mislukkeling die hem
dit heeft aangedaan, moet gestenigd worden, al is het alleen maar
omdat de goede bedoelingen van Julian With nu ondergesneeuwd raken
door zijn misplaatste superioriteitsgevoel.’ Wie in staat is uit te
leggen wat Tjan A Way hiermee wil zeggen, is paranormaal begaafd.
De recensent knipt een zin uit het boek (pagina 111: ‘De
Marrongemeenschap gaat juist vooruit door de implementatie van mijn
intellectuele inzichten.’) en schrijft daarop het volgende
commentaar: ‘Niets doorzettingsvermogen of opofferingen van de
Marrons: hun succes is aan With te danken.’ Op die pagina weerspreek
ik de beschuldiging dat mijn inzichten haat zouden zaaien tussen de
Marrons en de stadsbewoners. Nergens op die pagina staat geschreven
dat de vooruitgang van de Marrons vandaag de dag in Suriname te danken
is aan mij. Maar als het de bedoeling van de recensent is om de auteur
te besmeuren, dan maakt het niet uit dat uitspraken uit hun context
gehaald worden en er conclusies aan verbonden worden die in strijd
zijn met de elementaire regels van de logica.
Op de pagina’s 89 tot en met 94 lever ik kritiek op een zinloze
discussie die onder de Marrons gevoerd werd. Blijkbaar is het
bevattingsvermogen van Tjan A Way zo beperkt dat zij niet snapt waar
die kritiek over gaat. Maar ze schrijft niet dat ze de kern ervan niet
snapt. Nee, de lezer snapt het niet. Hoe weet u dat de lezer mijn
kritiek niet snapt, mevrouw de recensent? En volgens deze functioneel
analfabeet hoort een schrijver de kern van een discussie te
beschrijven. Zij weet niet dat de kern uit het geschrevene gehaald
wordt, dus dat geen enkele auteur die expliciet zal beschrijven.
Dat Tjan A Way dringend een cursus logica moet volgen, bewijst ze door
het volgende te schrijven: ‘Ook heeft With gelijk wanneer hij zegt
dat er neergekeken wordt op de Marrons in onze gemeenschap. Maar hij
kijkt zelf ook neer op Marrons, wanneer hij Bert Eersteling “de
domste Marron in Suriname” en Eddy Jozefzoon “een gatlikker”
noemt.’ De diskwalificatie van beide Marrons in mijn boek heeft
niets te maken met hun afkomst, dus is het onzinnig om te schrijven
dat daarmee aangetoond is dat ik ook neerkijk op de groep. Ik
bekritiseer iedereen die daartoe aanleiding geeft en dat iemand uit
het binnenland komt, is voor mij als criticus geen reden om hem te
ontzien
Wie op grond van die kritiek de conclusie trekt dat ik iedereen die
tot de etnische groep van de bekritiseerde behoort, minacht, die is
verstandelijk door de natuur tekort gedaan.
Het komt nooit voor in een recensie dat de lezer opgeroepen wordt om
een boek niet te kopen. Goede recensenten weten dat hun beoordeling
van de inhoud voldoende is om de lezer erop te wijzen dat hij de
publicatie niet hoeft aan te schaffen. Euritha Tjan A Way vertrouwt
haar lezers niet, want ze eindigt haar recensie met de volgende
boutade: ‘Het boek is een aan-eenschakeling van scheldkanonnades en
de enige zwarte die iets goed (“goeds” bedoelt ze, JW), doet, is
With. Als u houdt van zinloos bijtende monologen en een aan
belachelijkheid grenzende egotripperij, moet u het boek vooral kopen.
Niet. Bespaar uzelf dan de zoveelste spastische uitspatting van Julian
With.’
In het boek komt geen enkele monoloog voor, want die komen alleen in
toneelstukken voor. Beste lezer, ik heb ten slotte nog een onthulling
voor u. Deze ‘recensie’ is niet door Euritha Tjan A Way
geschreven, maar door Stuart Rahan. Ik nodig u uit het bovenstaande
stuk te vergelijken met de bespreking van Rahan, dan zult u tot
dezelfde conclusie komen. Euritha Tjan A Way, laag bij de grond als ze
is, plaatst haar naam onder een ‘recensie’ die zij niet geschreven
heeft. Wilt u ook weten waarom Rahan onder de naam van Euritha Tjan A
Way zo tegen mij tekeergaat, dan verzoek ik u onderstaande reactie van
mij op een column van hem te lezen, die op 19 oktober 2011 in De Ware
Tijd gepubliceerd is.
Nog een reactie van Julian With, uit zijn boek Kritieken, het schoonmaakmiddel van de geest:
‘Ik weet niet waar dit stuk toe moet leiden. Verduidelijking, hoop
of gewoon te uwer informatie. Als ontvanger mag de lezer er mee doen
wat hij wil. Reageren, ageren, distribueren of zoals van kranten vaak
gezegd wordt, vis mee verpakken. Neen, zoals een grote vriendin en
inspirator (Ja, ze weet het, ze weet dat ik het over haar heb!) mij
ooit zei: ‘Papier is geduldig, radio is vluchtig, tv flitst voorbij.
Morgen kan je bij het opruimen van de oude stapel kranten als een
fanatieke verzamelaar de helft terugleggen. Nogmaals lezen, herlezen,
terugleggen, weer oppakken en in een moment van verstandsverbijstering
ontdekken dat de inhoud waardevol is.’
Die is niet in geld uit te drukken. Als mens vertalen wij namelijk
alles naar geld, wat wij bereid zijn te betalen of te ontvangen. Niet
meer betalen, wel meer ontvangen. Je kennis neemt toe, je visie op een
onderwerp verbreedt. In de discussie je mondje roeren. De krant als
referentie gebruiken, want wat in de krant staat, is waar.
Journalisten liegen nooit. Het zou onethisch zijn als zij bewust de
waarheid verdraaien. Bij het tegendeel zou ik mijn abonnement
opzeggen. Ik zou mijn vis er niet eens in verpakt willen hebben. Neen,
hoe kan de journalist het gore lef hebben om zijn lezers niet serieus
te nemen. Neemt hij zichzelf überhaupt serieus?
Dat kan je wel van een journalist zeggen, maar vul er een politicus,
minister of ander willekeurige functie voor in. Kijken in de toekomst
is ons vreemd, voorspellen zal voorspellen blijven. Je beroepen dat je
geen invloed hebt op de toekomst, maar met de kennis achteraf krom
recht praten. De verantwoordelijkheid van je afschuiven, je handen in
de boezem van anderen steken in plaats de jouwe. Succes claimen,
verlies afschuiven. In de politiek bijvoorbeeld je voorgangers
natrappen, vergetend dat ‘na san den bigisma fu yu bori, na dati yu
abi fu nyan’. En kritiekloze aanhangers steeds weer roepen: ‘Geef
die man het voordeel van de twijfel.’
Het tempo in de wereld is verhoogd. Internet en sociale media
vertellen je binnen een paar minuten dat een tsunami op je afkomt. Pak
je spullen en vertrek naar hogere, drogere plekken. In Suriname hebben
wij de zaken juist omgedraaid. Wij willen meer tijd om zaken te
realiseren. Het tempo vertragen. Vier jaren waren te kort, er moest
een jaar bij. En reken maar dat die vijf jaren worden uitgezeten. Het
aantal termijnen is ook niet aan banden gelegd. De president zou bij
wijze van spreken zolang hij leeft de ambtsketen mogen dragen, zich
vereenzelvigen met de functie en steeds weer roepen: ‘De jeugd is de
toekomst van morgen.’ Geen dynamiek, geen verfrissende jonge ideeën
die je door jonge ambitieuze Surinamers laat ontwikkelen.
‘Stuart, waar gaat dit over. Waar wil je naartoe?’ Ik wil weten
waar wij over vijf jaren zijn, hoe het land er over tien jaar
eruitziet en vooral hoe er te komen na vijftien jaar. Pertaab
Radhakishun, minister-president in jaren tachtig van de vorige eeuw
beloofde ons het paradijs in 2000. Elf jaren na zijn streefdatum zit
het paradijs vol met overvolle klassen, die volgend jaar overvoller
zullen zijn, omdat leerkrachten geen duizendpoten zijn om elk van de
53 leerlingen evenveel aandacht te geven. Talenten verzuipen.
En genieën? Hoezo genieën! Wanneer werd het laatste genie ontdekt?
Minister Raymond Sapoen beloofde een vlekkeloze start van het nieuwe
schooljaar wetende dat hij die belofte niet kon waarmaken. Eerst
moesten familie, vrienden en partijgenoten geregeld worden dan had de
jeugd misschien een kans op aandacht. Papier is geduldig, radio is
vluchtig en tv flitst voorbij. Een oude tante van mij at krantenpapier
op in de hoop die kennis vast te kunnen houden. Zij kwam niet verder
dan de lagere school. Maar ik heb hoop, alleen is mijn geduld
behoorlijk vervuild geraakt.-.
taknangami@live.nl
Mijn reactie
Rahan,
Na dit stukje te hebben gelezen, realiseer ik mij dat je een luie
Surinamer bent die ervan uit gaat dat anderen niet door zullen hebben
hoe hij de kluit belazert. Je weet dat je niet elke week een onderwerp
hebt om over te schrijven en het risico is niet denkbeeldig dat een
slechte bijdrage van jou geweigerd wordt. Om dat te voorkomen heb je
besloten je in te likken bij Meredith Helstone. In de regel ziet jouw
soort donkere vrouwen niet zitten, maar als ze een positie hebben
waarin zij een bijdrage kunnen leveren aan de verbetering van je
armzalige financiële omstandigheden, dan zijn types als jij zelfs
bereid te likken.
Een column kun je niet beginnen met de zin: ‘Ik weet niet waar dit
stuk toe moet leiden.’ Als je dat niet weet, schrijf dan niet, sla
een week over. Je mist dan wel je honorarium van $ 25 maar
daartegenover staat dat je jouw hoofdredacteur, voor wie je het in de
krant van 27 augustus 2011 opnam, niet belachelijk maakt. Ben ik als
lezer de ontvanger van jouw stuk en kan ik de vis verpakken met jouw
column? Rahan, je hebt van een gezegde gehoord, maar past dat niet
correct toe. Je kunt met de krant de vis verpakken, maar niet met een
column. Stommerik! Wat voor prietpraat verkoop je de lezers van De
Ware Tijd? ‘Neen, zoals een grote vriendin en inspirator (Ja, ze
weet het, ze weet dat ik het over haar heb!) mij ooit zei: ‘Papier
is geduldig, radio is vluchtig, tv flitst voorbij…’.
Waar slaat jouw ‘Neen’ op? Nergens. Is er daarvoor een vraag
gesteld die je met neen kunt beantwoorden? Nee, dan mag je die zin
niet beginnen met een ontkenning. Wat is de toegevoegde waarde van het
leeghoofdig gewauwel van je inspirator en wat kan het mij als lezer
schelen dat ze weet dat je het over haar hebt? Denk je werkelijk dat
het citaat intellectueel imponeert? ‘Papier is geduldig, radio is
vluchtig, tv flitst voorbij.’ Ja, nou en?
‘Morgen kan je bij het opruimen van de oude stapel kranten als een
fanatieke verzamelaar de helft terugleggen.’ Dit is geen Nederlands.
Aan jou de taak uit te zoeken waarom die zin absoluut niet kan. Jij en
je inspirator weten niet wat verstandsverbijstering betekent, want in
tegenstelling tot wat je schrijft, kan een mens in die mentale
toestand nooit ontdekken dat de inhoud van wat dan ook waardevol is.
Vertalen we als mens alles naar geld? Waar haal je die wijsheid
vandaan? Dat jij stommiteiten produceert die Helstone noodgedwongen in
de krant publiceert, zodat jij je armzalige honorarium kan opstrijken,
rechtvaardigt de generalisatie niet dat ‘we als mens alles naar geld
vertalen’. Is er nog een andere hoedanigheid dan als mens, waarin
wij niet alles vertalen naar geld? Laat ik die zin hier voluit
citeren: ‘Als mens vertalen wij namelijk alles naar geld, wat wij
bereid zijn te betalen of te ontvangen.’ Rahan, Rahan, Rahan. Waarom
laat je je stuk niet lezen door iemand die ten minste de lagere school
doorlopen heeft, voordat je het naar de krant mailt, want die zin is
niet alleen taalkundig een monster, hij is inhoudelijk ook onzinnig.
‘Niet meer betalen, wel meer ontvangen. Je kennis neemt toe, je
visie op een onderwerp verbreedt. In de discussie je mondje roeren. De
krant als referentie gebruiken, want wat in de krant staat is waar.
Journalisten liegen nooit. Het zou onethisch zijn als zij bewust de
waarheid verdraaien. Bij het tegendeel zou ik mijn abonnement
opzeggen. Ik zou mijn vis er niet eens in verpakt willen hebben. Neen,
hoe kan de journalist het gore lef hebben om zijn lezers niet serieus
te nemen. Neemt hij zichzelf serieus?’
Ik kon na het lezen van dit fragment de narcoticabrigade op je
afsturen, want alleen een cocaïnesnuiver kan het presteren om zoveel
onsamenhangendheid te produceren in een tekst van zes regels. Die
Meredith Helstone heeft nog steeds niet geleerd van mijn kritiek. Wie
dit soort stommiteiten in een krant publiceert, geeft daarmee een
testimonium paupertatis af. Dat jij als cokegebruiker de lezer niet
serieus neemt, is te begrijpen, maar waarom stuurt Helstone je niet
een mailtje met het verzoek zo snel mogelijk een andere bijdrage te
leveren? Verkeert ze nog steeds in een toestand van euforische
satisfactie vanwege jouw publieke likdemonstratie van 27 augustus
2011? Nou, het blijkt dat je het heel goed gedaan hebt.
Je schrijft verder in je column: ‘Dat kan je wel van een journalist
zeggen’. Rahan, jouw laatste twee zinnen van de alinea ervoor luiden
als volgt: ‘Neen, hoe kan de journalist het gore lef hebben om zijn
lezers niet serieus te nemen (vraagteken en geen punt, JW). Neemt hij
zichzelf überhaupt serieus? De eerste woorden van de daaropvolgende
alinea luiden: ‘Dat kan je wel van een journalist zeggen, …’ Kun
je mij verklappen waar ‘Dat’ op slaat? Wat heeft: ‘Kijken in de
toekomst is ons vreemd, voorspellen zal voorspellen blijven’ te
maken met de vorige zin? ‘Je beroepen dat je geen invloed hebt op de
toekomst (dit is echt geen Nederlands, het werkwoord ‘zich
beroepen’ heeft een vast voorzetsel, maar dat weet hij niet, JW),
maar met de kennis achteraf krom recht praten.’ Rahan, Rahan, Rahan,
jouw Nederlands is abominabel. ‘… maar met de kennis achteraf krom
recht praten.’ Jij bent een echte Surinamer. Je schrijft voor een
krant in een taal die je niet beheerst, maar je voelt absoluut geen
aandrang om dat tekort weg te werken door het volgen van een
taalcursus. Ook deze zin laat zien dat je een functioneel analfabeet
bent: ‘De verantwoordelijkheid in de boezem van anderen steken in
plaats de jouwe.’
‘Succes claimen, verlies afschuiven. In de politiek bijvoor-beeld je
voorgangers natrappen, vergetend dat ‘na san den bigisma fu yu bori,
na dati yu abi fu nyan’. En kritiekloze aanhangers steeds roepen:
‘Geef de man het voordeel van de twijfel.’
Rahan, waar slaat dit koeterwaals op? Wat maalde er door je door
cocaïne verlamde neuronale cellen toen je deze rotzooi opschreef?
‘Het tempo in de wereld is verhoogd.’ Het tempo waarvan?
‘Internet en sociale media vertellen je binnen een paar minuten dat
een tsunami op je afkomt. Pak je spullen en vertrek naar hogere,
drogere plekken. In Suriname hebben wij de zaken omgedraaid.’ Rahan,
heb je mensen die door een tsunami bedreigd werden ooit met spullen
onder hun armen zien wegrennen? Zelfs de eenvoudige voorbeelden van
jou kloppen niet. Heeft Suriname ooit een tsunami gekend en heb je
toen kunnen waarnemen dat zij in de richting van de watermassa renden?
Want dat schrijf je.
Je hebt zeker op de lagere school geleerd dat het meervoud van het
woord jaar, ‘jaren’ is. Dus denk je dat als je vijf voor dit
zelfstandig naamwoord plaatst, je de meervoudsvorm moet schrijven.
Maar dat is onjuist, want in het Nederlands bestaat er een
betekenisverschil tussen vijf jaar en vijf jaren. Je had vijf jaar
moeten schrijven.
Wat moet de lezer met het volgende fragment? ‘De president zou bij
wijze van spreken zolang hij leeft de ambtsketen mogen dragen, zich
vereenzelvigen met de functie en steeds weer roepen: ‘De jeugd is de
toekomst van morgen. Geen dynamiek, geen verfrissende jonge ideeën
die je door jonge ambitieuze Surinamers laat ontwikkelen.’
Hoe ziet een jong idee volgens jou eruit en wat is de toekomst van
morgen? Is het mogelijk om ambitieuze Surinamers jonge ideeën te
laten ontwikkelen? Hoe moet ik mij dat proces voorstellen?
En om jouw onbeschaafdheid naar het lezerspubliek te accentueren, durf
je in je column de vraag aan je zelf te stellen: ‘Stuart waar gaat
dit over.’ Die vraag had je vanaf de eerste zin moeten stellen en
indien het antwoord ‘nergens’ was, dan had je direct de computer
moeten uitzetten. Jouw soort maakt misbruik van de zwakte die zwarte
mensen tegenover jullie demonstreren. Aangezien de hele redactie van
De Ware Tijd het niet zoveel kan schelen wat er in die krant wordt
afgedrukt, weet ik zeker dat je binnenkort weer van dit soort
lamlendige columns zal produceren en omdat Meredith Helstone nog
steeds nageniet van je likbeurt van 27 augustus, zal ze niet in staat
zijn jouw bijdrage te weigeren. Wat kan het mij schelen dat een aan
cocaïne verslaafde Surinamer in Nederland wil weten waar wij over
vijf jaar (niet jaren, JW) zijn? Wat kan het mij als lezer schelen dat
dit leeghoofd wil weten hoe het land er over tien jaar uit ziet en
‘vooral hoe er te komen over vijftien jaar?’ Het is een bekende
kwaal van veel Surinamers dat ze niet in staat zijn om zich aan het
onderwerp te houden waarover ze schrijven. Van jouw nietszeggend
gewauwel stap je, zonder dat daar enige aanleiding voor bestaat, over
naar de overvolle klassen in het onderwijs en we mogen ook lezen dat
talenten in deze klassen verzuipen. Wat een briljant inzicht van een
junkie. Dankzij jouw column weet heel Suriname nu dat talenten
verzuipen in klassen met meer dan 50 leerlingen.
Wat interessant om te weten dat je oude tante krantenpapier at in de
hoop die kennis (welke kennis?, JW) vast te kunnen houden. Zij kwam
niet verder dan de lagere school, schrijf je. Maar hoe ver ben jij
gekomen, Stuart Rahan? Zelfs de laatste zin in je column klopt niet.
Je schrijft: ‘Maar ik heb hoop, alleen is mijn geduld behoorlijk
vervuild geraakt.’ Je kunt van het woord ‘geduld’ van alles
zeggen, behalve dat het VERVUILD kan raken.