blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Thönissen Jacques

Cultuur Top Vijf 2013 Werkgroep (2)

Het eind van het volle jaar 2013 zit er bijna op. Caraïbisch Uitzicht vroeg alle leden van het Bestuur en de Adviesraad van de Werkgroep Caraïbische Letteren om hun top-vijf van culturele evenementen die zij het afgelopen jaar hebben bijgewoond of de beste boeken die zij lazen. Vandaag de tweede aflevering: Adviesraadslid, criticus en hoogleraar Wim Rutgers.

1.

De uitreiking van een eredoctoraat aan Elis Juliana door de University of Curaçao op 18 juni 2013.

2.

De uitreiking van de derde Premio Willem C.J. (Boeli) van Leeuwen op 10 oktober (de geboortedag van Boeli) aan Tanio Kross, Randal Corsen en Carel de Haseth voor onder meer de Papiamentstalige opera Katibu di shon.

3.

De overhandiging van de literaire nalatenschap van Luis H. Daal aan de Mongui Maduro bibliotheek op Curaçao op 5 oktober 2013.

4.

De vijfde tweedelige publicatie in rij van de proceedings van de Annual Eastern Caribbean Island Cultures Conference, een uitgave van de Fundashon pa Planifikashon di Idioma, de University of Curaçao en de Universidad de Puerto Rico, waaraan meer dan 75 lokale en internationale auteurs hebben meegewerkt.

5.

De presentatie van Uitgeverij In de Knipscheer op 8 september van niet minder dan vijf boeken tegelijk van Arubaanse en Curaçaose schrijvers: Giselle Ecury: De rode appel, Joseph Hart: Verkiezingsdans, Els Langenfeld: Porto Marie, Ronny Lobo: Bouwen op drijfzand, Jacques Thönissen: Onder de watapana.

Nieuwe boeken van In de Knipscheer: een Caraïbisch mozaïek

door Klaas de Groot

 
 
De theaterzaal van Podium Mozaïek in Amsterdam was op 8 september jl. uitverkocht. Uitgeverij In de Knipscheer presenteerde vier nieuwe boeken uit het Caraïbisch deel van haar fonds en de belangstelling was gelukkig groot.
 
 
Voordat de auteurs met hun laatste werk voorgesteld werden, stond uitgever Franc Knipscheer stil bij het recente overlijden van twee auteurs uit zijn fonds: Elis Juliana en Els Langenfeld. Eigenlijk had Langenfeld op deze middag ook aanwezig moeten zijn met haar nieuwe verhalenbundel Porto Marie. Haar uitgever herdacht haar ontroerd. Het publiek kon een opname bekijken van de presentatie van Porto Marie op Curaçao. Opvallend bij die presentatie was dat Langenfeld nu eens niet een notabele had uitverkoren voor het eerste exemplaar van haar boek. Zij had een beperkte nummertjesloterij georganiseerd. De uitslag was voor alle aanwezigen een verrassing, zagen wij in Amsterdam.
 
Jacques Thönissen, overgekomen van Aruba, was de eerste auteur die zijn boek mocht tonen. Veertien van zijn Arubaanse verhalen heeft hij  onder de titel Onder de watapana  bijeengezet. Hij gaf het eerste exemplaar wel aan een notabele: de gevolmachtigde minister van Aruba Edwin Abath. Thönissen las een mooi stukje voor uit één van zijn verhalen, een legende over het ontstaan van Aruba. De legende vertelt dat Curaçao, Bonaire en Aruba ontstaan zijn uit zweetdruppels die de Schepper van hemel en aarde aan het eind van de zesde scheppingsdag op zijn voorhoofd voelde. Die druppels wierp Hij in zee en als kleinste, maar als mooiste eiland ontstond toen Aruba. Het applaus dat na voorlezing van het verhaal opklonk, liet merken dat er heel wat liefhebbers van ‘nos isla stimá’ aanwezig waren.
 
Peter de Rijk die als redacteur bij uitgeverij In de Knipscheer de boeken van de aanwezige auteurs natuurlijk van haver tot gort kent, had met Thönissen, Ronny Lobo, Giselle Ecury en Joseph (Jopi Hart) steeds een kort gesprek. Daarin ging het nogal eens over de lange weg die er ligt tussen schrijven en publiceren. Een weg die gekenmerkt wordt door veel redigeren en herschrijven. Vooral in het gesprek met Ronny Lobo, die debuteert met de roman Bouwen op drijfzand, werd dit duidelijk.
 
Het gesprek met Giselle Ecury over haar derde roman De rode appel ging meer over de bouw van het boek. Zij wist op een heldere manier duidelijk te maken wat haar bij het schrijven voor ogen staat.
 
De laatste in de rij was Joseph Hart. Hij debuteerde als Jopi Hart met de dichtbundel Entregain 2000 bij uitgeverij Carilexis, op Curaçao. De roman Verkiezingsdans, die nu gepresenteerd werd, is een adaptatie van  een Engelstalige roman die Hart jaren geleden schreef. Uit het gesprek met De Rijk bleek dat de auteur nogal moeite heeft met het politieke bedrijf op het huidige Curaçao, maar een politiek traktaat is de roman  niet geworden. Dat was ook te merken aan de passages die Hart voorlas. Zijn boek had gepresenteerd  moeten worden aan de gevolmachtigde minister  van Curaçao Marvelyne Wiels, die was helaas verhinderd. Het boek ging naar een plaatsvervangster voor deze middag, Marije Berkhouwer.   
Aruba, Bonaire, Curaçao en Nederland, landen en boeken, verhalen en mensen schoven als een mozaïek in elkaar.

Presentator Franc Knipscheer zorgde zelf ook voor afwisseling. Zo presenteerde hij  de pas verschenen roman van Janny de Heer: Gentleman in slavernij. Dat is een dikke roman over een Duitse immigrant in het 19deeeuwse Suriname. De schrijfster was er niet. Het eerste exemplaar ging naar haar kleindochter, die weinig woorden nodig had om het boek in ontvangst te nemen.

 
In 1978 verscheen de verzamelbundel Cultureel Mozaïek van de Nederlandse Antillen varianten en constanten onder redactie van René A. Römer. Een zeer informatief boek met een goed oog voor de bestanddelen van het inlegwerk. De Nederlandse Antillen bestaan eigenlijk niet meer, maar het samenspel is gebleven.
Dat bleek op 8 september treffend uit de muzikale omlijsting van de Porto Marie middag. Die was in handen van Izaline Calister, begeleid door gitarist Ulrich de Jesus. Voor de pauze zong Calister het mooie lied Gracias a la vida van Mercedes Sosa. Het tweede optreden sloten zij af met een opwekkend liedje over Compa Nanzi die de rest van de wereld weer te slim af was. Hij weet de jeuk, ontstaan tijdens het opschonen van een veld met brandnetels, mooi te benutten. Misschien als het soort politicus waar Jopi Hart de buik vol van heeft?
 
Terwijl dit allemaal gebeurde aan de Bos en Lommerweg vond bij de Vereniging Ons Suriname aan de Zeeburgerdijk een soortgelijke middag plaats. Daar waren o.a. Antoine de Kom en Karin Amatmoekrim aanwezig. De muziek was er in handen van Sanne Landvreugd.
Laten we hopen dat volgend jaar deze twee bijeenkomsten  niet op dezelfde dag georganiseerd worden. Auteurs en de boeken verdienen dat. De potentiële lezers trouwens ook. Maar het tij is waarschijnlijk inmiddels al gekeerd. Op 13 oktober a.s. organiseert uitgeverij In de Knipscheer in de OBA een Antilliaans en Surinaams boekenprogramma met onder andere Janny de Heer en Eric de Brabander. Muziek zal er zijn van de groep FTTP van Frank Ong-Alok. De middag wordt gehouden onder de titel Een droom die ik heb.
 
Dat is ook de titel van een nieuwe bundel gedichten van  de markante  dichteres Nydia Ecury (1926-2012). Een van haar bundels Kantika pa Mama Tera / Songs for Mother Earth schreef ze speciaal om het Caraïbisch mozaïek bijeen te houden, staat er op de achterflap van dat boek.
 
Tijdens haar leven stelde zij nog een Nederlandstalige bundel samen. De presentatie hiervan zal op 13 oktober voor de liefhebbers van haar poëzie een mooi moment zijn. En naar ik hoop ook voor nieuwe lezers.
Sanne Landvreugd

Knipscheer presenteert veelbelovende boeken

door Otti Thomas

Amsterdam — Architectuur en literatuur vertonen veel overeenkomsten, zei de Curaçaose architect Ronny Lobo gisteren bij de presentatie van Bouwen op Drijfzand, zijn debuutroman. Lobo was één van de vijf auteurs van wie nieuwe publicaties werden gepresenteerd door uitgeverij In de Knipscheer. De bijeenkomst in Podium Mozaïek in Amsterdam werd bezocht door 300 personen.

“Begrippen als tijd, ruimte, gebeurtenis, vorm, ritme, verhoudingen en kleur worden in vrijwel alle kunstzinnige uitingen gebruikt. De maker probeert met zo min mogelijk middelen zo veel mogelijk zeggen. Bij architectuur zijn dat bouwmaterialen, bij muziek de noten en bij literatuur de woorden”, aldus Lobo. Er waren ook verschillen, zei hij. Lobo studeerde zes jaar architectuur, maar schrijven moest hij al doende leren, ook al had hij als architect weinig moeite om ruimtes beeldend te beschrijven. Hij werd voortdurend gecorrigeerd door de redacteuren van de uitgeverij en deskundigen als Frank Martinus Arion, wijlen Erich Zielinski en Ini Statia, die hem zelfs adviseerden helemaal opnieuw te beginnen. Een ander verschil: “Niemand vroeg mij om een roman te schrijven. In de architectuur maak je een ontwerp op verzoek, of soms een bevel, van een opdrachtgever.”

Lobo’s ervaringen met opdrachtgevers, aannemers en leveranciers waren de aanleiding voor Bouwen op Drijfzand: de confrontatie met een echtpaar van een dominante man en een vrouw die wel bescheiden leek, maar ondertussen alle beslissingen nam. Een echtpaar dat met ruzie uit elkaar ging voor de eerste steen was gelegd. Of het overlijden van een opdrachtgever voor de overhandiging van de sleutel. “Op een goede dag vond ik het tijd om deze verhalen op te schrijven”, aldus Lobo. Het resultaat is een roman over een architect die vooral rekening probeert te houden met de natuur, terwijl zijn opdrachtgevers zich vooral druk maken om hun uitzicht. De hoofdpersoon Kenzo wordt vervolgens ook nog verliefd op de vrouw van een klant. “Dat het een liefdesroman is geworden is vooral de schuld van de personages. Denk dus niet dat ik zo’n enerverend leven heb als architect”, zei hij.

Caleidoscoop
Naast Bouwen op Drijfzand presenteerde In de Knipscheer ook de nieuwe boeken van de uit Aruba afkomstige Giselle Ecury en Jacques Thönissen en van Curaçaoënaar-Bonairiaan Jopi Hart. Net als Lobo werden ze kort geïnterviewd door Peter de Rijk, hoofdredacteur van de uitgeverij. Ecury schreef De Rode Appel, waarin een man en een vrouw op zoek gaan naar verdrongen gebeurtenissen uit hun jeugd. Een jeugd die zich afspeelde in de jaren zestig en zeventig, de periode van een nieuwe seksuele moraal, die ook een keerzijde heeft en waar ook niet iedereen zomaar aan mee kon doen.

Van Jacques Thönissen verscheen het boek Onder de Watapana, een bundel verhalen over Aruba die hij de afgelopen tien jaar schreef. “Het is een caleidoscoop waarin alle aspecten van het eiland aan bod komen”, aldus De Rijk. Thönissen vertelde dat het allemaal fantasieverhalen, maar geïnspireerd op echte gebeurtenissen uit de afgelopen tien jaar. “Soms zijn mensen er wel van overtuigd dat ik schrijf over mensen die ze echt kennen, maar het is allemaal uit mijn duim gezogen. De situaties zijn echter wel herkenbaar voor mensen die op Aruba wonen.”

Van Jopi Hart werd tot slot zijn boek Verkiezingsdans gepresenteerd, de Nederlandstalige versie van zijn boek Election Dance uit 2006, maar wel geheel herschreven omdat Hart niet van vertalen houdt, zo zei hij. Het boek over corruptie, misdaad en de persoonlijke verhalen achter drugssmokkel is nog altijd bijzonder actueel. “Hoofdpersoon Matthew is geen held, maar een verschrikkelijk figuur. Maar Matthew heeft wel een visie. En die visie mis ik bij onze beleidsbepalers. Een visie waar we naar toe gaan.”

De vijfde auteur van wie een boek gepresenteerd werd, was niet aanwezig bij de bijeenkomst. Uitgeverijdirecteur Frank Knipscheer had duidelijk moeite om zijn emoties de baas te blijven toen hij sprak over Els Langenfeld, die op 9 juni overleed. “Els Langenfeld had de moed om een heikel onderwerp te kiezen. Ze slaagde erin om mannen en vrouwen van vlees en bloed neer te zetten”, zei hij. Als hommage aan Els Langenfeld werd de presentatie vernoemd naar haar laatste boek, Porto Marie, over het leven op de plantage Porto Marie in de tijd van de slavernij.

[uit Amigoe, maandag 9 september 2013; fouten gecorrigeerd]

Antilliaans boekenfestijn

Op zondag 8 september vindt er een Antilliaans boekenfestijn plaats in het Amsterdamse Podium Mozaïek, met de schrijvers Jopi Hart en Ronny Lobo uit Curaçao, Jacques Thönissen uit Aruba en Giselle Ecury, muzikaal omlijst door Izaline Calister.
Een gevarieerd Antilliaans schrijversprogramma met film, voordracht, lezing, interview en muziek rond hun nieuwe boeken bij Uitgeverij In de Knipscheer. In het programma wordt kort stilgestaan bij het overlijden op Curaçao van Els Langenfeld en Elis Juliana in juni van dit jaar, en via hen bij ‘150 jaar afschaffing slavernij’.
Presentatie: Franc Knipscheer | interviews: Peter de Rijk | zangeres Izaline Calister wordt begeleid door gitarist Ulrich de Jesus.
Plaats: Podium Mozaïek
Bos en Lommerweg 191, Amsterdam
Datum: zondag 8 september 2013
Aanvang: 15.00 uur
Prijs online/voorverkoop   € 5.00
prijs (deur)   € 7.50

Aruba: Cultuur voor iedereen

door Yvonne Leijdekkers

Oranjestad — Na de verwezenlijking van de Status Aparte had Aruba behoefte aan een eigen cultureel fonds zonder politieke inmenging. Dat werd Union de Organisacionnan Cultural Arubano (Unoca). Deze maand bestaan ze 25 jaar. Jaarlijks ontvangen ze 1,3 miljoen florin om te investeren in de cultuur van Aruba.

Directeur Lupita Gil vertelt dat Unoca drie prioriteiten heeft: het versterken van de Arubaanse identiteit, het voor iedereen toegankelijk maken van diverse culturele activiteiten en het optimaliseren van culturele gebouwen en ruimtes. “Voor 1986 was dit in handen van de Stichting Culturele Samenwerking Nederland en Nederlandse Antillen (Sticusa). Deze stichting bestond omdat Nederland na de oorlog de banden met de koloniën zo snel mogelijk wilde herstellen, ook cultureel. Van beide zijden werd erkend dat de overheid een culturele taak had. Dat was toentertijd overigens een geheel nieuw gegeven. Deze verantwoordelijkheid resulteerde in de in 1948 opgerichte, geheel door de Nederlandse overheid gefinancierde Sticusa. Met de komst van de Status Aparte in 1986 is deze taak overgenomen door Unoca.”
Volgens vast protocol
Gil is ervan overtuigd dat ze in de afgelopen 25 jaar hebben laten zien dat ze een belangrijke rol op cultureel gebied voor de gemeenschap vervullen. “We zijn een klein eiland, iedereen kent elkaar. Daarom is het voor ons heel belangrijk dat we zo zakelijk en transparant mogelijk te werk gaan en dat we ons niet laten verleiden tot vriendjespolitiek. Als één van onze mensen een aanvraag moet beoordelen en de betrokkene in kwestie kent, dan is deze medewerker uitgesloten van stemrecht en verlaat de vergadering als we de aanvraag bespreken. Zo voorkomen we iedere schijn van partijdigheid.”

De directeur vertelt dat projecten die precedentwerking in de hand werken, worden afgekeurd. “Ook aanvragen voor muziekinstrumenten keuren wij af. Dat is te onzeker, vaak gebeurt het dat een muziekvereniging wordt opgeheven en dat niemand meer weet wat er met de instrumenten is gebeurd. We geven ook geen subsidies aan sociale of religieuze projecten. Ook meerjarenprojecten worden meestal afgewezen, want het is niet de bedoeling dat iemand financieel afhankelijk van Unoca wordt.” Unoca steunt wel projecten die innovatief zijn. “Zo kan het zijn dat we aan iemand van 50 jaar een subsidie geven omdat hij nooit de kans heeft gehad om een bepaalde cursus te volgen, maar met hulp van ons dat nu wel kan gaan doen. Of we steunen iemand die de mogelijkheid heeft om in het buitenland te gaan studeren. We verstrekken ook subsidies aan mensen die in het buitenland een auditie moeten doen.” Volgens Gil is het belangrijk dat een studie raakvlakken heeft met de doelstelling van Unoca. “Een project dat bij voorbaat geen kans bij ons heeft, is bijvoorbeeld een aanvraag van iemand die in China een spreekbeurt van tien minuten in het Papiaments wil houden. Dat heeft voor Aruba geen toegevoegde waarde.”

Unoca gaf het afgelopen jaar wel subsidie aan de commissie die de feestelijkheden organiseerde rondom de 90ste verjaardag van Padu Lampe. Ook het Caribbean Sea Jazz Festival kon rekenen op een financiële bijdrage. De subsidies die Unoca geeft, variëren van 1000 tot 100.000 florin. In totaal heeft Unoca vorig jaar 42 aanvragen goedgekeurd en een totaalbedrag van 585.589,80 aan subsidies uitgekeerd.

Om ervoor te zorgen dat iedereen weet waar het geld naar toe is gegaan, komt er ieder jaar een jaarverslag uit waarin alle projecten beschreven worden. Ook de projecten die zijn afgewezen, worden daarin vermeld. “Dit bevordert de transparantie en zo kan iedereen zien dat we volgens een vast protocol beoordelen en dat iedereen daarom evenveel kans maakt om een subsidie van ons te krijgen. We werken tenslotte met geld van de gemeenschap”, aldus Gil.

Boeken
Unoca ondersteunt ook auteurs. “Mensen die van plan zijn een boek uit te brengen, kunnen wij deels of zelfs volledig subsidiëren. Dit doen wij zowel op financieel vlak als met expertise. Zo kunnen wij bijvoorbeeld een auteur en een illustrator bij elkaar brengen of helpen we bij het vinden van een uitgeverij.” Ook hierbij is het belangrijk dat een boek culturele waarde heeft voor het eiland, legt Gil uit. “Deze boeken worden onder andere aan scholen beschikbaar gesteld. Maar het is ook mogelijk dat wanneer iemand voor een officieel bezoek naar het buitenland gaat en daarbij Aruba vertegenwoordigt, een boek bij ons kan komen halen dat ze kunnen aanbieden. Dit is allemaal goede reclame voor Aruba.”

Mensen die geïnteresseerd zijn in boeken van eigen bodem, kunnen terecht bij het Unoca-kantoor aan de Stadionweg. Om een boek te kopen of om gewoon rustig te zitten en zo’n boek door te bladeren. De boeken die met behulp van Unoca worden uitgegeven zijn zeer divers. Zo is er een jeugdboek uitgebracht van Jacques Thönissen getiteld Spoken, schurken en goudzoekers. Het unieke aan dit project, aldus Gil, is dat het boek met Arubaanse griezelverhalen zowel in het Nederlands als in het Papiaments is gepubliceerd.

Maar ook de serie Edicion Educativo is via Unoca uitgebracht. Dit is een uitgavenreeks waarin informatie is gebundeld over de Arubaanse natuur, cultuur en geschiedenis. “Op Aruba is een grote behoefte aan achtergrondmateriaal waarmee leerkrachten lessen over Arubaanse onderwerpen kunnen voorbereiden. Deze serie probeert in deze behoefte te voorzien”, aldus de directeur.

Unoca werkt ook nauw samen met het Archeologisch museum van Aruba. Zo is er in samenwerking met het museum onder ander het boek The Marine Shell Heritage verschenen en het boek Toen de Indianen op Aruba woonden…. Twee zeer informatieve boeken over het rijke verleden van Aruba. Zo heeft Unoca in de loop der jaren geholpen meer dan 100 boeken uit te brengen. In veel kleinere aantallen subsidiëren ze ook cd’s en dvd’s.

[uit Amigoe, zaterdag 25 juni 2011]

Status aparte: 25 jaar Arubaanse literatuur (1)

Dinsdag 15 maart presenteerde de Arubaanse in Nederland wonende Quito Nicolaas op Aruba zijn nieuwe dichtbundel Bos pa planta. Bij die gelegenheid sprak Wim Rutgers over 25 jaar status aparte, 25 jaar literatuur van Aruba, waarbij het thema migratie centraal stond.

Drie jaar voor het ingaan van de status aparte op 1 januari 1986, verscheen de eerste Arubaanse literaire bloemlezing Cosecha Arubiano waarin de balans werd opgemaakt van de lokale literatuur tot dan toe. Er werd een keuze van zesendertig auteurs in opgenomen. Op 16 november 2007 – ruim twintig jaar later – verzorgde de Arubaanse auteur Quito Nicolaas een voordracht onder de titel ‘Eeuwige stem uit ons verleden’ bij welke gelegenheid hij een lijst van niet minder dan ongeveer honderd lokale auteurs presenteerde. Een bijna verdrievoudiging van het aantal in Cosecha Arubiana geoogste – die overigens geen volledigheid nastreefde en de lijst van Nicolaas wel – wat dus in een redelijke verhouding stond met de inmiddels nagenoeg verdubbelde bevolking op het eiland.

Een inventarisatie van wat sinds 1 januari 1986 in 25 jaar status aparte door Arubaanse auteurs geproduceerd werd in de vorm van zelfstandige publicaties levert een aantal van ruim honderd werken op: gemiddeld vier per kalenderjaar. Dat is niet veel maar krijgt wel enig reliëf als we ons realiseren dat er in de vijftig jaren die aan de status aparte voorafgingen – begin jaren dertig ontstonden de eerste publicaties van Arubaanse auteurs – in totaal niet meer dan vijftig publicaties waren verschenen, zegge en schrijve dus gemiddeld één per jaar. Een tijdsduur twee keer zo lang als die van na de status aparte met slechts de helft van de publicaties levert een verhouding van 1 tot 4 op voor de vergelijkende productie van voor en na de status aparte. Als we uitgaan van de 25 jaren voor de status aparte zien we dat in die tijd ongeveer de helft verscheen van de productie vanaf 1986. Dit geeft de absolute cijfers enig relatief gewicht, waarbij we echter moeten bedenken dat niet meer dan gemiddeld vier publicaties per jaar uitermate weinig is voor een land met ongeveer honderdduizend inwoners.

Wanneer we de genres in ogenschouw nemen zien we dat over deze gehele periode de poëzie het proza domineert in een verhouding van 2 : 1, maar dat in de laatste tien jaar toch duidelijk wordt dat het proza getalsmatig een wat sterkere positie gaat innemen en op weg lijkt naar een evenredige verhouding tussen deze twee genres. Wat de talen betreft domineert het Papiamento sterk, met het Nederlands en Engels als tweede en derde taal op grote afstand. Deze literaire taalverhouding van Papiamento en Engels komt evenwel nagenoeg overeen met de CBS-cijfers over de gesproken thuistalen op het eiland, waarbij het literaire Nederlands een wat sterkere positie inneemt dan het Nederlands van alle dag. Het literaire Spaans blijft intussen ver achter bij deze taaldistributie. Het valt op dat het overgrote deel van de werken met ongeveer tachtig procent op Aruba zelf gepubliceerd wordt, twintig procent in Nederland of – uitzonderlijk – in een land waar het drukken goedkoop is zoals in Colombia. Het grote merendeel van de werken wordt nog steeds in eigen beheer gepubliceerd.

Lara Kuiperi leest voor uit de nieuwe dichtbundel van Quito Nicolaas

Van de honderd auteurs die Quito Nicolaas in 2007 noemde heeft ongeveer de helft een zelfstandige publicatie op zijn of haar naam staan. Het rekensommetje leert dat de gemiddelde productie van de auteurs dus in 25 jaar tijd niet meer dan twee uitgaven bedraagt. Het lijkt met deze gegevens nauwelijks mogelijk van auteurs als oeuvrebouwers te spreken. Quito Nicolaas als meest productieve auteur heeft negen uitgaven op zijn naam staan. De tien meest productieve auteurs hebben samen ruim veertig publicaties: toch niet meer dan het dubbele van de gemiddelde productie van alle auteurs gezamenlijk – dat immers slechts twee bedroeg. Ik noem in afnemende productie Jossy Tromp (5), Denis Henriquez (5), Jacques Thönissen (4), Philomena Wong (4), Frank Williams (4), Giselle Ecury (4), Ruben Odor (4), Yolanda Croes (3) en Frida Domacassé (3). Uit de combinatie van deze gegevens valt dus op te maken dat veertig van de vijftig auteurs niet meer dan tot een of twee publicaties kwamen. Waarbij te bedenken valt dat er onder deze auteurs nauwelijks jongeren zijn die pas beginnen te schrijven – uitzondering zijn de jonge auteurs Christie Mettes en Rosabelle Illes. Wat gender betreft zijn over de hele periode genomen de mannelijke auteurs net in de meerderheid ten opzichte van de vrouwelijke auteurs, maar sinds de eeuwwisseling is het aantal vrouwelijke en mannelijke auteurs exact gelijk: beide zestien auteurs.

Migratie
Aan de vooravond van de status aparte waren van de 36 in Cosecha Arubiano opgenomen auteurs tien buiten Aruba geboren en dus uit het buitenland afkomstig. Dat was dus ruim vijfentwintig procent. Daarnaast waren er vier definitief geëmigreerden in die bloemlezing, auteurs die zich permanent buiten het eiland gevestigd hadden. Wanneer we deze gegevens vergelijken met die van na 1986 zien we dat van de auteurs die publiceerden ongeveer twintig procent buiten Aruba – in Nederland – woont: Frida Domacassé, Giselle Ecury, Henry Habibe, Dax Hassel, Rosabelle Illes, Denis Henriquez, Joan Lesley, Quito Nicolaas, Olga Orman, Richard de Veer. Tico Croes woont en werkt in de V.S. Zij nemen samen nagenoeg een kwart van de totale productie voor hun rekening. Ook hier komt de literatuur dus overeen met de totaliteit van de bevolking waarvan inmiddels immers ook zo’n twintig procent zich in Nederland gevestigd heeft. Deze migranten hebben ervoor gezorgd dat de Arubaanse literatuur zich inmiddels ook in Nederland genesteld heeft – wat nog versterkt wordt door een actieve literair culturele stichting als Simia Literario.

De enige op Aruba wonende auteur die in Nederland publiceerde bij een Nederlandse uitgeverij was de in het Nederlands schrijvende Jacques Thönissen die bij Conserve en In de Knipscheer publiceerde. De in Nederland wonende auteurs publiceerden ook bij Conserve of In de Knipscheer; het is hen nog niet gelukt tot de mainstream uitgevers door te dringen. Uit de migratiecijfers valt eveneens op te maken dat er sinds 1986 geen immigranten een vaste plaats in het Arubaanse literaire leven hebben weten te veroveren – dit in scherpe tegenstelling tot de tijd voor 1986. Er zijn geen nieuwkomers uit Latijns-Amerika of het Caribisch gebied die nu op het eiland in het Spaans of Engels zijn gaan publiceren.

[Deel 2 verschijnt op woensdag 13 april 2011 – klik hier]

© Foto’s: I. de Cuba/B. Werleman

Tropenkolder: Een verstandshuwelijk (II)

‘Ik ontwijk haar blik en kijk naar een auto die ons met volle vaart passeert. Drie pikzwarte vrouwen vergezellen de bestuurder met rastahaar. Ik sluit mijn ogen en luister naar de kalmerende klanken van een bolero uit een van de restaurants op het schiereiland.'[p. 95]

door Quito Nicolaas

Thema

De thematiek in het boek wordt gevormd door de botsing van de Caribische en Europese cultuur. Contacten met collega leraren of een poging tot integratie in die samenleving ontbreekt. Het is juist de dédain houding van de uitgezonden leerkrachten – die de auteur continu opvoert – die hen parten gaat spelen en aanleiding is voor hoogoplopende ruzies. In het verleden had ook Erich Zielinski zijn roman De prijs van de zee op Bonaire gesitueerd en de vissersgemeenschap in beeld gebracht, zonder daarbij met een boze oog naar die gemeenschap te kijken.

Hetzelfde geldt voor Jacques Thönnissen – in de roman De tranen van de ara -die bekend staat om het hanteren van oude Arubaanse gebruiken in zijn romans. De auteur de Jong doet een poging met zijn roman het voorbeeld van Robert Vuistje met zijn Alleen maar nette mensen over Surinamers te evenaren. Het gevecht tussen de dominante en niet-dominante cultuur zal altijd blijven bestaan, alleen gaat het in de literatuur om de inheemse culturen op een prozaïsche manier uit te beelden.

Stijl

Het taalgebruik is een dat in staccato vorm wordt gehanteerd. De gebezigde taal moet kunnen vloeien en aansluiten bij het verhaal. Soms leek het op een marathon, waarvan de finish buiten adem wordt gehaald. Er zijn nogal veel herhalingen van woorden/zinnen: Ik onderdruk mijn …, muggebeten, met samengeknepen ogen, een wegwerp gebaar. De Jong schrijft over het algemeen in korte zinnen, wat het lezen soms aangenamer maakt. De auteur heeft ondanks enkele missers echter een beeldend vermogen om zijn verhaal neer te zetten.

Schelden, neuken en schreeuwen kunnen ze als de beste, maar logisch nadenken,een fatsoenlijk gesprek voeren of iets constructiefs opbouwen is te hoog gegrepen.” [p. 108]

De personages

Het verhaal begint met de voornaamste personages Frans Andeweg en Wiebe, beiden leerkrachten aan de Scholengemeenschap Bonaire. Die worden aangevuld met Tanka (conciërge) en Maduro(schooldirecteur) als tegenpool van Frans en Wiebe. In de tweede verhaallijn komen de politici Joel Pieters en zijn tegenspeler Janga in voor, aangevuld door de journalist Peter Oleana en Benita (eilandsraadlid). Als tussenfiguren heb je Viola, Minny, Marisela en Carlene (prostituee) die plotseling op het toneel verschijnen en dan weer achter de coulissen verdwijnen.
Opmerking:De ik-figuur zet vraagtekens bij het feit dat Maduro vroeger een cafébaas was, maar wordt in verschillende scènes neergezet als een bloedserieuze en zakelijke man.

De Bonairiaanse man in de roman wordt afgeschilderd o.a. als dom, sloom en vadsig. De vrouwen worden afgebeeld als halfdromerige en op seks beluste meiden, bij wie iedere menselijke handeling uitmondt in geslachtsgemeenschap. Het portretteren van een personage kan heus wel op een andere manier dan de hierboven beschreven wijze. Het is daarom – gelet op de Gender-discussie – uit de tijd om vrouwen uitsluitend als zodanig te schetsen, ook al is het bedoeld om een smeuïg verhaal van te maken.

Over het algemeen ontbreekt enige humor bij de personages, ofschoon er tal van lachwekkende situaties zich voordoen. Het aantal personages is nogal veel voor een kleine roman met een lokaal thema. Bovendien worden ze op de verkeerde momenten opgevoerd en maakt het verhaal rommelig en ondoorzichtig. Daarnaast kennen de personages geen diepgang en maken evenmin – behalve Benita en Minny – een ontwikkeling door. Het zijn allemaal eendimensionale personages die worden getoond. Het is juist de bedoeling dat zowel de lezer als de personages een ontwikkeling doormaken.

Deel III van de recensie verschijnt maandag 23 augustus.

Devah: een nieuw soort magie

door Eric C. de Brabander

Als dit universum in zijn miljoenvoudige orde en precisie het resultaat van blind toeval zou zijn, dan is dat net zo geloofwaardig als wanneer een drukkerij explodeert en alle drukletters weer op de grond terechtkomen in de voltooide en foutloze vorm van het woordenboek.

Met dit citaat van Albert Einstein begint de roman Devah van de Arubaans-Limburgse auteur Jacques Thönissen die de afgelopen maand in de Arubaanse Bibliotheek werd gepresenteerd. En hiermee legt Thönissen direct de essentie van zijn roman vast. Het toeval bestaat niet.
Gelijk op de eerste bladzijden laat de auteur ons kennismaken met het alter ego van zijn hoofdpersoon, dat hij Sirene noemt. Zijn zielsverwante en kwelgeest die hem in de nachtelijke uren meevoert tot ver in het universum en die hem bijstaat en begeleidt in het ontdekken van verbanden tussen gebeurtenissen in het heden en het verleden.
De roman is in de ik-vorm geschreven. De naamloze hoofdpersoon is een pas afgestudeerde kunstenaar die op een rommelmarkt een tekening aantreft van een meisje, gesigneerd door zijn vader.
Als hij zijn vader de tekening laat zien raakt deze heftig geëmotioneerd, stamelt ‘Devah’, en valt dood neer.
De ik-figuur besluit op zoek te gaan naar het door zijn vader geportretteerde meisje en wordt daarbij door verschillende landen in het Oostblok gevoerd. In Roemenië ontmoet hij professor Yuri Koslov, neuroloog, psychiater en verwoed amateurentomoloog die voor de behandeling van zijn patiënten nogal wat alternatieve methodes hanteert, zoals het tijdelijk onderbrengen van zijn patiënten in een vlindertuin. Yuri Koslov brengt de hoofdpersoon nader tot Devah, het geheimzinnige meisje dat door zijn vader geportretteerd is, ten tijde dat deze archeologisch werk deed naar een middeleeuws klooster in Roemenië. Devah is een patiënte van Koslov. Langzaam wordt duidelijk dat er een relatie tussen Devah en de hoofdpersoon bestaat die zowel horizontaal als verticaal de tijd doorklieft. Zijn vader moet daarvan op de hoogte geweest zijn, zoveel is hem duidelijk. Gecompliceerder wordt het verhaal wanneer de ik-figuur een relatie ontwikkelt met een medewerkster van Yuri Koslov, Ljubmilja. Ljubmilja is de enige vrouw, buiten zijn moeder en zus, tot wie de hoofdpersoon zich zichtbaar voor anderen relateert.

In een lijvig hoofdstuk voert de schrijver ons mee naar het Roemenië ten tijde van de kruistochten. Rond het klooster, waarvan de ruïnes door de vader van de hoofdpersoon wetenschappelijk onderzocht zijn, lijken de karaktereigenschappen van Gregorio, een boerenknaap die novice wordt en kruisvaarder, overeen te komen met die van onze hoofdpersoon, terwijl een meisje dat hem bekoort doet denken aan Devah, maar ook aan Sirene, zijn alter ego.
De roman bereikt zijn climax op het eiland Nias vlak voor de kust van Sumatra, waar het de lezer duidelijk wordt wat de verbanden zijn tussen de ik-figuur, de vrouwen die hem gevangen houden en de gebeurtenissen in het verleden.

Wat onmiddellijk opvalt aan deze bijzonder knap geschreven roman, is de heldere, no nonsens stijl. Geen zichzelf eindeloos herhalende metaforen, waar dit verhaal zich overigens wel voor geleend zou hebben, maar een korte en bondige schrijfstijl. In de roman gaat het niet om de landen en de beschrijvingen van die landen, maar om de mensen en hun verhoudingen. Het gaat om de intriges die zonder uitzondering ingewikkeld te noemen zijn. Ik zou me kunnen voorstellen dat een Europees-Nederlandse recensent deze roman direct zou vergelijken met het werk van de grote Zuid-Amerikaanse magisch realistische auteurs, ware het niet dat het Zuid-Amerikaanse continent in ‘Devah’ niet aangedaan wordt. Maar Thönissen overstijgt een dergelijke vergelijking. Hij heeft het magisch realisme van de twintigste eeuw in een nieuw jasje gestoken. Sterker nog, hij heeft een nieuw soort magie uitgevonden. Voor zover Harry Mulisch dat nog niet gedaan had in ‘De ontdekking van de hemel,’ want daar doet ‘Devah’ hier en daar aan denken.
De karakters die ogenschijnlijk los van elkaar staan, verbindt Thönissen naarmate het verhaal vordert met fijn spinrag; karakters waarvan niet altijd duidelijk is of ze werkelijk bestaan of alleen maar in de belevingswereld van de ik-figuur.
Dwars door het verhaal heen loopt een platvloers familiedrama dat zo op het eerste gezicht niet in deze roman thuishoort. Louise, de moeder van de ik-figuur is uit frustratie een buitenechtelijke verhouding aangegaan met een huisvriend. Leo, de vader, had dit voor zijn dood geaccepteerd voor wat het was, omdat hij zijn vrouw niet kon duidelijk maken welke spoken hem tot de daden dwongen die haar van hem deden vervreemden. Een van de vele voorbeelden waar het surrealisme aanleiding was tot onomkeerbare realiteit. Toeval bestaat niet.

Devah is Jacques Thönissens vierde roman. Eerder publiceerde hij Tranen om de ara, Eilandzigeuner, en De roep van de troepiaal. Deze drie romans hadden Aruba als basis, hoewel Eilandzigeuner zich deels in Roemenië afspeelt. In de vierde roman is het element ‘Cariben’ totaal afwezig en dat zal voor velen reden zijn om de roman niet te scharen onder de noemer Caribische literatuur. Terecht of onterecht, ik meen in Devah toch duidelijk Caribische trekjes te herkennen. In de onwesterse, gevoelsmatige en respectvolle manier waarop de hoofdpersonen met elkaar omgaan. In de dingen die ongezegd blijven maar als gekleurde wolken boven het decor hangen.

Toeval bestaat niet. Dat impliceert dat alle gebeurtenissen in het verleden, heden en de toekomst onveranderbaar opgeschreven staan.
Ik heb daar wat moeite mee. Maar dat neemt niet weg dat Jacques Thönissen een geweldige roman geschreven heeft, die een verdiende plaats behoort te krijgen in de grote verzameling niet-Europese Nederlandstalige literatuur.

Jacques Thönissen, Devah. Haarlem: In de Knipscheer, 2010.

Nieuwe roman van Jacques Thönissen

Vandaag wordt de nieuwe roman van Jacques Thönissen Devah gepresenteerd in de Biblioteca Nacional in Oranjestad op Aruba. De Hollandse doop vond op 28 april j.l. plaats in het Arubahuis in Den Haag. Een verslag.

door Giselle Ecury

Op 28 april was het zover: Jacques Thönissen bood in aanwezigheid van zijn vrouw en twee zoons, genodigden en belangstellenden het eerste exemplaar aan van zijn nieuwe roman, Devah, aan de Gevolmachtigd Minister van Aruba de heer Edwin Bibiano Abath.

.

Na een warm bon bini door de persvoorlichter van het Arubahuis, Sydney Kock, sprak Franc Knipscheer van uitgeverij In de Knipscheer zijn welkomstwoord en zijn erkentelijkheid uit voor de gastvrijheid op deze bijzondere middag. Twee jaar tevoren had hij het manuscript van Devah toegestuurd gekregen.
“Hoewel de wortels van Jacques Thönissen in Nederland liggen, was wat ik las bepaald on-Nederlands – en ik bedoel dat in complimenteuze zin,” aldus de uitgever. “Thönissen neemt je mee, niet alleen van het ene land naar het andere, maar ook van deze tijd naar lang vervlogen tijden; én Thönissen speelt een ingenieus spel met de realiteit van alledag en wat ik gemakshalve maar even “de droomrealiteit” noem. En of je wilt of niet, je gaat als lezer mee met deze schrijver op zijn reis, want beide realiteiten zijn al na de eerste bladzijden even vanzelfsprekend. Het is bijzonder knap wanneer je dat als schrijver kunt bewerkstelligen. Als je dit boek gelezen hebt, en de reis ten einde is, heeft zich in je hoofd een film afgespeeld waar je zelf deel van uit leek te maken en verlaat je de zaal nog nahijgend van alles wat je hebt beleefd. Dan moet je – nadat je het boek hebt dichtgeslagen – even met de ogen knipperen om weer te wennen aan het felle buitenlicht en de wereld om je heen.”

Lovende woorden die het verlangen onder de aanwezigen het boek onmiddellijk aan te schaffen, deden groeien. Maar eerst nam de schrijver zelf het woord. Slank en vitaal stond hij daar, vol lof over zijn zoons die goede criticasters bleken te zijn en die hun vader regelmatig hadden terug gefloten: “Papa, wat schrijf je dáár nou, dat kun je toch niet maken!” Ook de foto van de auteur op het boekomslag is door een zoon gemaakt. Daar moest hij voor poseren bij de palm, achter de palm, voor een cactus, vlakbij zee en desnoods bijna ín de palm, totdat er 120 exemplaren waren om een keuze uit te maken.

Veel lof was er voor de corrector van de uitgeverij, die niet schroomde om met de rode pen bladzijde voor bladzijde te voorzien van opmerkingen om uiterst correct Nederlands te bewerkstelligen. En zoals het iemand die houdt van taal en tekst betaamt, maakte Thönissen ten slotte een mooie metafoor: “Devah heeft zo – met dank aan deze kundige en sympathieke uitgever – een mooi nestje gevonden. Het is niet de bedoeling, dat ze zich daar lekker gaat innestelen. Zij moet uitvliegen over Nederland, over de oceanen en zeeën naar Aruba en het Caribisch Gebied.”

Aan de tongval van Jacques valt nog te horen, dat zijn achtergrond ligt in Zuid-Limburg, in een dorpje nabij Roermond, terwijl hij er qua lengte en met zijn donkere ogen en haar beslist Arubaans uitziet. Al in 1962 heeft hij zich gevestigd op Aruba, waar hij begon als leraar Spaans en Handelskennis aan de MAVO. Daarna werd hij directeur van die school, het Augustinus College in San Nicolas. Zijn Nederlands heeft na al die jaren eveneens een licht Caribisch accent gekregen. Toch vraagt hij zich bescheiden af, hoe hij deze keer door de Arubanen gezien en gelezen zal worden. Hij is toch “die Hollander, die Macamba” gebleven, zelfs na 50 jaar op het eiland gewoond te hebben. En ook al zegt hij, uitsluitend naar Nederland te komen “als het moet”. Om vrijwel tegelijkertijd eraan toe te voegen, dat hij beslist niets tegen Nederland heeft. In tegendeel: Zuid-Limburg is hem lief. Maar op Aruba zal hij oud worden. Daar ligt het grootste deel van zijn leven en staat zijn huis met uitzicht over Savaneta, waar ik hem in 2007 eens heb opgezocht.

Zijn basistaal is het Nederlands, maar met Arubanen spreekt hij Papiaments. Vooral omdat de laatste jaren de bevolking de eigen taal de voorkeur geeft en het Nederlands daardoor is teruggedrongen. Thönissen vraagt zich af, hoe men hem nu zal gaan interpreteren. Het is voor hem belangrijk, hoe zijn nieuwe roman juist op Aruba ontvangen zal worden.

Zijn eerdere werken Tranen om de ara (1998), Eilandzigeuner (2001) en De roep van de troepiaal (2004) spelen zich allen af op Aruba. De boeken mogen door scholieren gelezen worden voor de verplichte literatuurlijst ten behoeve van de examens en hebben voor hen een herkenbaar decor. Maar Devah speelt zich voor een groot deel af in Oost-Europa, gezien door de ogen van het hoofdpersonage, een ik-figuur, die een zoektocht maakt om de identiteit van het meisje Devah te achterhalen: “Ik bracht de foto dichter bij mijn ogen en focuste op het verlegen lachend meisje op de achtergrond. Haar gezichtje lichtte op, en als door mijn oog ingezoomd, vergrootte het zich, kwam als het ware op mij af. Ik draaide de foto om. De datering stond in typische, aan de voet afgeplatte blokschriftletters. Devah 22-8-85, las ik. 22 augustus: mijn geboortedag. 1985: toen werd ik acht. Mijn mond viel open.”

Jacques heeft de verschillende feiten die in dit boek aan de orde komen via het Internet getoetst. Schrijven heeft hij altijd gedaan. Het is voor hem een soort dwang, een behoefte zijn fantasiewereld te concretiseren. Hij kwam ermee naar buiten door het maken van toneelstukjes voor school en ten behoeve van het straattoneel – Teatro foro – een manier van toneelspelen waar het publiek sterk bij betrokken wordt en mag participeren, opdat een bepaald probleem voor de mensen hanteerbaar kan worden. Zo ziet men, dat er overal een oplossing voor gecreëerd kan worden, ook voor moeilijkheden in het dagelijks leven.

De beste creatieve momenten ervaart Thönissen als hij rijdt op zijn mountainbike of als hij aan het hardlopen is. Helaas verdampen die ingevingen direct. Gelukkig komen er alternatieven voor in de plaats. De auteur schrijft vrijwel altijd van achter zijn laptop met uitzicht over Savaneta en de Caribische Zee. Dit maakt alleen al, dat ik ervan overtuigd ben dat dit nieuwe boek van de sympathieke Jacques Thönissen beeldend en prachtig zal zijn.

Jacques Thönissen
Devah
Roman
Ingenaaid, 320 blz.,
ISBN 978-90-6265-652-3
Prijs: € 19.50
Eerste druk 2010

Een net afgestudeerde student aan de kunstacademie treft op een rommelmarkt een tekening aan van een jong meisje, gesigneerd door zijn vader. Wanneer hij zijn vader met het portret confronteert, valt deze dood neer. Dan begint de ik-figuur een zoektocht die hem door verschillende Oost-Europese landen voert.
Devah is een boek waarin herinnering wedijvert met droombeelden en droombeelden aanschurken tegen de werkelijkheid van het heden. Wie vergeten was wat het magisch realisme ook alweer inhield, doet er goed aan Devah te lezen. Thönissen toont het, ontvouwt het.

Twee schrijvers, twee romans

Op zaterdagmiddag 1 mei 2010 vindt de presentatie plaats van twee nieuwe romans: Devah van Jacques Thönissen uit Aruba en Ruwe olie van Karel de Vey Mestdagh over Curaçao

Uitgeverij In de Knipscheer de OBA en de Werkgroep Caraïbische Letteren nodigen u van harte uit aanwezig te zijn bij deze dubbelpresentatie.

Peter de Rijk (presentator Kunst&Cultuur Amsterdam FM Radio)
gaat in gesprek met Jacques Thönissen over zijn roman Devah en met Karel de Vey Mestdagh over zijn roman Ruwe olie.

Beide auteurs vertellen over hun romans en lezen een fragment voor uit Devah en Ruwe olie.
Na afloop signeren de auteurs voor belangstellenden hun boeken.

Tijd: zaterdag 1 mei 2010, 15.00 uur
Plaats: Openbare Bibliotheek Amsterdam, Centrale Bibliotheek
Oosterdokskade 143, 1011 DL Amsterdam
Theater van ’t Woord, 7de etage
Zaterdagmiddag 1 mei 2010, 15.00 uur
Toegang: gratis
Bereikbaarheid: klik hier
Reserveren noodzakelijk: via deze link of aan de kassa in de bibliotheek of telefonisch op 020 – 52 30 900

Over Jacques Thönissen zijn roman Devah klik hier
Over Karel de Vey Mestdagh zijn roman Ruwe olie klik hier

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter