blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Surinaams Museum

Een gedeeld verleden

Museumstof 210

Het is alweer wat afleveringen geleden dat we over historische foto’s spraken: een foto van Cateau van Rosevelt te midden van emigranten. Dat de foto’s van het museum op internet nog steeds zeer gewild zijn, mag wel blijken uit het feit dat het aantal ‘hits’ intussen in de richting van de 1,4 miljoen gaat.
Dat is dan ook de reden waarom we sinds de fotosite operationeel is, relatief vaak aandacht aan oude foto’s besteden, omdat we weten dat die ook zeer tot de verbeelding spreken. In januari ontvingen we een viertal foto’s van de heer Kruyt die toevallig op onze fotosite terechtkwam. Na enige correspondentie heeft hij de foto’s met veel genoegen aan het museum geschonken. Omdat de achtergrondinformatie zo bijzonder is en door hem zo helder voor ons op papier werd gezet, nemen we zijn verhaal integraal over.
“Met enige regelmaat bekijk ik foto’s van oud-Suriname op de Flickr Photostream. Geweldig leuk om op die manier een breed overzicht te krijgen van een land en zijn inwoners. Hoogwaardigheidsbekleders naast de ‘gewone mens’, lintjesdoorknippers naast hardwerkenden in barre omstandigheden.”
“Mijn creoolse oma Lien Tunk werd geboren in Suriname in 1892 en opgevoed door een zendeling en zijn zuster, de heer en mevrouw Voet, in Paramaribo. Van mijn oma heb ik twee originele jeugdfoto’s, gemaakt door Augusta Curiel. Een prachtig groenige passe-partout met een bloemenrand die er als het ware boven op ligt. Op beide foto’s staat mijn oma met een aantal vriendinnen, allemaal keurige jongedames en in deftige kleren, met hoeden en lange zwarte haren. De ene foto is gemaakt op de brug in de Palmentuin; op de andere foto vormen zij een geposeerd ‘theekransje’. Ik denk dat de meisjes rond de vijftien jaar oud zijn. Was het 1907?”
“Na de Eerste Wereldoorlog kwam mijn opa vanuit Nederland naar Suriname. Hij was officier machinist bij de koopvaardij. Lang, blond, wit uniform met glimmende knopen. Hij werd verliefd op Lien Tunk en nam haar uit Suriname mee naar het blanke Nederland, waar zij in 1921 trouwden. Uit het huwelijk werd een tweeling geboren, twee jongetjes, Jan en Jopie. De een had blauwe ogen en blond haar, de andere bruine ogen en donkere krullen.”
“De zoon van mijn oma, mijn vader, ging later in Groningen studeren. Een goede studievriend was Jos Smidt, wiens grootvader gouverneur van Suriname was geweest in de periode rond 1885. Ook van gouverneur H.W. Smidt heb ik twee originele foto’s. Op één ervan legt hij de eerste steen van de Willemschool in Paramaribo op 17 februari 1887. De koning was op die dag jarig en dus werd de school naar hem genoemd. De andere foto laat de optocht zien in de Heerenstraat op diezelfde dag.”
“Wie de foto’s van gouverneur Smidt heeft gemaakt weet ik niet. De foto’s hebben wel een prachtig zwierig onderschrift met locatie en datum, maar de naam van de fotograaf staat er niet bij. Misschien kunt u die achterhalen? Qua compositie lijken de foto’s op de foto’s die ik op de website van het Surinaams Museum heb gezien.”
“Mijn oma en gouverneur Smidt hebben niet van elkaars bestaan geweten. Twee heel verschillende levens en op verschillende momenten, maar wel allebei in Paramaribo. Hij legt de eerste steen van de school waar zij later les gaat geven. Het leuke is dat hun levens wel min of meer samen komen in … mijn woonkamer. Ik ben kleinzoon van Lien Tunk, en gouverneur Smidt liet in Paramaribo een prachtige archiefkast maken die via zijn zoon en zijn kleinzoon in mijn woonkamer terechtgekomen is. De beide foto’s van de opa van Jos lagen in de kast.”
“In overleg met mijn moeder willen wij deze vier foto’s graag afstaan aan het Surinaams Museum. Het gaat om meer dan onze familieleden. De foto’s maken deel uit van de geschiedenis van een ander land. We zijn blij dat het onze voorouders waren, maar voor het land van herkomst is de betekenis en de waarde wellicht groter: als een puzzelstuk dat het verleden completer maakt.”
“De foto’s kan ik binnenkort meegeven aan een Surinaamse kennis van mij die naar Paramaribo komt voor een lange vakantie bij haar familie.”
Met vriendelijke groet, Johan Kruyt.
En zo hebben we dankzij deze schenking weer een stukje geschiedenis, vastgelegd in woord en beeld, aan de collectie van het museum kunnen toevoegen. De beide foto’s van de Willemschool en de optocht kunnen worden toegeschreven aan Julius Muller. De foto’s zelf staan binnenkort op de website.
Reacties op museumstof? Bel op 425871 of e-mail ons:info@surinaamsmuseum.net
Zie ook www.surinaamsmuseum.net en www.flickr.com/photos/stichtingsurinaamsmuseum voor foto’s uit de collecties van het museum. Voorts www.amazonian-museum-network.org
[uit de Ware Tijd, 20/04/2013]

Amazone Museum Netwerk

In deze museumstof komen we nog een keer terug op het Amazone Museum Netwerk, waar het Surinaams Museum samen met het Museo Paraense Emilio Goeldi in Belém en het Musée des cultures guyanaises in Cayenne, deel van uitmaakt. De in de vorige aflevering aangekondigde bijeenkomst heeft inmiddels plaatsgevonden. Tientallen deelnemers uit Frans Guyana, Brazilië en Suriname vormden een inspirerende groep mensen die in St. Georges de l’Oyapock met elkaar in discussie gingen over diverse museale en daaraan gerelateerde zaken.

read on…

Verzamelen op verzoek

Af en toe komen we een bewijs tegen van museale contacten tussen Suriname en Nederland, die heel ver terug gaan. Zo is er een document in de Suriname-afdeling van het Nationaal Archief te Den Haag over de fauna van Suriname en opgevraagde informatie door het Rijksmuseum in Amsterdam.

Abraham de Veer (Curaçao, 8 januari 1767 – Paramaribo, 1 februari 1838) was een Nederlands koloniaal bewindsman en gouverneur van Suriname van 1822 tot 1828. Hij streed tegen de sluikhandel in slaven en werd belast met de wederopbouw van het grotendeels door de brand van 1821 verwoeste Paramaribo. Hij schreef op 25 november 1825 een missive tot inwilliging van het verzoek van de heer Diepvink. Deze had via het gouvernement de publicties van Bloch in zes delen en van Stoll in twee delen toegezonden gekregen. Deze werken had hij gebruikt om de reeds voor het Rijksmuseum verzamelde vissen te classificeren. En hij stuurde ze nu terug naar het gouvernement met het verzoek ze te schenken aan het Collegium Medicum.

De terug ontvangen zes delen van het werk van Bloch gaan over vissen en er zijn twee delen van Stoll over Cicaden, waartoe de ons zo bekende siksi yuru behoort. De brief van dhr. Diepvink, gedateerd op 16 november 1825, waarin hij de gouverneur vraagt de boeken die hij heeft geraadpleegd te schenken aan het Collegium Medicum, is toegevoegd. Marcus Elieser Bloch (1723 -1799) was een zeer bekende Duitse arts die tevens ichthyoloog was, ofwel iemand die vissen bestudeert. Hij kwam uit een arme familie en kon tot zijn negentiende niet eens lezen. Wat kennis van het Hebreeuws zorgde ervoor dat hij in dienst kwam bij een Joodse chirurg in Hamburg. Daar eerde hij Latijn en anatomie. In 1747 behaalde hij de graad van doctor te Frankfurt. Hij is vooral bekend om zijn encyclopedisch werk over vissen. Tussen 1782 en 1795 publiceerde hij een prachtig geïllustreerde twaalfdelige editie Allgemeine Naturgeschichte der Fische. De eerste drie delen handelen over vissen in Duitsland, de overige delen beschrijven de vissen in de rest van de wereld. Daarnaast verzamelde hij 1500 species die in het natuurhistorische museum van de Humboldt Universiteit van Berlijn worden bewaard.

De werken over de cicaden betrof Natuurlyke en naar ‘t leeven naauwkeurig gekleurde afbeeldingen en beschryvingen der cicaden, in alle vier waerelds deelen Europa, Asia, Africa en America huishoudende, by een verzameld en beschreeven door Caspar Stoll, in 1788 uitgegeven door Jan Christiaan Sepp te Amsterdam.

Caspar Stoll was in Hesse-Kassel in Duitsland geboren, zo rond 1725. Stoll was lid van het Natuuronderzoekend Genoodschap te Halle (Duitsland). Hij maakte ook boeken over andere insecten, die erg bekend werden. Hij overleed in 1791 te Amsterdam.Evenals de welbekende Maria Sybilla Merian bestudeerde hij vooral insecten uit de Hollandse koloniën. Deze werden verzameld en opgestuurd vanuit Ceylon, Java, Sierra Leone en ook uit Suriname. Hoezeer het bestuderen van insecten nog een omstreden vorm van wetenschap was, blijkt wel uit de inscriptie in het werk: ‘Zonder de almachtige hand van de Schepper uit het oog te verliezen’. Dit werd vaker aangehaald om te voorkomen dat het boek verbannen of verbrand zou worden.

Andere vroege contacten tussen Suriname en musea in Nederland kunt u vinden in de recente publicatie Verzamelaars en Volksopvoeders van Pepijn Reeser, verkrijgbaar in onze museumwinkel.
Reacties op museumstof? Bel op 00-597-425871 of
E-mail: info@surinaamsmuseum.net

[Museumstof 201, uit de Ware Tijd, 18/08/2012]

Sandew Hira is laf

 

Sandew Hira (ps. v. Dew Baboeram)

Hira zegt in zijn antwoord op StarNieuws van vanavond 19.00 uur aan Stichting Surinaams Museum:

“Een historische invulling vanuit de ziel van een volk is dat je een bordje plaatst met de tekst: Op deze plek en in dit land heeft Nederland een misdaad tegen de menselijkheid begaan.’ Daarna kun je een toelichting geven dat Nederland nog steeds geen excuses heeft gemaakt voor deze misdaden waarbij duizenden mensen zijn geëxecuteerd in de loop der eeuwen”.

Hierin mag alleen worden  meegaan indien er ook een bordje wordt geplaatst met de tekst:
“Op deze plek en in dit land zijn weerloze en onschuldige burgers gemarteld en afgeslacht door –of tenminste in opdracht van– die pikin indji boy Bouterse, met de toevoeging dat Bouterse’s proces  ongrondwettelijk voortijdig is gestopt, waarna hem en zijn mede- verdachten klakkeloos amnestie is verleend, zonder dat Bouterse en zijn medeplichtingen schuld hebben beleden en hun excuses hebben aangeboden voor het doden van deze en die vele honderden andere onschuldige burgers van dit land, die onder andere in een zinloze –door Bouterse ingezette– Binnenlandse Oorlog het leven hebben gelaten.
Dat is de voorwaarde om de Surinaamse geschiedenis à la Hira recht te doen, maar dat durft Hira niet zeggen. Laf!

Bedreiging Surinaams Museum

Het Stichtingsbestuur van het Museum heeft per schrijven van de directeur Cultuur het gebouw op het Fort Zeelandia bekend als gebouw IX de opdracht gehad het gebouw af te staan omdat het een andere bestemming moet krijgen.
Als reactie op het schrijven van de directeur Cultuur -die uiteraard niet op eigen gezag dit doet- heeft de voorzitter van het Stichtingsbestuur van het Surinaams museum een rectie gegeven, die wij u als partijleden niet wensen te onthouden:Aan: Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling

Directoraat Cultuur Hr. S. Sidoel, directeur
Van Rooseveltkade #3
Paramaribo, Suriname12058 19 maart 2012

Geachte heer Sidoel,

Wij bevestigen hiermede de ontvangst van uw schrijven van 12 maart 2012 waarin u ons mededeelt dat de Staat een andere bestemming wenst te geven aan het pand, bekend als gebouw IX op het Fort Zeelandia Complex, welk gebouw sedert 1995 door de overheid werd overgedragen aan de Stichting Surinaams Museum. In antwoord daarop kunnen wij u het volgende mededelen.

Nadat het Fort Zeelandia en de op het complex gelegen gebouwen een aantal jaren leeg gestaan hadden, werd in 1995 het Fort Zeelandia teruggegeven aan de Stichting Surinaams Museum en de oude officierswoningen kregen toen ook een vaste bestemming. Het Fort dat jarenlang niet onderhouden was, werd gerestaureerd met middelen die door de Nederlandse regering als geschenk bij 20 jaar onafhankelijkheid aan Suriname ter beschikking werden gesteld. Twee van de bedoelde woningen, waaronder het in uw brief vermelde gebouw, werden toegewezen aan onze Stichting. Er is toen, bij de toewijzing, nimmer sprake geweest van “tijdelijk beheer”, zoals u in uw brief stelt. Integendeel, de gebouwen werden in een totaal verwaarloosde en vervallen staat onvoorwaardelijk aan onze Stichting overgedragen en het werd aan de Sichting overgelaten om fondsen te vinden voor de restauratie van de gebouwen.

Alleen al aan de restauratie van het gebouw IX, waarvan u thans vraagt dat het ter beschikking van het Directoraat Cultuur wordt gesteld, werd er toen door ons, via verkregen donaties, een bedrag van meer dan Nf. 167.000,00 (eenhonderd zevenenzestigduizend Nederlandse guldens) uitgegeven. De woning bevond zich in een dermate deplorabele staat dat het zelfs nodig was een deskundige bouwer uit Nederland te laten overkomen voor de reparatie van bepaalde delen van het gebouw, omdat de expertise daarvoor niet in Suriname aanwezig was.

Het doet ons goed van u te vernemen dat onze panden op voortreffelijke wijze zijn beheerd en dat ze er zeer goed onderhouden uitzien. Dit is slechts te danken aan het feit dat wij in de afgelopen 17 jaren alleen al voor het regulier onderhoud van het door u gewenste gebouw jaarlijks een bedrag van meer dan US$. 1.500.00 (vijftienhonderd Amerikaanse dollars) hebben uitgegeven om het in deze goede staat te kunnen houden.

U zult ongetwijfeld wel op de hoogte zijn van de bestemming die wij aan het gebouw hebben gegeven, maar het lijkt ons onder deze omstandigheden toch nuttig en gewenst u dit hierbij wederom in herinnering te brengen.

De beneden verdieping van het gebouw wordt voornamelijk gebruikt voor het houden van exposites door (veelal aankomende) beeldende kunstenaars. De eerste verdieping is door ons ingericht met stijlkamers waarin antiek meubilair en andere antieke voorwerpen tentoon zijn gesteld. Om te voorkomen dat het bezoekende publiek te dicht bij het meubilair en de voorwerpen komt, hebben wij ook weer heel veel geld moeten investeren om glazen wanden aan te brengen ter bescherming van het tentoongestelde erfgoed. Op de bovenste verdieping is onze educatieve dienst gevestigd. Daar zijn de dames gehuisvest die belast zijn met het voorbereiden en samenstellen van onder andere lesbrieven ten behoeve van de schoolkinderen die het museum in het fort en de tentoonstellingen die daar en in het gebouw IX gehouden worden, bezoeken.

Momenteel worden twee verdiepingen van het gebouw door onze medewerkers ingericht met de tentoonstelling “Geschiedenis van Suriname”. Voor deze kostbare tentoonstelling hebben wij fondsen kunnen vinden en wordt een omvangrijk educatief programma voor de schooljeugd samengesteld. De opening van deze tentoonstelling staat gepland voor begin april aanstaande.

Afstaan van het gebouw zal niet alleen betekenen dat onze inspanningen, de noeste arbeid van onze medewerkers en het vele geld dat wij tot nu toe in het gebouw geïnvesteerd hebben om het te maken tot wat het nu is, voor niemendal zijn geweest; maar het betekent ook dat dit zeer demotiverend werkt op ons personeel en dit alles tot gevolg zal hebben dat wij onze educatieve dienst zullen moeten opdoeken. Wij zullen dan dus niet meer in staat zijn de Surinaamse schooljeugd op een verantwoorde manier de zo noodzakelijke vorming op het gebied van Surinaamse geschiedenis, cultuur en museumwezen bij te brengen. Wij doen daarom een dringend beroep op u alles in het werk te stellen uw opdrachtgevers ervan te overtuigen dat de negatieve effecten van een dergelijk besluit de vordering zal overstijgen. Wij zijn er namelijk van overtuigd dat u als directeur van Cultuur en waarnemend directeur van Onderwijs zich meer dan wie dan ook bewust bent van de betekenis van onze Stichting Surinaams Museum in de afgelopen 65 jaren voor de Surinaamse gemeenschap in het algemeen en onze verrichtingen ten behoeve van de schoolgaande Surinaamse jeugd in het bijzonder. Het Surinaams Museum wordt een nationale status toegedicht en wordt in het buitenland niet voor niets “The National Museum of Suriname” genoemd. Deze status willen wij, en naar wij aannemen u toch ook, graag voor Suriname behouden.

Na het bovenstaande gelezen te hebben zult u zelf wel tot de conclusie komen dat het onverantwoord is en van ondoordacht handelen getuigt om het gebouw onverwijld en wel per 1 april aanstaande van onze Stichting terug te eisen. Wij nemen aan dat degenen die u hebben opgedragen een dergelijke brief te schrijven toen zeker niet op de hoogte waren van hetgeen wij hierboven hebben geschreven. Wij gaan ervan uit dat uw opdrachtgevers niet voorbij zullen gaan aan de waarde die geschiedenins, cultuur en cultuureducatie hebben voor schoolgaande Surinaamse kinderen.

Wij nodigen u hierbij uit om persoonlijk en eventueel vergezeld van betrokkenen op locatie het werk waarmee onze medewerkers bezig zijn in ogenschouw te komen nemen en wij hopen dat u dan overtuigd zult geraken van de noodzaak dat het gebouw in kwestie voor de Stichting Surinaams Museum behouden blijft en dat u dan wel in staat zult zijn uw opdrachtgevers daarvan te overtuigen, zodat zij hun beslissing ongedaan maken.

Hoogachtend,

Het bestuur van de Stichting Surinaams Museum

A.J.J. Parisius (voorzitter)

C.c. Vice-president Dhr. R. Ameerali

Minister van Onderwijs en Volksontwikkeling Mr. R. Sapoen
Chef Staf Kabinet van de President Dhr. I. Graanoogst
Directeur Stichting Surinaams Museum Dhr. H.

Surinaams Museum (nog) niet voor First Lady

door Euritha Tjan A Way

Paramaribo – “Ik heb inderdaad gevraagd of de locatie van het Surinaams Museum gebruikt kon worden voor de first lady toentertijd, maar dat is nu niet meer aan de orde,” meent Eugene van der San, directeur van het Kabinet van de President. Hij reageert daarbij op de opmerking van Arthur Parisius, voorzitter van het Stichtingsbestuur van het Surinaams Museum, die aanhaalde dat Van der San hem ongeveer een jaar geleden op een vrij onbehoorlijke manier behandelde.

Van der San zou gebeld hebben om te vragen of het gebouw aan de Zeelandiaweg 9 gebruikt zou kunnen worden om de first lady te herbergen. “Ik weet niet of ik toen met meneer Parisius sprak, maar die persoon zijn stem klonk als een Hollander [= Laddy van Putten, directeur van het museum, red. CU]. Hij probeerde mij toen uit te leggen wat kan en wat niet kan. Toen heb ik hem op zijn plaats gezet. En gezegd dat hij de dienst in Suriname niet kan komen uitmaken. En als die meneer mijn reactie onbeschoft vond, dan mag dat van mij,” vult Van der San aan. Het educatieve gedeelte van het Surinaams Museum, gevestigd in de voormalige officierswoning aan Zeelandiaweg 9, moet ontruimd worden. Dit in opdracht van het Directoraat Cultuur dat middels een op 13 maart ontvangen brief daartoe opdracht gaf. Daarin staat dat ‘in het kader van herindeling van het waterkantfront, de Staat een andere bestemming wenst te geven aan het pand’. Malvin Foe A Foe, onderdirecteur Natte en Civieltechnische werken van het ministerie van Openbare Werken, die belast is met het project Stadsverfraaiing, zegt daarvan niet op de hoogte te zijn.

[uit de Ware Tijd, 17/03/2012, spelling van de namen gecorrigeerd]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter