Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Charles Pahlad
Tetary en Kajol
Wat een vraag! Moet ik daar echt op ingaan?Die vraag werd me gesteld toen ik aan vrienden een demo-versie liet zien van de nieuwe gedramatiseerde documentaire die OHM Nederland heeft laten maken over Tetary. Vincent Soekra deed de regie. Aijaz Khan van SKY televisie nam het camerawerk voor zijn rekening en ik maakte het script.De documentaire behandelt een bijzondere episode uit de geschiedenis van Suriname: de periode van contractarbeid en met name de opstand op werkkamp Zorg en Hoop in 1884. In het kader van de herschrijving van de geschiedenis gebruiken we het begrip werkkamp in plaats van plantage, omdat werkkamp een preciezere aanduiding is van de plek waar mensen onder dwang tewerkgesteld worden. Plantage heeft een romantische [sic] aureool.
Dit jaar is het 140 jaar geleden dat de eerste contractarbeiders aankwamen in Suriname om te zwoegen op de werkkampen waar vroeger tot slaaf gemaakte Afrikanen hebben gewerkt. De opstand op werkkamp Mariënburg is bekend. Die van Zorg en Hoop is vergeten. Bij die opstand zijn zeven mensen vermoord onder wie Tetary, een jonge moeder van 24 jaar. Tetary was de enige vrouwelijke leider in de veertig opstanden die tussen 1873 en 1916 zijn geweest op de werkkampen in Suriname. Ramjanee was de andere leider van de opstand op Zorg en Hoop.
Het verhaal wordt geïllustreerd met dramatische scènes die gespeeld worden door 25 jonge acteurs. Kajol Tahdil speelt Tetary en Ryan Dial speelt Ramjanee. Soerin Goerdayal is de wrede sardar. Na het zien van de documentaire krijg je een grondige hekel aan de man. Historica Tanya Sitaram draagt het hele verhaal met haar vertelling over Tetary en contractarbeid. Tanya is een nieuwe expert op het gebied van de Hindostaanse geschiedenis.
De vraag die ik kreeg was vanwege Kajol. In de Indiase film-industrie is Kajol de naam van een bekende beeldschone actrice, vergelijkbaar met Aishwariya Rai. Onze Kajol (Tahdil) woont in Suriname. Net als de Indiase Kajol is onze Kajol ook beeldschoon en foto- en filmgeniek. Ze spettert van het witte doek af.
Dus toen ik de documentaire liet zien, was de eerste reactie van mijn macho vrienden: “Dit is niet realistisch. Konden jullie geen lelijke vrouw casten.”
Ik: “Maar waarom zouden de Hindostaanse vrouwen tijdens contractarbeid lelijk zijn?”
Op één of andere manier is het beeld van onze voorouders van lelijke haveloze sloebers. Dat beeld klopt niet. Ze waren mooie haveloze sloebers.
Schoonheid zit niet in de kleren, maar in de geest.
Ik snap wel wat mijn vrienden bedoelen. Als je een gedramatiseerde documentaire maakt die gebaseerd is op ware gebeurtenissen, hoe realistisch moeten dan de drama-scènes zijn? Voor makers van zulke documentaires is het altijd een afweging tussen de feiten die bekend gemaakt moeten worden en de manier waarop dat moet gebeuren.
Neem het verschijnsel van de straffen op de plantages. Eén beeld zegt meer dan duizend woorden. In de documentaire laten we zien hoe contractarbeiders gestraft werden met zweepslagen. Voor het eerst wordt getoond hoe een Spaanse bok wordt gebonden. De Spaanse bok werd niet alleen tijdens slavernij toegepast, maar ook tijdens contractarbeid en werd kromboei genoemd. De touwen, de stok die tussen de benen gaat, het mondstuk waarmee de mond wordt gebonden. Dat is gebaseerd op feiten. Maar de straffen werden tijdens contractarbeid niet op de plantages uitgevoerd. Om productie-technische en dramatische redenen hebben we de straffen laten uitvoeren in het bijzijn van de arbeiders die moeten toekijken als hun lotgenoot gestraft wordt.
Mag dit? Is het niet in strijd met de waarheid?
Iedere documentaire-maker zal zeggen: natuurlijk mag het. Om de emotie van het straffen te tonen is het van belang om een scène te maken die de omstanders laat toekijken en die emotie uitdrukken.
De emoties en de straffen zijn gebaseerd op ware gebeurtenissen, de locatie niet.
Een lastig dilemma? Nee, eigenlijk niet. Iedere kijker kan dit begrijpen.
De documentaire is een stuk herschrijving van de geschiedenis. Dat gebeurt niet alleen in boeken, maar ook op het witte doek en televisiescherm.
De documentaire wordt vertoond in het nieuwe deel van het Lalla Rookh Complex (gebouw 2, ballroom). Daar is ook het gebouw van het museum. Het museum is nu leeg. De grote uitdaging voor de toekomst is het vullen van het museum. Ik ben geweldig trots op de jongens van NSHI. Het geheel is tot stand gekomen zonder overheidssubsidie. Het is volledig gefinancierd uit eigen middelen die verkregen zijn door eigen inspanning. Het overgrote deel van de inkomsten bestaat uit de verhuur van het eerste gedeelte. Het overige deel is afkomstig uit sponsoring van het bedrijfsleven.
Het museum is deel van ‘public memory’, de manifestatie van geschiedenis (en daardoor van identiteit) in de publieke ruimte. Mijn goede vriend professor Stephen Small van de University of California Berkeley [Small is hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam – red. CU] is een specialist op dit gebied. Stephen is één van de keynote sprekers op de komende conferentie over slavernij en contractarbeid. Hij was één van de curatoren geweest van het Slavery Museum in Liverpool. Hij heeft veel onderzoek gedaan in Amerika naar ‘slaven’-musea en naar public memory.
’s Ochtends is hij bij de opening van de conferentie en ’s avonds zullen hij en ik een lezing houden in Lalla Rookh met de titel “Public memory and Indentured Labour. The history of indentured labour in museums and public places”. Hij vertelt het algemene plaatje en ik maak de koppeling met contractarbeid.
Eén van de objecten die in het museum tentoongesteld zullen worden zijn foto’s. Ik heb de afgelopen weken foto’s opgestuurd gekregen van diverse mensen. Eén foto is gemaakt door de secretaris van de gouverneur in 1911. Het is een collage van vier foto’s waarop te zien is hoe Hindostaanse contractarbeiders zich voorbereiden op de terugkeer naar India. Ze laten hun kleren drogen bij het Onafhankelijkheidsplein. Ze lopen in een groep naar de kade. Heel indrukwekkend.
Een andere foto is van de processie bij de 50-ste ‘viering’ (vandaag zeggen we: de herdenking) van de afschaffing van slavernij in 1913. Bij die processie is een Hindostaanse praalwagen te zien getrokken door een ezel.
NSHI zal nog met een oproep komen naar de gemeenschap om oude foto’s en objecten beschikbaar te stellen t.b.v. het museum. Daarmee zal het nieuwe verhaal over de geschiedenis van Hindostanen verteld worden.
Ik kreeg onlangs ook een foto-verrassing. Ik wil bij de première van Tetary een tastbare herinnering tonen aan mijn grootouders door me op die dag te kleden zoals mijn grootvader dat gewoon was te doen, met een dhoti en pagri. Naar aanleiding van die aankondiging in Starnieuws kreeg ik een foto toegestuurd van iemand die ik niet kende, John Ramnandanlal. Het foto was gemaakt in 1970. Vertederend mooi. Ze staan naast elkaar in een foto studio, mijn aja en aji. John had zijn telefoonnummer in Suriname achtergelaten op de achterkant van de foto. Ik belde hem op om te bedanken voor de grote verrassing en te vragen hoe hij aan die foto kwam. Het bleek dat hij vlak bij mijn grootouders had gewoond in de Van Drimmelenpolder in Nickerie.
Op de foto was te zien hoe mij aja zijn dhoti en pagri droeg. Kennelijk heb je daar verschillende manieren van dragen. Ik vroeg mijn vrienden van NSHI: wie kan me helpen om dat ding te wikkelen zodanig dat straks niet de hele zaak van mijn lijf valt en mijn dikke buik en alles daaronder bloot komt te staan. Niemand wist hoe die specifieke stijl van mijn aja te binden. Totdat Jan Soebhag zich aanmeldde. Hij weet het. Ik vertrouw op hem….
p.s. De documentaire Tetary wordt om technische redenen verschoven naar zaterdag 8 juni van 18.30-22.00 uur. Het programma bestaat uit de vertoning gevolgd door een paneldiscussie.
De lezing van Stephen en mij is op donderdag 6 juni van 19.30-21.00 uur. Beide evenementen vinden plaats op het Lalla Rookh Complex, Ballroom, gebouw 2.
Jan Soebhag wint eerste Hindipopfestival
door Sabitrie Gangapersad
Cultuurontwikkeling
Van de 21 ingezonden composities zijn twaalf geselecteerd voor de finale. De selectie vond vrijdagavond in de Anthony Nesty Sporthal plaats. “We hebben jarenlang de verschillende hoogtijdagen gescheiden gevierd, maar het is nu tijd om samen, gecoördineerd en landelijk belangrijke hoogtijdagen te gedenken”, sprak Henk Herrenberg, voorzitter van de Nationale Commissie Jubileajaren, de aanwezigen toe. Ashwin Adhin van de Culturele Unie Suriname (CUS) vindt dat het Hindipopfestival cultuurontwikkeling stimuleert.
Na de korte toespraken werden alle twaalf composities achter elkaar vertolkt. De muzikale begeleiding was in handen van Yaadgaar Orchestra onder leiding van Riaz Ahmadali. De meeste Hindipopnummers zijn door de componisten zelf gezongen. De melodie, tekst en presentatie oogstten veel waardering van het publiek. “De jury heeft het moeilijk. Alles klinkt geweldig. Dit is een prijzenswaardig initiatief. Ons talent doet niet onder voor dat van de rest van de wereld”, merkten verschillende aanwezigen op.
Maslá (hindostaanse spreekwoorden)
door Jan Soebhag
- Dhobi ke kuttá ná ghar ke ná ghát ke.
- Ukhare ke kuch ná nám bariyársing.
- Jawne ghát ke dhobiyá rahi, ohi ghát ke páni piye.
- Ná bábá mari ná bail bikái.
- Rám milái jori, ek andhá, ek korhi.
Bhásá digitaal verschenen
Onlangs verscheen Bhásá tijdschrift voor taal, cultuur en geschiedenis in digitale versie. Het tijdschrift is gratis te bekomen via jsoebhag@hotmail.com. Het blad, een uitgave van Stichting Bhasa, bestaat vanaf 1983, maar vanwege financiële redenen werd de uitgave stopgezet in 1993. Het blad zal nu weer eens per kwartaal uitkomen, in digitale vorm, om te voorzien in de behoefte aan de informatie over de taal (Sarnámi en het Hindi), cultuur en traditie. In dit eerste nummer veel over het Sarnami en de activiteiten van de Culturele Unie Suriname. Voor bijdragen aan het blad kunt u ook contact maken met Jan Soebhag.
![]() |
De gedrukte Bhásá |
Nieuw boek Soebhag: “Hindustaanse artiesten en kunstenaars in de schijnwerper”
Schrijver Jan Soebhag heeft zijn jongste boek Hindustaanse artiesten en kunstenaars in de schijnwerper onlangs gepresenteerd aan Cultuur-directeur Stanley Sidoel. Hij was hierbij in gezelschap van Bhawna Saxena, culturele functionaris op de Indiase ambassade, die ervoor gezorgd heeft dat het boek ook in het Sarnami is uitgegeven.
Met de publicatie van deze twee boeken heeft Jan Soebhag geprobeerd om een deel van de Hindoestaanse artiesten en kunstenaars zichtbaar te maken en bekendheid te geven aan hun bijzondere rol in onze samenleving. Binnen de Hindoestaanse gemeenschappen zijn het de artiesten en kunstenaars die ervoor zorgen dat de culturele “plichten’ op gepaste wijze en aangenaam worden beleefd. Volgens hem is de rol van deze artiesten van onschatbare waarde bij de omlijsting van culturele, religieuze en sociaal-maatschappelijke activiteiten, als onderdeel van de Hindoestaanse diaspora.
De interesse voor dit onderwerp begon bij Soebhag, toen hij op zoek ging naar de bijzondere prestaties en de rol van artiesten en kunstenaars of andere bijzondere personen van Hindoestaanse afkomst. Hij vond dat er geen levensbeschrijvingen van hen op schrift waren gesteld. “Als deze artiesten of de kunstenaars er op een dag niet meer zijn”, zegt Soebhag “kunnen ze, vanwege eventueel gebrek aan informatie, ook niet geëerd of gewaardeerd worden. Hij begon met het documenteren van de specifieke culturele vakgebieden om de inzichten en de geschiedenis van de culturele ontwikkelingen, op zijn eigen manier te beschrijven.
[uit Dagblad Suriname, 13-03-2012]
Jan Soebhag publiceert boek over Hindoe huwelijk
door Sabitrie Gangapersad
Paramaribo – Het Hindoe huwelijk bij de Sanatani’s: een praktische kijk op het huwelijksgebeuren bij de Sanatani’s, zo heet het nieuwe boek van Jan Soebhag. Hierin beschrijft de auteur de geschiedenis, onderlinge samenwerkingsverbanden, actoren die deelnemen aan het huwelijksproces en de cultuur en traditie.
Morgen overhandigt Soebhag (foto links) het eerste exemplaar van dit boek aan minister Raymond Sapoen van Onderwijs en Volksontwikkeling. In meer dan honderd bladzijden, verdeeld over vijf hoofdstukken, behandelt Soebhag het huwelijksproces bij de hindoestanen. “Dit boek is het resultaat van het onderzoek dat door mij is verricht in het kader van de verkenning van de cultuur en traditie bij Hindoestanen in Suriname. Het boek moet voorzien in een behoefte aan studenten en andere belangstellenden die op zoek zijn naar informatie over de vele handelingen die er tijdens het huwelijk worden gepleegd”, zegt Soebhag. Het huwelijk is één van de belangrijke zestien sacramenten die elke hindoe moet ondergaan, maar de betekenis van de rituelen is niet bij iedereen bekend. In de bundel gaat Soebhag uitgebreid in op de verschillende huwelijksvormen en alle ceremonies die aan de grote dag voorafgaan. Hetgeen zich in de maro (huwelijkstent) voltrekt, heeft ook zijn aandacht. De schrijver blijft ook stilstaan bij het fenomeen van het geven van een bruidsschat die in Suriname niet wordt gehanteerd. “Het is merkwaardig dat in India, waar de tradities voor het huwelijk vandaan komen, de familie van de bruid nog steeds veel geld en goud geven aan de bruidegom en zijn familie. In Suriname is hier geen sprake van. Integendeel brengt de bruidegom hier vijf verschillende soorten sieraden van goud voor de bruid. Zij krijgt ook kledingstukken aangereikt.”
Het boek van Soebhag is niet het eerste werk over dit onderwerp. In 1997 publiceerde Chan Baidjnath Misier Viwaha: het Hindoe huwelijk en de rol van de vrouw. In dit boek ging hij ook in op de verschillende huwelijksvormen, het huwelijk in praktijk, het rollenspel in het huwelijk en de organisatie van het huwelijk met een compleet draaiboek. In tegenstelling tot Soebhag die in zijn boek vooral de handelingen verduidelijkt, beschrijft Misier het huwelijksritueel op basis van hetgeen in de veda’s staat.
Boeken die eerder van de hand van Soebhag zijn verschenen zijn Meri Awaz (een gedichtenbundel in het Sarnami), Khissa Kahani (verhalenbundel) en Tajiya (een traditie in Suriname).
[uit de Ware Tijd, 14/06/2011]
Nieuwe voorzitter Culturele Unie Suriname

Asiskumar Gajadien (links) draagt de hamer van de Culturele Unie Suriname over aan Ashwin Adhin. (Foto: CUS)
Ashwin Adhin is de nieuwe voorzitter geworden van de Culturele Unie Suriname (CUS). Het oud bestuur onder leiding van Asiskumar Gajadien heeft zich niet herkiesbaar gesteld. De hamer is zondag na de verkiezing overgedragen aan een jongere generatie.
Het bestuur Gajadien zegt dat de doelen van de vereniging met veel inspanningen zijn gerealiseerd. Er was ook een actieve deelname van verschillende organisaties waarmee samengewerkt wordt. Hoogtepunten waren:
– het eensgezind optreden van verschillende organisaties uit Paramaribo en de districten om de cultuur op een voortreffelijke wijze uit te dragen;
– het introduceren van de divali-manifestatie met de reuze Suriname Dia. Dit heeft mede ertoe geleid dat divali verheven is tot een nationale feestdag
– de Immigratievieringen in Suriname.
Het nieuwe bestuur zal het beleid van de CUS verder tot ontwikkeling brengen door de buurt-, sociale- en culturele organisaties actiever te betrekken. Adhin zegt dat “cultuur betekent ontwikkeling, bewustwording, het waarderen van het eigene, maar stimuleert tevens het gemeenschappelijke doel door actievere participatie van het individu op persoonlijk vlak en in collectief verband.”
Op de ledenvergadering zijn enkele leden van het oud bestuur benoemd in de adviesraad. Staande de vergadering is Gajadien benoemd tot ere-voorzitter van de CUS.
Het nieuwe bestuur ziet er als volgt uit: Ashwin Adhin, voorzitter, Radjes Asraf, ondervoorzitter, Jan Soebhag, secretaris Amriet Gangarampanday, penningmeester. Tot commissarisen zijn gekozen: Nirmala Ramdin, Phoeliswer Joeloemsingh, Vijendra Ramkhelawan, Radjen Ori, Sarwan Baktawar, Sushma Ramai en Kishen Harlal.
De nieuwe voorzitter is ruim 13 jaar actief in sociaal-culturele organisaties. Hij is lid van Hindu Swayamsevak Sangh, Vishva Hindu Parishad Suriname, Mata Gauri en mag nu de CUS leiden, waarin hij al een grote rol vervulde.
In de nieuwe adviesraad hebben zitting: Asiskumar Gajadien, John Parsadi, Santram Khusial en Merie Ghafoerkhan.
[uit Starnieuws, 15 mei 2011]
Dichter Ramnath Sewdien pakt de draad weer op
De dichter Ramnath Sewdien heeft na jaren de draad weer opgepakt. Na de presentatie van zijn autobiografie op zijn 70ste verjaardag, verzamelde Sewdien zijn gedichten en schreef er nog enkele bij.
Zo presenteerde hij op 19 januari zijn eerste twee gedichtenbundels; Tarang, waarin gedichten in het Sarnami zijn opgenomen, en Levensgolven bestaande uit Nederlandse gedichten.
De presentatie vond plaats tijdens een feestelijke bijeenkomst in de Shri Satnarain mandir, aan de Indira Ghandiweg en werd bezocht door Ismene Krishnadath, voorzitter van de Schrijversgroep ‘77, B. Narain, voorzitter van stichting Hindi Parishad Suriname, Jan Soebhag van de stichting CUS (Culturele Unie Suriname) en Amriet Gangaram Panday van stichting OHM Suriname. Elk van de bovengenoemden kregen een exemplaar van de dichter. Jammer genoeg zijn er nog geen exemplaren in de boekenhandels en bibliotheken.
“Mijn presentatie was meer een voorproefje. Ik heb maar 25 gedichtenbundels gedrukt en op de zelfde avond waren ze op”, laat de dichter weten. Sewdien wil dieper ingaan op sommige van zijn gedichten, omdat die nog oppervlakkig zijn. De nieuwe druk is binnenkort wel verkrijgbaar in de boekenhandels.
Tijdens de presentatie van zijn gedichtenbundel vertelde Sewdien in het kort over zijn inspiratie om te dichten en hij droeg ook twee gedichten voor. Zijn inspiratie haalt hij uit de natuur, de bevolking en de cultuur van ons land. Daarna droeg hij zijn twee dichtbundels op aan zijn zonen. Krishnadath sprak tijdens haar speech de hoop uit dat binnen een paar jaar de ruim zeventig gedichten zijn vertaald.
[uit De Ware Tijd, 28/01/2011, met correctie van de ergste taalfouten]