blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Soebhag Jan

Ruimte voor reflectie over de staat van het Sarnámi

door Bris Mahabier

Kritische vragen stellen, niet alleen aan anderen, maar ook aan jezelf. Vragen o.a. over de eigen Hindoestaanse cultuur in Suriname en Nederland, de eigen culturele wensen, intenties en activiteiten. Vragen over wat er hier en daar – individueel en in georganiseerd verband – bereikt en niet bereikt is. Vragen stellen is gemakkelijk, maar het vinden van de juiste antwoorden zonder een verantwoord onderzoek niet.

read on…

Carlo Jadnanansing bundelt zijn kritieken opnieuw

Carlo Jadnanansing is een actief publicist op rechtsgebied. Maar de Surinaamse notaris schrijft ook met grote regelmaat over literatuur, films, theater en muziek – ook op deze blogspot treft u zijn stukken met regelmaat aan. Twee nieuwe bundels met zijn kritieken zijn nu uitgekomen.

read on…

Jan Srudjnarainsingh Soebhag (9 maart 1959 – 9 februari 2019)

door Carlo Jadnanansing

Enkele maanden geleden, om precies te zijn op 29 september 2018, had ik het genoegen om aan Jan Soebhag een exemplaar uit te reiken van mijn verzamelbundel 83 Recensies in de Buitensociëteit Het Park te Paramaribo. Mijn bedoeling was om aan enkele personen die zich verdienstelijk gemaakt hebben op het gebied van de Surinaamse kunst en cultuur een symbolische vorm van waardering te geven. Jan was één van deze personen. In deze bijdrage wil ik enkele punten naar voren brengen die hem naar mijn mening typeren. read on…

In memoriam Jan Soebhag

En weer is het Surinaamse culturele leven een drijvende kracht komen te ontvallen: gisteren, 9 februari 2019, overleed Jan Soebhag, die dichtte onder de naam Suraj. Een groot literair oeuvre liet hij niet na, maar als documentalist van de hindostaanse cultuur komt hem een belangrijke plaats toe. read on…

Verwikkelingen rond de naamgeving van onze moedertaal Sarnámi

door Bris(path) Mahabier

Het woord moedertaal is in het Nederlands vanaf de zestiende eeuw bekend (zie Groot Van Dale Leenwoordenboek:481). Ik leerde – in de jaren veertig van de vorige eeuw – mijn moedertaal. Dit gebeurde in mijn primaire milieu op het platteland op een ongestuurde manier, dat wil zeggen zonder een van te voren opgesteld onderwijsplan. Zo gaat het met het aanleren van elke moedertaal. read on…

Roshni, een moderne Sarnámi toneelgroep in Rahemalboiti

De toneelgroep Roshni staat onder de bezielende leiding van de lerares Shanti Matai. Zij timmert op toneelgebied – zeer verdienstelijk – al twee decennia aan de (Rahemal)weg. Shanti coördineert de groepsactiviteiten en zij zorgt voor een basisscript voor een nieuw toneelstuk. Het is opmerkelijk, dat deze groep zeker voor de helft uit jongeren – scholieren en studenten – bestaat. In alle 61 eenakters van Roshi, die deel uitmaken van de serie Hasti Masti (zie op YouTube), wordt consequent gebruik gemaakt van het eenvoudige Sarnámi, onze moedertaal. Niet alleen de taal, maar ook de gekozen onderwerpen zijn door en door Surinaams. Alles is van eigen culturele bodem! De onderwerpen hebben veel te maken met sociaal-culturele verandering. Dit artikel beoogt een geschreven portret van Roshni, beter bekend als de toneelgroep Hasti Masti, te geven. Er wordt aandacht besteed aan onder anderen de groepsleiding, de spelers, de missie, het taalgebruik, de gekozen onderwerpen en enkele titels van afleveringen uit de serie Hasti Masti. read on…

De oudste Ahirwá-danser Biharie Nandlal is niet meer

door Jan S. Soebhag

Biharie Nandlal is op 93-jarige leeftijd op 1 februari 2018 komen te ontvallen. Biharie Nandlal is geboren op 28 mei 1925 te Jagtlust Commewijne. Hij was zoon van de immigrant Soerdjbali Debi, QQ/73 (District: Gonda, Dorp: Fatteypur, omgeving Politiepost Sadullanagar) geweest. Zijn moeder heette Mahesserie Biharie en was in Suriname op 3 oktober 1906 geboren op de plantage Dordrecht. read on…

Leenwoorden in het Sarnámi en het Hindi

door Bris(path) Mahabier

1 Enkele opmerkingen over het Sarnámi

Niet het Hindi, zoals velen beweren, maar het Sarnámi is de moedertaal van de meeste Surinaamse en Nederlandse Hindoestanen. Vooral árya samáji geleerden uit India, maar ook pandits en parcáraks van Surinaamse bodem hielden de kalkattiyá’s (of kantráki’s), hun kinderen en kleinkinderen voor, dat het Hindi hun moedertaal was en dat ze moreel verplicht waren om deze taal te behouden en te cultiveren. Hindispecialisten en ook de andere medewerkers van het Indian Cultural Centre (ICC) maken gretig gebruik van elke gelegenheid, die hen in Suriname geboden wordt om dit standpunt steeds te herhalen. Deze taalpolitieke opvatting van het ICC is geheel in overeenstemming met de wens van de Indiase regering, maar is vooral voor de strijdbare sarnámisten niet acceptabel. read on…

Verzetsstrijdster Janey Tetary krijgt borstbeeld

De Brits-Indische immigrante Janey Tetary krijgt een borstbeeld in Paramaribo. Het streven is om dit monument in september, zo niet rond de herdenking van 145 jaar Hindostaanse Immigratie te onthullen, zegt Aniel Manorat, voorzitter van de Culturele Unie Suriname (CUS) aan Starnieuws. read on…

Noodzaak voor verder onderzoek van het Sarnámi

Verslag in woord en beeld van het Sárnami congres

 

Deze pagina is geheel gewijd aan de vorige week (5/6 mei 2017)  gehouden Sarnámi-conferentie, gehouden in het Universiteits guesthouse in Paramaribo. Moderatoren tijdens de discussies waren Indra Djwalapersad, Radjen Baldew, Bhola Narain en Maurits Hassankhan. Op deze literaire pagina zijn korte verslagen van de gepresenteerde lezingen opgenomen, gemaakt door Sita Patadien [SP] en Hilde Neus [HN]. Er was ook vertier. In de avonduren werden er baithak gana liederen ten gehore gebracht door Kries Ramkhelawan en zijn gezelschap. Op de tweede dag waren er diverse auteurs die voordroegen uit eigen werk. Ook presenteerde de toneelgroep Hasti Masti onder leiding van Shanti Matai een sketch die mooi aansloot bij het thema van de conferentie: grootouders die moeite hebben om te communiceren met hun kleinzoon, omdat die het Sarnámi niet spreekt. Vastlegging en overdracht is belangrijk bij het voortbestaan van een taal. Voor het Sarnámi is de prognose positief en deze conferentie draagt daar zeker aan bij. Alle foto’s: Michiel van Kempen. read on…

Charles Pahlad

door Natasha
Charles Pahlad is op 27 november 1942 geboren, te Ephramzegen in het district Suriname. In zijn jeugd was hij een lieve en aardige jongeman, en af en toe liet hij zijn ondeugende kant ook zien als jongeman. Zijn vader heette Harry Pahlad en zijn moeder, Rambasi Jhinkoe. Charles Pahlad komt uit een gezin van 9 kinderen.
Op 18-jarige leeftijd begon zijn zangcarrière. Charles Pahlad werd in zijn jeugd geïnspireerd door de oudere zangers uit die tijd en hij begon thuis zelf te oefenen en te zingen.  Zingen werd al gauw zijn hobby en hij maakte er een hobby van. Zijn eerste lied zong hij in 1961 in het openbaar en dat was ter gelegenheid van een huwelijk aan de Anniestraat met de band Gemini Orchestra onder leiding van de heer Harry Mohanlal. Het lied getiteld Pyáse panchi was gezongen door Mukesh in de film Pyáse panchi. Vanaf die periode heeft Pahlad constant gezongen.
Kort nadat Charles Pahlad met zang en muziek aanving richtte hij het Gemini Orcherstra op. Hij mag met trots aangeven dat hij ook de oprichter is van de eerste Hindustaanse beat group in Suriname. Hierna richtte hij de  OSMI group op en de The Silver Strings. Deze muziekformatie trad op  in de “Club The Silver Strings” aan de Nieuwe Charlesburgweg en bestond van 1982 tot en met 1990). In de jaren tot 1990 genoot de muziekformatie bijzondere populariteit onder de jongeren. The Silver Strings heeft ook in Nederland opgetreden waar zij naam maakte.
Charles Pahlad heeft altijd zijn eigen liederen gezongen en liederen van Surinaamse schrijvers.  Zijn populaire lied was: ‘Ye Milan bará Pyárá, ájá re ájá o sanam’ van de schrijver, wijlen de heer Khoesiaal (ongeveer 40 jaren geleden). Hij is de eerste zanger van dit lied geweest.
Een downperiode in zijn leven kwam, toen hij met muziek stopte.
[naar Bhásá, maart 2013]

Tetary en Kajol

door Sandew Hira
Waren de vrouwen die uit India kwamen in de periode van contractarbeid mooi?
Wat een vraag! Moet ik daar echt op ingaan?Die vraag werd me gesteld toen ik aan vrienden een demo-versie liet zien van de nieuwe gedramatiseerde documentaire die OHM Nederland heeft laten maken over Tetary. Vincent Soekra deed de regie. Aijaz Khan van SKY televisie nam het camerawerk voor zijn rekening en ik maakte het script.De documentaire behandelt een bijzondere episode uit de geschiedenis van Suriname: de periode van contractarbeid en met name de opstand op werkkamp Zorg en Hoop in 1884. In het kader van de herschrijving van de geschiedenis gebruiken we het begrip werkkamp in plaats van plantage, omdat werkkamp een preciezere aanduiding is van de plek waar mensen onder dwang tewerkgesteld worden. Plantage heeft een romantische [sic] aureool.

Dit jaar is het 140 jaar geleden dat de eerste contractarbeiders aankwamen in Suriname om te zwoegen op de werkkampen waar vroeger tot slaaf gemaakte Afrikanen hebben gewerkt. De opstand op werkkamp Mariënburg is bekend. Die van Zorg en Hoop is vergeten. Bij die opstand zijn zeven mensen vermoord onder wie Tetary, een jonge moeder van 24 jaar. Tetary was de enige vrouwelijke leider in de veertig opstanden die tussen 1873 en 1916 zijn geweest op de werkkampen in Suriname. Ramjanee was de andere leider van de opstand op Zorg en Hoop.

Het verhaal wordt geïllustreerd met dramatische scènes die gespeeld worden door 25 jonge acteurs. Kajol Tahdil speelt Tetary en Ryan Dial speelt Ramjanee. Soerin Goerdayal is de wrede sardar. Na het zien van de documentaire krijg je een grondige hekel aan de man. Historica Tanya Sitaram draagt het hele verhaal met haar vertelling over Tetary en contractarbeid. Tanya is een nieuwe expert op het gebied van de Hindostaanse geschiedenis.

De vraag die ik kreeg was vanwege Kajol. In de Indiase film-industrie is Kajol de naam van een bekende beeldschone actrice, vergelijkbaar met Aishwariya Rai. Onze Kajol (Tahdil) woont in Suriname. Net als de Indiase Kajol is onze Kajol ook beeldschoon en foto- en filmgeniek. Ze spettert van het witte doek af.

Dus toen ik de documentaire liet zien, was de eerste reactie van mijn macho vrienden: “Dit is niet realistisch. Konden jullie geen lelijke vrouw casten.”
Ik: “Maar waarom zouden de Hindostaanse vrouwen tijdens contractarbeid lelijk zijn?”
Op één of andere manier is het beeld van onze voorouders van lelijke haveloze sloebers. Dat beeld klopt niet. Ze waren mooie haveloze sloebers.
Schoonheid zit niet in de kleren, maar in de geest.

Ik snap wel wat mijn vrienden bedoelen. Als je een gedramatiseerde documentaire maakt die gebaseerd is op ware gebeurtenissen, hoe realistisch moeten dan de drama-scènes zijn? Voor makers van zulke documentaires is het altijd een afweging tussen de feiten die bekend gemaakt moeten worden en de manier waarop dat moet gebeuren.

Neem het verschijnsel van de straffen op de plantages. Eén beeld zegt meer dan duizend woorden. In de documentaire laten we zien hoe contractarbeiders gestraft werden met zweepslagen. Voor het eerst wordt getoond hoe een Spaanse bok wordt gebonden. De Spaanse bok werd niet alleen tijdens slavernij toegepast, maar ook tijdens contractarbeid en werd kromboei genoemd. De touwen, de stok die tussen de benen gaat, het mondstuk waarmee de mond wordt gebonden. Dat is gebaseerd op feiten. Maar de straffen werden tijdens contractarbeid niet op de plantages uitgevoerd. Om productie-technische en dramatische redenen hebben we de straffen laten uitvoeren in het bijzijn van de arbeiders die moeten toekijken als hun lotgenoot gestraft wordt.
Mag dit? Is het niet in strijd met de waarheid?
Iedere documentaire-maker zal zeggen: natuurlijk mag het. Om de emotie van het straffen te tonen is het van belang om een scène te maken die de omstanders laat toekijken en die emotie uitdrukken.
De emoties en de straffen zijn gebaseerd op ware gebeurtenissen, de locatie niet.
Een lastig dilemma? Nee, eigenlijk niet. Iedere kijker kan dit begrijpen.

De documentaire is een stuk herschrijving van de geschiedenis. Dat gebeurt niet alleen in boeken, maar ook op het witte doek en televisiescherm.

De documentaire wordt vertoond in het nieuwe deel van het Lalla Rookh Complex (gebouw 2, ballroom). Daar is ook het gebouw van het museum. Het museum is nu leeg. De grote uitdaging voor de toekomst is het vullen van het museum. Ik ben geweldig trots op de jongens van NSHI. Het geheel is tot stand gekomen zonder overheidssubsidie. Het is volledig gefinancierd uit eigen middelen die verkregen zijn door eigen inspanning. Het overgrote deel van de inkomsten bestaat uit de verhuur van het eerste gedeelte. Het overige deel is afkomstig uit sponsoring van het bedrijfsleven.

Het museum is deel van ‘public memory’, de manifestatie van geschiedenis (en daardoor van identiteit) in de publieke ruimte. Mijn goede vriend professor Stephen Small van de University of California Berkeley [Small is hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam – red. CU] is een specialist op dit gebied. Stephen is één van de keynote sprekers op de komende conferentie over slavernij en contractarbeid. Hij was één van de curatoren geweest van het Slavery Museum in Liverpool. Hij heeft veel onderzoek gedaan in Amerika naar ‘slaven’-musea en naar public memory.
’s Ochtends is hij bij de opening van de conferentie en ’s avonds zullen hij en ik een lezing houden in Lalla Rookh met de titel “Public memory and Indentured Labour. The history of indentured labour in museums and public places”. Hij vertelt het algemene plaatje en ik maak de koppeling met contractarbeid.

Eén van de objecten die in het museum tentoongesteld zullen worden zijn foto’s. Ik heb de afgelopen weken foto’s opgestuurd gekregen van diverse mensen. Eén foto is gemaakt door de secretaris van de gouverneur in 1911. Het is een collage van vier foto’s waarop te zien is hoe Hindostaanse contractarbeiders zich voorbereiden op de terugkeer naar India. Ze laten hun kleren drogen bij het Onafhankelijkheidsplein. Ze lopen in een groep naar de kade. Heel indrukwekkend.
Een andere foto is van de processie bij de 50-ste ‘viering’ (vandaag zeggen we: de herdenking) van de afschaffing van slavernij in 1913. Bij die processie is een Hindostaanse praalwagen te zien getrokken door een ezel.

NSHI zal nog met een oproep komen naar de gemeenschap om oude foto’s en objecten beschikbaar te stellen t.b.v. het museum. Daarmee zal het nieuwe verhaal over de geschiedenis van Hindostanen verteld worden.

Ik kreeg onlangs ook een foto-verrassing. Ik wil bij de première van Tetary een tastbare herinnering tonen aan mijn grootouders door me op die dag te kleden zoals mijn grootvader dat gewoon was te doen, met een dhoti en pagri. Naar aanleiding van die aankondiging in Starnieuws kreeg ik een foto toegestuurd van iemand die ik niet kende, John Ramnandanlal. Het foto was gemaakt in 1970. Vertederend mooi. Ze staan naast elkaar in een foto studio, mijn aja en aji. John had zijn telefoonnummer in Suriname achtergelaten op de achterkant van de foto. Ik belde hem op om te bedanken voor de grote verrassing en te vragen hoe hij aan die foto kwam. Het bleek dat hij vlak bij mijn grootouders had gewoond in de Van Drimmelenpolder in Nickerie.

Op de foto was te zien hoe mij aja zijn dhoti en pagri droeg. Kennelijk heb je daar verschillende manieren van dragen. Ik vroeg mijn vrienden van NSHI: wie kan me helpen om dat ding te wikkelen zodanig dat straks niet de hele zaak van mijn lijf valt en mijn dikke buik en alles daaronder bloot komt te staan. Niemand wist hoe die specifieke stijl van mijn aja te binden. Totdat Jan Soebhag zich aanmeldde. Hij weet het. Ik vertrouw op hem….

p.s. De documentaire Tetary wordt om technische redenen verschoven naar zaterdag 8 juni van 18.30-22.00 uur. Het programma bestaat uit de vertoning gevolgd door een paneldiscussie.
De lezing van Stephen en mij is op donderdag 6 juni van 19.30-21.00 uur. Beide evenementen vinden plaats op het Lalla Rookh Complex, Ballroom, gebouw 2.

[van Starnieuws, 3 juni 2013]
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter