blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Snoep Sander

Slachtoffer, dader, schaamte

Deel 2 van het vierde hoofdstuk van Cariben, laten we het onmogelijke vragen van Willem van Lit (te verschijnen).

door Willem van Lit

In een dergelijke woordenstrijd [over de naamswijziging van het Peter Stuyvesant College, een discussie gevoerd op de site van de Wereldomroep – red.] komt in veel gevallen de van oorsprong “slachtoffer”-beschaamde naar voren. Hij is in de woordenstroom het meest nadrukkelijk aanwezig. De “dader”-beschaamde lijkt zich gedeisd te houden, maar alle elementen van beschaming zitten wel in deze serie. Degenen die zich beschaamd hebben afgewend en die zichzelf geen stem kunnen of durven te geven zijn ook wel degelijk aanwezig. Uit de artikelen is op te maken dat zich een groep heeft gevormd die zich wil verzetten tegen de naamswijziging, maar die durft niet publiekelijk voor de dag te komen.[1] Er werd een enquête gehouden en een ruime meerderheid van de scholieren bleek tegen de naamsverandering te zijn. Toen de Curaçaose regering echter besloot dat de naam tóch veranderd moest worden, werd de actiegroep “PSC for democracy” opgericht[2]. Het feit dat deze groep zich niet openlijk wil presenteren, duidt op angst voor geweld. In deze groep zijn zeker leerlingen (en ex-leerlingen of ouders e.d.) vertegenwoordigd die geboren en getogen Curaçaoënaar zijn. De druk en het verbale geweld dat hier te lezen is, zijn grove beschaming en wederbeschaming; de scheidslijnen zijn echter niet haarscherp te trekken. Er is in verschillende gevallen niet precies aan te geven wie precies blank of zwart is, wie koloniaal is en wie antikoloniaal, Nederlander (makamba) of autochtoon Curaçaoënaar, behalve degenen die uiterst expliciet zijn in hun betoog en dit zijn veelal schrijvers van de slachtofferkant. [3] De omhelzing is complex van aard en samenstelling. Er zitten nuances in, maar bij de uitdrukking van opvattingen in de emotionele boog zijn de tegenstellingen grof en spijkerhard neergezet: van schofferend kleinerend tot direct dreigend.

De echte schuldbewuste Nederlander is in deze serie weliswaar nergens expliciet aanwezig (misschien houdt hij zich ook wel schuil); tussen de regels kunnen we wel iets aflezen. Een voorbeeld hiervan is de passage: “geef elkaar de hand en werk samen bouw je eiland op,maak t een mooi veilig eiland waar toerisme gaat bloeien en er voor iedereen werk is, harmonie, warmte liefde en goede omgangsvormen naar elkaar toe, respect(…).” De schrijver van de reactie probeert de situatie te bezweren en mensen op te roepen hun vizier op de toekomst te zetten. Een dergelijke oproep kan natuurlijk ook geplaatst zijn door een Afro-Caribische man of vrouw, maar duidelijk is dat de toon hier verzoenend wil zijn, bijna verontschuldigend.

Duidelijker voorbeelden van zelfbeschuldiging zijn wel te vinden. Op het internetmedium LinkedIn liep de discussie over een documentaire Curaçao [4]. Hierin werden de patronen van de beschamende tegenstellingen tussen daders en slachtoffers op het desbetreffende eiland nogal sterk uitgelicht. Dialogen op LinkedIn worden ietwat rustiger gevoerd, maar ook hier gaven Nederlanders en Antillianen (Curaçaoënaars) hun opvattingen weer over de situatie (met commentaar op de genoemde documentaire). Een Nederlander zegt onder andere: “Curaçao toont het collectief verzwegen verleden van de Nederlandse oud-kolonie en laat op een pijnlijke manier zien hoe dit de hedendaagse Curaçaose samenleving beïnvloedt (…). In deze film wordt langzaam duidelijk dat de Nederlanders nauwelijks notie blijken te hebben van hun eigen aandeel in de geschiedenis op het eiland. En al helemaal niet van de verstrekkende gevolgen daarvan op de huidige samenleving. Curaçao legt daarmee de onaangename kanten bloot van het karakter van een handelsvolk dat altijd denkt als enige het juiste voorbeeld te geven”. Een ander zegt: “De documentaire slaat vele spijkers op zijn kop en is terecht confronterend voor veel Nederlanders op Curaçao. Het is niet gemakkelijk in de spiegel te moeten kijken. En het verleden? dat is er nog elke dag en over die olifant in de kamer moet een goede discussie komen tussen alle bevolkingsgroepen. Dat is hard nodig”.

Bij LinkedIn lopen de emoties niet zo hoog op. Ten eerste zijn de mensen die er komen om te discussiëren bekend; ze zijn er onder hun eigen naam. Ten tweede zijn degenen die elkaar op dit podium ontmoeten, dikwijls mensen die elkaar ook werkelijk kennen. Daarbij is waarschijnlijk het feit dat de meesten hier hoogopgeleid zijn of kaderfuncties hebben in bedrijf of overheid mede bepalend voor de rustiger toon van debat. (Hoewel dit laatste ook nooit een echte garantie is). Hierdoor voelt men zich ook veiliger om kwetsbaar naar voren te komen en de zelfschuldigheid of – beter gezegd – de zelfbeschaming onder woorden te brengen.

Wat wel heel duidelijk opvalt bij RNW, is dat de agressie van de ontkende schaamte er daar wel torenhoog bovenuit komt. Hier is geen terughoudendheid meer: “Vind je bijv. ook dat nieuwsgierige Curaçaose kinderen ook niet mogen vragen waarom ze zwart zijn en waarom er standbeelden van Tula en andere zwarte Curaçaoënaars bestaan? en hoe het komt dat hun standbeelden zover van het centrum van Willemstad staan? Je bent volgens mij n iet goed snik man! (…)”. Deze schrijver veronderstelt dat de vorige (waar hij op reageert) hier misschien wel iets over vindt en hij suggereert daarbij dat deze misschien wel zou vragen of de kinderen van Curaçao niet mogen vragen waarom ze zwart zijn. Dit is in feite al een absurditeit; het verwijst naar het denkbeeld dat men al vroeg in het leven de beschamende last van de huidskleur zou moeten ervaren. Daarbij vraagt hij die ander – in één adem door – of hij wel weet waarom de helden van weleer (zij die hun leven gaven voor de raciale vrijheid) geen ereplaatsen hebben gekregen op het eiland. (De vorige schrijver heeft daar helemaal niet over gehad). In feite zegt hij: “Ga je schamen”! Hij spuugt het eruit. Daarna komt hij met zijn eigen trots: het yu di Korsoú als een nieuwe heldennaam, een strijder. Hij gebruikt ook de Spaanse benaming Curasoleño om dit te verbijzonderen en te bevestigen: onaantastbaar, enig en gegrift in schrift. Hier heeft de trots om de nationale identiteit nog geen ranzige nasmaak. [5]

Een van de meest beschamende uitspraken is: “Give them enough rope to hang themselves”. Het is niet nodig aan te geven welke partij in de kwestie deze suggestie doet; hij blijft zelf ook op de vlakte. Het is een inktzwarte opmerking die getuigt van de meest nihilistische kant van ironie. Het is een opmerking die we in onze “beschaafde” modus van verdraagzaamheid en mededogen bijna niet meer kunnen invoelen qua betekenis, maar het is wel een opmerking die wil bedoeld zijn als uiting van uiterste wreedheid van beschaming (zoals in het vorige hoofdstuk de wreedheid die bij Geeraerts naar voren kwam). De reacties zitten overigens boordevol ironie en sarcasme, waarbij men de lezer oproept afstand te nemen en de zaak of de ander niet serieus te nemen: “ De helft van de bevolking woont in het gehate Nederland…” en “ de circusachtige drama” zijn slechts twee korte passages. De lezer vindt er voldoende naar keuze. De teksten krioelen ervan.

Er zitten verwijzingen in naar de genocide van het Joodse volk: “… verdwijnen jullie getooid met davidsterren straks allemaal naar het kamp op de vlakte van San Pedro. Heil.” Deze passage is een verwijzing naar een demonstratie die de politieke partij Pueblo Soberano (PS) in het verleden heeft georganiseerd als protest tegen Nederland, waarbij de demonstranten davidsterren op hun kleding hadden geplakt: beschaming en wederbeschaming in gitzwarte ironie gekleurd.

Zelfbeschaming zit er ook in de reacties: “(wij discrimineren elkaar onderling en dat weet je drommels goed!)”. De zin staat er wat terloops en letterlijk tussen haakjes buiten de context van de rest van het betoog van de schrijver van deze reactie, maar de intentie ervan is duidelijk; hij geeft aan dat de mensen (waarschijnlijk uit het kamp van de slachtoffers) aan zelfbeschaming doen.

[1] RNW Caribiana “Peter Stuyvessant actiegroep ‘bang voor represailles”, 12 april, Dick Drayer. “De anonieme actiegroep ‘PSC for democracy’ durft uit angst voor vergelding uit de politiek haar identiteit niet prijs te geven (…) De groep is het niet eens met de gedwongen naamswijziging van het Curaçaose Peter Stuyvesant College per augustus”.

[2] RNW Caribiana “Prijsvraag over nieuwe naam Peter Stuyvesant College”, 19 februari 2011, Lisette Wellens. “Uit een enquête die alle leerlingen van het Peter Stuyvesant College vorige week invulden, bleek dat een grote meerderheid van 76 procent het niet eens is met de naamsverandering”.

[3] “En mocht je zelf ook een Curaçaoënaar zijn, wat ik sterk betwijfel, dan ben je ook nog indentiteitsloos”, zegt een van de schrijvers van een reactie. Het duidt erop dat hij – ondanks zijn woede die in de rest van zijn verhaal zit – voorzichtig wil zijn met het uitdelen van zijn zure schaamtebonbons omdat hij niet weet wie hij uit welke kant van de omhelzing voor zich heeft. Hij duidt het ook nog sterk aan door op te merken dat die ander dan iemand is zonder identiteit en dat lijkt helemaal erg te zijn.

[4] Curaçao, regie Sarah Vos en Sander Snoep, Nederland 2010, 75 min. NL gesproken.

[5] Ik stel me voor hoe men op een Nederlander zou reageren die in dezelfde verhoudingen, context en in dezelfde felheid van bewoordingen roept dat hij een “Hollander” is. Velen – en ook ikzelf – zouden daar wat laatdunkend en ietwat plaatsvervangend beschaamd omheen lopen met de wijsvinger tikkend tegen het voorhoofd.

Antilliaans weekend in Amsterdam

door Tanja Fraai

De Antilliaanse eilanden stonden vrijdag 20 en zaterdag 21 mei centraal in het Amsterdamse debatcentrum De Balie. Theatermaker John Leerdam en artistiek directeur van De Balie, Yoeri Albrecht (beiden op de foto), zijn de geestelijke vaders van het Antilliaans weekend. Samen stelden ze een tweedaags programma samen met debat, films, theater en zang getiteld De Eilanden op Drift.

Albrecht vindt het als artistiek directeur van De Balie zijn plicht om dit soort evenementen te organiseren: “Wij zijn hier in het centrum van Amsterdam een van dé culturele instellingen en wij moeten er voor iedereen zijn. Wit, zwart, oud of jong, Antilliaan of Surinamer.” Albrecht wijst op het belang van een goed aanbod voor iedere doelgroep om zo mensen te verleiden ‘uit de wijken naar het centrum te komen’.

Goede mix
Leerdam is trots op de mix aan debat, films en theater die allemaal de Caribisch-Nederlandse eilanden als onderwerp hebben. Dat is ook de achterliggende gedachte van dit Antilliaans weekend; om de balans op te maken na de staatkundige veranderingen en te kijken hoe met elkaar verder te gaan. Er stond een theatrale reading op het programma van het stuk Yaya, zwarte mama van Susan Glimmerveen. Zangeres Izaline Calister sloot het weekend af met een optreden.

Pijnpunten
Het accent ligt wel sterk op Curaçao met vier films die het eiland als onderwerp hebben. Zij het op verschillende manieren. Albrecht vindt vooral Leerdams eigen film Gritu di un Pueblo (1996) inzicht geven in de problematiek in de verhouding in het Koninkrijk. “Laten we het onderlinge wantrouwen ook adresseren tijdens de debatten dit weekend.”

Zappen
Ook de film Kara nobo di Kòrsou (2010) van Alexandra Jansse wordt vertoond met als het thema het cultureel erfgoed van Willemstad. “Zo kun je zappen tussen verschillende emoties; melancholie, schurende verhoudingen of juist prachtige esthetiek”, legt Leerdam uit. De film Curaçao (2010) van Sander Snoep & Sarah Vos over de moeizame verhouding tussen wit en zwart op het eiland maakt het rijtje compleet. Een Curaçaose bezoeker is blij met de aandacht voor zijn geboorte-eiland: “De Nederlander moet meer weten wat er gaande is.”

[van RNW, 23 mei 2011]

De Eilanden op drift

Antilliaans weekeinde in De Balie
Vrijdag 20 en zaterdag 21 mei

Op 10-10-10 raakten de Nederlandse Antillen op drift. Sommige eilanden gaan steeds meer hun eigen weg, andere komen terug onder Nederlands bewind. Hoe ver reikt de invloed van het koloniale verleden op deze herziene verhoudingen?

Vanaf 20 mei ontpopt De Balie zich als Caraïbisch droomeiland in de mensenzee van het Leidseplein. Middels theater, debat en vier documentaires wordt verleden, heden en toekomst van de band tussen Nederland en de Antilliaanse eilanden besproken en verkend. De Eilanden op drift start vrijdagavond met een groot interview met minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Piet Hein Donner. De Curaçaose diva Izaline Calister sluit het Antilliaanse weekeinde af met een lang, zwoel en onvermijdelijk dansbaar avondconcert.

Theater zaterdag 20:00 uur
Yaya; Zwarte Mama
Toneelstuk van Susan Glimmerveen
Geënsceneerde reading onder regie van John Leerdam.
Cast: Noraly Beyer, Paulette Smit, Chris Comvalius, Rita van der Heul, Giselle Ecury, Igma van Putte, Klaas de Vries en Raymond Labad.

Film (zaterdag)

Curaçao – een film van Sarah Vos en Sander Snoep
Gritu di un Pueblo, 30 mei 1969 – een film van John Leerdam
Het nieuwe gezicht van Willemstad – een film van Alexandra Jansse
Su Solo y Palayana – een film van Sharelly Emanuelson

De meerwaarde van Curaçao

door Aliefka Bijlsma

“Het moet maar eens afgelopen zijn met die betweterigheid van die domme ingnoranten van die witte documakers die denken dat zij alles beter weten over de zogenaamde zwarten. Ze zijn dommer dan dom!”, aldus mal mama/bon madrasta op de website van Radio Nederland Wereldomroep. Ze reageert op een artikel over de documentaire Curaçao gemaakt door Sarah Vos en Sander Snoep. Ik heb deze documentaire gezien tijdens het International Documentary Filmfestival Amsterdam (IDFA). Reden: Ik had twee jaar geleden de producent een lijst gegeven met boeken en interessante mensen die de makers konden raadplegen. Hun insteek – ,,De Antilliaan wordt steeds zo slecht neergezet, we willen nu eens laten zien hoe het er echt aan toe gaat” – beviel me ergens niet. Het is duidelijk dat mijn lijstje ze niet tot andere gedachten heeft kunnen brengen. Want wat de documentaire ons, het publiek, laat zien is een samenleving waarin zwart volledig wordt uitgebuit door wit. Godzijdank sparen de makers ons enigszins door beide groeperingen als behoorlijk dom neer te zetten. Daardoor kunnen wij ons distantiëren.

Distantie. Is een documentaire dan geslaagd te noemen? Mij lijkt van niet. In het donker van de zaal sloeg ik steeds mijn hand voor de mond. De documentaire voelde alsof ik tegen mijn zin in ramptoerist werd. Mij werd een type witte medemens door de strot geduwd waar ik uit mezelf al een hekel aan heb. Daar hoef ik niet zwart voor te zijn. Ik kon nauwelijks aanzien hoe weer een volgend aangeschoten en volgevreten Brabander even kwam vertellen dat zijn euro daar heel wat verder reikte dan in Nederland. Om vervolgens de Afro-Curaçaose serveerster geen blik waardig te gunnen.

De slavernij, zo luidt de stelling van de makers, is nog altijd springlevend. Ik werd er niet vrolijk van. Want inderdaad, dat soort mensen loopt op Curaçao rond, en in toenemende mate. Heel even dacht ook ik: ‘Ik ga nooit meer op een mooi opgespoten Curaçaos strand liggen lezen, terwijl de Afro-Curaçaoënaar het achter een muurtje moet doen met een vies stukje strand waar niet voor betaald hoeft te worden’. Maar wacht – dacht ik even later – loopt dat type lompe Hollander niet ook gewoon in Nederland rond? Of in Thailand? Of de Costa del Sol? En nog belangrijker: Waarom ook niet? Verdienen ze dat dan niet gewoon, na een jaartje hard werken en belasting betalen?

Kortom: De boodschap die de makers over willen brengen, beklijft niet. Als ze de intentie hebben verandering teweeg te brengen, dan lukt dat op deze manier niet. De gemiddelde Nederlander zal zich in ieder geval niet aangesproken voelen. Net als de Curaçaoënaar distantieer ook ik me van het type Nederlander die de documentaire volgt; de grove, consumerende, inhalige Hollander. Ik zeg hier bewust ‘Curaçaoënaar’ en maak dus geen onderscheid in deze tussen de Afro-Curaçaoënaar en Europese-Curaçaoënaar. Want laat ik meteen even een hardnekkige mythe uit de wereld helpen, een mythe die helaas door dit soort documentaires in stand wordt gehouden: Curaçao bestaat niet zuiver uit wit of zwart. Ja, wit en zwart zijn er, en of ze dat willen of niet, ze hebben met elkaar te maken. Maar er is zoveel meer. Op een klein eiland van slechts 150.000 inwoners treffen we minstens 40 verschillende soorten culturen aan. Dat is zo’n enorme rijkdom, een culturele diversiteit van onschatbare waarde. De raciale verhoudingen en daarmee gepaard gaande sociaal-culturele problemen zijn dan ook complex. Deze uitkleden tot een probleem tussen wit en zwart doet afbreuk aan de realiteit, is bovendien een gemiste kans. We kunnen namelijk ook kijken naar Curaçao als broedplaats van culturele diversiteit en daar veel van leren, genuanceerde lessen trekken waar we veel meer aan hebben dan aan polarisatie.

Even terug naar de reacties op de documentaire. Tijdens de borrel na afloop in Amsterdam had niemand het eigenlijk nog over de thematiek. Op het web heb ik weinig mensen iets zinnigs horen zeggen. Zoals dat kan gaan op het web staat iedereen even op een zeepkistje te schreeuwen. Niet zozeer tegen een ander maar vooral voor zichzelf. Hij of zij wil een eigen punt maken. Punt. Is dat dan winst? Dat allemaal mensen van alles roepen, en bovendien zuiver binnen de beperkte kring van mensen die zich voor Curaçao interesseren? Of is het winst dat de documentaire koren op de molen zal zijn van anti-makamba (anti-wit) politici als Anthony Godett en Helmin Wiels. Waarom zijn de makers bijvoorbeeld niet ingegaan op de vraag hoe het zit met het feit dat Curaçao nog altijd tot het Koninkrijk der Nederlanden behoort? Denken mensen nu werkelijk dat zoiets kan blijven bestaan tegen de wil in van de overwegend Afro-Curaçaose gekozen politici? Hoe kan in die zin in Godsnaam een parallel zijn getrokken tussen de huidige democratie en de slavernij?

Uiteraard zijn er spanningen tussen wit en zwart, en is het helaas nog altijd zo dat de economische machthebbers overwegend wit zijn. Maar dat is niet een uitsluitend typisch Curaçaos verschijnsel. Men hoeft alleen maar naar Brazilië te kijken om te beseffen dat die spanningen een universele realiteit vormen. Zou het echter wel typisch van Curaçao zijn, dan zou mijn antwoord zijn geweest: Geef het de tijd. Vergeet niet dat we het hier hebben over een jonge cultuur die pas vijfhonderd jaar de tijd heeft gehad een eigen identiteit te ontwikkelen. En waar het in de tussenliggende tijd gaat om racisme en uitbuiting: Dat houdt het Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens wel in toom, een verdrag dat net als in het Koninkrijk ook gewoon van toepassing is op Curaçao.

Dit alles gezegd hebbende zou ik de documentaire niet helemaal willen afwijzen. Het gaat wel degelijk ergens over, alleen gaat het wat mij betreft over iets heel anders dan de makers hebben beoogd. De documentaire Curaçao staat voor mij symbool voor een tijdsgeest. We leven in een maatschappij van ‘ikke, ikke, ikke en de rest kan stikken’. Lekker mijn eigen eurootjes sparen en mozzarella eten in de tropen. Gaan en staan waar ik wil. Consumeren wat ik wil. En ook nog eens in de eigen taal. Zo denkt ook de Afro-Curaçaoënaar die geen werk wil vinden maar toch in Amsterdam maismeel om funchi te maken koopt. In essentie kunnen wit en zwart elkaar niet zo gek veel schelen, over en weer. Net zo min als de Chinese-Curaçaoënaar iets met de sefardische-Curaçaose-jood heeft. Het is dat ze allemaal tot elkaar veroordeeld zijn. Dat is geen verwijt maar een constatering, en juist dát is zo van deze tijd. Juist dat is universeel. Getuige ook de reacties: We schreeuwen allemaal maar wat, en doen dat vanuit onze eigen sociaal-culturele achtergrond. Er is weinig inlevingsvermogen, weinig empathie voor een ander standpunt.

De ‘kleur’ van de reacties is dan ook voorspelbaar. Zodra het racistisch of beledigend wordt, schuilen we ons achter een virtuele naam of zijn we opeens anoniem. Precies de reden waarom de discussies op Facebook over de documentaire (bijvoorbeeld op de wall van Norbert George) er een stuk milder aan toe gaan. Op Facebook is men niet anoniem. Gelukkig niet. Wat mij betreft moet iedereen de documentaire Curaçao zien. Niet omdat het ‘de’ waarheid over Curaçao zou vertellen. Maar om de confrontatie aan te gaan met wat wij allemaal zijn geworden. Kijk goed, want ik, de mens, ben lelijk.

De schrijfster Aliefka Bijlsma is op Curaçao geboren (1972). Een deel van haar jeugd bracht zij door in Senegal, de Filipijnen, Engeland en Ghana. Na haar studie rechten in Amsterdam ging zij aan de slag in New York om vervolgens advocaat te worden op Curaçao. De inmiddels weer in Amsterdam wonende Bijlsma maakte in 2007 haar succesvolle romandebuut met Gezandstraald dat zich op Curaçao afspeelt. Onlangs verscheen haar roman Mede namens mijn vrouw.

Film Curaçao in première

Tijdens het IDFA gaat op vrijdag 19 november de film Curaçao van Sarah Vos en Sander Snoep in première. Klik op het plaatje voor een grotere afbeelding.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter