blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Smith Wycliffe

Wycliffe Smith

Portret van de Sabaanse schrijver Wycliffe Smith, gemaakt door de in Suriname werkzame fotograaf Nicolaas Porter. Nr. 124 in de reeks fotoportretten die Porter in opdracht van de Werkgroep Caraïbische Letteren maakt. Voor informatie kunt U mailen naar: nicolaasporter@hotmail.com. Wie de hele reeks wil zien kan hieronder klikken op het label Werkgroepportretten.

Wycliffe Smith (pon di riddim)

Hieronder (zie link) mijn verwerking van een gedicht van de in 1948 op Saba geboren Wycliffe Smith (foto rechts). Het betreft het gedicht ‘I died’. Dit gedicht is gepubliceerd in de gedichtenbundel A voice from W-inward (1976) waarmee Smith debuteerde.

Het gedicht ‘I died’ sprak mij in deze bundel het meeste aan, hoewel er ook andere lezenswaardige in staan. De schoonheid (of kracht) van het gedicht ‘I died’ zit naar mijn mening in de dramatiek ervan, en de interessante vermenging van Caraïbische, zwarte en persoonlijke geschiedenis die het lijkt te verwoorden.

Ik heb er een song van gemaakt – door mezelf gezongen – op een Jamaicaans reggae “riddim” (instrumental), en heb ter vorming van een refrein wat Rastafari-verwijzingen toegevoegd, welke ik wel in lijn vond met de algehele strekking van het gedicht.

Het Jamaicaanse riddim waarop ik zing is het “viool-rijke” Nylon riddim, o.m. succesvol op gezongen door bekende Jamaicaanse artiesten/vocalisten Sizzla (song ‘Chilling In Chile’) en Busy Signal (song ‘Trading Places’). Deze nummers zijn vanuit muzikaal/vocaal oogpunt waarschijnlijk interessanter of beter dan mijn song erop – ik erken het -, met name het catchy ‘Chilling In Chile’ van Sizzla (hoewel Busy Signal’s ‘Trading Places’ tekstueel ook interessant is). Het ging er mij echter vooral om het gedicht ‘I died’ meer exposure te geven, via een andere Caraïbische (Jamaicaanse reggae) connectie die mij wel leuk leek.

In de dia-video zijn (recente) foto’s van Wycliffe Smith en Saba te zien en in de Info staat de gehele tekst (en dus het gedicht)

Klik hier

Gedichten over eilanden (VI)

Sint-Maarten
door Albert Hagenaars

Klaas de Groot heeft ernaar gestreefd in Vaar naar de vuurtoren behalve zoveel mogelijk literaire kwaliteit ook genoeg locale kenmerken per eiland te bieden. Wat jammer daarom dat de dubbele identiteit van Sint-Maarten, toch het in veel opzichten belangrijkste Bovenwindse eiland van de drie met Nederlandse banden, niet aan bod komt in de anthologie. read on…

Gedichten over eilanden (IV)

Saba

door Albert Hagenaars

Hoe groot kan de poëtische opbrengst zijn van een eilandje dat, afhankelijk van de bronnen, tussen de 1500 en 2000 inwoners telt inclusief 200 meestens Amerikaanse studenten van de Saba University School of Medicine, plus (maar alleen in het vakantieseizoen) drie keer zoveel toeristen, van wie de meeste echter dagjesmensen zijn die een excursie vanuit Sint-Maarten maken? Normaal gesproken niet groot. Daarom verbaast het enigszins dat Klaas de Groot en assistenten nog met zeven dichterlijke teksten op de proppen kwamen die betrekking op Saba hebben, waaronder het zeker niet poëtische volkslied. Een volkslied hoeft echter geen gedicht te zijn om toch een prima tekst te kunnen bieden.

Van deze zeven bijdragen zijn er zes oorspronkelijk in het Engels en een in het Nederlands en dat is nog een positieve vertekening voor het belang van het Nederlands want officieel heeft 88% van de inwoners Engels als thuistaal, 5% Spaans, 4 % anders, 2% Nederlands en 1% Papiaments. Zetten we dat af tegen het hoogst genoemde bevolkingsaantal, 2000, dan spreken er dus 40 mensen op de eerste plaats Nederlands, gemakshalve verdeeld over 10 tot 15 gezinnen.

Ik gebruikte met opzet al ‘dichterlijke teksten’ i.p.v. ‘gedichten’ omdat het poëziegehalte helaas ook als bescheiden beschouwd moet worden. De eerste tekst is van Albert Helman, pseudoniem van Lodewijk ‘Lou’ Lichtveld (geboren in 1903 in Paramaribo en overleden in 1996 te Amsterdam). Helman behoort tot de voornaamste literatoren in Vaar naar de vuurtoren. Zijn bibliografie is indrukwekkend; hij is niet voor niets 92 jaar geworden. Tussendoor, ben je geneigd te zeggen, had hij nog tijd om de meest uiteenlopende activiteiten uit te oefenen. Ik som een deel op: seminariestudent, organist, componist, onderwijzer, journalist, romancier, combattant in de Spaanse Burgeroorlog (aan Republikeinse zijde), redacteur van verzetsblad De Vrije Kunstenaar, Landsminister van o.a. Onderwijs en Volksontwikkeling en ook nog gevolmachtigd minister op de Nederlandse ambassade te Washington. Zijn lange levensloop kende tal van hoogte- en dieptepunten, zodat Helman wist wat dramatiek is. Wie anders kun je dan nog wensen als dichter om het poëtisch reservoir van Saba te ontsluiten?
Maar de keuze van De Groot stelt teleur, aanvankelijk toch. Het is weliswaar een lang stuk van drie delen, dat in dit boek 5 pagina’s in beslag neemt, maar het doet door z’n vele verkleinwoorden, rijmen en sprookjestoon toch vooral denken aan een voor de eigen kring bedoeld kindervertelsel.

Het begint aldus:

Huisje op Saba

In majeur

Ik heb een huisje op Saba.
Dat wist je niet.

Gehurkt naast een goayaba.
Wist jij ook niet.

’t Is keurig, maar wat kleintjes,
met luiken en gordijntjes.
Dat wist je niet.

’t Heeft een rood zadeldakje.
Opzij staat het gemakje
en droomt er heel allenig.
Wist je dat niet?

Maar ’t uitzicht is el enig:
helblauwe zee en verder
veel schaapjes zonder herder
boven de strakke einder.
Dat wist je niet

En zo kabbelt het verhaal verder, in elke strofe wat kruimels informatie verstrekkend over het eiland. Deel 2 heeft als toevoeging ‘2. In mineur’ (en terecht want de schrijver legt er in uit dat hij z’n huisje heeft moeten verkopen en ‘lieflijk Saba’ verlaten. En dan, boven het derde en kortste deel, verrast Helman met een perspectiefwending die in plaats van vreemd eerder bizar genoemd mag worden:

3. In hypo-mixolydisch

Ik roep al sinds de twaalfde eeuw:
‘Kabouter Wout, mijn metgezel,
Waar ben je toch gebleven?
Heb jij de dood geproefd en laat
Je mij zo-maar in leven?

Je was een fijne kameraad,
Dus moet ik ’t je vergeven.
Nu woon je weer, heel hoog verheven,
Achter de Helpoort in de berg,
Terwijl ik hier alleen moet leven.

Het is wel erg…’

Voor wie net als ik niet weet wat de toevoeging betekent volgen hier eerst de resultaten van de online encyclopedie Encyclo: “1) Hypomixolydisch: Spelling van 1858, bijnaam van de oude toonsoorten der Grieken, welke de beide halve toonen tusschen den derden en vierden en tusschen den zesden en zevenden trap der klankladder bevat hielden.” Voor wie dit de pet te boven gaat is er nog een simpelere maar ook vagere betekenis gegeven: ”2) Kerktoonsoort”. Helman laat z’n achtergrond als musicus dus stevig doorklinken.

Maar wat doet die twaalfde eeuw hier? Waar wil Helman met het noemen van die periode ons aan doen denken? In Europa hoorde men, een zeer beperkte groep dan nog, pas op het eind van de 15e eeuw over de Antillen. Hoogstwaarschijnlijk heeft Columbus in 1493 Saba ontdekt maar hij is er toen, voor zover bekend, wegens de gevaarlijke rotskust niet aan land gegaan. Hij noemde het eiland San Cristóbal, wat afgekort en verbasterd Saba op zou leveren. Er is ook een hardnekkige theorie die de naam afleidt van het Arawak-woord Siba, dat rots betekent, iets wat bijzonder goed past bij Saba. Tevens wordt geloofd dat de naam afkomstig is van het Arabische woord Sheba, dat ochtend beduidt. De theorieën zijn te mooi om ze niet te vermelden.
Maar, nogmaals, de twaalfde eeuw? Helman moet er toch een goede reden voor hebben gehad dit te vermelden. Het was de tijd van de strooptochten naar het oosten van de feodale adel met aanhang in naam van de Heilige Stoel, wat behalve de nodige buit ook de kennis opleverde voor o.a. het vroegste Humanisme, ook wel de Renaissance van de Middeleeuwen genoemd. Zou het leed, waarover Helman in woorden als dood, verlies en ‘Helpoort’ spreekt, hem daarom extra inzicht geschonken hebben? Weliswaar is Hell’s Gate, officieel Zion’s Hill, een van de vier nederzettingen van Saba maar een dichter als Helman hanteerde zeker niet toevallig de meer populaire naam, die iedere rechtgeaarde dichter natuurlijk als een symbolisch geschenk moet zien.
Is de Helpoort dan een ‘door of perception’. Dit idee wordt versterkt door de koppen: majeur – mineur – hypomixolydisch. Daarmee wordt wat aanvankelijk een sprookje leek een dialectisch leervers. Met betrekking tot Saba kan ‘de berg’ ondanks andere hoogten niets anders zijn dan Mount Scenery, met bijna 880 meter sinds kort het hoogste punt van Nederland.
De slotregel geeft een negatief gevoel door maar klinkt dankzij de hypomixolydische toon opvallend laconiek.” Het is wel erg…”. Hoe dan ook, met deze korte bespreking zijn we er nog niet voor ‘Huisje op Saba’. Ik hoop de aanzet wel te hebben gegeven maar hoop op een vervolg door de lezers.

‘Drifting’, ‘wrinkling’, ‘dripping’, ‘trembling’, ‘bleeding’, ‘glimmering’, ‘falling’, ‘touching’, ‘dancing’, ‘nestling’, nogmaals ‘dripping’, dan ‘slumbering’, en opnieuw ‘drifting’. Dat zijn wel érg veel tegenwoordige deelwoorden in een kort gedicht. Een bewijs te meer dat je moet oppassen met deze grammaticale functie. In de handen van een gelegenheidsdichter of een beginnende lyricus vormt de woordsoort een groot risico, overvloedig gebruik tast de handeling aan.
Ho Hagenaars, dat is misschien te kort door de bocht want wie weet was het juist de bedoeling van Rik Lina (º 1942) om met deze bijdrage, getiteld ‘From the elfin forest’ (hij zette geen hoofdletters in de naam), een durende, niet veranderende staat aan te geven. In dát geval zou het inzetten van al die op –ing eindigende woorden functioneel verantwoord zijn. Alleen hijzelf kan natuurlijk duidelijkheid verstrekken.
In een interview merkte de kunstenaar, die jarenlang in het Caraïbisch gebied woonde en bekendheid geniet vanwege zijn surrealistische schilderijen, onder meer op: “Elk schilderij dat ik maak, begin ik ‘automatisch’. Ik gebruik datgene wat ik vind tijdens het ‘automatische’ proces, ik probeer dat vorm te geven, te ontdekken en dan stuur ik het ook. Als ik daarin te ver ga, doe ik weer een ‘automatische’ ingreep, waardoor ik weer ontregeld wordt. Ik ben dus steeds met orde en chaos bezig. Ik begin met chaos. Wat er uit mijn onderbewustzijn tevoorschijn komt, moet er eerst op de een of andere manier in opgeslagen zijn. Als ik nu ‘automatisch werk, dan komen er onmiddellijk planten en vogels en dat soort dingen tevoorschijn, omdat ik maandenlang in de jungle heb rondgetrokken. // Mijn hele leven ben ik bezig geweest om landschappen te zoeken die me interesseren en dan liefst zo leeg mogelijk, onaangetast. Waar ik aan werk met mijn tekeningen: om al tekenende één te worden met het landschap. Met de grote Chinese meesters wil ik stellen dat de natuur mijn grote leermeester is.”
Precies hetzelfde is ook van toepassing op het hier opgenomen gedicht dat, zoals verreweg de meeste Nederlandse lezers niet weten, verwijst naar het gelijknamige bos op Saba. Het wordt ook wel ‘Cloud Forest’ genoemd omdat de plek vrijwel steeds schuilgaat in nevel. Dat wil wel druppelen ja, vandaar het tweemaal voorkomende ‘dripping’.

From the elfin forest
The strange soft hands
Of moss and mist drifting
Clouds a wrinkling blanket
Of green sculpted by wind
Dripping trees mud and moans
From elsewhere

Dinosaur time of dreams
Trembling vines bleeding
Moss-clad treefern and
Proud erection of mountain-
Palm in slow Indian dance
From elsewhere

In glimmering embrace falling
Steep from the screech of rock
Long trails and tracks aerial-
Roots over the rainbow orchids
Orange and red lips and claws
From elsewhere

Fingers touching sounds
A prayer of zebra butterfly
Silently dancing together
Invisible in the ferns
The nestling tongues
From elsewhere

The sea is all around
Dripping green wit?
The slumbering crater
Breakers of bracken?
Motionless drifting
Echo from elsewhere

Nou, als dit gedicht niet volgeladen is met surrealistische beelden: ‘hands of moss’ (dat ‘soft’ is natuurlijk overbodig), ‘Dinosaur time of dreams’, ‘trembling vines bleeding’ en ga maar door. Lina moet het hierbij voornamelijk hebben van de inhoud want net als bij de meeste andere surrealisten is zijn vorm (ik doel hierbij o.a. ook op de manier waarop de verf aangebracht wordt) heel wat minder interessant. Het blijft voor de beschouwer meestal bij mooie plaatjes bekijken, het vertalen van voorstellingen die in een nieuw verband geplaatst worden. En dat is jammer, zeker als je Lina’s bovenstaande uitspraken over chaos serieus neemt. Qua bouw is ‘From the elfin forest’ zeer geordend om niet te zeggen braafjes uitgewerkt. Chaos en ontregeling leiden hier dus dus tot de behoefte alleen controle over de opgeroepen béélden uit te oefenen, die eventueel te bezweren, maar zijn zelf nergens te bespeuren. Er is geen sprake van het samenvallen van vorm en inhoud, integendeel. De beeldspraak, soms origineel en prachtig, blijft netjes binnen de omlijsting van elke keer een zesregelige strofe, elk inclusief een identieke en dus voorspelbare slotregel. Als Lina ook de niet picturale elementen aan chaos had willen blootstellen, meer durf aan de dag had gelegd, zou z’n gedicht een behoorlijk niveau hebben kunnen bereiken.

Toch is Lina’s vers poëtisch gesproken nog altijd interessanter dan de bijdrage van Cecile Peterson. Het meest opvallende van haar ‘Saba’, dat het best gecategoriseerd kan worden als keurig verzorgd gerijmel, is de actuele toets van de politiek (die nu langzaam vervaagt). Alleen al hierom is opname in de anthologie verantwoord. De twee laatste strofen, die een prettig ritme hebben en met gemak apart gepubliceerd kunnen worden, roeren het belangrijkste thema van de laatste jaren aan: een land binnen het koninkrijk worden of een bijzondere gemeente, ofwel Openbaar Lichaam. Peterson laat geen enkele twijfel bestaan over haar standpunt. De koppeltekens in het slotwoord geven een humoristisch accent. Je hoort er haar stem vol ongeloof en spot over andere standpunten in doorklinken:

When Columbus discovered this treasure
He didn’t realize
It was the pearl of the Carribean
For him a big surprise

But now our island’s peacefulness
Is shattered by suspense
We beg you, keep this threat away
That’s called ‘In-de-pen-dence’.

Het neemt niet weg dat ze ongeloof bij mij oproept door de reactie van Columbus. Als die zich namelijk niet realiseert dat Saba de parel van de Caraïbische archipel is, wat is er dan wel zo’n grote verrassing voor hem?

Ook de gedichten van Stella Richardson-Sloterdijk (914-2000) en Lorna M.F. Simmons blijven met respectievelijk ‘Adieu Saba’ en ‘Saba, How Beautiful You Are’ steken in aangenaam meanderende zinnen, clichématige beelden en een melancholische dan wel bewonderende toon. Typisch is dat elk uit drie strofen van acht regels bestaat. Een grapje van Klaas Groot, of zocht hij gezien de overeenkomsten tussen beide teksten naar extra parallellie? Feit is dat ik bij het zoeken naar de achtergronden van Stella Richardson-Sloterdijk op een artikel van Will Johnson stuitte, getiteld ‘The women of Saba’, waar een versie van ‘Adieu Saba’ in staat die niet alleen een stuk langer is (11 strofen) maar ook uit strofen van 4 regels bestaat in plaats van 8. Hier geeft de inhoudsopgave van Vaar naar de vuurtoren verder geen informatie over.

Over de inhoudsopgave gesproken: daar staat over het debuut van de volgende dichter, Wycliffe Smith, genoteerd: ‘My Island’, Uit: From W-inward, 1976’. De naam van die bundel intrigeerde me maar blijkt op een fout te berusten. Wycliffe (º1948, Saba) , behalve dichter en onderwijzer ook enkele jaren gezaghebber van het eiland, debuteerde in dat jaar namelijk met A voice from Windward en dat is wat mij betreft evengoed een puike titel.
Wycliffe laat zich er op voorstaan dat hij behalve aan de schoonheid van de Bovenwindse Eilanden ook aandacht schenkt aan politieke en sociale misstanden. Van dit laatste is in ‘My Island’ niet veel te merken, of het zou een vroege waarschuwing moeten zijn voor een uit de hand lopend toerisme. Saba’s waarden zijn natuurlijk ook zeer precair. Het betreffende fragment:

Freely
people in jeep in cars
move along
the wriggling roads
from village to village
buying, selling, laughing
talking
bumping
against the coloured wall
invisible
to the outside eye

Laat dit nu, op de drie laatste regels na, de minst imponerende strofe zijn. Beter acht ik de volgende strofe die bijna iets magisch heeft, vooral omdat ‘the coloured wall’ ditmaal verbonden wordt aan het vrouwelijk lichaam, dat trouwens volgens het begin (met beelden als ‘her head on a pillow of fog’ en ‘the wriggling roads cling to her breast like love weed on a flamboyant tree’) met Saba zelf samenvalt. Ook de vooropstelling van de objectconstructie in de regels 4, 5 en 6 doet de lezer ineens beter lézen.

My island
bore many a son
in her ambitious womb
many a son
both black and white
did she digest
in the secrets of her bowels
where
they now pass
the coloured wall

‘What Can I Say’ van de op Saba geboren maar elders residerende Ingrid Zagers valt dan weer tegen. Met name de eerste regels van dit gedicht roepen een kritisch weerwoord op:

What can I say about Saba,
that hasn’t been said before?

Juist een heleboel, zou ik zeggen. En bewijs dat dan ook maar eens. Maar dat doet Zagers nu juist níet:

How can I begin to describe
the lush green hills,
the quaint, white houses,
the splendour of the underwater world?

Where can I find the words
to make you see,
children playing together in the grass,
trees swaying in the breeze,
sea sparkling like a thousand diamonds?

En zo gaat het nog even door. Tja, als je je als dichter afvraagt hoe je moet beginnen, waar je de juiste woorden kan vinden en vervolgens weinig treffende beschrijvingen geeft die al ontelbare malen vastgelegd werden, kom je uiteraard niet op poëzie uit. Critica Joyce Peters-McKenzie (van Saint-Vincent) was positiever over Zagers’ kunnen, maar die had een veel breder overzicht. Over het debuut ‘Images of me’, merkte zij namelijk op: “Images Of Me woos us like a meadow in springtime … fresh, colorful, compelling, warm.” Dat maakt pas echt nieuwsgierig naar ander werk van Zagers.

Het volkslied ‘Saba, you rise from the ocean’ van Zuster Waltruda (Cristina Maria Jeurissen) sluit dit deel van Saba af. Het is te vinden op de site http://www.sabatoerist.com/. De laatste regels ervan zullen vooral voor toeristen die het eiland aandeden een bijzondere betekenis hebben:

Saba, Oh Jewel most precious,
In the Carribean Sea.
Mem’ries will stay of thy beauty,
Though we may roam far from thee.

Concluderend kan gesteld worden dat de gemiddelde kwaliteit van de gedichten die Klaas de Groot voor Saba opnam lager is dan die van de poëzie van de eerder besproken eilanden. Met vier i.p.v. zeven bijdragen zou het karaat hoger uitgevallen zijn. Maar dit boek heeft ook historische c.q. archiverende waarde en vanuit die gedachte is opname van alle besproken teksten dik in orde, op de eerste plaats voor de bewoners van de in zoveel opzichten gezegende Unspoiled Queen, zoals de mooiste en meest passende bijnaam van Saba luidt.

Alle teksten in Vaar naar de vuurtoren werden in de originele taal afgedrukt, die in het Fries en Papiaments op een paar na tevens in vertaling, de Engelse om begrijpelijke redenen niet.

Het resultaat is hoe dan ook een in alle opzichten afwisselend boek dat velen zal boeien én zelfs de koffers doen pakken!

Vaar naar de vuurtoren – gedichten over eilanden. Samenstelling en redactie: Klaas de Groot. Uitgeverij In de Knipscheer. ISBN: 978-9062-656585.€ 18,50

Weinig Nederlands-Caraïbische schwung op Winternachten

Geen schrijvers uit Suriname, op de editie van het Haagse festival Winternachten dit jaar, dat a.s. donderdag 14 januari opent. Hé, zitten ze daar te suffen in Suriname, schiet het niet op? Of zitten de scouts van Winternachten (i.c. Lucia Nankoe) te slapen?

Wel optredens van Surinamers die in Nederland leven: Karin Amatmoekrim, Gerard Spong en een retrospectief gewijd aan de films van Frank Zichem. Van de Bovenwinden is er Wycliffe Smith (ook bepaald niet de jongste onder de Nederlands-Caraïbiërs), uit Haïti Kettly Mars en uit de Dominicaanse Republiek Juno Diaz.

Verder is er een onderdeel over de nieuwe staatkundige structuur van de Antillen – waar een literair festival al niet op komt – onder de noemer ‘How to Bluff Your Way into Saba, Statia and Bonaire’. Winternachten zegt er dit over:

Een spoedcursus nieuwe Nederlandse gemeenten! Nog een paar maanden en ons land krijgt er drie Caribische eilanden bij: Saba, Sint Eustatius en Bonaire. Laat je nu voorlichten over de taal en geschiedenis van deze tropische eilanden door de ingevlogen deskundigen van de eilanden zelf.Het hoogste punt van Nederland ligt binnenkort niet langer in Limburg, maar op Saba. Nederlandse natuurbeschermers zullen zich moeten gaan bekommeren om koraalriffen. Maar ook de taal en cultuur gaan veranderen. Komen het Papiamentu en het Antilliaans Engels in aanmerking voor dezelfde status als het Fries? Dat valt nog te bezien. Maar in ieder geval kan het geen kwaad als de inwoners van Nederland alvast een paar woorden Papiamentu en Antilliaans Engels gaan leren en basiskennis cultuur en geschiedenis van de nieuwe Nederlandse gemeenten krijgen. Die kans krijgt het publiek tijdens dit programma op Winternachten.

Een lichtvoetig programma met een spoedcursus nieuwe talen van Nederland, een inleiding in de literatuur, de volksverhalen en de geschiedenis, en een kennismaking met de muzikale tradities van de drie eilanden. Schrijvers en musici uit Saba, Statia en Bonaire voorzien het publiek van alles dat het moet weten over taal en cultuur van het nieuwe Nederland. Gilbert Wawoe (oud lid van de Raad van State) was nauw betrokken bij het overgangsproces van de drie eilanden. Hij vertelt over de soms wonderlijke bestuurlijke en juridische problemen die gepaard gingen met deze unieke staatkundige verandering. Kun je de Nederlandse wetten zomaar laten gelden voor (sub)tropische eilanden? Wycliffe Smith, schrijver van Saba, geeft het publiek met verhalen en gedichten een beeld van de cultuur en geschiedenis van Saba en Statia. Schrijver en journalist Bòi Antoin, begaan met het lot van zijn geboorte-eiland Bonaire, vertelt verhalen over de geschiedenis en cultuur van Bonaire. Musicus Victor Sams (afkomstig van Statia) treedt op met het onafscheidelijke steelpan duo Cornel Brown en Leroy James, beiden afkomstig van Statia. Het programma wordt gepresenteerd door actrice Paulette Smit en Ruben Severina.

Theater aan het Spui – kleine zaal – za 16 jan – 14.00 uur
€15,- (Uitpas €13,50 CJP/Studenten/Ooievaarspas €7,50)

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter