blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Simons Marylin

Surinaamse kinder- en jeugdliteratuur in notendop

Onvervreemdbaar

Dit wordt ons niet ontnomen: lezen
en ademloos het blad omslaan,
ver van de dagelijksheid vandaan.
Die lezen mogen eenzaam wezen.
Zij waren het van kind af aan.
Hen wenkt een wereld waar de groten,
de tijdelozen, voortbestaan.
Tot wie wij kleinen mogen gaan;
de enigen die ons nooit verstoten.

read on…

Het nieuwe lezen en de vernieuwing van het leesonderwijs in een post-koloniale wereld

door Michiel van Kempen

Als literatuur altijd in beweging is, dan volgt daaruit dat literatuurgeschiedenis en literatuuronderwijs ook altijd meebewegen. Dat is ook altijd zo geweest. Het denken over literatuuronderwijs lijkt op dit moment hevig in beweging te zijn, maar dat is op zich niet zo uniek. Ook dat dat denken mede ingegeven wordt door de vrees voor ‘ontlezing’ is op zich niet zo uniek: inherent aan literatuuronderwijs is de doelstelling om diegenen die niet lezen te bewegen om boeken ter hand te nemen. Voor wat betreft het literatuuronderwijs in het Nederlands is wel een nieuw element dat de literatuur van de voormalige Nederlandse koloniën en als ‘afgeleide’ daarvan de migrantenliteratuur bijzondere aandacht vraagt.

read on…

Vrouwelijke voetstappen in de geschiedenis zichtbaar gemaakt

1001 vrouwen in de 20ste eeuw

door Chandra van Binnendijk

Je zou het niet gauw denken, maar er bestaan écht geschiedenisboeken die zich net zo smakelijk laten lezen als een goede roman. Zo een uitzonderlijk boek is 1001 vrouwen in de 20ste eeuw (2018), samengesteld door historica Els Kloek. Even meeslepend als de legendarische verhalenvertelster Sheherazade die haar leven wist te redden door duizend-en-een-nachtenlang spectaculaire verhalen te vertellen aan de man die haar wilde onthoofden, zo boeiend voert Els Kloek de lezer mee door de geschiedenis van de vorige eeuw, aan de hand van de levensverhalen van duizend-en-een interessante vrouwen.

read on…

Surinaamse kinderliteratuur

door Els Moor

Cher, een slim meisje van negen jaar, komt vaak bij mij en dan leest ze Surinaamse kinderboeken. Ik heb ze bijna allemaal. Ik vroeg haar welk boek ze het mooiste of leukste vindt en of ze wil opschrijven waarom ze dat vindt. Ze kwam met een boek van Nowilia Tawjoeram-Sabajo, Shaggy de superhond. Het is een eenvoudig verhaal over een jongen, Ramon, die een hond heeft, Shaggy. Als Ramon een keer niet thuis is, ziet zijn moeder Shaggy nergens. Ze is ongerust. Als ze in Ramons kamer moet zijn, ziet ze dat Shaggy ligt te slapen op het bed van zijn baasje. Als Ramon weer thuis is, lachen ze allebei erom. Op iedere bladzijde van het boek staat een grote tekening, zonder kleuren. De lezertjes kunnen aan het kleuren slaan! ‘Ik vind het boek leuk omdat het verhaal leuk is en ik vind die tekeningen mooi. En ik zou ze graag willen kleuren. Alles ervan vind ik mooi’, is het commentaar van Cher. read on…

Schoolreisje, Taalunie, Surinaams-Nederlands

van de redactie van De Ware Tijd Literair

Twee mediaberichten trokken deze week de aandacht van de redactie van ‘dWTL’. Het eerste bericht gaat over het bezoek in juli 2015 van drie groepen Nederlandse docenten aan Suriname in het kader van een project van Stichting Vriendschapsbanden Nederland-Suriname (SVNS). Het programma van de reizigers vermeldt onder andere bezoeken aan cultureel en historisch interessante plekken, zoals Fort Zeelandia, Jodensavanne en Nieuw-Amsterdam. read on…

Avonturen met jeugdboeken

Muloleerlingen en zesde klassers van Albina en omgeving beleefden avonturen op het Kinderboekenfestival. Er waren spannende spelen, uitdagende opdrachten, het ontcijferen van een geheimschrift bijvoorbeeld en avonturen met boeken. Enkele voorbeelden:
Avontuur bij de grote rivier van Natasia Agard gaat over de verzieking van het bos en de dieren doordat de goudzoekers met kwik werken. De dieren houden een krutu en eensgezind besluiten zij de goudzoekers weg te jagen. Dat gebeurt. De klas splitst in tweeën, de ene helft bestaat uit alle soorten dieren, de andere uit goudzoekers. En hoe de dieren die mannen verjagen en nog lang achter ze aan rennen – harde dierengeluiden makend – over het festivalterrein, dat zullen ook de bezoekers niet gauw vergeten.
En dan van Sherida Sabajo’s Okorié en Agambé, over twee jongens, een uit een inheems en een uit een marrondorp langs dezelfde rivier. Ze verdwalen toevallig op dezelfde dag in het bos en komen elkaar tegen. Hoe vinden ze hun dorpen terug? De telefoonboom brengt redding. Ze slaan er keihard op… het geluid klinkt door het bos, de vaders horen het en vinden hun zoon. Van twee kanten komen ze. Hoe die twee verdwaalde jongens slaan op die wortels… en hoe hard de klas dat laat klinken. Het geluid klinkt door het hele festival. En dan die blijdschap als de jongens gevonden worden! Spannend, beeldend en vooral herkenbaar voor kinderen uit het binnenland.
De vierde klas mulo van Albina luistert naar ‘Witte lelies’ uit de bundel Carrousel van Marylin Simons, voor oudere jongeren en volwassenen. Het is een zielig verhaal over twee jonge geliefden die hun kindje verliezen, dat niet aankunnen en niet meer kunnen communiceren. In een prachtige stijl geschreven. ‘Ronny had me nog nooit geschijnd’… zo begint het verhaal en bij die eerste zin gaan alle hoofden omhoog! Na afloop zegt een jongen dat hij het verhaal niet mooi vindt, omdat het zielig is. Dan volgt een gesprek over het leven, dat toch ook vaak zielig is. Waaraan de juf actief en gedreven deelneemt. Kalm gaan de leerlingen weg na afloop. Op hun gezichten staan emoties te lezen.
Tot slot: in een van de boeken van Cobi Pengel, Wolkje en de groenhartboom is een deel van de thematiek hoe mensen hun bewoonde wereld vervuilen en hoe een groenhartboom daaronder lijdt. Aan het eind trekken alle groenhartbomen hun wortels uit de grond en vliegen naar hun familie in het binnenland. Daar houden ze een krutu: hoe pakken we die smerige mensen aan. Twee meisjes mogen meevliegen op de takken van de groenhart, maar ze verstaan de bomen niet. Het zal niet lekker zijn wat de bomen van plan zijn met de mensen. Een zesde klas uit Albina volgt het verhaal. Ze knikken, en knikken… ‘Willen jullie ook een krutu houden?’ vraagt juf. ‘Ja, en we willen ons dorp schoonmaken.’ En dat wordt afgesproken: in de afgelopen week al zijn de leerlingen de straat opgegaan met materiaal om het vuil van de straten te verwijderen… vooral bij bomen, ook een groenhart?
Zo zie je dat boeken aanzet kunnen geven tot emoties en ook tot daden. Je herkent het leven, je denkt erover na en wie weet… verandert er iets ten goede!

Motyo/hoeren in de literatuur

door Els Moor

Vijftien jaar is het geleden dat De koningin van Paramaribo van Clark Accord uitkwam bij uitgeverij Vassallucci te Amsterdam. De eenendertigste druk is van oktober 2011 bij Nijgh en Van Ditmar in dezelfde stad. Op 31 mei van dat jaar overleed Clark Accord aan darmkanker. Heel triest, een groot verlies voor de literatuur van en over Suriname.

read on…

Dieren in de Surinaamse kinderliteratuur: info voor jeugdbegeleiders

door Els Moor

Kinderen hebben over het algemeen belangstelling voor dieren. Ze vinden het dan ook fijn om verhalen over dieren te horen of om er boeken over te lezen en de plaatjes te bekijken. In ons land met zijn rijke natuur leven veel-veel dieren, van verschillende soorten. Wilde dieren in het bos, maar ook tamme bij mensen. Er zijn verhalen over dieren van vroeger, zoals over Kantjil en Anansi, maar kinderboekenschrijvers van nu hebben zelf verhalen verzonnen waarin dieren een belangrijke rol spelen, of boeken met illustraties zodat kinderen de verschillende dieren leren kennen. We geven hieronder een overzicht van kinderboeken waarin dieren belangrijk zijn. Dat zijn er heel wat, maar vanwege de ruimte moeten we een keuze maken.

read on…

Verkoopdag Surinaamse kinderboeken

Op zaterdag 1 september dit jaar organiseert de Stichting Projekten op haar terrein aan de Dokter Sophie Redmondstraat 172 in Paramaribo een verkoopdag van Surinaamse kinderboeken die vanaf het kinderboekenfestival 2000 zijn uitgegeven. De stichting die zich al jaren inzet om lezen tot een plezierige activiteit voor kinderen te maken, moedigt opvoeders aan om kinderen vaker voor te lezen en om creatieve activiteiten met boeken te ontplooien, zodat kinderen leesplezier ervaren. Als kinderen van jongs af aan met boeken geconfronteerd worden en van (voor)lezen houden, is de kans groot dat ze later ook zelf een boek pakken om te lezen.

Lezen betekent méér weten! Lezen stimuleert de fantasie, de creativiteit, de taal- en denkontwikkeling! Lezen opent de deur naar ontwikkeling!

Met de boekenverkoop die van 10.00 tot 16.00 uur wordt gehouden, hoopt de stichting meer ouders in de gelegenheid te stellen om kinderboeken aan te schaffen, waarmee de kinderen hun vakantietijd kunnen doorbrengen. Tijdens deze verkoopdag worden boeken namelijk met kortingen vanaf 10 tot en met 40% verkocht.

Enkele kinderboeken die in de afgelopen jaren door de stichting zijn uitgegeven en met korting verkocht worden, zijn Het boek van Sam en Kim van Cynthia Mc Leod, Dyompo’s reis om de wereld van Orlando Emauels, Roy kan drijven van Henna Goudzand, De grote en de kleine hengelaar van Cobi Pengel, Boomkikker zingt van Carine Fraanje, Ballon Blaas van Marilyn Simons, Okorié en Agambé van Sherida van Loon, Awari en de kip van Wim Veer, Belevenissen van een muizenfamilie van Joyce Pereira, Tjubi u matu! Red ons bos! van Eveline Wielzen, de verhalenbundel Lezen verbindt schrijver en kind en de Amaisa-serie.

Er zijn kinderboeken voor de allerkleinsten en boeken voor kinderen van de bovenbouw. Ook het handboek Lees je wijs; Hoe bevorderen we leesplezier bij kinderen? met creatieve verwerkingsvormen bij Surinaamse kinder- en jeugdliteratuur, samengesteld door Els Moor zal met korting verkocht worden. De kinderboeken kunnen apart worden gekocht, maar er is ook een mogelijkheid om met meer voordeel boekpakketten te kopen. Boekie Woekie zal tijdens de boekverkoop aanwezig zijn en enkele voorleeskampioenen zullen voorlezen.

Marylin Simons

Portret van de Surinaamse schrijfster Marylin Simons, gemaakt door de in Suriname werkzame fotograaf Nicolaas Porter. Nr. 40 in de reeks fotoportretten die Porter in opdracht van de Werkgroep Caraïbische Letteren maakt. De foto op groot formaat is ook te bestellen bij de fotograaf; voor informatie kunt U mailen naar: nicolaasporter@hotmail.com. Wie de hele reeks wil zien kan hieronder klikken op het label Werkgroepportretten.

Hoe krijg je een ‘happy end’?

door Els Moor & Marja Themen

Er zijn nogal wat opvoeders die vinden dat voor kinderen een verhaal altijd positief moet aflopen. Er mogen allerlei gevaarlijke of griezelige dingen gebeuren, maar op het eind moet alles weer goedkomen. In de Surinaamse jeugdliteratuur waarvan vele verhalen bewerkingen zijn uit de orale cultuur, is dat echter lang niet altijd zo.

Pikin Todo en Pikin Sneki, een echt Surinaams vertelsel noemt Francis Vriendwijk het. En dat is het ook; een kikkertje en een kleine slang, die vriendjes zijn, zo verschillend en toch vriendjes, dat kennen we wel in ons land, maar een slang en een kikker… dat is te mooi om waar te zijn. Ze hebben een goede tijd samen en dan ontdekken ze via hun ouders dat kikkertje eigenlijk eten voor slangetje is. Gelukkig dat kikkertje het op tijd te horen krijgt: hij wordt niet opgegeten, maar zijn vriend is hij kwijt en daarover heeft hij verdriet. Het is geen fatale afloop, maar ook geen goede. In gesprekken over het verhaal op Kinderboekenfestival met kinderen, zie je herkenning. ‘Ik mag ook niet met mijn vriendinnetje spelen’, zei een meisje, ‘omdat onze ouders ruzie hebben.’ Maar hoe dan ook: Pikin-Todo werd niet opgegeten.

Er is zelfs een oplossing waardoor ze vriendjes kunnen blijven. Doordat Pikin Todo elke dag een broodje brengt voor Pikin Sneki, waardoor hij zijn vriendje niet opeet en ze toch kunnen spelen, een happy end dus. Marijke van Mil heeft dit als einde verzonnen voor haar versie van deze oude Surinaamse vertelling, Kikkertje & Slangetje. Dit is zo tegennatuurlijk, zo ongeloofwaardig dat het verhaal erdoor onderuit gehaald wordt. Niet alles kan nou eenmaal mooi en romantisch aflopen. Ook hierover hebben kinderen gepraat op Kinderboekenfestival, ze hebben de twee verhalen rond dezelfde bron vergeleken en ze geven allemaal de voorkeur aan Pikin-Todo en Pikin-Sneki.

Een ander voorbeeld: De tuinman en de apen van Wim Veer. Het is een bewerking van een boeddhistisch sprookje en heeft ook niet bepaald een happy end; wel een einde waar je van alles mee kunt, waar kinderen op verschillende manieren verder over kunnen nadenken en over kunnen praten.

En neem dan ‘Jejeta’ uit de bundel Saramaccaanse vertellingen Hielientie Daytie. Het is een mooi verhaal, prachtig dat die moeder het kind krijgt waar ze zo naar verlangt, Jejeta, uit zeeschuim, Sukuma. Maar dan moet wel aan een belangrijke voorwaarde voldaan worden, ze mag nooit ‘Sukuma’ genoemd worden, anders wordt ze weer schuim. Na jaren komt die vreselijke Anasi (Saramaccaanse variant van Anansi) en die krijgt het voor elkaar Jejeta in een situatie te brengen waarin hij die voorwaarde schendt. Jejeta wordt weer schuim en haar moeder is haar kwijt.
Het is een beeld dat we herkennen, ook nu, door hebzucht, kwaadspreken of jaloezie doet de ene mens de ander iets negatiefs aan. En het leven is, vooral in het binnenland vaak al moeilijk genoeg. Ondanks alle moeilijkheden, iedere dag weer leven, dat is al vanaf de slaventijd ‘overleven’. En de Surinaamse literatuur staat bol van dit thema. Lees maar de Anansiverhalen van Ismene Krishnadath en Anansi dala van Marylin Simons. Allemaal kinderverhalen, maar in de wereld van spin Anansi wordt de keiharde mensenwereld weerspiegeld.

‘Kot Ede Nombu’ eveneens uit de Saramaccaanse bundel, is ook zo’n keiharde vertelling, over een jongen met een gebrek, dat hem aangedaan wordt doordat twee mensen in een woedebui hem allebei naar zich toe trekken en hij scheurt. Sindsdien wordt hij vreselijk gepest. Uiteindelijk loopt dit verhaal wel goed af, doordat hij zelf besluit om met zijn geliefde die hij dan heeft het dorp uit te gaan en elders te gaan wonen..

Verhalen, ook voor de jeugd, zijn een spiegel van een maatschappij. Als je een dikke bult op je hoofd hebt en ja kijkt in de spiegel, is die bult niet verdwenen. Maar je kunt hem ook laten opereren en dan ben je later in de spiegel een stuk mooier. Zelf iets doen om je situatie te verbeteren is een belangrijk motief. Je kunt dat op een egocentrische, slechte manier doen, zoals Anansi vaak doet, en dan loopt het met hem niet goed af, maar ook op een manier die blijk geeft van nadenken. En dan loopt het goed af, ook in een verhaal. Okorié en Agambé, uit het boek van Sherida Sabajo, zijn twee jongens uit het binnenland, een uit een inheems dorp en een uit een marrondorp. Ze zijn verdwaald in het bos en komen elkaar tegen. De ene is bang en huilt, de ander zoekt oplossingen voor alle problemen. Tenslotte ziet hij een ‘telefoonboom’ en begrijpt dat die redding kan brengen. Hij slaat erop en het geluid weerklinkt door het bos. De families van de beide jongens vinden elkaar bij de jongens. Ze zijn gered en de dorpen onderhouden sindsdien vriendschapsbanden.

‘Welzijn’ is nu een aantal jaren het thema van het Kinderboekenfestival. Een prachtig thema om over te praten in de klas of elders met kinderen. Hoe bereik je dat je in ‘welzijn’ leeft? Verhalen laten het vaak zien: door na te denken, samen te werken en hulp te bieden en als dat gebeurt is er een ‘happy end’!

Het verhaaltje is dan uit , zoals Wim Veer laat zien in ‘Misi Powisi’:

[…] en met zijn hele
grote snuit
blaast kleine pakira
het verhaaltje uit..

Besproken boeken:
Francis Vriendwijk: 3 Surinaamse vertellingen. Koprokanu tan de, Bigi-Bere’Bigi-Ede en Fini-Futu, Pikin-Todo en Pikin-Sneki (2010)
Marijke van Mil: Kikkertje en Slangetje, Uitgeverij Vasallucci, Amsterdam, 2001
Hielentie Daytie, Saramaccaanse vertellingen. Uitgever: VGOV, Paramaribo, 2006
Ismene Krishnadath: Nieuwe streken van koniman Anansi, Paramaribo, 1989
idem, Bruine bonen met zoutvlees, Paramaribo 1992
idem, Anansi keert terug naar de 81ste afslag, Paramaribo, 1997
Marylin Simons: Anansi dala, uitgegeven door stichting PCO Suriname, Paramaribo, 2004
Sherida Sabajo: Okorié en Agambé, een uitgave van De nationale Stichting Kinderboekenfestival, Paramaribo, 2008
Wim Veer: misi powisi, Paramaribo, 2008

‘Ala tongo bun!’

Een conferentie over de Surinaamse taalsituatie

door Els Moor

‘Bonjours, wat roest er? wat nieuws, Andries en Harmen?
’t Gaet so wat heen, maer niet als ’t hoort, het Lant is vol allarmen, […]
Als de Kickvors ende Muys dus t’samen hassebassen,
So mocht haar de kuycken-dief wel schielijck eens verrassen […]

Dit zijn enkele regels uit het begin van het toneelstuk Spaanschen Brabander (1618) van Gerbrand Adriaenszoon Bredero (1585-1618), een toneelstuk dat een brede schets geeft van het Amsterdamse volksleven en in die tijd en nog lang daarna vaak werd opgevoerd. Als het in deze tijd weer gespeeld wordt voor een groot publiek, is het bewerkt in het Nederlands van nu en heet De Spaanse Brabander. Aan dit voorbeeld zien we dat een taal, dus ook het Nederlands, met de tijd meegaat. De taal van 2011 is heel wat anders dan die uit de Middeleeuwen en verschilde ook in de 17de eeuw nog veel van het Nederlands van nu. In de loop van de eeuwen is de taal steeds veranderd, aangepast aan de omstandigheden van de verschillende tijdperken en zoals het Nederlands nu is, zo zal het ook niet blijven. In de bijna 33 jaar dat ik weg ben uit Nederland is de taal wat uitspraak en woordenschat betreft alweer veranderd. Dat hoor ik steeds weer als ik er kom.

Nederlands in Suriname
Het Nederlands kwam als officiële taal in Suriname in 1667. Dat was dus ongeveer de taal van Bredero. Dat de taal zich in de loop der eeuwen aanpaste aan de Surinaamse omstandigheden en als zodanig ook steeds veranderde, is dus wat er altijd gebeurt met een ‘levende taal’. Ten behoeve van het professionele gebruik van de taal en daarmee samenhangend het onderwijs moeten er wel regels zijn. Voor het Nederlands zijn die officieel vastgesteld en vastgelegd in ‘het Groene Boekje’, gevolgd door alle woorden in de juiste spelling van dat moment. Om de zoveel jaren verschijnt er een nieuw groen boekje. Dan zijn er weer nieuwe woorden en zijn de spellingregels veranderd. Suriname is nu ook lid van de Nederlandse Taalunie en in de laatste uitgave van ‘het Groene Boekje’ staan dan ook 500 Surinaams-Nederlandse woorden opgenomen.

Sinds 1667 is het Nederlands in Suriname de taal van het bestuur, later ook van het onderwijs en naast de vele Surinaamse talen een belangrijk communicatiemiddel. Lila Gobardhan-Rambocus hield er een interessante lezing over op de Taalconferentie die op zaterdag 18 juni gehouden werd. Het publiek kreeg een helder overzicht van de geschiedenis van het Nederlands in Suriname. Die geschiedenis is nu toe aan een belangrijke volgende stap die de onafhankelijkheid van Suriname bevestigt: de wettelijke vastlegging, standaardisatie van het eigen Nederlands, dat hier, onder Surinaamse omstandigheden gegroeid is, net als het Nederlandse Nederlands daar. In haar ‘stelling’ over onze meertaligheid in historisch verband slaat Lila Gobardhan deze spijker op de kop: ‘het Nederlands is van een opgelegde taal een eigen taal geworden’. Wie zich wil verdiepen in dit onderwerp leze van Lila Gobardhan-Rambocus: Onderwijs als sleutel tot maatschappelijke vooruitgang. Een taal- en onderwijsgeschiedenis van Suriname (1651-1975), de handelseditie van haar dissertatie uit 2001.

Standaardisatie
Renata de Bies, deskundige op het gebied van het Surinaams-Nederlands, nam op de conferentie het onderwerp ‘standaardisatie’ voor haar rekening. Ze begon met een voorbeeld om het begrip ‘standaardisatie’ uit te leggen: ‘Als een kip niet die eigenschappen van de modelkip heeft, dan wordt hij niet goed bevonden. Zo hoor ik Surinamers in Nederland vaak klagen over Nederlandse kippen die niet zo lekker zouden zijn als Surinaamse. Bijgevolg kan er gesteld worden dat de nationale standaard voor een Surinaams product niet dezelfde hoeft te zijn als de nationale standaard voor hetzelfde product afkomstig uit een ander land.’ Zo is het ook met de taal. ‘Ik koop altijd kip onder de markt’, zeggen wij. In Nederland is dat ‘fout’, moet het ‘op de markt’ zijn. Voor commerciële zaken is er een ‘Centraal Bureau Standaardisatie’ en voor de taal moet er ook zoiets komen. Zo’n standaardisatieproces van een taal bestaat uit 4 fasen: selectie van het model, beregeling van het model, implementatie van het model en onderhoud van het model. Onderhoud zal ook moeten inhouden dat de veranderingen in de taal steeds weer vastgelegd worden. Renata de Bies (foto rechts) voegt aan haar uitleg van de vier fasen toe dat promotie van het model SN in Suriname al in gang is gezet met de leesboekjes van het basisonderwijs. Nog voordat het model is beschreven en vastgelegd, wordt er in de leesboekjes Van hier en daar en overal SN gebruikt. Wat in leesboekjes staat is immers standaardtaal. Er zijn wetenschappers die dit verschijnsel beschrijven als standaardisatie tengevolge van consensus. En ze geeft een voorbeeld: ‘Er kwamen mensen om een sinaasappel. Boyke moest weer nieuwe schillen. Snel en zeker schilde hij ze. Hij maakte nooit een soro.’ (leesboek 11)

Wat Renata de Bies niet zei, maar wat wel moet gebeuren is dat er in het kader van standaardisatie onderzoek gedaan wordt naar het gebruik van het Surinaams-Nederlands in de Surinaamse literatuur die ontstaan is in Suriname zelf. Marylin Simons is een voorbeeld van een auteur die schrijft in de taal die ze om zich heen hoort. Ze woont nu helaas niet meer in Suriname, maar toen ze hier schreef aan haar verhalenbundel Carrousel (Uitgeverij Okopipi, 2003), nam ze vaak ’s morgens vroeg de bus naar de Centrale Markt en legde overal haar oor te luisteren. Een van de mooiste verhalen uit de bundel is: ‘Witte lelies’. De eerste zin luidt: ‘Ronnie heeft me nooit geschijnd’. Als ik dit verhaal op KBF voorlees aan een muloklas veren alle onverschillig kijkende jongens en meisjes ineens op; herkenning; ze willen luisteren! Op de conferentie kwam Edgar Cairo wel ter sprake als auteur die schreef in het Surinaams-Nederlands, maar onmiddellijk werd daartegenin gebracht dat hij in Nederland woonde en daar een eigen Surinaams-Nederlands schreef, dat ‘Cairojaans’ werd genoemd.

De laatste jaren verschijnen er veel Surinaamse kinderboeken waarvan de inhoud en de taal aangepast zijn aan de eigen leefwereld van de kinderen hier en met illustraties die de taal nog verduidelijken. Ook zij vormen een bron voor het onderzoek van de standaardtaal.
Wat moet vastgelegd worden als ‘standaard’? Het Surinaams-Nederlands loopt langs een lijn die zich beweegt van ‘bijna Sranantongo’ tot ‘bijna Algemeen Nederlands’. Ergens in het midden ligt het Surinaams-Nederlands dat de standaard is en dat wettelijk bekrachtigd moet worden. Dat zal heel wat zekerheid geven op het gebied van ‘goed’ of ‘fout’, binnen het onderwijs, binnen beroepsinstanties en voor iedereen die zijn eigen taal goed wil gebruiken.

Rechten en vrijheden
Suriname heeft naast het Surinaams-Nederlands te maken met nog meer dan 20 andere talen, van de bevolkingsgroepen die het land bewonen. In wezen zijn alle Surinaamse talen gelijkwaardig. Dat hoort bij onze democratie. Hein Eersel sprak als voorzitter van de commissie die zich bezighoudt met de regulering van de meertaligheid in Suriname. In 1975 bij de onafhankelijkheid is er niets in de grondwet vastgelegd over de taalsituatie en welke taal de officiële taal is en ook niet in 1987. Dat geeft nu een grote vrijheid. Suriname kan nu vanuit de eigen gegroeide onafhankelijkheid bepalen welke taal de officiële taal is of dat er meer zijn dan één (ook het Sranantongo? Het Sarnámi? Het Javaans?) Moet het (Surinaams)-Nederlands die machtige positie behouden of moet dat het Engels worden? En hoe zit het met het Spaans? Dat kwam allemaal ter spraken tijdens de voordrachten, ook in die van Paul Middellijn (foto links), die pleitte voor het Engels en het Spaans, en vooral tijdens de discussies na de pauze, toen mensen uit het publiek vragen konden stellen die beantwoord werden door de inleiders. Veel mensen maakten gebruik van deze gelegenheid om te kunnen reageren op de gestelde zaken. Hoe zit het met de kleine talen, zoals die van de inheemsen, met vaak weinig sprekers? Was de eerste vraag. Weer werd bevestigd wat in de voordracht van Hein Eersel ook al benadrukt was: alle talen van Suriname moeten gerespecteerd worden, zijn gelijkwaardig; iedere burger heeft het recht zijn eigen taal te gebruiken en eigenlijk heeft iedereen ook recht op basisonderwijs, in ieder geval aanvankelijk, in de eigen taal. Gelukkig worden op basisscholen in het binnenland nu al vaak kinderen opgevangen in hun eigen taal en vanuit die taal en vanuit onderwerpen uit de eigen leefwereld leren ze dan de zo moeilijke en vreemde schooltaal. Ook dit zou wettelijk vastgelegd moeten worden en de leerkrachten zouden veel meer hulp moeten krijgen. Creativiteit, dus een speelse aanpak en aansluiting bij de wereld van het kind zijn belangrijke zaken, waardoor de kinderen gaan houden van die vreemde taal en hij eigen wordt.

Er is in de komende tijd dus heel veel te doen op het gebied van talen in Suriname. Goed was het dat aan het slot van de discussie duidelijk werd gesteld dat we moeten kijken naar wat haalbaar is. Is het haalbaar om het Engels, of zelfs het Spaans nu in te voeren als officiële taal? Dat gaat niet zo maar en we kunnen niet voorbijgaan aan de eeuwenlange traditie van het Nederlands, ook in de literatuur. Wel kan het Engels op creatieve en speelse manieren al aangeleerd worden aan de jongste kinderen binnen het onderwijs, zodat ze het later vanzelfsprekend kunnen leren lezen en schrijven. Doen wat haalbaar is, met duidelijke doelen voor ogen: de meertaligheid ondersteunen naar een eenheid in verscheidenheid toe en standaardisatie van het Surinaams-Nederlands als officiële taal, zijn duidelijk doelen, die ook zeer duidelijk gepresenteerd werden op de taalconferentie.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter