blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: schrijversportretten

Albert Helman, zonder vaderland

door Max Nord

Zo staat het in de Encyclopedie van Suriname (1977) te lezen: ‘Het werk van Helman wordt vooral door de jongere generatie bekritiseerd, waarbij men zich afvraagt of hij al dan niet als een Surinaams auteur moet worden beschouwd’. Wat verstaat de schrijver van die woorden in deze Encyclopedie nu onder ‘een Surinaams auteur’? Een auteur die de Surinaamse nationaliteit heeft, een auteur die in Suriname geboren is, of een auteur die tot de Surinaamse literatuur gerekend kan worden omdat hij zich van de Surinaamse taal bedient? Ik geloof het laatste. read on…

Olga Orman: Een dichter op weg

“ta mi cuenta mi ta conta / Con mi cuenta ta!”
“Dat is het reisverhaal / van MIJ!”

door Wim Rutgers

 

Olga Orman (Aruba 1943) woont vanaf haar veertiende jaar in Nederland, werkte tot haar pensionering in het onderwijs en is momenteel nog actief op literair-cultureel gebied, met name sinds 2001 in de Arubaanse schrijverswerkgroep ‘Simia literario’, waar ze in diverse door de groep gepubliceerde bundels gedichten en verhalen publiceerde. Ze werd bekend door haar creatieve vertellingen met behulp van de kamishibai, een op een lange traditie bogende Oosterse vertelwijze met behulp van een klein vertelkastje dat als een minitheatertje fungeert en waarin losse vertelplaten geschoven kunnen worden die het vertelde verhaal verlevendigen door het aanschouwelijk te maken. Daarnaast publiceerde ze ook boeken voor kinderen in het kader van intercultureel onderwijs in Nederland. read on…

Leven en werk van Astrid Roemer

door Jerry Dewnarain

Astrid Heligonda Roemer werd op 27 april 1947 geboren te Paramaribo. Haar ouders hadden vier kinderen: drie meisjes en een jongen. Astrid is het oudste meisje. In augustus 1966 verhuisde zij naar Nederland. Ze werd onderwijzeres en keerde terug naar haar geboorteland om er les te geven. In 1975 vestigde zij zich weer in Nederland. In de Surinaamse literatuur doet ze haar intrede begin jaren zeventig onder de naam Zamani wat ‘waaruit ik geworden ben, waarop ik zal terugvallen’ betekent. Later schreef ze haar boeken onder eigen naam. read on…

De ondernemer-auteur Clark Accord

door Christine F. Samsom
Afgelopen zondag, elf mei, was het alweer drie jaar geleden dat Clark Accord, de schrijver van een aantal spraakmakende boeken, op vijftigjarige leeftijd overleed. De stichting met zijn naam, de Clark Accord Foundation (CAF), die ongeveer een jaar na zijn dood onder voorzitterschap van zijn zus Mavis Accord werd opgericht, heeft de herinnering aan Clark levend gehouden en in die korte tijd veel werk verzet. Dat kwam tot uiting tijdens de lezing die de neerlandicus Jerry Dewnarain onlangs hield tijdens de ondernemersavond van de KKF en tijdens de Clark Accord-lezing door de zakenvrouw Karin Refos vier dagen later in Tori Oso.
Elke dinsdagavond worden in het KKF-gebouw lezingen georganiseerd die interessant kunnen zijn voor ondernemers. Jerry Dewnarain, secretaris van de CAF, heeft op zes mei met een powerpoint-presentatie duidelijk gemaakt dat het schrijven en publiceren van een boek of het opzetten van een stichting als de CAF net zo’n onderneming kan zijn als het opzetten van een bedrijf. Hij noemt de doelstellingen van de CAF: aandacht geven aan de literaire erfenis van Clark Accord en jongeren stimuleren om te gaan schrijven. Via de Clark Accord-lezingen, werkt de CAF aan het eerste doel. Het tweede doel probeert de foundation te bereiken door het organiseren van workshops creatief schrijven, presentaties op scholen, lesbrieven, literaire tours voor leerlingen en het houden van de ‘Clark Accord Sori Yu Talenti’-schrijfwedstrijd voor jongeren tussen vijftien en dertig jaar. De eerste wedstrijd resulteerde in 2013 in de bundel Het geheim van Ston Oso en andere verhalen, de titel ontleend aan het winnende verhaal van Hetty Amatodja die onlangs met nieuwe publicaties uitkwam.
Jerry Dewnarain laat dan het leven van Accord de revue passeren: Als Clark na de middelbare school naar Nederland vertrekt, gaat hij verpleegkunde studeren en daarna visagie, een vak dat zich bezighoudt ‘met het accentueren van de sterke kanten van een gezicht en het camoufleren of corrigeren van de minder sterke kanten’, zegt de vrije encyclopedie ‘Wikipedia’. Is dat niet wat hij ook als schrijver zal toepassen en waaruit zijn ondernemerszin al blijkt? Jarenlang maakt hij als visagist furore in Wenen, de charmante hoofdstad van Oostenrijk en komt de modewereld hem tegen in vooraanstaande bladen als Marie Claire, Elle en Vogue. De koningin van Paramaribo, intussen vertaald in het Engels, Duits, Spaans en Fins, waarvan in 2011 de 31ste druk verschijnt. Dewnarain legt de nadruk op de keuze van Accord voor taboedoorbrekende en maatschappijkritische thema’s in zijn boeken: prostitutie in een preutse, schijnheilige samenleving in zijn eerste roman, een onmogelijk liefdesverhaal in het bos in Tussen Apoera en Oreala (2005) en gokverslaving in Bingo!, zijn derde roman (2007). Het kiezen van herkenbare, boeiende, uit het leven gegrepen thema’s en het gebruik van een eenvoudige, beeldende schrijfstijl verhoogt volgens Dewnarain het leesplezier, het aantal lezers en daarmee de verkoopcijfers, en is dat niet waar het ondernemers om gaat? Blijft één vraag bij mij hangen: waarom schreef Clark Accord – zelf gay – niet over homoseksualiteit om een ander taboe in onze samenleving te noemen?

Terug in Amsterdam legt hij zich via cursussen toe op de schrijfkunst en na veel onderzoek komt hij in 1999 uit met zijn debuutroman die al snel een groot succes wordt.

Op vrijdag negen mei herinnert de voorzitter van de CAF in haar inleiding het vooral jonge gehoor aan de lijfspreuk van haar broertje: ‘Kan niet bestaat niet!’ Osje Braumuller, bigiman fu Tori Oso, geeft aan, hoe Clark, als liefhebber van een bourgondische levensstijl én als ondernemer, heeft bijgedragen aan het ontwikkelen van het culinair toerisme in Suriname. De monoloog, De gevallen vrouw bestaat niet, door Clark zelf geschreven en ooit uitgevoerd door Helen Kamperveen, wordt in Tori Oso prachtig vertolkt door Renate Galdij onder regie van Michael Austin. Zelfverzekerd, zakelijk, verleidelijk, leidt zij het publiek naar de keynote speech van Karin Refos die onder de titel ‘Jong ondernemerschap in relatie tot vrouwelijk leiderschap’ de Clark Accord-lezing verzorgt (in een outfit die Clark zeker zou zijn bevallen, als hij erbij was geweest). Met verve brengt Karin drie uitgangspunten naar voren voor de jonge schrijvers-in-spe die in spanning de uitslag van de ‘Sori yu Talenti’-wedstrijd nog even moeten afwachten. Voor succesvol ondernemerschap, … en schrijven is ondernemen…, moet je een aantal zaken goed in de gaten houden: je moet ambitie hebben, de juiste attitude in de omgang met mensen en een goed financieel beheer. Daarnaast moet je maatschappelijk betrokken zijn en je ondernemerschap kunnen combineren met creativiteit. Je moet vasthouden aan je droom, spaarzaam zijn, discipline hebben, je kennis willen vergroten en vooral’… je moet hard werken! KAN NIET BESTAAT NIET! 

Leven en werk van Guillermo Rosario (3)

Op vrijdag 14 maart j.l. gaf Libèrta Rosario aan de Universiteit van Amsterdam een college in de reeks Caraïbische Dromen van prof. Michiel van Kempen. Haar college ging over het leven en het werk van haar vader, dichter en prozaschrijver Guillermo Rosario, van wie Libèrta vorig jaar een Nederlandse vertaling uitbracht van diens Papiamentu roman E Rais ku no ke muri. Vandaag deel 3 van haar uitgewerkte collegetekst.

read on…

Leven en werk van Guillermo Rosario (1)

Op vrijdag 14 maart j.l. gaf Libèrta Rosario aan de Universiteit van Amsterdam een college in de reeks Caraïbische Dromen van prof. Michiel van Kempen. Haar college ging over het leven en het werrk van haar vader, dichter en prozaschrijver Guillermo Rosario, van wie Libèrta vorig jaar een Nederlandse vertaling uitbracht van diens Papiamentu roman E Rais ku no ke muri. Vandaag deel 1 van haar uitgewerkte collegetekst.

read on…

‘Anansitori zijn niet bedoeld voor kinderen’

Interview met Gerrit Barron

door Jerry Dewnarain & Christine F. Samsom

… een opmerkelijke uitspraak aan het eind van ons interview met de kinderboekenschrijver Gerrit Barron. ‘Anansi is een oplichter, een dief. De tori over hem werden/worden verteld door volwassenen op onder andere ded’oso en zijn bedoeld als agersitori.’ We staan op het punt Tori Oso te verlaten na een twee uur durend interview waar de twee redacteuren van de Ware Tijd Literair hebben geluisterd naar de woordenstroom van deze bekende Surinamer-in-hart-en-nieren.

Vorig jaar vierde Gerrit Barron zijn veertigjarig schrijversjubileum. Wat heeft hem gestimuleerd om schrijver te worden? We hoeven ons interview niet te beginnen met de vraag: ‘Wie’s je vader, wie’s je moeder?’ Hij begint zelf te vertellen: ‘Schrijver word je niet zomaar. Het heeft alles te maken met je wordingsgeschiedenis. De ervaringen om je heen hebben je beïnvloed.’

read on…

Eerbetoon aan culturele voorgangers: Pater Paul Brenneker en Elis Juliana

door Ieteke ‘Inchi’ Witteveen

Verzamelen, bewaren, documenteren en overdracht van kennis van ouderen, het bestuderen van de geschiedenis en geheugen van onze mensen van binnen uit. Alleen op die manier kan de gedachtenwereld van onze bevolking begrepen worden.  

Dé pioniers voor deze grote culturele taak op Curaçao zijn ongetwijfeld Pater P.H.F. (Paul) Brenneker (1912–1996) en Elis Juliana (1927-2013). In het kader van de viering van Kulturismo 2009 zette de Fundashon National Archaeological Anthropological Memory Management (NAAM). samen met APNA de schijnwerpers op deze grondleggers van cultureel onderzoek en van de nationale collectie cultureel erfgoed. Dat gebeurde via een expositie Altá di Kòrsou, over de voornaamste altaren van Curaçao een publicatie Altá i Santunan di Kòrsou en de onthulling van een naambord op de patio van het gebouw waar NAAM is gevestigd, bekend als de oude leeszaal.Paul Brenneker, een bevlogen katholieke geestelijke van de Orde van Dominicanen, geboren op 7 mei 1912 in Limburg, liet bij zijn overlijden op 7 februari 1996, een grote culturele erfenis achter: ruim honderd publicaties, prenten, foto’s, gedichten, een grote collectie met geluidopnames van zang en verhalen en duizenden artefacten, die hij samen met zijn vriend Elis Juliana vanaf de jaren vijftig verzamelde op Curaçao, Bonaire, Aruba, St. Maarten, St. Eustatius en Saba. Door publicaties als Lekete Minawa (1958) Benta – oude liederen- (1959), Curaçaoensia – volkskundige aantekeningen over Curaçao(1961), Brua (1966), en de tien delen Sambumbu (1969 -1975) geeft hij ons toegang tot directe bronnen voor nader onderzoek. Naar de ontwikkeling van Guene bijvoorbeeld als voorloper van het Papiamentu, naar volksreligie en verzet tegen de slavernij. Of voor het opdoen van inspiratie voor artistiek werk, zoals musici als Angel Salsbach, Etzel Provence in de jaren zestig, gevolgd door Ronchi Matthew tot Izaline Calister voor het scheppen van Curaçaose jazz. Brenneker combineerde zijn liefde voor de lokale cultuur met naastenliefde. Dat laatste maakte hij duurzaam via de stichting voor daklozen (Stichting Kas Pa nos Tur) en broodlozen (Stichting Pam Pa mi Ruman).  

Elis Juliana werd op 8 augustus 1927 in Nieuw Nederland, tussen de Oranjestraat en Penstraat, geboren. Het was de tijd dat Shell migranten uit het hele Caribische gebied naar Curaçao bracht. De radio deed zijn entree, de showbizz en het verenigingsleven vierden hoogtij. Geconfronteerd met de veranderingen van de moderne tijd ging de jonge Juliana op zoek naar de eigen identiteit, die van zichzelf en die van het Curaçaose volk. Hij begon als voordrachtkunstenaar. Al spoedig ontpopte hij zich als een artiest van velerlei kunnen, – dichter, verteller, tekenaar, beeldhouwer, verhalenschrijver – , maar hij begaf zich ook op het pad van onderzoeker naar de eigen cultuur. Wat begon uit nieuwsgierigheid en om inspiratie op te doen voor verhalen en voordrachten, groeide uit tot een passie: het bezoeken van ouderen als bron van informatie en kennis. Daarbij ontmoette hij Paul Brenneker. Door hun verschillende culturele achtergrond, – een Curaçaose volksjongen en een Limburgse priester – , vulden ze elkaar bij dit etnografische veldwerk voortreffelijk aan. Elis Juliana kan bogen op een lijst van ruim 50 publicaties, waaronder zijn eerste dichtbundelFlor di datu, ziin verhalen als Wazo riba ròndu (1967, 1981, 1988), Guia Etnológiko I, II, III en zijn filosofie OPI I, II, III, IV, Organisashon Planifikashon Independensia (1979, 1980, 1983, 1988).

De grote verdienste van het onderzoek van Brenneker en Juliana is dat zij de cultuur van de jaren van voor en tijdens de modernisering in de twintigste eeuw op een systematische wijze hebben gedocumenteerd. Ze verzamelden een onvervangbare schat aan informatie met een rijkdom aan gegevens uit de orale geschiedenis, maar ook vele objecten, als getuigenis van de materiële culturele erfenis. Die objecten variëren van huisgerei, documenten, religieuze objecten tot muziekinstrumenten en kunst. De collectie zelf is in 2001 officieel overgedragen aan de Fundashon NAAM. Een representatief deel daarvan is ten toon gesteld in het Curaçaos Museum en Museo Tula en vanaf 17 september tot 12 februari 2010 in de expositie Altá di Kòrsou, bij NAAM.

Wat nog onvoldoende aandacht heeft gehad is de unieke verzameling van 1400 liederen, muziek en verhalen die Brenneker en Elis Juliana in de jaren vijftig, zes jaren lang op eigen kracht en met heel veel inzet hebben verzameld en dat in 1975 is overgedragen aan de Fundashon Zikinza, toen ondergebracht bij het Centraal Historisch Archief aan de Roodeweg. Angel Salsbach, initiatiefnemer en secretaris van Fundashon Zinkinza, memoreerde hun werk bij de opening van het documentatiecentrum Zikinza in 1975 aldus:   “Seis aña largu Elis i Brenneker a kana ku aparatonan primitivo, riba nan mes forsa sin medionan finansiero nesesario i kolektá e herensha kultural di e masa di pueblo Antiano ku tantu a wòrdu kritiká den “El Curaçao que se va”.

E prome kontako tabata ku Iya di Wanota ku e tempu ei, esta mas ku 10 aña pasá, tabatin 80 aña di edat. Mulando su maishi chikitu riba un piedra el a kanta e prome kantika “Zuntan, zuntan zun klintan”. Despues a tumba pa Seru Fortuna i otro luganan na Kòrsou i Boneiru. E kamindanan tabata kamindanan di problema, pasobra ta kon ta kanta un kantika di rema boto, planta maishi, kap palu, koba buraku sintá den un stul di zoya den kas o riba un banki pariba di kas? Hopi biaha un pal’i basora ku a funkshoná komo rema, chapi o piki a sirbi komo yabi pa habri porta di kanto. Pero hopi biaha tambe mester a bai kas i bolbe bèk despues ora machi o pachi su kurpa tin mas grasia.” (uit: na Apertura di Sentro di Dokumentashon Zikinza, Angel Salsbach, 7 di februari 1975)

De serie ‘Het Nationaal Museum vormen we tezamen’ verschijnt ook in Extra en The Daily Herald. Reacties op en suggesties voor bijdragen zijn van harte welkom. U kunt National Archaeological Anthropological Memory Management (NAAM) bereiken op het Johan van Walbeeckplein 13, telefoon (09) 462 1933, fax (09) 462 1936, e-mail: info@naam.an, website www.naam.an  

[van de website van NAAM, 19-09-2009]

Hitblog Boekface wil boekenwereld ondersteunen

Maak een foto met een boek voor je kop. Dat is in het kort het idee achter de Nederlandse hitblog van Vera de Kort

door Sabine Kok
In februari 2013 ging Boekface van start, nadat De Kort een foto van zichzelf had gemaakt op een strand in Bonaire. Ze poseerde daarop met het door haar zus Maartje de Kort uit het Portugees vertaalde boek Gabriela van de Braziliaanse auteur Jorge Amado. Haar broer, die de foto per mail onder ogen kreeg, reageerde met: ‘Boekface!’

In februari verspreidde  De Kort de eerste foto’s via Twitter (@boekface). Inmiddels heeft ze  er honderden van over de hele wereld ontvangen, onder meer met boekfaces van de covers van Knausgård en John Williams’ Stoner. De foto’s verzamelt ze op Boekface.wordpress.com en op de gelijknamige Facebookpagina.

De Kort wil naar eigen zeggen met Boekface volwassenen en kinderen aansporen een boek op te pakken. Daarom zoekt ze bij ieder boekface een recensie. ‘Het is Boekface erom te doen de Nederlandse boekenwereld te ondersteunen’, aldus De Kort op haar blog. ‘Bij Boekface gaat het vooral om Nederlandse literatuur of naar het Nederlands vertaalde literatuur, samen met de geboekfacete en zijn/haar boek.’

Landelijke kranten Telegraaf, AD, NRC en de Volkskrant besteedden inmiddels aandacht aan het Boekface-fenomeen en Van Dale koos het woord ‘Boekfacen’ op 11 september tot woord van de dag. ‘Alleen al het woord boekface heeft alles in zich om een begrip te worden’, aldus Van Dale. ‘Een begrip à la planking, owling en natuurlijk catbearding, woorden voor hypes die eerder al internationaal aansloegen.’
Makkelijk is het trouwens niet om het eigen gezicht vloeiend in een cover te laten overgaan. De Kort op NRC.nl: ‘Ik verbaas me erover hoeveel moeite mensen doen om die perfecte passende foto te maken. Een meisje twitterde laatst een foto met de tekst ‘na 100 pogingen is het gelukt’.
Zie ook (tevens voor diegenen die zelf een Boekface willen inzenden):

Herinneringen aan Rolf van der Marck

door Jan Gajentaan

Vandaag is het precies een jaar geleden dat de in Suriname wonende Nederlandse “pensionado” en publicist Rolf van der Marck (1935-2013) plotseling kwam te overlijden. Zijn kritische pen wordt node gemist.

read on…

Anil Ramdas, kleine professor uit Nickerie (6 en slot)

door Coen Verbraak 

White trash

De hoofdfiguur in Badal is van plan een essay te schrijven over de politieke verwording van Nederland, en de verwildersing van normen en waarden. Dat ging evenzeer op voor Ramdas. Op de Belgische website De Buren schreef hij in september 2010 een fel epistel tegen wat hij white trash noemde. ‘Kijk nu eens naar het Nederland van vandaag. Lees de reacties van lezers bij artikelen in De Telegraaf. Zie het aanbod op de Nederlandse televisie, die wordt gedomineerd door de commerciëlen. En zie de aanhang van de PVV, die almaar groeit, en nu al staat op meer dan twee miljoen. Die Hollanders die in eigen huizen wonen en een eigen auto hebben en met vakantie kunnen, zijn voor een groot deel white trash. Het zijn tokkies, het zijn families Flodder, met achterlijke ideeën en onbeschofte omgangsvormen. Wat kun je anders zeggen van de meesteTelegraaf-lezers, SBS-6- en RTL-kijkers en PVV-stemmers, dan dat ze boers, onbehouwen, ruw, plat, vulgair, ordinair en ongemanierd zijn?’

Vijf dagen later werd er op diezelfde site op het stuk gereageerd door Joost Zwagerman. ‘Anil Ramdas, die in de jaren negentig de gewoonte had achter iedere boom een fascist te ontwaren, bereikt in dit stuk nieuwe dieptepunten – zelfs voor zijn doen. Ramdas zet alle stemmers op Geert Wilders weg als “achterlijk” en inferieur. Natuurlijk. Dat zich links noemende intellectuelen de gemiddelde Jan Modaal als “achterlijk” wegzetten, gebeurt niet voor het eerst. Hoezo, opkomen voor de onderklasse? Maar zelden gebeurde het zo haatdragend als bij Ramdas. Wie maar lang genoeg door types als Ramdas voor achterlijk wordt uitgescholden, wendt zich uiteindelijk tot Wilders. Anil Ramdas is geen haar beter dan de man wiens ideeën hij wenst te bestrijden. Sterker: hij is erger. Verblind door withete haat jegens white trash meent hij dat anderen hem hierom vooruitstrevend zullen vinden. Die taxatiefout zal zelfs Wilders niet maken.’

Ramdas en Zwagerman hadden in 1997 al eens hard gebotst, nadat Ramdas in NRC Handelsblad kritiek uitte op de manier waarop Zwagerman in De Buitenvrouw een zwarte lerares neerzette: ‘Iemand met de mentaliteit, de denkwijze en het taalgebruik van een zwarte bediende of een zwarte hoer.’ ‘Een pijnlijk misverstand,’ aldus Joost Zwagerman. ‘De inzet van het boek was juist om de zelffelicitatie van mensen die beweren vrij te zijn van xenofobie aan de kaak te stellen. Ramdas stelde mij klakkeloos gelijk aan de hoofdpersoon. Alsof ík een racist zou zijn. Dat vond ik uitermate vervelend. Die white trash-column was in feite een herhaling van 1997. Ik vond het een zeer destructieve bijdrage aan een zinvolle discussie: hoe gaan we om met de PVV.’

Ramdas reageerde direct daarna: ‘Eerlijk gezegd had ik op Joost Zwagerman, een mastodont in kringen van White Trash, niet gerekend. Hij kwam als een geschenk uit de hemel.’ Zwagerman schreef het voorjaar daarop, na het verschijnen van Badal, een vlammend opiniestuk in de Volkskrant. ‘Badal is het hele boek lang nijver bezig aan “een belangrijk essay over white trash”. Alleen al dit voornemen tot het schrijven van “een belangrijk essay” maakt Badal tot een potsierlijke hoofdfiguur en Ramdas tot een schertsfiguur. Hij is hoe dan ook geen echte schrijver. Hij imitéért er hoogstens een.’

Zwagerman is achteraf bepaald niet trots op de polemiek. ‘Door wat er nadien is gebeurd, komt alles in een heel ander, tragisch licht te staan. Natuurlijk zit het me dwars. Als ik had geweten hoe zijn geestestoestand toen was, dan had ik het laten rusten. Hij was niet meer de man met dezelfde wapenuitrusting als voorheen. De ironie wil dat ik de polemiek voerde op het moment dat het ook met mij niet goed ging. Daar zit toch een verontrustende parallel in.’

Sjoerd de Jong van NRC Handelsblad: ‘Ik heb het altijd jammer gevonden dat deze twee generatiegenoten zo enorm met elkaar gebotst hebben. Als ik zijn columns las, dacht ik soms ook: kom, Anil, een beetje minder mag ook. We zitten toch nog niet helemáál in het land van de stampende laarzen. Hij leed aan de tijd, aan de keiharde polarisatie. Beschreef hij dat hij op de avond van de moord op Theo van Gogh op de Dam een klap van een omstander had gekregen, dan verscheen er meteen een stuk van Max Pam dat dat wel gelogen zou zijn. “Lompheid als morele deugd”, zoals Buruma dat noemde, was aan Anil niet besteed.’

En toch kan het belang dat Ramdas had voor jonge allochtonen nauwelijks overschat worden, vindt De Jong. ‘Voor veel Surinamers was Anil hét voorbeeld van een geslaagde landgenoot. Een man die iemand gewórden was.’Sheila Sitalsing: ‘Suriname is net een dorp; als een Surinamer elders in de wereld beroemd wordt, dan is dat een gebeurtenis. Maar er was ook inhoudelijke waardering voor zijn schrijverschap, voor het feit dat hij dingen zo goed kon verwoorden. Aan de andere kant kon Anil ook heel scherp zijn over Suriname. Hij wist feilloos bloot te leggen wat er allemaal niet aan het land deugde. Daar kunnen Surinamers niet zo goed tegen. Die directheid is vrij on-Surinaams. Dat leverde hem felle kritiek op. Maar hij bleef een grote zoon van het land, die het in het grote boze Nederland toch maar mooi had gemáákt.’’

Dat tinkelende

Ramdas’ gezondheidstoestand verergerde in het najaar van 2011. Hij was al meermalen gedotterd wegens hartklachten, en zijn conditie was nadien steeds verder verslechterd. De laatste keer dat Stephan Sanders hem zag, was op de begrafenis van Ramdas’ vader, in oktober 2011. Sanders schrok van het weerzien. ‘Anil zag er erg slecht uit: mager, ingevallen. De dag erna heb ik hem gebeld: “Je zag er zo verzenuwd uit. Was je soms dronken?’” Kort daarna belde hij op: “Stephan, we moeten Het blauwe licht weer gaan maken. Dan wordt het weer net als vroeger.” Een echte wanhoopskreet: laten we doen alsof er niets gebeurd is en teruggaan naar toen het nog goed was. Ik zei: “Nee, Anil, dat kan niet meer. Dat is geweest.”’

Zijn programma ZOZ werd ondertussen nog wel steeds uitgezonden. Ramdas schreef begin februari 2012 aan VPRO-directeur Karen de Bok dat hij zelfs nieuwe televisieplannen had: ‘Een prachtige brief, eigenlijk heel optimistisch. Ik had toen helemaal niet in de gaten dat het zo slecht met hem ging.’ Al vond ze het wel raar dat Ramdas de afspraak die ze met hem maakte om over het nieuwe programma te praten op het allerlaatste moment afzegde. Zijn moeder lag in het ziekenhuis. Vandaar. ‘Maar het werd pas echt vreemd toen ik hoorde dat hij op de redactie had verteld dat ík de afspraak had afgezegd, omdat míjn moeder ziek was.’

Suzanne Holtzer van De Bezige Bij zag wel dat Ramdas het moeilijk had. ‘Hij schreef me kort voor zijn dood hoe zwaar de opkomst van Wilders en de slechte ontvangst van zijn boek op hem drukten. Ik zag dat hij onthecht raakte. Dat tinkelende wat hij ooit had, was weg. Hij was een angstige man geworden. De emoties hadden zijn ratio overgenomen. Maar ik bleef hopen dat hij zichzelf kon herpakken.’ Holtzer maakte zich grote zorgen toen Ramdas begin februari 2012 op de nieuwjaarsreceptie van De Bezige Bij verstek liet gaan. Al hield ze met het allerergste toch geen rekening. ‘Dat einde van Badal die de zee inloopt en verdrinkt, vond ik juist nog zo prachtig. Ik heb werkelijk geen seconde gedacht dat hij dat ook zo zou doen.’

‘Wóédend. Ik was wóédend op hem,’ zegt Stephan Sanders, op een manier waarbij de ontzetting nog altijd voelbaar is. ‘Ik dacht: mijn God, Anil, hoe is het mogelijk dat jij, uitgerekend jij, een punt achter alles hebt gezet. Je wist zo goed wat de fuiken zijn voor de Hindoestaanse man. En je loopt er godverdómme zelf in. Ik had er verschrikkelijk last van. Hij spookte in mijn kop. Twee, drie maanden na zijn dood had ik zelfs het idee dat ik ’m hóórde: “broertje, broertje…” Als ik in de supermarkt een biefstuk kocht, hoorde ik Anil zeggen hoe ik ’m het beste klaar kon maken. Toen ben ik over hem gaan schrijven. Om het te bezweren.’ Inmiddels is de boosheid bij Sanders geweken. ‘Zijn dood leek alle mooie herinneringen bezoedeld te hebben. Nu is er vooral verdriet om het gemis. Inmiddels ben ik onze vriendschap weer aan het opdelven. Ik probeer me weer dat daverende begin te herinneren. Ik ben meer dan ooit doordrongen van het besef dat ik een heel, heel bijzondere man gekend heb.’

Anil Ramdas, kleine professor uit Nickerie (5)

door Coen Verbraak

Neurotische man

Pieter Hilhorst logeerde een paar weken bij Ramdas in Delhi. De herinneringen aan dat verblijf vindt hij dik tien jaar na dato nog steeds beklemmend. ‘Ik voelde daar zijn eenzaamheid zo enorm. Het ritme van zijn dag werd door het drinken bepaald. ’s Ochtends was hij chagrijnig omdat hij nog niet gedronken had. Dan gingen de flessen open en kwam hij ’s middags langzaam tot leven. Dan filosofeerde hij over de wereld, zoals ik hem kende. En later op de dag was hij voornamelijk onvoorspelbaar, vanwege de drank. Onze vriendschap is daar echt veranderd. Ik ging na afloop heel verdrietig naar huis.’

In India kwam Ramdas bovendien tot een pijnlijke vaststelling: hij hoorde daar niet thuis. Net zomin als in Nederland of in Suriname. Stephan Sanders: ‘Hij ging van Suriname via moederland Nederland naar het nog grotere moederland India. Daar ontdekte hij dat hij toch vooral Nederlander was. En in Nederland zagen ze hem juist weer als een Surinamer. Terwijl ze hem in Suriname als Nederlander zagen. De conclusie was dat hij nergens bij hoorde.’

‘Wat is de beste plek om te wonen?’ werd hem bij zijn terugkeer door HP/De Tijdgevraagd. Ramdas: ‘Niet op deze aarde. Ik ben zo’n beetje overal geweest en voel me nergens thuis.’

India is in retrospectief een kantelpunt in Ramdas’ leven. ‘Toen hij terugkwam, zag ik een andere man,’ omschrijft Stephan Sanders de verandering. ‘Dat jongetje met die aanstekelijke bravoure was verdwenen. Er was een aan zichzelf twijfelende neurotische man voor in de plaats gekomen.’

Terwijl Ramdas in India zat, veranderde in Nederland het politieke landschap drastisch. Na de moord op Pim Fortuyn was ‘links’ niet langer en vogue. ‘Politiek correct’ was een scheldwoord geworden. Maar waar de krantenlezer in Nederland langzaamaan wende aan de felle toon van het maatschappelijk debat, had Ramdas op dat vlak in Delhi een aanzienlijke informatie- en ervaringsachterstand opgebouwd. Bij terugkomst op Schiphol, in 2003, was Nederland onherkenbaar veranderd. Ze waren het hem alleen vergeten te vertellen.

De eerste dag na terugkomst uit India had Ramdas een ontmoeting met Suzanne Holtzer, zijn vaste redacteur bij De Bezige Bij. De jetlag hing nog als een klamme deken om hem heen, herinnert Holtzer zich. ‘Het was net alsof hij niet helemaal teruggekomen was, alsof hij ergens halverwege was blijven hangen tussen droom en werkelijkheid. Ik denk ook dat hij daar het meest thuis was. In zijn verbeelding was hij het dichtst bij zijn dromen.’

Diep gekrenktIn 2003 werd Ramdas directeur van De Balie in Amsterdam. Tot verbazing van de mensen om hem heen. ‘Anil hoorde daar op het podium te staan, maar was totaal geen man om er directeur te zijn.’ Het ging al snel mis. De Balie leed grote verliezen. Bovendien werd Ramdas’ drankprobleem ook voor de buitenwereld steeds meer zichtbaar. In december 2003 leidde Ramdas een debat met Edward Said. Sjoerd de Jong van NRC Handelsblad was erbij en zag met eigen ogen hoe de avond pijnlijk uit de hand liep. ‘De zaal was bomvol. Anil was duidelijk aangeschoten. Hij kwam het toneel op met flessen wijn, waar hij als enige van dronk. Je zág het fout gaan. Er bouwde zich in die zaal voelbare agressie op tegen Anil. Opeens sprong er een jongen op de vloer die riep: “Wie zijn geld terug wil, moet mij maar volgen naar de kassa.” Echt een rebellie tegen Ramdas. Er zat ook iets in van: “We zullen die modelallochtoon nu eens even goed aanpakken! We geven hem een koekje van eigen deeg.”’ Ramdas erkende achteraf schuldbewust zijn fout. Maar van terugbetaling van het entreegeld kon geen sprake zijn: ‘Het is hier geen no cure, no pay.’

Achteraf symboliseerde die avond schril dat Ramdas zijn publiek was kwijtgeraakt, denkt Sjoerd de Jong. ‘Hij was heel lang een intellectuele voorloper geweest. Maar Anil begreep Nederland niet meer. En Nederland begreep hém niet meer. Hij was in de ogen van anderen opeens een vertegenwoordiger van het ancien régime geworden, een achterhaalde politiek correcte betweter. Niet langer de progressieve denker, maar de aangenomen zoon van Ad Melkert.’De periode bij De Balie duurde amper twee jaar. Uiteindelijk richtten Felix Rottenberg, Chris Keulemans en Pieter Hilhorst een comité op om De Balie financieel te redden. Hilhorst denkt met afgrijzen terug aan die ochtend bij Felix Rottenberg thuis, waarop Ramdas werd meegedeeld dat hij zijn baan kwijt was. Hilhorst en de zijnen dachten nog dat ze een mooie oplossing hadden bedacht: Ramdas zou vertrekken, maar zou wel een opdracht meekrijgen. Hij mocht een groot essay schrijven, in combinatie met een thema-avond in De Balie. Maar Ramdas was geschokt. ‘Anil ontplófte. Hij was echt diep gekrenkt. We hebben het nadien wel bijgelegd, maar dat nam niet weg hoe pijnlijk het op dat moment was.’

Heel statusgevoelig

‘Na De Balie was wel duidelijk wat Demon Alcohol bij Anil aan het aanrichten was,’ constateert VPRO-regisseur Fred van Dijk, merkbaar aangedaan. ‘De gesprekken met Anil werden stroever. We kregen mot, over de kleinste dingen. De laatste keer dat ik hem thuis bezocht, was in 2006. We kregen een discussie over Arnon Grunberg. Hij vond Grunberg geweldig, ik niet. Uiteindelijk riep hij fel: “Ach man, wat weet jij er nou vanaf? Jij kunt helemaal niet lezen!” Toen ik in mineur naar huis reed, kon ik de hele weg alleen maar denken: hoe moet het nou toch verder met deze jongen? Vervolgens heb ik Stephan Sanders gebeld. Die zei: “Je kunt er maar beter verder geen energie meer in steken.” Het is inderdaad de laatste keer geweest dat Anil en ik elkaar gesproken hebben.’

Ramdas begon ondertussen steeds meer aan zichzelf te twijfelen. Hij was zijn baan kwijt, werkte niet meer voor de VPRO en had geen vaste column meer in NRC Handelsblad. Stephan Sanders: ‘Die bravoure van hem was altijd al schijn. Hij is de eerste jaren verbijsterd geweest over hoe goed het met hem ging. Altijd was er het gevoel dat hij balanceerde op ijsschotsen. Hij voelde continu de angst om ontmaskerd te worden. Wat zou er ontmaskerd kunnen worden? Hij kón heel veel. Maar ergens zeurde altijd die gedachte dat het succes hem eigenlijk niet toekwam. Tegelijk was Anil heel statusgevoelig. Toen hij niet meer voor de VPRO werkte en zijn NRC-columns onder druk stonden, ervoer hij dat als een ernstige aantasting van zijn eer en status. Dat-ie niet genoeg meer meetelde. Maar ja, je kunt niet je hele leven veelbelovend blijven.’
Fred van Dijk: ‘Hij was zich gaandeweg ook gaan afvragen of hij eigenlijk wel zijn eigen bron was. Alles wat hij te vertellen had, kwam altijd van anderen. Mijn vrouw en ik noemden hem “onze kleine professor” omdat hij ongelofelijk belezen was. Ik heb hem er altijd om bewonderd. Maar in die tijd vroeg hij zich af of hij vanuit zichzelf eigenlijk wel iets te melden had. Hij vreesde dat dit niet het geval was. We spraken er ooit over of hij niet eens een roman moest schrijven. Maar dat durfde hij niet. Die fundamentele onzekerheid begon steeds meer te knagen.’

Een keerpuntDie roman kwam er uiteindelijk toch. In 2011 publiceerde Ramdas Badal. Een verhaal over een ooit succesvolle essayist/ programmamaker die uiteindelijk teloorgaat door drank, angsten en depressies. Een man die zich maar niet kan neerleggen bij een politiek klimaat waarin de standpunten van iemand als Geert Wilders breed geaccepteerd zijn geraakt. ‘Hij droomde ervan om nog een aantal meesterwerken te schrijven,’ zegt Suzanne Holtzer. ‘Het liefst iets in de trant van Naipal of Rushdie.’ Ramdas nam het project uiterst serieus. Hij stopte met drinken en huurde een appartement in Zandvoort om in alle rust te kunnen schrijven. ‘Dat boek was voor hem een enorm belangrijke ambitie, hij hoopte dat het een keerpunt in zijn bestaan zou worden.’

Badal verscheen in het voorjaar van 2011. De recensies waren bijna over de hele linie negatief. ‘Meer ambitie dan talent,’ luidde de kop in NRC Handelsblad. Bovendien werd het verhaal van Badal in alle besprekingen één op één geprojecteerd op de schrijver zelf. ‘Met niets en vooral zichzelf niet ontziende eerlijkheid portretteert Ramdas in de persoon van Harry Badal vooral zijn eigen persoon,’ schreef John Jansen van Galen in De Groene Amsterdammer. ‘Rest de vraag wat hem bezielt om zo’n ontluisterend zelfbeeld te publiceren. Het is alleen te verklaren uit de neiging tot zelfdestructie die alcoholisten eigen is.’Suzanne Holtzer kan er nóg kwaad om worden. ‘Badal gaat over de neergang van iemand die ooit succesvol was. Dat werd uitgelegd als de neergang van Anil zelf. Dat is volgens mij echt de ziekte van deze tijd. Het boek werd niet gelezen als kunstwerk maar als de autobiografie van Anil Ramdas. Zeer ten onrechte. Want hoe kan iemand met wie het kennelijk net zo slecht gaat als met Badal anders zo’n sterk boek schrijven?’ Toch zijn de overeenkomsten tussen Badal en Ramdas treffend: Badal heeft óók een drankprobleem, heeft eveneens een Den Uyl-lezing gehouden, en is net als Ramdas ooit Zomergast geweest. Ramdas sprak de overeenkomsten in interviews ook niet tegen. ‘Alleen heb ik natuurlijk nooit zelfmoord gepleegd, zoals Badal.’
[wordt vervolgd]
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter