Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Albert Helman, zonder vaderland
door Max Nord
Zo staat het in de Encyclopedie van Suriname (1977) te lezen: ‘Het werk van Helman wordt vooral door de jongere generatie bekritiseerd, waarbij men zich afvraagt of hij al dan niet als een Surinaams auteur moet worden beschouwd’. Wat verstaat de schrijver van die woorden in deze Encyclopedie nu onder ‘een Surinaams auteur’? Een auteur die de Surinaamse nationaliteit heeft, een auteur die in Suriname geboren is, of een auteur die tot de Surinaamse literatuur gerekend kan worden omdat hij zich van de Surinaamse taal bedient? Ik geloof het laatste. read on…
Olga Orman: Een dichter op weg
“ta mi cuenta mi ta conta / Con mi cuenta ta!”
“Dat is het reisverhaal / van MIJ!”
door Wim Rutgers
Olga Orman (Aruba 1943) woont vanaf haar veertiende jaar in Nederland, werkte tot haar pensionering in het onderwijs en is momenteel nog actief op literair-cultureel gebied, met name sinds 2001 in de Arubaanse schrijverswerkgroep ‘Simia literario’, waar ze in diverse door de groep gepubliceerde bundels gedichten en verhalen publiceerde. Ze werd bekend door haar creatieve vertellingen met behulp van de kamishibai, een op een lange traditie bogende Oosterse vertelwijze met behulp van een klein vertelkastje dat als een minitheatertje fungeert en waarin losse vertelplaten geschoven kunnen worden die het vertelde verhaal verlevendigen door het aanschouwelijk te maken. Daarnaast publiceerde ze ook boeken voor kinderen in het kader van intercultureel onderwijs in Nederland. read on…
Leven en werk van Astrid Roemer
door Jerry Dewnarain
Astrid Heligonda Roemer werd op 27 april 1947 geboren te Paramaribo. Haar ouders hadden vier kinderen: drie meisjes en een jongen. Astrid is het oudste meisje. In augustus 1966 verhuisde zij naar Nederland. Ze werd onderwijzeres en keerde terug naar haar geboorteland om er les te geven. In 1975 vestigde zij zich weer in Nederland. In de Surinaamse literatuur doet ze haar intrede begin jaren zeventig onder de naam Zamani wat ‘waaruit ik geworden ben, waarop ik zal terugvallen’ betekent. Later schreef ze haar boeken onder eigen naam. read on…
De ondernemer-auteur Clark Accord
Terug in Amsterdam legt hij zich via cursussen toe op de schrijfkunst en na veel onderzoek komt hij in 1999 uit met zijn debuutroman die al snel een groot succes wordt.
Leven en werk van Guillermo Rosario (3)
Op vrijdag 14 maart j.l. gaf Libèrta Rosario aan de Universiteit van Amsterdam een college in de reeks Caraïbische Dromen van prof. Michiel van Kempen. Haar college ging over het leven en het werk van haar vader, dichter en prozaschrijver Guillermo Rosario, van wie Libèrta vorig jaar een Nederlandse vertaling uitbracht van diens Papiamentu roman E Rais ku no ke muri. Vandaag deel 3 van haar uitgewerkte collegetekst.
read on…Leven en werk van Guillermo Rosario (1)
Op vrijdag 14 maart j.l. gaf Libèrta Rosario aan de Universiteit van Amsterdam een college in de reeks Caraïbische Dromen van prof. Michiel van Kempen. Haar college ging over het leven en het werrk van haar vader, dichter en prozaschrijver Guillermo Rosario, van wie Libèrta vorig jaar een Nederlandse vertaling uitbracht van diens Papiamentu roman E Rais ku no ke muri. Vandaag deel 1 van haar uitgewerkte collegetekst.
read on…‘Anansitori zijn niet bedoeld voor kinderen’
Interview met Gerrit Barron
door Jerry Dewnarain & Christine F. Samsom
… een opmerkelijke uitspraak aan het eind van ons interview met de kinderboekenschrijver Gerrit Barron. ‘Anansi is een oplichter, een dief. De tori over hem werden/worden verteld door volwassenen op onder andere ded’oso en zijn bedoeld als agersitori.’ We staan op het punt Tori Oso te verlaten na een twee uur durend interview waar de twee redacteuren van de Ware Tijd Literair hebben geluisterd naar de woordenstroom van deze bekende Surinamer-in-hart-en-nieren.
Vorig jaar vierde Gerrit Barron zijn veertigjarig schrijversjubileum. Wat heeft hem gestimuleerd om schrijver te worden? We hoeven ons interview niet te beginnen met de vraag: ‘Wie’s je vader, wie’s je moeder?’ Hij begint zelf te vertellen: ‘Schrijver word je niet zomaar. Het heeft alles te maken met je wordingsgeschiedenis. De ervaringen om je heen hebben je beïnvloed.’
read on…Eerbetoon aan culturele voorgangers: Pater Paul Brenneker en Elis Juliana
door Ieteke ‘Inchi’ Witteveen
Verzamelen, bewaren, documenteren en overdracht van kennis van ouderen, het bestuderen van de geschiedenis en geheugen van onze mensen van binnen uit. Alleen op die manier kan de gedachtenwereld van onze bevolking begrepen worden.
Dé pioniers voor deze grote culturele taak op Curaçao zijn ongetwijfeld Pater P.H.F. (Paul) Brenneker (1912–1996) en Elis Juliana (1927-2013). In het kader van de viering van Kulturismo 2009 zette de Fundashon National Archaeological Anthropological Memory Management (NAAM). samen met APNA de schijnwerpers op deze grondleggers van cultureel onderzoek en van de nationale collectie cultureel erfgoed. Dat gebeurde via een expositie Altá di Kòrsou, over de voornaamste altaren van Curaçao een publicatie Altá i Santunan di Kòrsou en de onthulling van een naambord op de patio van het gebouw waar NAAM is gevestigd, bekend als de oude leeszaal.Paul Brenneker, een bevlogen katholieke geestelijke van de Orde van Dominicanen, geboren op 7 mei 1912 in Limburg, liet bij zijn overlijden op 7 februari 1996, een grote culturele erfenis achter: ruim honderd publicaties, prenten, foto’s, gedichten, een grote collectie met geluidopnames van zang en verhalen en duizenden artefacten, die hij samen met zijn vriend Elis Juliana vanaf de jaren vijftig verzamelde op Curaçao, Bonaire, Aruba, St. Maarten, St. Eustatius en Saba. Door publicaties als Lekete Minawa (1958) Benta – oude liederen- (1959), Curaçaoensia – volkskundige aantekeningen over Curaçao(1961), Brua (1966), en de tien delen Sambumbu (1969 -1975) geeft hij ons toegang tot directe bronnen voor nader onderzoek. Naar de ontwikkeling van Guene bijvoorbeeld als voorloper van het Papiamentu, naar volksreligie en verzet tegen de slavernij. Of voor het opdoen van inspiratie voor artistiek werk, zoals musici als Angel Salsbach, Etzel Provence in de jaren zestig, gevolgd door Ronchi Matthew tot Izaline Calister voor het scheppen van Curaçaose jazz. Brenneker combineerde zijn liefde voor de lokale cultuur met naastenliefde. Dat laatste maakte hij duurzaam via de stichting voor daklozen (Stichting Kas Pa nos Tur) en broodlozen (Stichting Pam Pa mi Ruman).
Elis Juliana werd op 8 augustus 1927 in Nieuw Nederland, tussen de Oranjestraat en Penstraat, geboren. Het was de tijd dat Shell migranten uit het hele Caribische gebied naar Curaçao bracht. De radio deed zijn entree, de showbizz en het verenigingsleven vierden hoogtij. Geconfronteerd met de veranderingen van de moderne tijd ging de jonge Juliana op zoek naar de eigen identiteit, die van zichzelf en die van het Curaçaose volk. Hij begon als voordrachtkunstenaar. Al spoedig ontpopte hij zich als een artiest van velerlei kunnen, – dichter, verteller, tekenaar, beeldhouwer, verhalenschrijver – , maar hij begaf zich ook op het pad van onderzoeker naar de eigen cultuur. Wat begon uit nieuwsgierigheid en om inspiratie op te doen voor verhalen en voordrachten, groeide uit tot een passie: het bezoeken van ouderen als bron van informatie en kennis. Daarbij ontmoette hij Paul Brenneker. Door hun verschillende culturele achtergrond, – een Curaçaose volksjongen en een Limburgse priester – , vulden ze elkaar bij dit etnografische veldwerk voortreffelijk aan. Elis Juliana kan bogen op een lijst van ruim 50 publicaties, waaronder zijn eerste dichtbundelFlor di datu, ziin verhalen als Wazo riba ròndu (1967, 1981, 1988), Guia Etnológiko I, II, III en zijn filosofie OPI I, II, III, IV, Organisashon Planifikashon Independensia (1979, 1980, 1983, 1988).
De grote verdienste van het onderzoek van Brenneker en Juliana is dat zij de cultuur van de jaren van voor en tijdens de modernisering in de twintigste eeuw op een systematische wijze hebben gedocumenteerd. Ze verzamelden een onvervangbare schat aan informatie met een rijkdom aan gegevens uit de orale geschiedenis, maar ook vele objecten, als getuigenis van de materiële culturele erfenis. Die objecten variëren van huisgerei, documenten, religieuze objecten tot muziekinstrumenten en kunst. De collectie zelf is in 2001 officieel overgedragen aan de Fundashon NAAM. Een representatief deel daarvan is ten toon gesteld in het Curaçaos Museum en Museo Tula en vanaf 17 september tot 12 februari 2010 in de expositie Altá di Kòrsou, bij NAAM.
Wat nog onvoldoende aandacht heeft gehad is de unieke verzameling van 1400 liederen, muziek en verhalen die Brenneker en Elis Juliana in de jaren vijftig, zes jaren lang op eigen kracht en met heel veel inzet hebben verzameld en dat in 1975 is overgedragen aan de Fundashon Zikinza, toen ondergebracht bij het Centraal Historisch Archief aan de Roodeweg. Angel Salsbach, initiatiefnemer en secretaris van Fundashon Zinkinza, memoreerde hun werk bij de opening van het documentatiecentrum Zikinza in 1975 aldus: “Seis aña largu Elis i Brenneker a kana ku aparatonan primitivo, riba nan mes forsa sin medionan finansiero nesesario i kolektá e herensha kultural di e masa di pueblo Antiano ku tantu a wòrdu kritiká den “El Curaçao que se va”.
E prome kontako tabata ku Iya di Wanota ku e tempu ei, esta mas ku 10 aña pasá, tabatin 80 aña di edat. Mulando su maishi chikitu riba un piedra el a kanta e prome kantika “Zuntan, zuntan zun klintan”. Despues a tumba pa Seru Fortuna i otro luganan na Kòrsou i Boneiru. E kamindanan tabata kamindanan di problema, pasobra ta kon ta kanta un kantika di rema boto, planta maishi, kap palu, koba buraku sintá den un stul di zoya den kas o riba un banki pariba di kas? Hopi biaha un pal’i basora ku a funkshoná komo rema, chapi o piki a sirbi komo yabi pa habri porta di kanto. Pero hopi biaha tambe mester a bai kas i bolbe bèk despues ora machi o pachi su kurpa tin mas grasia.” (uit: na Apertura di Sentro di Dokumentashon Zikinza, Angel Salsbach, 7 di februari 1975)
De serie ‘Het Nationaal Museum vormen we tezamen’ verschijnt ook in Extra en The Daily Herald. Reacties op en suggesties voor bijdragen zijn van harte welkom. U kunt National Archaeological Anthropological Memory Management (NAAM) bereiken op het Johan van Walbeeckplein 13, telefoon (09) 462 1933, fax (09) 462 1936, e-mail: info@naam.an, website www.naam.an
[van de website van NAAM, 19-09-2009]
Hitblog Boekface wil boekenwereld ondersteunen
Maak een foto met een boek voor je kop. Dat is in het kort het idee achter de Nederlandse hitblog van Vera de Kort
In februari verspreidde De Kort de eerste foto’s via Twitter (@boekface). Inmiddels heeft ze er honderden van over de hele wereld ontvangen, onder meer met boekfaces van de covers van Knausgård en John Williams’ Stoner. De foto’s verzamelt ze op Boekface.wordpress.com en op de gelijknamige Facebookpagina.
Herinneringen aan Rolf van der Marck
door Jan Gajentaan
Vandaag is het precies een jaar geleden dat de in Suriname wonende Nederlandse “pensionado” en publicist Rolf van der Marck (1935-2013) plotseling kwam te overlijden. Zijn kritische pen wordt node gemist.
read on…Anil Ramdas, kleine professor uit Nickerie (6 en slot)
door Coen Verbraak
De hoofdfiguur in Badal is van plan een essay te schrijven over de politieke verwording van Nederland, en de verwildersing van normen en waarden. Dat ging evenzeer op voor Ramdas. Op de Belgische website De Buren schreef hij in september 2010 een fel epistel tegen wat hij white trash noemde. ‘Kijk nu eens naar het Nederland van vandaag. Lees de reacties van lezers bij artikelen in De Telegraaf. Zie het aanbod op de Nederlandse televisie, die wordt gedomineerd door de commerciëlen. En zie de aanhang van de PVV, die almaar groeit, en nu al staat op meer dan twee miljoen. Die Hollanders die in eigen huizen wonen en een eigen auto hebben en met vakantie kunnen, zijn voor een groot deel white trash. Het zijn tokkies, het zijn families Flodder, met achterlijke ideeën en onbeschofte omgangsvormen. Wat kun je anders zeggen van de meesteTelegraaf-lezers, SBS-6- en RTL-kijkers en PVV-stemmers, dan dat ze boers, onbehouwen, ruw, plat, vulgair, ordinair en ongemanierd zijn?’
Vijf dagen later werd er op diezelfde site op het stuk gereageerd door Joost Zwagerman. ‘Anil Ramdas, die in de jaren negentig de gewoonte had achter iedere boom een fascist te ontwaren, bereikt in dit stuk nieuwe dieptepunten – zelfs voor zijn doen. Ramdas zet alle stemmers op Geert Wilders weg als “achterlijk” en inferieur. Natuurlijk. Dat zich links noemende intellectuelen de gemiddelde Jan Modaal als “achterlijk” wegzetten, gebeurt niet voor het eerst. Hoezo, opkomen voor de onderklasse? Maar zelden gebeurde het zo haatdragend als bij Ramdas. Wie maar lang genoeg door types als Ramdas voor achterlijk wordt uitgescholden, wendt zich uiteindelijk tot Wilders. Anil Ramdas is geen haar beter dan de man wiens ideeën hij wenst te bestrijden. Sterker: hij is erger. Verblind door withete haat jegens white trash meent hij dat anderen hem hierom vooruitstrevend zullen vinden. Die taxatiefout zal zelfs Wilders niet maken.’
Ramdas en Zwagerman hadden in 1997 al eens hard gebotst, nadat Ramdas in NRC Handelsblad kritiek uitte op de manier waarop Zwagerman in De Buitenvrouw een zwarte lerares neerzette: ‘Iemand met de mentaliteit, de denkwijze en het taalgebruik van een zwarte bediende of een zwarte hoer.’ ‘Een pijnlijk misverstand,’ aldus Joost Zwagerman. ‘De inzet van het boek was juist om de zelffelicitatie van mensen die beweren vrij te zijn van xenofobie aan de kaak te stellen. Ramdas stelde mij klakkeloos gelijk aan de hoofdpersoon. Alsof ík een racist zou zijn. Dat vond ik uitermate vervelend. Die white trash-column was in feite een herhaling van 1997. Ik vond het een zeer destructieve bijdrage aan een zinvolle discussie: hoe gaan we om met de PVV.’
Ramdas reageerde direct daarna: ‘Eerlijk gezegd had ik op Joost Zwagerman, een mastodont in kringen van White Trash, niet gerekend. Hij kwam als een geschenk uit de hemel.’ Zwagerman schreef het voorjaar daarop, na het verschijnen van Badal, een vlammend opiniestuk in de Volkskrant. ‘Badal is het hele boek lang nijver bezig aan “een belangrijk essay over white trash”. Alleen al dit voornemen tot het schrijven van “een belangrijk essay” maakt Badal tot een potsierlijke hoofdfiguur en Ramdas tot een schertsfiguur. Hij is hoe dan ook geen echte schrijver. Hij imitéért er hoogstens een.’
Zwagerman is achteraf bepaald niet trots op de polemiek. ‘Door wat er nadien is gebeurd, komt alles in een heel ander, tragisch licht te staan. Natuurlijk zit het me dwars. Als ik had geweten hoe zijn geestestoestand toen was, dan had ik het laten rusten. Hij was niet meer de man met dezelfde wapenuitrusting als voorheen. De ironie wil dat ik de polemiek voerde op het moment dat het ook met mij niet goed ging. Daar zit toch een verontrustende parallel in.’
Sjoerd de Jong van NRC Handelsblad: ‘Ik heb het altijd jammer gevonden dat deze twee generatiegenoten zo enorm met elkaar gebotst hebben. Als ik zijn columns las, dacht ik soms ook: kom, Anil, een beetje minder mag ook. We zitten toch nog niet helemáál in het land van de stampende laarzen. Hij leed aan de tijd, aan de keiharde polarisatie. Beschreef hij dat hij op de avond van de moord op Theo van Gogh op de Dam een klap van een omstander had gekregen, dan verscheen er meteen een stuk van Max Pam dat dat wel gelogen zou zijn. “Lompheid als morele deugd”, zoals Buruma dat noemde, was aan Anil niet besteed.’
En toch kan het belang dat Ramdas had voor jonge allochtonen nauwelijks overschat worden, vindt De Jong. ‘Voor veel Surinamers was Anil hét voorbeeld van een geslaagde landgenoot. Een man die iemand gewórden was.’ Sheila Sitalsing: ‘Suriname is net een dorp; als een Surinamer elders in de wereld beroemd wordt, dan is dat een gebeurtenis. Maar er was ook inhoudelijke waardering voor zijn schrijverschap, voor het feit dat hij dingen zo goed kon verwoorden. Aan de andere kant kon Anil ook heel scherp zijn over Suriname. Hij wist feilloos bloot te leggen wat er allemaal niet aan het land deugde. Daar kunnen Surinamers niet zo goed tegen. Die directheid is vrij on-Surinaams. Dat leverde hem felle kritiek op. Maar hij bleef een grote zoon van het land, die het in het grote boze Nederland toch maar mooi had gemáákt.’’
Dat tinkelende
Ramdas’ gezondheidstoestand verergerde in het najaar van 2011. Hij was al meermalen gedotterd wegens hartklachten, en zijn conditie was nadien steeds verder verslechterd. De laatste keer dat Stephan Sanders hem zag, was op de begrafenis van Ramdas’ vader, in oktober 2011. Sanders schrok van het weerzien. ‘Anil zag er erg slecht uit: mager, ingevallen. De dag erna heb ik hem gebeld: “Je zag er zo verzenuwd uit. Was je soms dronken?’” Kort daarna belde hij op: “Stephan, we moeten Het blauwe licht weer gaan maken. Dan wordt het weer net als vroeger.” Een echte wanhoopskreet: laten we doen alsof er niets gebeurd is en teruggaan naar toen het nog goed was. Ik zei: “Nee, Anil, dat kan niet meer. Dat is geweest.”’
Zijn programma ZOZ werd ondertussen nog wel steeds uitgezonden. Ramdas schreef begin februari 2012 aan VPRO-directeur Karen de Bok dat hij zelfs nieuwe televisieplannen had: ‘Een prachtige brief, eigenlijk heel optimistisch. Ik had toen helemaal niet in de gaten dat het zo slecht met hem ging.’ Al vond ze het wel raar dat Ramdas de afspraak die ze met hem maakte om over het nieuwe programma te praten op het allerlaatste moment afzegde. Zijn moeder lag in het ziekenhuis. Vandaar. ‘Maar het werd pas echt vreemd toen ik hoorde dat hij op de redactie had verteld dat ík de afspraak had afgezegd, omdat míjn moeder ziek was.’
Suzanne Holtzer van De Bezige Bij zag wel dat Ramdas het moeilijk had. ‘Hij schreef me kort voor zijn dood hoe zwaar de opkomst van Wilders en de slechte ontvangst van zijn boek op hem drukten. Ik zag dat hij onthecht raakte. Dat tinkelende wat hij ooit had, was weg. Hij was een angstige man geworden. De emoties hadden zijn ratio overgenomen. Maar ik bleef hopen dat hij zichzelf kon herpakken.’ Holtzer maakte zich grote zorgen toen Ramdas begin februari 2012 op de nieuwjaarsreceptie van De Bezige Bij verstek liet gaan. Al hield ze met het allerergste toch geen rekening. ‘Dat einde van Badal die de zee inloopt en verdrinkt, vond ik juist nog zo prachtig. Ik heb werkelijk geen seconde gedacht dat hij dat ook zo zou doen.’
‘Wóédend. Ik was wóédend op hem,’ zegt Stephan Sanders, op een manier waarbij de ontzetting nog altijd voelbaar is. ‘Ik dacht: mijn God, Anil, hoe is het mogelijk dat jij, uitgerekend jij, een punt achter alles hebt gezet. Je wist zo goed wat de fuiken zijn voor de Hindoestaanse man. En je loopt er godverdómme zelf in. Ik had er verschrikkelijk last van. Hij spookte in mijn kop. Twee, drie maanden na zijn dood had ik zelfs het idee dat ik ’m hóórde: “broertje, broertje…” Als ik in de supermarkt een biefstuk kocht, hoorde ik Anil zeggen hoe ik ’m het beste klaar kon maken. Toen ben ik over hem gaan schrijven. Om het te bezweren.’ Inmiddels is de boosheid bij Sanders geweken. ‘Zijn dood leek alle mooie herinneringen bezoedeld te hebben. Nu is er vooral verdriet om het gemis. Inmiddels ben ik onze vriendschap weer aan het opdelven. Ik probeer me weer dat daverende begin te herinneren. Ik ben meer dan ooit doordrongen van het besef dat ik een heel, heel bijzondere man gekend heb.’
Anil Ramdas, kleine professor uit Nickerie (5)
door Coen Verbraak
Neurotische man
Pieter Hilhorst logeerde een paar weken bij Ramdas in Delhi. De herinneringen aan dat verblijf vindt hij dik tien jaar na dato nog steeds beklemmend. ‘Ik voelde daar zijn eenzaamheid zo enorm. Het ritme van zijn dag werd door het drinken bepaald. ’s Ochtends was hij chagrijnig omdat hij nog niet gedronken had. Dan gingen de flessen open en kwam hij ’s middags langzaam tot leven. Dan filosofeerde hij over de wereld, zoals ik hem kende. En later op de dag was hij voornamelijk onvoorspelbaar, vanwege de drank. Onze vriendschap is daar echt veranderd. Ik ging na afloop heel verdrietig naar huis.’
In India kwam Ramdas bovendien tot een pijnlijke vaststelling: hij hoorde daar niet thuis. Net zomin als in Nederland of in Suriname. Stephan Sanders: ‘Hij ging van Suriname via moederland Nederland naar het nog grotere moederland India. Daar ontdekte hij dat hij toch vooral Nederlander was. En in Nederland zagen ze hem juist weer als een Surinamer. Terwijl ze hem in Suriname als Nederlander zagen. De conclusie was dat hij nergens bij hoorde.’
‘Wat is de beste plek om te wonen?’ werd hem bij zijn terugkeer door HP/De Tijdgevraagd. Ramdas: ‘Niet op deze aarde. Ik ben zo’n beetje overal geweest en voel me nergens thuis.’
India is in retrospectief een kantelpunt in Ramdas’ leven. ‘Toen hij terugkwam, zag ik een andere man,’ omschrijft Stephan Sanders de verandering. ‘Dat jongetje met die aanstekelijke bravoure was verdwenen. Er was een aan zichzelf twijfelende neurotische man voor in de plaats gekomen.’
Terwijl Ramdas in India zat, veranderde in Nederland het politieke landschap drastisch. Na de moord op Pim Fortuyn was ‘links’ niet langer en vogue. ‘Politiek correct’ was een scheldwoord geworden. Maar waar de krantenlezer in Nederland langzaamaan wende aan de felle toon van het maatschappelijk debat, had Ramdas op dat vlak in Delhi een aanzienlijke informatie- en ervaringsachterstand opgebouwd. Bij terugkomst op Schiphol, in 2003, was Nederland onherkenbaar veranderd. Ze waren het hem alleen vergeten te vertellen.
Diep gekrenktIn 2003 werd Ramdas directeur van De Balie in Amsterdam. Tot verbazing van de mensen om hem heen. ‘Anil hoorde daar op het podium te staan, maar was totaal geen man om er directeur te zijn.’ Het ging al snel mis. De Balie leed grote verliezen. Bovendien werd Ramdas’ drankprobleem ook voor de buitenwereld steeds meer zichtbaar. In december 2003 leidde Ramdas een debat met Edward Said. Sjoerd de Jong van NRC Handelsblad was erbij en zag met eigen ogen hoe de avond pijnlijk uit de hand liep. ‘De zaal was bomvol. Anil was duidelijk aangeschoten. Hij kwam het toneel op met flessen wijn, waar hij als enige van dronk. Je zág het fout gaan. Er bouwde zich in die zaal voelbare agressie op tegen Anil. Opeens sprong er een jongen op de vloer die riep: “Wie zijn geld terug wil, moet mij maar volgen naar de kassa.” Echt een rebellie tegen Ramdas. Er zat ook iets in van: “We zullen die modelallochtoon nu eens even goed aanpakken! We geven hem een koekje van eigen deeg.”’ Ramdas erkende achteraf schuldbewust zijn fout. Maar van terugbetaling van het entreegeld kon geen sprake zijn: ‘Het is hier geen no cure, no pay.’
Achteraf symboliseerde die avond schril dat Ramdas zijn publiek was kwijtgeraakt, denkt Sjoerd de Jong. ‘Hij was heel lang een intellectuele voorloper geweest. Maar Anil begreep Nederland niet meer. En Nederland begreep hém niet meer. Hij was in de ogen van anderen opeens een vertegenwoordiger van het ancien régime geworden, een achterhaalde politiek correcte betweter. Niet langer de progressieve denker, maar de aangenomen zoon van Ad Melkert.’De periode bij De Balie duurde amper twee jaar. Uiteindelijk richtten Felix Rottenberg, Chris Keulemans en Pieter Hilhorst een comité op om De Balie financieel te redden. Hilhorst denkt met afgrijzen terug aan die ochtend bij Felix Rottenberg thuis, waarop Ramdas werd meegedeeld dat hij zijn baan kwijt was. Hilhorst en de zijnen dachten nog dat ze een mooie oplossing hadden bedacht: Ramdas zou vertrekken, maar zou wel een opdracht meekrijgen. Hij mocht een groot essay schrijven, in combinatie met een thema-avond in De Balie. Maar Ramdas was geschokt. ‘Anil ontplófte. Hij was echt diep gekrenkt. We hebben het nadien wel bijgelegd, maar dat nam niet weg hoe pijnlijk het op dat moment was.’
Heel statusgevoelig
‘Na De Balie was wel duidelijk wat Demon Alcohol bij Anil aan het aanrichten was,’ constateert VPRO-regisseur Fred van Dijk, merkbaar aangedaan. ‘De gesprekken met Anil werden stroever. We kregen mot, over de kleinste dingen. De laatste keer dat ik hem thuis bezocht, was in 2006. We kregen een discussie over Arnon Grunberg. Hij vond Grunberg geweldig, ik niet. Uiteindelijk riep hij fel: “Ach man, wat weet jij er nou vanaf? Jij kunt helemaal niet lezen!” Toen ik in mineur naar huis reed, kon ik de hele weg alleen maar denken: hoe moet het nou toch verder met deze jongen? Vervolgens heb ik Stephan Sanders gebeld. Die zei: “Je kunt er maar beter verder geen energie meer in steken.” Het is inderdaad de laatste keer geweest dat Anil en ik elkaar gesproken hebben.’
Een keerpuntDie roman kwam er uiteindelijk toch. In 2011 publiceerde Ramdas Badal. Een verhaal over een ooit succesvolle essayist/ programmamaker die uiteindelijk teloorgaat door drank, angsten en depressies. Een man die zich maar niet kan neerleggen bij een politiek klimaat waarin de standpunten van iemand als Geert Wilders breed geaccepteerd zijn geraakt. ‘Hij droomde ervan om nog een aantal meesterwerken te schrijven,’ zegt Suzanne Holtzer. ‘Het liefst iets in de trant van Naipal of Rushdie.’ Ramdas nam het project uiterst serieus. Hij stopte met drinken en huurde een appartement in Zandvoort om in alle rust te kunnen schrijven. ‘Dat boek was voor hem een enorm belangrijke ambitie, hij hoopte dat het een keerpunt in zijn bestaan zou worden.’