blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: schrijversportretten

Bakra op de bres

De neerlandica Els Moor begon eind jaren zeventig een nieuw bestaan in Suriname. Ze speelt er inmiddels een belangrijke rol in het literaire leven en wil vooral het creatieve Surinaams-Nederlands bevorderen.

door Lisette Lewin

Mijn bewondering voor de corpulente hindoestaanse chauffeur, met imponerende zwarte knevel, stijgt als hij zijn busje telkens weer rammelend vlot krijgt, nadat het bijna op z’n kant met één of twee wielen is weggezakt in de diepste, met modderig water gevulde gaten in de weg. De ragdunne oude Javaanse Surinamer aan mijn andere zijde, half op schoot, het `Hollands een beetje machtig’, vertelt me veel, bijvoorbeeld dat hij geen opleiding heeft maar toch een filosoof is: ,,De mens leeft maar een seconde en dan vergaat hij tot stof.” ,,Wind, water en zon, de grote krachten der schepping.” read on…

Thea Doelwijt – Hai gudu Sranan

Klopt, mi doro! Een jaar geleden ook, hoor. Maar dat was meer een vakantie… behalve een actie op het Kinderboekenfestival in Commewijne. Eigenlijk moet ik gewoon zeggen: ‘Wi doro’. ‘Juf’ Marijke van Geest is natuurlijk mee. Sinds 51 jaar… en zij ontmoet tientallen (honderden) oud-studenten… oud geworden, ja, maar ik bedoel van vroeger toen zij hier les gaf, van 1964 tot 1983. Boi, ik was hier al in 1961. Ik begon bij het oude dagblad Suriname. Ai Sranan, en nu… nu zegt iedereen (nou ja, bijna iedereen) dat ze mijn boeken hebben gelezen. read on…

Albert Helman, zonder vaderland

door Max Nord

Zo staat het in de Encyclopedie van Suriname (1977) te lezen: ‘Het werk van Helman wordt vooral door de jongere generatie bekritiseerd, waarbij men zich afvraagt of hij al dan niet als een Surinaams auteur moet worden beschouwd’. Wat verstaat de schrijver van die woorden in deze Encyclopedie nu onder ‘een Surinaams auteur’? Een auteur die de Surinaamse nationaliteit heeft, een auteur die in Suriname geboren is, of een auteur die tot de Surinaamse literatuur gerekend kan worden omdat hij zich van de Surinaamse taal bedient? Ik geloof het laatste. read on…

Olga Orman: Een dichter op weg

“ta mi cuenta mi ta conta / Con mi cuenta ta!”
“Dat is het reisverhaal / van MIJ!”

door Wim Rutgers

 

Olga Orman (Aruba 1943) woont vanaf haar veertiende jaar in Nederland, werkte tot haar pensionering in het onderwijs en is momenteel nog actief op literair-cultureel gebied, met name sinds 2001 in de Arubaanse schrijverswerkgroep ‘Simia literario’, waar ze in diverse door de groep gepubliceerde bundels gedichten en verhalen publiceerde. Ze werd bekend door haar creatieve vertellingen met behulp van de kamishibai, een op een lange traditie bogende Oosterse vertelwijze met behulp van een klein vertelkastje dat als een minitheatertje fungeert en waarin losse vertelplaten geschoven kunnen worden die het vertelde verhaal verlevendigen door het aanschouwelijk te maken. Daarnaast publiceerde ze ook boeken voor kinderen in het kader van intercultureel onderwijs in Nederland. read on…

Leven en werk van Astrid Roemer

door Jerry Dewnarain

Astrid Heligonda Roemer werd op 27 april 1947 geboren te Paramaribo. Haar ouders hadden vier kinderen: drie meisjes en een jongen. Astrid is het oudste meisje. In augustus 1966 verhuisde zij naar Nederland. Ze werd onderwijzeres en keerde terug naar haar geboorteland om er les te geven. In 1975 vestigde zij zich weer in Nederland. In de Surinaamse literatuur doet ze haar intrede begin jaren zeventig onder de naam Zamani wat ‘waaruit ik geworden ben, waarop ik zal terugvallen’ betekent. Later schreef ze haar boeken onder eigen naam. read on…

De ondernemer-auteur Clark Accord

door Christine F. Samsom
Afgelopen zondag, elf mei, was het alweer drie jaar geleden dat Clark Accord, de schrijver van een aantal spraakmakende boeken, op vijftigjarige leeftijd overleed. De stichting met zijn naam, de Clark Accord Foundation (CAF), die ongeveer een jaar na zijn dood onder voorzitterschap van zijn zus Mavis Accord werd opgericht, heeft de herinnering aan Clark levend gehouden en in die korte tijd veel werk verzet. Dat kwam tot uiting tijdens de lezing die de neerlandicus Jerry Dewnarain onlangs hield tijdens de ondernemersavond van de KKF en tijdens de Clark Accord-lezing door de zakenvrouw Karin Refos vier dagen later in Tori Oso.
Elke dinsdagavond worden in het KKF-gebouw lezingen georganiseerd die interessant kunnen zijn voor ondernemers. Jerry Dewnarain, secretaris van de CAF, heeft op zes mei met een powerpoint-presentatie duidelijk gemaakt dat het schrijven en publiceren van een boek of het opzetten van een stichting als de CAF net zo’n onderneming kan zijn als het opzetten van een bedrijf. Hij noemt de doelstellingen van de CAF: aandacht geven aan de literaire erfenis van Clark Accord en jongeren stimuleren om te gaan schrijven. Via de Clark Accord-lezingen, werkt de CAF aan het eerste doel. Het tweede doel probeert de foundation te bereiken door het organiseren van workshops creatief schrijven, presentaties op scholen, lesbrieven, literaire tours voor leerlingen en het houden van de ‘Clark Accord Sori Yu Talenti’-schrijfwedstrijd voor jongeren tussen vijftien en dertig jaar. De eerste wedstrijd resulteerde in 2013 in de bundel Het geheim van Ston Oso en andere verhalen, de titel ontleend aan het winnende verhaal van Hetty Amatodja die onlangs met nieuwe publicaties uitkwam.
Jerry Dewnarain laat dan het leven van Accord de revue passeren: Als Clark na de middelbare school naar Nederland vertrekt, gaat hij verpleegkunde studeren en daarna visagie, een vak dat zich bezighoudt ‘met het accentueren van de sterke kanten van een gezicht en het camoufleren of corrigeren van de minder sterke kanten’, zegt de vrije encyclopedie ‘Wikipedia’. Is dat niet wat hij ook als schrijver zal toepassen en waaruit zijn ondernemerszin al blijkt? Jarenlang maakt hij als visagist furore in Wenen, de charmante hoofdstad van Oostenrijk en komt de modewereld hem tegen in vooraanstaande bladen als Marie Claire, Elle en Vogue. De koningin van Paramaribo, intussen vertaald in het Engels, Duits, Spaans en Fins, waarvan in 2011 de 31ste druk verschijnt. Dewnarain legt de nadruk op de keuze van Accord voor taboedoorbrekende en maatschappijkritische thema’s in zijn boeken: prostitutie in een preutse, schijnheilige samenleving in zijn eerste roman, een onmogelijk liefdesverhaal in het bos in Tussen Apoera en Oreala (2005) en gokverslaving in Bingo!, zijn derde roman (2007). Het kiezen van herkenbare, boeiende, uit het leven gegrepen thema’s en het gebruik van een eenvoudige, beeldende schrijfstijl verhoogt volgens Dewnarain het leesplezier, het aantal lezers en daarmee de verkoopcijfers, en is dat niet waar het ondernemers om gaat? Blijft één vraag bij mij hangen: waarom schreef Clark Accord – zelf gay – niet over homoseksualiteit om een ander taboe in onze samenleving te noemen?

Terug in Amsterdam legt hij zich via cursussen toe op de schrijfkunst en na veel onderzoek komt hij in 1999 uit met zijn debuutroman die al snel een groot succes wordt.

Op vrijdag negen mei herinnert de voorzitter van de CAF in haar inleiding het vooral jonge gehoor aan de lijfspreuk van haar broertje: ‘Kan niet bestaat niet!’ Osje Braumuller, bigiman fu Tori Oso, geeft aan, hoe Clark, als liefhebber van een bourgondische levensstijl én als ondernemer, heeft bijgedragen aan het ontwikkelen van het culinair toerisme in Suriname. De monoloog, De gevallen vrouw bestaat niet, door Clark zelf geschreven en ooit uitgevoerd door Helen Kamperveen, wordt in Tori Oso prachtig vertolkt door Renate Galdij onder regie van Michael Austin. Zelfverzekerd, zakelijk, verleidelijk, leidt zij het publiek naar de keynote speech van Karin Refos die onder de titel ‘Jong ondernemerschap in relatie tot vrouwelijk leiderschap’ de Clark Accord-lezing verzorgt (in een outfit die Clark zeker zou zijn bevallen, als hij erbij was geweest). Met verve brengt Karin drie uitgangspunten naar voren voor de jonge schrijvers-in-spe die in spanning de uitslag van de ‘Sori yu Talenti’-wedstrijd nog even moeten afwachten. Voor succesvol ondernemerschap, … en schrijven is ondernemen…, moet je een aantal zaken goed in de gaten houden: je moet ambitie hebben, de juiste attitude in de omgang met mensen en een goed financieel beheer. Daarnaast moet je maatschappelijk betrokken zijn en je ondernemerschap kunnen combineren met creativiteit. Je moet vasthouden aan je droom, spaarzaam zijn, discipline hebben, je kennis willen vergroten en vooral’… je moet hard werken! KAN NIET BESTAAT NIET! 

Leven en werk van Guillermo Rosario (3)

Op vrijdag 14 maart j.l. gaf Libèrta Rosario aan de Universiteit van Amsterdam een college in de reeks Caraïbische Dromen van prof. Michiel van Kempen. Haar college ging over het leven en het werk van haar vader, dichter en prozaschrijver Guillermo Rosario, van wie Libèrta vorig jaar een Nederlandse vertaling uitbracht van diens Papiamentu roman E Rais ku no ke muri. Vandaag deel 3 van haar uitgewerkte collegetekst.

Nr. 12  Guillermo heeft veel geschreven over de opstand van 30 mei 1969. Hij heeft zelfs een nummer van zijn tijdschrift Opinyon daaraan gewijd.
In de jaren zestig was het slecht gesteld met de economie op Curaςao. De prijzen stegen, maar de lonen niet. Hierdoor nam de koopkracht van de bevolking af. Het zware en vuile werk werd voornamelijk door de zwarte bevolking gedaan, vaak onder erbarmelijke omstandigheden. Veel blanken woonden in afgesloten luxe woonoorden, waar de zwarte bevolking amper mocht komen. Het Papiaments was verboden in de Statenraad. Er waren amper zwarten in de politiek.
Een langdurig arbeidersconflict tussen de directie van Wescar, die verantwoordelijk was voor de ontwikkeling van de CAO’s, en de Curaςaose Federatie van Werknemers, escaleerde en leidde tot een staking van veel Shell-arbeiders. In de nacht van 29 mei op 30 mei kwamen ongeveer 4000 arbeiders  samen onder leiding van onder andere Wilson ‘Papa’ Godett, Amador Nita en Stanley Brown. Om druk op de Staten uit te oefenen, vertrok de stoet richting Fort Amsterdam. Onderweg begonnen de arbeiders te plunderen en sloten meer mensen zich bij hen aan. Vanaf dat moment was de staking geen arbeidersconflict meer, maar een volksopstand die de politie niet meer in staat was in goede banen te leiden. Toen Wilson ‘Papa’ Godett, leider van de havenarbeiders,  zwaar gewond raakte en twee betogers door politiekogels werden gedood, sloeg de vlam in de pan. Willemstad stond in brand. Er werden op verzoek van het kabinet van gouverneur Nicolaas ‘Cola’ Debrot Nederlandse mariniers ingezet die alles na 24 uur onder controle kregen. Er vielen tientallen gewonden.
Naar aanleiding van de opstand richtten Wilson ‘Papa’ Godett, Amador Nita en Stanley Brown de politieke partij Frente Obrero Liberashon 30 di Mei op. Guillermo is ook lid geweest van die partij. Volgens hem is die opstand erg belangrijk geweest: er vond een mentaliteitsverandering plaats. Vóór 30 mei 1969 waren de beste banen in handen van de blanken, bijna alle hoofden van dienst waren blank en protestant. Daarna zag je overal gekleurde mensen. De wijken, waar vroeger alleen blanken woonden, werden steeds meer bewoond door gekleurde Curaçaoënaars.
Dat was anders in de tijd dat Guillermo samen met anderen in 1944 de Democratische Partij (DP) had opgericht. De leiding was toen blank. In die periode begon Guillermo serieus te schrijven, voornamelijk in het Papiaments. Eerst voor het partijblad en later ook romans en gedichten. Hij was bezig met zijn roman Pa motibu di mi koló(Door mijn huidskleur) toen hij daarover ruzie kreeg met de DP. Later veranderde hij de titel in E Angel pretu (De zwarte engel).
In de jaren 60 stapte Guillermo uit de DP, die nog erg machtig was. Na de breuk met de DP begon Guillermo met UnPoko. Het was eerst een politiek orgaan en werd daarna een krant. Niemand wilde het drukken. Men was bang voor represailles van de DP. Als je tegen de DP was kon je van alles verwachten, van gevangenisstraf tot werkeloosheid. Guillermo kocht toen een stencilmachine en gaf de krant als stencil uit. Hij onderhield zijn gezin ermee en dertig andere gezinnen leefden van het krantje. Ik kan me herinneren dat wij, de oudste kinderen thuis, elke week moesten helpen met het stencilen, sorteren, nieten en vouwen van de krant. Elke maandag kwam de krant uit in een oplage van 5000 exemplaren. Guillermo verspreidde de krant zelf over het eiland.
Later stopte Guillermo met UnPoko om bij de overheid te gaan werken. Dezelfde overheid die hem jaren had tegengewerkt en twee keer onterecht in de gevangenis had laten belanden. Volgens Guillermo had men hem die baan bij de overheid niet aangeboden om hem tot zwijgen te brengen. Hij heeft 16 jaar in het casino gewerkt, eerst als controleur en daarna als hoofcontroleur van alle casino’s.
Nr13 Respect was een woord dat erg belangrijk was voor Guillermo. Hij was altijd bereid dat te geven, maar wilde dat ook van een ander krijgen. Hij dwong met zijn verschijning veel respect af. Ook wist hij jongeren uit de buurt enthousiast te maken voor zijn projecten. Hij was een soort buurtvader en werd door veel jongeren ook ‘tata’ genoemd. Hij gaf een keer samen met een buurjongen uitleg van zijn spel ‘Ninichibol’ (Knikkerspel) aan de toenmalige gouverneur Ben Leito.
Nr 14 Guillermo was lid van veel commissies en verenigingen zoals van de Commissie Spelling van het Papiaments, mede-schrijver en voorzitter Commissie Vlag van Curaçao, voorzitter Vereniging van Curaçaose Schrijvers, lid van de Stuurgroep ‘Nieuw Beleid’ Eilandgebied Curaçao, vice-voorzitter Comité Herdenking 30 mei 1969.

Nr 15
In 1943 schreef Guillermo zijn eerste roman Un drama den hanchi Punda (Een drama in een steeg in Punda). Hij kwam in conflict met de kerk omdat de twee hoofdpersonen in het boek, een broer en een zus, verliefd waren op elkaar. In 1963 schreef hij E Rosa di mas bunita (De mooiste roos) ter ere van de afschaffing van 100 jaar slavernij (vertaald in het Engels als The most precious rose). Hij droeg het gedicht op aan Tula. Andere titels van zijn boeken zijn : De arbeider uit Klip, Vier Azen, En God heeft jouw kleur, Mijn negerin Papiaments, Liefde en Opoffering(vertaald in het Engels als Sacrifice and Love), Macho, Avonturen van Geinchi, Ik houd van Curaçao.
 
Guillermo schreef ook toneelstukken: Waarde van een cent, Dit is mijn moeder, Wat een ‘Yaya’(Voedster), De straatveger.  De onlangs overleden ontwerper Oscar Ravelo heeft de meeste omslagtekeningen gemaakt van de boeken van Guillermo.

[Klik hier voor deel 1 en deel 2 en deel 4]

Leven en werk van Guillermo Rosario (1)

Op vrijdag 14 maart j.l. gaf Libèrta Rosario aan de Universiteit van Amsterdam een college in de reeks Caraïbische Dromen van prof. Michiel van Kempen. Haar college ging over het leven en het werrk van haar vader, dichter en prozaschrijver Guillermo Rosario, van wie Libèrta vorig jaar een Nederlandse vertaling uitbracht van diens Papiamentu roman E Rais ku no ke muri. Vandaag deel 1 van haar uitgewerkte collegetekst.
 
door Libèrta Rosario
 
Goedemiddag allemaal,
Leuk dat jullie gekomen zijn bij dit college over Onsterfelijk, mijn vertaling van het boek E Rais ku no ke muri van mijn vader Guillermo E. Rosario en over de persoon Guillermo Rosario.
Ik zal jullie aan de hand van foto’s en verhalen meenemen op een reis door het leven van mijn vader Guillermo met de vraag: Wie was Guillermo Rosario?
Nr. 1 Het beeld dat ik als klein kind van mijn vader had, was dat van een strenge man, die bijna altijd achter zijn typemachine zat te schrijven en die nooit zomaar gestoord wilde worden. De eetkamer was vaak verboden terrein voor ons, zijn kinderen, wanneer hij thuis was. En als je het toch waagde langs te lopen en hem te storen dan moest je hem in ieder geval met drie woorden aanspreken, bijvoorbeeld ‘bon dia tata’, goedemorgen pappa. Ik kan me niet herinneren dat hij ooit hoorbaar iets terugzei. Maar het kon ook zijn dat ik zo snel voorbij liep dat ik geen tijd had om daar echt op te letten.
Nr. 2 Naarmate ik ouder werd, vond ik dat mijn vader toegankelijker werd. Hij had zijn territorium toen ook uitgebreid naar de ‘sala’, de zitkamer. Daar ontving hij zijn bezoek en werd hij ook vaak geïnterviewd. Op zulke momenten en als hij aan de telefoon was, leek hij erg ontspannen en hoorde ik hem soms zelfs hard lachen. De gesprekken gingen meestal over een door hem geschreven artikel, sport of politiek.
Nr. 3 In zijn jonge jaren was mijn vader een goede sporter. Toen hij op Aruba als timmerman bij de Lago werkte, was hij in zijn vrije tijd de ster van de voetbalclub RCA, waarvan hij de mede-oprichter was.
Nr. 4 Terug op Curaçao, wist hij als speler met verschillende clubs kampioen te worden, zoals met sportclub Ajax.
 Nr. 5 Ook zijn organisatorisch talent kwam toen steeds meer tot uiting. Zo was hij mede-oprichter van de sportclub Ajax Curaçao en van de sportclubs Curaçao Deportivo en Independiente. Bij de laatste club leerde hij mijn moeder Elsa kennen. Ze vormden samen met Luis Daal, in het midden zittend op de foto, links van mijn vader en Rafael, broer van mijn vader, links staande op de foto, het eerste bestuur van Independiente Sporting Club. Mijn moeder was de eerste vrouw in het bestuur.
[Klik voor deel 2]

‘Anansitori zijn niet bedoeld voor kinderen’

Interview met Gerrit Barron

door Jerry Dewnarain & Christine F. Samsom
… een opmerkelijke uitspraak aan het eind van ons interview met de kinderboekenschrijver Gerrit Barron. ‘Anansi is een oplichter, een dief. De tori over hem werden/worden verteld door volwassenen op onder andere ded’oso en zijn bedoeld als agersitori.’ We staan op het punt Tori Oso te verlaten na een twee uur durend interview waar de twee redacteuren van de Ware Tijd Literair hebben geluisterd naar de woordenstroom van deze bekende Surinamer-in-hart-en-nieren.
Vorig jaar vierde Gerrit Barron zijn veertigjarig schrijversjubileum. Wat heeft hem gestimuleerd om schrijver te worden? We hoeven ons interview niet te beginnen met de vraag: ‘Wie’s je vader, wie’s je moeder?’ Hij begint zelf te vertellen: ‘Schrijver word je niet zomaar. Het heeft alles te maken met je wordingsgeschiedenis. De ervaringen om je heen hebben je beïnvloed.’ read on…

Eerbetoon aan culturele voorgangers: Pater Paul Brenneker en Elis Juliana

door Ieteke ‘Inchi’ Witteveen

Verzamelen, bewaren, documenteren en overdracht van kennis van ouderen, het bestuderen van de geschiedenis en geheugen van onze mensen van binnen uit. Alleen op die manier kan de gedachtenwereld van onze bevolking begrepen worden.  

Dé pioniers voor deze grote culturele taak op Curaçao zijn ongetwijfeld Pater P.H.F. (Paul) Brenneker (1912–1996) en Elis Juliana (1927-2013). In het kader van de viering van Kulturismo 2009 zette de Fundashon National Archaeological Anthropological Memory Management (NAAM). samen met APNA de schijnwerpers op deze grondleggers van cultureel onderzoek en van de nationale collectie cultureel erfgoed. Dat gebeurde via een expositie Altá di Kòrsou, over de voornaamste altaren van Curaçao een publicatie Altá i Santunan di Kòrsou en de onthulling van een naambord op de patio van het gebouw waar NAAM is gevestigd, bekend als de oude leeszaal.Paul Brenneker, een bevlogen katholieke geestelijke van de Orde van Dominicanen, geboren op 7 mei 1912 in Limburg, liet bij zijn overlijden op 7 februari 1996, een grote culturele erfenis achter: ruim honderd publicaties, prenten, foto’s, gedichten, een grote collectie met geluidopnames van zang en verhalen en duizenden artefacten, die hij samen met zijn vriend Elis Juliana vanaf de jaren vijftig verzamelde op Curaçao, Bonaire, Aruba, St. Maarten, St. Eustatius en Saba. Door publicaties als Lekete Minawa (1958) Benta – oude liederen- (1959), Curaçaoensia – volkskundige aantekeningen over Curaçao(1961), Brua (1966), en de tien delen Sambumbu (1969 -1975) geeft hij ons toegang tot directe bronnen voor nader onderzoek. Naar de ontwikkeling van Guene bijvoorbeeld als voorloper van het Papiamentu, naar volksreligie en verzet tegen de slavernij. Of voor het opdoen van inspiratie voor artistiek werk, zoals musici als Angel Salsbach, Etzel Provence in de jaren zestig, gevolgd door Ronchi Matthew tot Izaline Calister voor het scheppen van Curaçaose jazz. Brenneker combineerde zijn liefde voor de lokale cultuur met naastenliefde. Dat laatste maakte hij duurzaam via de stichting voor daklozen (Stichting Kas Pa nos Tur) en broodlozen (Stichting Pam Pa mi Ruman).  

Elis Juliana werd op 8 augustus 1927 in Nieuw Nederland, tussen de Oranjestraat en Penstraat, geboren. Het was de tijd dat Shell migranten uit het hele Caribische gebied naar Curaçao bracht. De radio deed zijn entree, de showbizz en het verenigingsleven vierden hoogtij. Geconfronteerd met de veranderingen van de moderne tijd ging de jonge Juliana op zoek naar de eigen identiteit, die van zichzelf en die van het Curaçaose volk. Hij begon als voordrachtkunstenaar. Al spoedig ontpopte hij zich als een artiest van velerlei kunnen, – dichter, verteller, tekenaar, beeldhouwer, verhalenschrijver – , maar hij begaf zich ook op het pad van onderzoeker naar de eigen cultuur. Wat begon uit nieuwsgierigheid en om inspiratie op te doen voor verhalen en voordrachten, groeide uit tot een passie: het bezoeken van ouderen als bron van informatie en kennis. Daarbij ontmoette hij Paul Brenneker. Door hun verschillende culturele achtergrond, – een Curaçaose volksjongen en een Limburgse priester – , vulden ze elkaar bij dit etnografische veldwerk voortreffelijk aan. Elis Juliana kan bogen op een lijst van ruim 50 publicaties, waaronder zijn eerste dichtbundelFlor di datu, ziin verhalen als Wazo riba ròndu (1967, 1981, 1988), Guia Etnológiko I, II, III en zijn filosofie OPI I, II, III, IV, Organisashon Planifikashon Independensia (1979, 1980, 1983, 1988).

De grote verdienste van het onderzoek van Brenneker en Juliana is dat zij de cultuur van de jaren van voor en tijdens de modernisering in de twintigste eeuw op een systematische wijze hebben gedocumenteerd. Ze verzamelden een onvervangbare schat aan informatie met een rijkdom aan gegevens uit de orale geschiedenis, maar ook vele objecten, als getuigenis van de materiële culturele erfenis. Die objecten variëren van huisgerei, documenten, religieuze objecten tot muziekinstrumenten en kunst. De collectie zelf is in 2001 officieel overgedragen aan de Fundashon NAAM. Een representatief deel daarvan is ten toon gesteld in het Curaçaos Museum en Museo Tula en vanaf 17 september tot 12 februari 2010 in de expositie Altá di Kòrsou, bij NAAM.

Wat nog onvoldoende aandacht heeft gehad is de unieke verzameling van 1400 liederen, muziek en verhalen die Brenneker en Elis Juliana in de jaren vijftig, zes jaren lang op eigen kracht en met heel veel inzet hebben verzameld en dat in 1975 is overgedragen aan de Fundashon Zikinza, toen ondergebracht bij het Centraal Historisch Archief aan de Roodeweg. Angel Salsbach, initiatiefnemer en secretaris van Fundashon Zinkinza, memoreerde hun werk bij de opening van het documentatiecentrum Zikinza in 1975 aldus:   “Seis aña largu Elis i Brenneker a kana ku aparatonan primitivo, riba nan mes forsa sin medionan finansiero nesesario i kolektá e herensha kultural di e masa di pueblo Antiano ku tantu a wòrdu kritiká den “El Curaçao que se va”.

E prome kontako tabata ku Iya di Wanota ku e tempu ei, esta mas ku 10 aña pasá, tabatin 80 aña di edat. Mulando su maishi chikitu riba un piedra el a kanta e prome kantika “Zuntan, zuntan zun klintan”. Despues a tumba pa Seru Fortuna i otro luganan na Kòrsou i Boneiru. E kamindanan tabata kamindanan di problema, pasobra ta kon ta kanta un kantika di rema boto, planta maishi, kap palu, koba buraku sintá den un stul di zoya den kas o riba un banki pariba di kas? Hopi biaha un pal’i basora ku a funkshoná komo rema, chapi o piki a sirbi komo yabi pa habri porta di kanto. Pero hopi biaha tambe mester a bai kas i bolbe bèk despues ora machi o pachi su kurpa tin mas grasia.” (uit: na Apertura di Sentro di Dokumentashon Zikinza, Angel Salsbach, 7 di februari 1975)

De serie ‘Het Nationaal Museum vormen we tezamen’ verschijnt ook in Extra en The Daily Herald. Reacties op en suggesties voor bijdragen zijn van harte welkom. U kunt National Archaeological Anthropological Memory Management (NAAM) bereiken op het Johan van Walbeeckplein 13, telefoon (09) 462 1933, fax (09) 462 1936, e-mail: info@naam.an, website www.naam.an  

[van de website van NAAM, 19-09-2009]

Hitblog Boekface wil boekenwereld ondersteunen

Maak een foto met een boek voor je kop. Dat is in het kort het idee achter de Nederlandse hitblog van Vera de Kort

door Sabine Kok
In februari 2013 ging Boekface van start, nadat De Kort een foto van zichzelf had gemaakt op een strand in Bonaire. Ze poseerde daarop met het door haar zus Maartje de Kort uit het Portugees vertaalde boek Gabriela van de Braziliaanse auteur Jorge Amado. Haar broer, die de foto per mail onder ogen kreeg, reageerde met: ‘Boekface!’

In februari verspreidde  De Kort de eerste foto’s via Twitter (@boekface). Inmiddels heeft ze  er honderden van over de hele wereld ontvangen, onder meer met boekfaces van de covers van Knausgård en John Williams’ Stoner. De foto’s verzamelt ze op Boekface.wordpress.com en op de gelijknamige Facebookpagina.

De Kort wil naar eigen zeggen met Boekface volwassenen en kinderen aansporen een boek op te pakken. Daarom zoekt ze bij ieder boekface een recensie. ‘Het is Boekface erom te doen de Nederlandse boekenwereld te ondersteunen’, aldus De Kort op haar blog. ‘Bij Boekface gaat het vooral om Nederlandse literatuur of naar het Nederlands vertaalde literatuur, samen met de geboekfacete en zijn/haar boek.’

Landelijke kranten Telegraaf, AD, NRC en de Volkskrant besteedden inmiddels aandacht aan het Boekface-fenomeen en Van Dale koos het woord ‘Boekfacen’ op 11 september tot woord van de dag. ‘Alleen al het woord boekface heeft alles in zich om een begrip te worden’, aldus Van Dale. ‘Een begrip à la planking, owling en natuurlijk catbearding, woorden voor hypes die eerder al internationaal aansloegen.’
Makkelijk is het trouwens niet om het eigen gezicht vloeiend in een cover te laten overgaan. De Kort op NRC.nl: ‘Ik verbaas me erover hoeveel moeite mensen doen om die perfecte passende foto te maken. Een meisje twitterde laatst een foto met de tekst ‘na 100 pogingen is het gelukt’.
Zie ook (tevens voor diegenen die zelf een Boekface willen inzenden):

Herinneringen aan Rolf van der Marck

door Jan Gajentaan
 
Vandaag is het precies een jaar geleden dat de in Suriname wonende Nederlandse “pensionado” en publicist Rolf van der Marck (1935-2013) plotseling kwam te overlijden. Zijn kritische pen wordt node gemist.
Rolf gaf op veel zaken commentaar en deed dat – zo bleek achteraf – niet alleen onder eigen naam, maar ook onder pseudoniemen zoals Janus Miraculus, Edgar Mampier, Jodocus Treffers, Joshua Taytelbaum, Stanley Li A Pau, John Sterkendam of Jules Koningverander.
Amsterdam, jaren zeventig
Voor mij is hier een bijzondere geschiedenis aan verbonden. Ik kende Rolf persoonlijk, maar realiseerde mij dat pas nadat hij was overleden. In de jaren zeventig was mijn vader in Amsterdam bevriend met de uit Roermond afkomstige Rolf. Mijn vader was dierenarts en Rolf werkte toen bij een uitgeverij. Rolf woonde met zijn charmante vrouw Trees en hun twee zoons in Amsterdam-Zuid, niet ver van mijn ouderlijk huis. Ik was van dezelfde leeftijd als Rolfs oudste zoon en kwam vaak bij hen thuis om te spelen. Het gezin herinner ik mij als sociaalvoelend, progressief en kunstzinnig.
Het was voor ons dan ook een grote schok, toen Rolf op enig moment zijn gezin verliet omdat hij had gekozen om samen te leven met een man. Zijn vrouw en kinderen zijn toen, als ik me dat goed herinner, elders gaan wonen. Ik heb ze nooit meer gezien. Rolf kwam daarna, in de late jaren zeventig, nog wel eens bij mijn ouders over de vloer. Ik herinner me hem als een erudiete en energieke man met een duidelijke mening. Sindsdien heb ik Rolf nooit meer ontmoet.
Kritische geest
Toen enkele jaren geleden een artikel over mij verscheen op GFC Nieuws van ene Rolf van der Marck, waarin ik flink werd aangepakt (hij vond mij niet kritisch genoeg over Bouterse en Brunswijk), dacht ik meteen terug aan de Rolf die ik kende. Ik schoof die gedachte snel terzijde: ik kon me niet herinneren dat de naam Van der Mark met een c werd geschreven (Marck) en ik wist niets van een vertrek van “onze” Rolf naar Suriname. Het kon niet dezelfde persoon zijn, dacht ik.
De publicist Van der Marck kwam op mij over als een Hollandse brombeer die heel wat te mopperen had over Suriname, maar hij deed dat op een originele wijze. Hij schreef onder meer over de verloedering van het cultuurgoed, over de soms gemakzuchtige houding van de overheid en over dubieuze onderwijsinstellingen op de vrije markt. Hij was sterk anti-Bouterse. Toch proefde je aan zijn stukken, dat hij opkwam voor de Surinaamse mens en het niet kon verdragen wanneer die mens zonder respect behandeld werd.
Zijn kritische houding werd niet door iedereen op prijs gesteld. Misschien was hij daarom ook genoodzaakt om onder pseudoniem te schrijven. Zo kreeg hij het aan de stok met Hubert Rampersad, die een kort geding tegen hem begon. Er kwamen ook persoonlijke aanvallen op Rolf, die op internet valselijk beticht werd van pedofiele praktijken. Ismene Krishnadath van Schrijversgroep ’77 probeerde hem in diskrediet te brengen op grond van die valse beschuldigingen.
In de laatste weken voor zijn dood, hadden we contact via Facebook en wisselde ik berichten uit met Rolf over zaken zoals cultuur, literatuur en politiek. We hadden vaak een vergelijkbare denkrichting. Zo stoorden we ons allebei aan sommige columns van Sandew Hira en diens Holocaust-vergelijkingen over het koloniaal verleden. Het kwam op ons niet “kosher” over om het leed van de ene groep uit te spelen tegenover de andere. In Rolf’s laatste artikel op GFC Nieuws ging hij stevig te keer tegen Sandew Hira, die hij een heksenjacht tegen het zionisme verweet.
Pas toen op zijn website SurinameStemt het overlijdensbericht verscheen en ik de namen van zijn zoons in Nederland zag staan, realiseerde ik mij dat de publicist Rolf van der Marck één en dezelfde persoon was als de Rolf die ik gekend heb in mijn jeugd. Toen begreep ik ineens hoe het kwam dat sommige critici van SurinameStemt (alter ego’s van Rolf zelf) heel wat van mij wisten, zoals het optreden van mijn grootvader vroeger als Sinterklaas, bij de intocht van Amsterdam.
Met Rolf en zijn leger aan pseudoniemen zijn in één klap heel wat critici heengegaan. Ik hoop dat zich de komende tijd veel nieuw Surinaams schrijftalent zal manifesteren, niet alleen met romans en gedichten, maar ook met kritische stukken in de media. Rolf zou er blij mee zijn. Ik herdenk hem als een creatieve geest, misschien soms onbegrepen, met een sterk gevoel voor rechtvaardigheid.
[van GFC Nieuws, vrijdag 17 januari 2014]
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter