blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Sanders Stephan

Opening van het letterenseizoen bij Ons Suriname

Op zondag 8 september 2013 presenteren de Vereniging Ons Suriname, de Werkgroep Caraïbische Letteren en de Leerstoel West-Indische Letteren van de Universiteit van Amsterdam een Letterendag bij Ons Suriname in Amsterdam.

 
 
De dag begint met drie lezingen van promovendi die onderzoek doen bij de Leerstoel West-Indische Letteren (prof. Michiel van Kempen). Zij presenteren delen van hun onderzoek en geven het publiek alle gelegenheid tot vragen stellen.
 
 
Inloop 13.30 uur.
14.00 Benoît Verstraete – Over de Deens/Surinaams/Nederlandse zendeling/schrijver P.M. Legêne
14.30 Joe Fortin – Over de verhaalkunst van de Arubaanse schrijver Jossy Tromp
15.00 Ellen de Vries – Over de rol van de media ten tijde van de Binnenlandse Oorlog in Suriname
 
Vanaf 15.30 uur
 
 
Boekenmarkt
 
 
Met korte interviews met de volgende schrijvers:
Rudie Kagie – Bikkel
Saiye Safdar Zaidi – De suiker die niet zoet was
Diederik Samwel – Jelaya
Stephan Sanders – Iets meer dan een seizoen (over Anil Ramdas)
Antoine de Kom – Ritmisch zonder string
Karin Amatmoekrim leest uit haar nieuwe, nog te verschijnen roman
 
Alle schrijvers signeren hun boeken! Boekentafels aanwezig.
 
 
Muzikale omlijsting door de saxofoniste Sanne Landvreugd.
 
Locatie: Vereniging Ons Suriname
Hugo Olijfveldhuis
Zeeburgerdijk 19a
1093 SK  Amsterdam
(nabij de molen en het KIT in Oost; vanaf CS stadsbus 22 stopt bij de Nicolaaskerk tegenover CS, richting Indische buurt, 8 min.)
Toegang 3,50.
Sanne Landvreugd. Foto © Michiel van Kempen

Om al die redenen, en vast nog veel meer

door Ezra de Haan
(Over: Stephan Sanders – Iets meer dan een seizoen)
Anil is dood
Al enige tijd speelt de dood, en daardoor de rouw, een belangrijker rol in onze samenleving dan voorheen. Waarschijnlijk begon het met de (inter)nationale rouw na het sterven van Lady Di. In Nederland denk ik meteen aan de groteske taferelen rond het eerbetoon aan Pim Fortuyn of André Hazes. Dit jaar is er een nieuwe fenomeen bijgekomen, dat van de beste vriend die een eerbetoon schrijft.  En ik begreep meteen dat het moed vereiste. Want hoe blijf je zelf buiten schot? En hoe eerlijk kun en wil je zijn in je schrijven?
Dirk van Weelden was de eerste die de droevige taak op zich nam over een overleden vriend te schrijven en deed dat zoals we dat van hem gewend zijn. Het laatste jaar werd een boek over een vriendschap met randjes. Helaas koos de auteur voor een vorm die zo prominent was dat het verhaal eronder leed. En daarmee kwam, weer, het verschil tussen Martin Bril en Dirk van Weelden tevoorschijn. Het korte, heldere van de columns van Bril tegenover de zeer doorwrochte, elitaire romans van de ander. Het succes van de een en de zucht erna van de ander. Toch kun je Van Weelden van alles verwijten, maar niet dat hij bijzonder eerlijk was geweest.
Stephan Sanders koos voor een heel bijzondere vorm in zijn boekje over Anil Ramdas. Het woord boekje klinkt negatief maar is niet zo bedoeld. Het zijn weliswaar slechts 126 pagina’s en boekje zou dus op zijn plaats zijn, maar ik moest ook aan de woorden: een boekje opendoen, denken. De titel van het boek doet aan die van Van Weelden denken. Iets meer dan een seizoen. Waar de een het over het laatste jaar heeft in de titel, het jaar waarin de vriendschap weer even werd als voorheen, durft Sanders aan te geven dat zijn vriendschap ‘iets meer dan een seizoen’ duurde. Tegelijkertijd refereert de titel aan Sanders’ kortstondige verblijf in Almere. Seizoenswerk noemt Sanders cynisch de periode van februari tot en met juni 2010 die hij als schrijver op verzoek van de Almeerse gemeenteraad in de polderstad doorbracht.
Toch is de periode in Almere cruciaal voor het boek over Ramdas geweest. Sanders wilde over zijn door eigen hand gestorven vriend schrijven, maar hoe? Overmand als hij was door woede en verdriet diende zich niet direct een vorm aan. Frits Huis, een Almeers politicus, gaf hem een goede raad toen ze over het schrijven over Almere spraken. ‘Je moet helemaal niet over Almere schrijven. Hoe lang heeft Gerard Reve in Greonterp gewoond? Geen woord over dat gehucht, alleen zeer indirect. Je moet niet schrijven over de mensen waar je tussen leeft.’ Het zijn de woorden van Huis die doorklinken als Sanders over zijn beste vriend schrijft. De truc lukt, Ramdas wordt Almere en de tekst staat als een huis.
In het begin van Iets meer dan een seizoen merk je dat die omtrekkende beweging nog niet wordt gebruikt. Blijkbaar is die er later, al schrijvende, ingekomen. Het begint dus met voorspelbare nostalgie naar de mooie, ambitieuze jongens die ze ooit waren. Stephan Sanders, toen nog redacteur bij de Groene Amsterdammer, Anil Ramdas, de schrijver van De strijd van de dansersdie Sanders met brieven en telefonades bestookte omdat hij door hem besproken wilde worden. Kleur speelt in hun denken een rol. Sanders schrijft over het portret achter op Ramdas’ boek: ‘Een jonge, Surinaamse man. Geen neger – veel beter was ik toen niet ingevoerd in de Surinaamse verhoudingen.’ Over hun eerste ontmoeting schrijft hij: ‘Hij riep bijvoorbeeld meteen: “Maar jij bent ook bruin”, en dat was niet minder dan een hartenkreet, een constatering die alles verklaarde, maar die mij enkel deed blozen.’ Sanders wordt Ramdas’ Caribische broeder en Anil geeft hem meteen de houding die daarbij hoort. ‘Een bruine houding moest het zijn.’ Het is het begin van een intensieve samenwerking, veel gezamenlijke buitenlandse reizen  en een eeuwige zielsverwantschap. Althans dat was de bedoeling en daar leek het in het begin ook op. Maar al snel blijken ze totaal anders in het leven te staan. De negatieve kijk en houding van Ramdas staat haaks op die van Sanders die naar een verklaring voor dit gedrag begint te zoeken. ‘De wraak van een linkse Hindoestaanse jongeman op het Suriname uit zijn jeugd, de vernederende verhalen van zijn grootouders, de contractarbeiders?’Het zelf de koloniaal uit willen hangen? Sanders probeerde vaak de situatie te redden, na onmogelijk gedrag van Ramdas. Iets wat niet in dank ontvangen werd. ‘Dat was behoorlijk bourgeois van mij, en typisch Eerste Wereld Gedrag.’ Sanders schetst voorbeeldig hoe deze houding bij Ramdas tot stand moet zijn gekomen. Gruwelijk is de scène waarin Ramdas iets te drinken wil bestellen en door zijn kleur wordt genegeerd. Omdat hij zwart is en dat, nota bene, op Curaçao. De situatie maakt de cowboy in Sanders los. Hij geeft een klap op de bar en beveelt: ‘Woman, give that man a beer!’ Jarenlang blijft het een anekdote die Ramdas keer op keer blijft vertellen. Het wordt de metafoor voor hun broederschap. ‘Nieltje’ mag altijd drinken van Sanders.
En dan krijgt het boek een draai. We belanden met Sanders in Almere, de gedroomde stad voor sommigen, de vermaledijde stad voor anderen. Zeker nadat de PVV daar een grote verkiezingsoverwinning heeft gehaald. Sanders schrijft eerst met de nodige reserves over de stad, begint er dan aan te wennen en krijgt dan langzaam meer oog voor dat, waar hij eerst aan voorbij ging. Tegelijkertijd lardeert hij zijn verhaal met flarden van momenten met Ramdas. Zijn politiek denken en zijn angst voor het ‘Bruine gevaar’. Zijn problemen met alcohol. Ook sluipt de verwatering van de vriendschap het boek binnen. Sanders gebruikt de woorden jaloezie, verraad, concurrentie, broedertwist en verwijst, heel terecht, naar de Griekse tragedie. ‘Vroeger konden we eroverheen drinken. Vroeger dronken we zoiets weg.’
Stephan was, en is, een te scherpe observator om aan de waarheid voorbij te gaan. Zijn woorden over Anil Ramdas mogen misschien niet vriendelijk zijn, ze zijn wel pijnlijk waar.
‘Anil was een achterblijver, de beheerder van een failliete boedel, die ziet dat zijn levenswerk toen hij even niet oplette een andere richting heeft genomen dan hem oorspronkelijk voor ogen stond. De man die zichzelf en zijn idealen ‘overleefd’ heeft en dus ‘overbodig’ dreigt te worden.’
‘Anil Ramdas werd niet meer serieus genomen, althans, niet zo serieus als behoorlijk zou zijn. Hij was zijn veelbelovendheid kwijtgeraakt – dat gebeurt met elk talent dat geen eendagsvlieg blijkt te zijn. Maar erger nog: hij was ‘verwaarloosbaar’ geworden.’
Het is een situatie die niemand ambieert en zeker iemand als Ramdas niet. Die had zijn portie al gehad. Het verhaal dat Sanders over Ramdas’ jeugd ophaalt, liegt er niet om. Die tienerjaren waren niet makkelijk in Paramaribo. Samen met zijn moeder probeerde hij, voor de buitenwereld, een bepaalde klasse voor te stellen. Maar de middelen daartoe ontbraken.  Het huis was ruim, maar leeg. Niemand kon op bezoek komen. Er werd bezuinigd op het eten en de jonge Anil kende ‘vlagen van honger’. Hij stal soms wat blikjes bij zijn vader. Belangrijk was: ‘Geen woord tegen niemand, we laten ons niet te schande maken.’ Zo ontstond Anil Ramdas ‘een jongeman, met een bijzonder talent bovendien: voor verhalen, voor fabuleren, voor keeping face en grootspraak.’
Ondertussen schrijft Sanders door over Almere, de stad die zoveel verwachtingen waar moest maken en uiteindelijk een tochthol werd voor vluchtende Amsterdammers. Dat Almere wordt een metafoor voor Anil Ramdas. Veelbelovend en toch… Sanders gebruikt de metafoor met verve.
‘Kan een stad mislukken? Ik geloof het niet, een plan kan mislukken maar een stad niet.
Net zomin als een leven – dat kan anders lopen dan verwacht, gehoopt, voorzien, gewild en nog zo wat. Het kan stranden in middelmaat, verworden tot sleur, uitlopen op een deceptie. Maar mislukken kan een leven niet.’
Moedig zijn Stephan Sanders woorden als hij naar zijn eigen rol in de teloorgang van Anil Ramdas kijkt. Hij weet waar en wanneer hij een nieuwe samenwerking uit de weg ging, geeft zichzelf mede de schuld als hij het over de drankproblemen van zijn vriend heeft. Was hij niet degene die Ramdas op een andere manier van leven wees, waarin alcohol hem wat losser kon maken? En ook dat de vriendschap op zo’n laag pitje stond dat hij Ramdas’ zuster vaker dan hemzelf zag. Zelfs zijn verjaardag, de dag van zijn zelfverkozen dood, had hem niet de impuls van een telefoontje of bezoek gegeven…
Iets meer dan een seizoen is een voorbeeldig boek. Ondanks dat op vrijwel iedere pagina het woord ‘maar’ voorkomt. Het gaat over afscheid nemen en vriendschap. Het is een pijnlijk boek, door zijn eerlijkheid en door zijn formaat. Want waar in hun jonge jaren Ramdas meerdere pagina’s nodig had voor zijn commentaar op Sanders stukjes, blijkt nu Iets meer dan een seizoen zoveel meer te bieden dan Ramdas laatste schrijven. Eigenlijk zet dit veel dunnere boekje Ramdas’ Badalin de schaduw. Soms is minder meer.
[Bron: Literatuurplein]

Nieuwe Bijlmer Boekt: Starke, Raymann, Berry, Sanders en Opoku

Op dinsdag 14 mei  is er in het Bijlmer Parktheater een nieuwe Bijlmer Boekt. Medewerkenden zijn Jörgen Raymann, Jan van Mersbergen, Kris Berry, Stephan Sanders en Clara Opoku. Muziek: Raoul Fou a Man.

Amsterdam Bijlmermeer

Bijlmer. Foto © Michiel van Kempen

Bijlmer Boekt is hét literaire variété-programma van Zuidoost. Vier keer per jaar nodigt schrijfster en initiatiefneemster Christine Otten vijf uiteenlopende bekende en minder bekende gasten uit die één ding met elkaar gemeen hebben: de liefde voor literatuur.  Het resultaat is een grensoverschrijdende krachtenbundeling vol uitdagende crossovers waarbij literaire voordrachten afgewisseld worden met spoken word, muziek, hiphop, stand-up comedy, dans en theater. Verwacht het onverwachte! Bij Bijlmer Boekt is dat de norm.
Aan de eerste vier edities deden opkomende talenten uit Zuidoost mee, waaronder rapper Typhoon en spoken word-artiest Esperanzah.  Zij stonden op het podium met grootheden als Kees van Kooten, Jetty Mathurin, Abdelkader Benali, Adriaan van Dis, Herman Koch, Gerda Havertong en Huub van der Lubbe.
Bijlmer Parktheater, Anton de Komplein, Amsterdam-Zuidoost
Aanvang: 20.00 uur.
Prijs: 11 euro

Herdenking Anil Ramdas

door Annemiek Onstenk

Met een witte kaars, een sigaret en een glaasje water onder zijn portret stond een volle Balie op 2 maart stil bij het leven en werk van de onlangs overleden Anil Ramdas. Vrienden en collega’s organiseerden een herdenking voor de journalist, schrijver, programmamaker, Hindoe van stand en nog veel meer. Een maatschappelijk afscheid dat ergens over ging, een bloemlezing van zijn werk, met o.a. een voordracht van Ramdas’ Brief aan mijn jongere ik uit 2006 door Roger Goudsmit, fragmenten van zijn talkshows Het Blauwe Licht en ZOZ en een bespreking van zijn laatste boek Badal. Behalve erudiet (‘Peter van Ingen had in Zomergasten waar Anil te gast was, moeite om hem bij te benen.’) was Ramdas een geëngageerde, soms zelfs woedende presentator, die de teloorgang van tolerant Nederland nauwelijks kon verdragen. Ook andere tegenstrijdigheden passeerden de revue. Zo maakte hij stijl tot motto van zijn werk en hield hij een beschavingsideaal hoog, maar zette PVV-stemmers weg als ‘white trash’.

Ramdas bleek (voor mij), naast alles wat hij al deed, ook een wegbereider te zijn geweest voor de Bollywood-film in Nederland.

Het eerbetoon was inhoudelijk voorbereid door onder andere presentator Pieter Hilhorst, met medewerking van Amar Soekhlal, Usha Marhé, Stephan Sanders, Sjoerd de Jong, Mohammed Benzakour, Chris Keulemans, Manon Uphoff, Asis Aynan, Sadik Harchaoui en zang van Denise Jannah.

Eigenlijk was de herdenking een ouderwets goed en geestelijk voedzaam avondje Balie. Bedankt!

[van de blogspot van Annemiek Onstenk, 3 maart 2012]

Voor een indringend gesprek van Stephan Sanders met Anil Ramdas bij de OBA klik hier.

Anil Ramdas herdacht in De Balie

Op vrijdag 2 maart wordt Anil Ramdas herdacht in het Amsterdamse debatcentrum De Balie, waarvan hij zelf korte tijd directeur was.

Het Sarnamihuis denkt met pijn in hart aan het heengaan van Anil. Anil Ramdas was ongekend veelzijdig; hij was schrijver, televisiemaker, columnist en filmkenner. Hij presenteerde in het Sarnamihuis o.a. prachtige bijdragen over Bollywoodfilms. Anil is van grote betekenis geweest voor de Hindostaanse gemeenschap in Nederland.

Op 16 februari is hij, op zijn 54ste verjaardag, overleden. Het Sarnamihuis, De Balie, MTNL en Forum hebben de handen ineengeslagen om op vrijdag 2 maart een Anil Ramdas herdenking te organiseren. Een twee uur durend programma belicht de rijkdom van zijn intellectuele erfenis. In aanwezigheid van familie, collega’s en vrienden presenteert de organisatie een avond met theater, muziek, film, fragmenten uit televisieprogramma’s, interviews. Sheila Sitalsing en Amar Soekhlal gaan onder meer in gesprek over het boek Paramaribo.

Aan het programma dragen verder bij: Stephan Sanders, John Leerdam, Manoushka Zeegelaar Breeveld, Pieter Hilhorst, Sadik Harchaoui, Chris Keulemans, Xandra Schutte en Nuweira Youskine.

Vrijdag 2/3/2012 om 20.00 uur – entree gratis
Co-productie: Het Sarnamihuis, De Balie, MTNL, Forum
Locatie: De Balie, De Balie, Kleine Gartmanplantsoen 10, 1017 RR Amsterdam,
tel: 020 – 5535151 Amsterdam

De bijeenkomst in De Balie, Amsterdam, is inmiddels uitverkocht. Omdat er in Den Haag grote vraag blijkt naar een bijeenkomst rond leven en werken van Anil Ramdas, organiseert het Sarnamihuis in Den Haag, op een later tijdstip, een Ode.

Voor meer informatie volg de website, www.sarnamihuis.nl en het facebook van het Sarnamihuis.

Sarnamihuis
Brouwersgracht 2
2512 ER Den Haag
Tel. 070-365.18.28
E-mail: sarnamihuis@yahoo.com

Edgar Cairo: de schrijver als schilder

Eerbetoon aan Edgar Cairo

door Connie van Gils

De eerste keer dat ik met het werk van Edgar Caïro in aanraking kwam, was tijdens de Suriname-tentoonstelling bij IHLIA twee jaar geleden. Het was een sobere, maar indringende tentoonstelling die de weinige donkere bezoekers urenlang deed blijven rondkijken en lezen. Edgar Cairo hing er ook, o.a. met het mij bij de kladden grijpende Dat boelgedicht (Ik ben een boeler) waarin hij blijk geeft zich verscheurd te voelen tussen de liefde van/voor een man en een vrouw. Naar aanleiding van het gedicht en vragen van klanten heb ik gezocht naar boeken van hem. IHLIA heeft er een aantal in haar collectie, maar verder zijn ze bijna niet meer te vinden.

Enige maanden later bezocht ik het Dolhuys te Haarlem, het nationaal museum voor psychiatrie. Tot mijn verrassing kwam ik Cairo daar weer tegen en wel als een van de beroemdere psychiatrische patiënten (die zelfmoord hadden gepleegd, meen ik, maar dit wordt niet bevestigd in dit boek [Edgar cairo stierf aan een maagbloeding – red. CU]). Er was een herinneringsplekje voor hem ingericht. Er stond bij de informatie over hem, zijn werk en zijn leven niets over zijn homo/biseksualiteit.

Tien jaar na zijn dood in 2000 is er een ode aan hem en zijn kunstenaarschap in de vorm van de documentaire Ik ga dood om jullie hoofd van Cindy Kerseboom, een tentoonstelling van zijn schilderijen en dit bijbehorende boek. De tentoonstelling is inmiddels afgelopen en het spijt mij dat ik deze niet heb bezocht.
Edgar Cairo, de schrijver als schilder bevat, naast een gul aantal reproducties van zijn schilderijen, essays van de schrijvers Van Weelden, Sanders en Van Kempen. Opvallend is de kwaliteit van schrijven. Er is met zó veel zorg geschreven dat het bijna angstvallig lijkt. Alsof één verkeerd geplaatst of gekozen woord een andere waarheid zou kunnen onthullen.

Van Weelden gaat in zijn ‘Eenzame koning’ los op drie schilderijen van Cairo. Het is een verhelderend beeldend verhaal geworden dat je op een andere manier laat kijken naar de besproken schilderijen, langer en vaker ook.

Stephan Sanders laat zijn ijdelheid deze keer thuis en heeft met zijn ‘Creool en creolismen’ een fantastisch en liefdevol betoog geschreven over taalpolitiek en de taal van Caïro, een combinatie van Sranang, Creools en Nederlands, van straattaal en academische taal, rap avant la lettre, een taal vol swing en expressie die ertoe neigt uit te monden in onbegrijpelijkheid.

Michiel van Kempen die Caraïbische literatuur doceert aan de universiteit besluit met een essay over het schrijverschap van Caïro dat een enorme productie opleverde, maar onvoldoende erkenning kreeg in de ogen van Caïro zelf.

Neger zijn was Cairo’s belangrijkste thema, van negerprins op de kust van Afrika naar negerslaaf, van plantageneger naar stadsneger, van negerstudent in Nederland naar gevierd negerschrijver/columnist en vervolgens weer afgeserveerd, van negerhetero naar negerhomo en weerom. Cairo droeg dit alles in zich en wilde dit alles ook uitdragen in zijn kunst. Een man was hij die veel identiteiten in zich herbergde en deze probeerde met elkaar te verenigen. Uiteindelijk is hij psychotisch geworden.

Edgar Cairo, de schrijver als schilder is een prachtig dun boekje. Wat mijns inziens ontbreekt is een aantal bijdragen van jongeren van nu die zich verwant voelen met zijn werk. Daarover wordt wel uitgebreid gerept, maar er wordt niets mee gedaan. Zij krijgen geen stem, nog geen bladzijde. Het enige Surinaams in het boek is daarom van Cairo zelf, waardoor het geheel nogal Bakra is geworden. Dat is jammer. Iets meer homo had trouwens ook wel gemogen. Cairo had niet alleen een huid en een verleden, maar ook een hart en een tollie die hij beide in zijn werk liet spreken.

Meer over Cairo en zijn homoseksualiteit in de IHLIA-collectie:

Dat boelgedicht (1980)/ Edgar Cairo
Nijmegen: Homoseksuele Uitgeverij Nijmegen (HUN). – 2 p.
Homodok: cat. (cairo/dat) fk

Edgar Cairo: eigenlijk ben ik geen homo; ik ben boeler (1982)/ Klaas Breunissen ; Edgar Cairo
Sek, 12, 5 (mei), p. 3-5
Gesprek met de schrijver Edgar Caïro over homoseksualiteit.

Edgar Cairo: de schrijver als schilder

Voorwoord: Abram de Swaan
Tekst: Dirk van Weelden, Stephan Sanders, Michiel van Kempen
Nawoord: Artwell Cain
Amsterdam: Stichting Cinemaké Foundation, 2010

ISBN: 9078909170

[overgenomen IHLIA]

De Westerse Mens

door Stephan Sanders

Het hele weekend heb ik me het hoofd gebroken over De Westerse Mens. Er zijn weekends dat het veel beter met me gaat, maar dit keer was het goed raak. Dat denken in hoofdletters is normaal niet zo aan me besteed, maar als je er een keer aan begint, verdient eigenlijk elk begrip wel een kapitaal, inclusief de woordjes De en Het.

read on…

Edgar Cairo laat zich niet inkaderen

door Stuart Rahan

Het is documentairemaakster Cindy Kerseborn die, samen met de Werkgroep Caraïbische Letteren, Edgar Cairo en zijn nalatenschap in ere wil houden. Haar Stichting Cimaké Foundation (SCF) riep 2010 uit tot het Cairojaans jaar dat op 16 november in Nederland, tien jaar na zijn dood, wordt afgesloten met de première van de documentaire Ik ga dood om jullie hoofd.

Het was niet slechts Cairo zijn eigenwijze omgang met het Sranan, maar vooral het constante gevecht om in Surinaams-Nederlands niet alleen lezers aan zich te binden maar om literair Nederland te bewijzen dat met zijn taalgebruik er best prachtige verhalen te vertellen waren. Een taal die door veel lezers afgedaan werd met: “Zo praten we niet.” Behalve in de veertig boeken en gedichtenbundels, was zijn schrijfstijl elke week te bewonderen in de Volkskrant. Edgar Cairo was de eerste zwarte columnist van wiens penverdiensten een Nederlandse krant gebruik maakte.
Judith Leysner, een Cairo-interpreterende kunstenaar, vat zijn kracht samen in directheid, strijdvaardigheid en originaliteit. “Op zijn eigen manier vertelt Cairo het verhaal van de zwarte mens, in dit geval de Surinamer. Onze interesses overlappen elkaar. Wij hebben het onderzoekende en de Surinaamse cultuur gemeen.” Judith Leysner liet zich inspireren door zijn gehele oeuvre en staat momenteel met nog drie andere beeldend kunstenaars op een tentoonstelling over Edgar Cairo in CBK Amsterdam Zuidoost.
.

Hoogbegaafd
Edgar Cairo liet zich niet voor één gat vangen. Intellectuelen, die hem bestuderen, proberen hem steeds onder een eigen bepaalde noemer, een soort nyunmannem, te plaatsen. Hij was schrijver, columnist, performer en schilder, die barstte van ideeën en idealen. Vooral het laatste, het schilderen, deed hij heel excessief in zijn laatste levensjaren. Als door een winti bevangen, verwerkte hij alle in hem opborrelende verhalen in schilderijen. De meeste schilderwerken hebben geen titel, waarmee je alvast een handvat krijgt aangereikt. Een eigenschap die je niet zo gauw van Cairo verwacht. Hij benoemde namelijk alles. “Cairo was een bezetene, een intellectuele waaghals die op het randje schreef en schilderde. De verf mocht niet ‘mooi’ worden. Mooie dingen werden door tweederangs kunstenaars gemaakt, die geen flauw benul hadden van poëzie”, beschrijft bewonderaar en schrijver/kunstenaar/curator Michael Tedja hem. “De hoogbegaafde Cairo, die dus in amper een week tijd een hechte roman kon schrijven (De smaak van Sranan libre), is ook in zijn schilderijen aanwezig. Zijn beeldtaal, die gelijk staat aan zijn schrijftaal, is stuwend van karakter. Zijn verhalen zijn geen begeleidende teksten en zijn schilderijen zijn geen illustraties bij de verhalen. Hij schiep een elitaire kunst in een tijd waarin de zwarten als inferieur werden gezien. Dat is pure noodzaak gebleken”, analyseert Tedja het werk en de persoon van Edgar Cairo.

Jezus Christus
De schilder Cairo werd geboren in de laatste tien jaar van zijn leven toen hij problemen kreeg met zijn geestelijke gezondheid. Schrijver Dirk van Weelden benoemt deze periode als te zijn een noodsituatie waar een briljante geest in terecht was gekomen. “Het zijn aan de ene kant de vrije improvisaties van een scheppende geest in een voor hem nieuwe kunstvorm, met alle speelsheid, onhandigheid en onevenwichtigheid van dien. Maar”, zo vervolgt van Weelden zijn visie op Cairo, “de schilderijen zijn ook sporen van een overlevingsstrijd. Met kleuren en penseelstreken, met symbolen en beelden bezwoer hij zijn demonen, zijn wanhoop.” Het schilderen ziet Van Weelden dan ook als een soort van laatste sprankje hoop om de confronterende schrijver weer tot leven te wekken. “Schilderen was ook het blazen in de gloeiende as om het vuur weer te laten opvlammen, het gaande te houden, het licht te redden.” Het was ook een periode waarin Cairo, volgens hoogleraar Caraïbische Letteren en Cairokenner Michiel van Kempen, in de waan verkeerde een directe zoon van de hemel te zijn. Jezus Christus in hoogsteigen persoon, die zijn volgelingen met verborgen verhalen, parabels achterliet, die maar na zijn dood ontcijferd moesten worden. Het tempo waarin hij schilderde en schreef was vrij hoog. Zij, die Cairo bestuderen, beweren zelfs dat hij zijn vroege dood wel zag aankomen en dus intensief en agressief te werk ging. Voor zijn schilderwerk gebruikte Cairo weinig doeken maar veel hout. Grote, kleine, langwerpige of vierkante stukken. Van sommige schilderwerken was duidelijk te zien wat er geschilderd was. Dieren of mensen van wie de kunstenaar het niet zo nauw nam met de anatomie, maar eerder met het verhaal, terwijl veel schilderijen kleurrijke uitingen zijn. Misschien dat je daaruit zou kunnen afleiden dat Cairo in ieder geval in een vrolijke stemming verkeerde en de mindere felle kleuren ook een iets mindere positievere afspiegeling van zijn geestelijke toestand waren. Volgens Tedja kun je geen krachtige beelden oproepen, intelligente verhalen vertellen en een inhoudelijke bijdrage leveren, als je fundament instabiel is.

Eenzame koning
De tentoonstelling Edgar Cairo (1948-2000), de schrijver als schilder laat Cairo-aanhangers de visuele kant van hun held zien. In de daarbij behorende catalogus vertellen vijf Cairo-kenners vanuit hun persoonlijke ervaringen. Hun verhalen zijn verschillend, maar bevlogen tegelijk. Dirk van Weelden noemt Cairo de eenzame koning, naar een soortgelijk schilderij en gedicht. “Zo statig en groots als de klank is van dit gedicht, zo bescheiden en stilletjes is dit kleine schilderij van de zwarte koning. Het schilderij is een echo van de hooggestemde idealen achter Cairo’s schrijverschap. De weigering zich te laten vastleggen tot een keus tussen Nederland en Suriname, tussen het Sranan en Nederlands, tussen geletterd en oraal, tussen mannen en vrouwen, tussen wetenschap en winti, tussen schrijven en optreden.”
Schrijver en columnist Stephan Sanders vergelijkt de taalstrijd van Cairo met de Zuid-Afrikaanse variant, het Kaapse Afrikaans. Sanders noemde de poging van Cairo voor erkenning van het gecreoliseerde Nederlands marginaal, omdat hij dat deed als Surinaamse neger, zoals Cairo zich consequent noemde. Dat in tegenstelling tot de Zuid-Afrikaanse schrijver en kunstenaar Breyten Breytenbach, die als blanke zoon van een Boeroe in het openbaar verklaarde: “Afrikaans is ’n bastertaal, en ons is ’n bastervolk.” De impact was toen, in 1973 ten tijde van de Apartheid veel groter. Sanders ontmoette Cairo slechts één keer in 1983 en zegt met de kennis van nu dat Cairo met zijn pleidooi voor een Surinaams-Nederlands bastaardtaal wel degelijk een wereldpoging ondernam voor de erkenning. Hieruit blijkt dat praten, schrijven over Edgar Cairo je niet uitsluitend over een bepaald aspect van de beleving van zijn persoon kunt bespreken zonder zijn veelzijdigheid te erkennen.
De schrijver Cairo staat niet los van de dichter Cairo en nog minder van de schilder Cairo. En om in de termen van Michael Tedja te spreken: “Eat the frame. Cairo laat zich niet inkaderen.” Cairo is de verpersoonlijking van het wezen om door taal en beeld prachtige verhalen te scheppen met het Surinaams-Nederlands als voertaal.
De leerstoel Cairojaans aan welke Nederlands sprekende universiteit dan ook, is het overdenken waard. O, zoals hij het zelf ooit zei: ‘Het Cairojaans is nie fo domme achtersloot-mensen. Met een studie Cairojaans zou je nu wel een papier (diploma) kunnen halen’. De jarenlange sluimerende discussie in Suriname over wat nu de juiste voertaal moet worden, heeft er een alternatief bij. Een alternatief waar geen enkele Surinamer zich voor hoeft te schamen. Het is een taal die zich net zo vlot heeft ontwikkeld in de Nederlandse koloniale in loop der eeuwen als het Sranantongo. Beide talen kunnen zelfstandig hun mannetje staan en overleven.

[Overgenomen uit Parbode (Surinaams opinieblad) van vrijdag 22 oktober 2010.]

Edgar Cairo bij de SLAA

Op vrijdag 28 mei organiseert de SLAA in Amsterdam een literaire avond rond het werk van Edgar Cairo.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter