blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: San A Jong Ruth

Thumbs Up voor Ruth San A Jongs De Laatste Parade

Paramaribo – Ruth San A Jongs debuutbundel De Laatste Parade is de moeite waard! Aan die indruk viel niet te ontkomen dinsdagavond tijdens de presentatie van het boek bij Eftee Boekhandel in The Back Lot-mall.

read on…

Schrijversvakschool presenteert training voor songwriters

Volgende maand organiseert de Schrijversvakschool Suriname een training songwriting/ liedteksten schrijven. Componist en muziekleraar Herman Snijders (foto links) verzorgt vanaf 2 augustus op vier dinsdagavonden een cursus voor “iedereen die mee wil doen”, zegt Ruth San A Jong namens de Schrijversvakschool.

read on…

Einde van het schooljaar

Eind juli dienen de studenten van de drie klassen hun eindteksten in. Dan gaan wij docenten de teksten lezen en beoordelen. Voldoen de teksten aan de minimale vereisten voor een goed stuk. Zijn de schrijftechnieken toegepast? Zijn de verhalen origineel genoeg? Hoe is de taal en stijl? Wie gaat door naar het volgende leerjaar, wie niet. Beoordelingsverslagen worden opgemaakt door de docenten met hun specifieke expertise. Teksten worden gelegd naast de evaluatie van de studenten. En dan kan het gebeuren.
Studenten in spanning, gaan we wel of niet door.
De oudere jaars zeggen dat de lessen hen elke keer weer verrassen, dat er nog zoveel te leren valt. Schrijven en het schrijfproces is toch niet zo gemakkelijk als men denkt. Wanneer ik word gebeld door enthousiastelingen die mij aangeven dat ze een boek hebben geschreven moet ik altijd lachen. Als ik het aantal bladzijden hoor denk ik ja, geweldig, 200 bladzijden. Maar als ik vraag, hoelang men over de tekst is gegaan en men 3 maanden antwoordt, begin ik m’n hoofd te krabben. Niemand schrijft een boek in 3 maanden. Of het moet een dun boekje zijn. De logica van het verhaal, de plot, de personages, de verhaallijn, de taal, de vormgeving, correctie, belettering, alles moet goed uitgewerkt worden. Het manuscript moet nog door zovele vingers en ogen… Onlangs vroeg iemand mij nog of de eindteksten van de studenten gepubliceerd worden. Dat gaat jammer genoeg niet zo snel. We houden een minimum van 7 keer herschrijven aan op de school. Het klinkt veel, maar soms wordt tekst wel 10 keer herschreven, voor het naar de eindredacteur gaat. De kans is groot dat de tekst terugkeert. En de tijd die erover heen gaat duurt soms heel lang. Bij schrijven moet je veel geduld dus hebben, wil je publiceren.
Bij de lessen zeg ik altijd aan de studenten zich niet te haasten met uitgeven of publiceren, of het podium op te gaan. De tekst is nog niet rijp en vaak hebben we gelijk ook nog. Het is nog stil rond publicaties en iedereen wil nu wel de resultaten zien. Effe geduld. Als het goed is studeren er drie studenten af volgend jaar. Ze maken zich nu al op voor tenminste 100 A4 pagina’s (ongeacht het genre). Want dan pas heb je een behoorlijk boek in je hand. Intussen gaan we op zoek naar uitgeverijen die interesse hebben voor publiceren. Alles, als je boek de moeite waard is. Want uitgeven, doen we niet zelf. Schrijvers moeten immers schrijven!

[van de website van Ruth San A Jong, 11 juli 2011]

Afscheid nemen op afstand van Jefx

In memoriam John Falix

door Ruth San A Jong

In januari had ik dringend een volle knalrode Fayalobi nodig. De uitgever had mij een email gestuurd die mij er aan herinnerde dat ik moest gaan opschieten met de vormgeving van de omslag. Ik belde mijn goede vriend, van wie ik wist dat die precies zou kunnen uitbeelden wat in mijn hoofd was. De illustratie moest iets zeggen van de inhoud van het boek “De laatste parade”. Telefonisch vertelde ik in een paar zinnen waar het boek over ging: dood, sex en leven. En de symboliek moest iets hebben van negen, omdat er negen verhalen in het boek staan. A la Dante, de negen circels van de hel.

De Fayalobi is het grootste, meest afgezaagde, sorrie, gebruikte symbool dat staat voor Suriname. En toch wilde ik iets daarmee doen. En iets met rood, symbool voor leven, liefde, vuur, passie en zwart, het symbool voor de dood.
De regens hadden alle blaadjes van de fayalobi weggespoeld. Mijn auto bracht me van Zorg en Hoop naar Leiding 11, Tweede Rijweg, Leysweg, Zorg en Hoop weer, en uiteindelijk naar Mon Plaisir. Ik bedacht nog een anekdote te schrijven: Was de fayalobi aan het uitsterven? Er zijn weinig mensen die nog een Fayalobiboom op hun erf planten. Alles was nu de Bougainville. Mijn tante wees mij haar erf waar wel acht verschillende soorten Fayalobi staan. Ik had nooit naar die dingen gekeken. Dolgelukkig deed ik ze in een fles met water en nam een paar volle mee. Ik drukte op de bel aan de Waaldijkstraat en John deed open die blij was dat ik een mooie had gevonden.
‘No span, vanavond werk ik eraan.’

‘Ik wist dat je zou flippen, maar ik kan geen zomaar ding voor je maken.’
Ik gilde in zijn oor nadat ik de email had gelezen. John had precies vertaald wat in mijn hoofd zat. Na 150 foto’s belicht en onderbelicht geschoten te hebben, op zijn computer bewerkt te hebben ontving ik een bestand uit vijf waar ik van mocht kiezen. Perfectie. Dat was het altijd geweest. Een idee, een project of iets stoms waar ik over dacht en vroeg, waar hij helemaal anders van dacht. Mijn eerste computer heb ik van hem gekregen. De lessen in gebruik van de pc, werken met tekst, projecten schrijven, begrotingen opmaken, kwantificeren, praten over lenzen en fotografie, tape en voice recorders, papier maken, bonbons, 3D filmpjes, beleidsnota’s, digitalisering: alles kon in de wereld en in het hoofd van John.
John heeft een groot aandeel gehad in mijn vorming. Dat assertieve, op je doel afgaan en to-the-point zijn. Want het woord hypocrisie kwam nooit voor bij hem. Soms mocht hij wat diplomatisch zijn, maar hij had lak aan iedereen, deed zijn ding en kreeg weleens de titel van ‘gek’. We hebben ontzettend zitten schaterlachen en hoesten aan de telefoon of via skype, urenlang, over van alles en nog wat. Hij vroeg zichzelf soms af van waar hij met die antwoorden kwam.
En ik had hem jaren niet gezien of gesproken, kreeg een opdracht in december 2010 en vroeg hem om het samen te doen. Hij had er plezier in gehad, was kritisch op sommige organisatorische dingen, maar dat maakte het eindresultaat alleen maar beter. Hij eiste professionaliteit van zichzelf op alle niveau’s. Tot laat in de avond was ik bij hem achter een van zijn twintig computers, waar het ene beeld in het andere liep. Typisch: allerlei technische snufjes in het huis aan de Waaldijkstraat.

En dan krijg je een bericht als je in Nederland zit voor werk, dat je goede maat, waarmee er mooie plannen waren, dood is neergevallen in zijn huis. Dan hoor je zijn stem en lach nog in je hoofd, zie je de DVD die hij in elkaar heeft gezet voor de school, het nieuwe logo dat hij in twee seconden heeft ontworpen. Dan zie je zijn email met als titel “de zoveelste parade” en de vraag hoe het met je rug gaat.
En die goede maat gaat dood, die de cover van mijn boek heeft geillustreerd dat over de dood gaat. Het leven is bizar. Ik doe geen moeite om de dood te begrijpen. Ik zal loslaten en dat wat ik heb meegekregen en geleerd van John Falix koesteren.

Tan Bun mi mati.

[van de website van Ruth San A Jong]

Surinamers herkennen elkaar

door Ezra de Haan

Ter gelegenheid van de oprichting van de republiek Suriname, nu vijfendertig jaar geleden, heeft Michiel van Kempen (foto rechts) een bloemlezing van Surinaamse verhalen samengesteld. De oudste bundel verhalen die ik ken, dateert alweer van 1972 en droeg de mooie titel I sa man tratamara!? Het was een boek vol hoop en verwachting. Men droomde van radicale veranderingen en een nieuwe maatschappij. Dat liep allemaal anders dan verwacht. En daarmee veranderde ook de toon van wat in Suriname geschreven werd. Verhalen van Surinaamse schrijvers (1989) dat ook onder redactie van Michiel van Kempen verscheen en Waarover we niet moeten praten (2007, redactie Peter de Rijk) toonden aan dat Surinaamse auteurs niet langer ‘een bijdrage aan de opbouw van het land moesten leveren’ maar vrij waren te schrijven wat en waarover ze maar wilden. De nieuwe bundel Voor mij ben je hier is een goed voorbeeld wat voor verhalen dat uiteindelijk heeft opgeleverd. Michiel van Kempen, bijzonder hoogleraar West-Indische letteren aan de UVA, heeft een heerlijke verzameling verhalen samengesteld die literair en tegelijkertijd heel Surinaams te noemen valt.

Alleen al door de diversiteit van de schrijvers in deze bundel kan het haast niet anders dan een gevarieerde reeks verhalen opleveren. Er staan verhalen van bekende en goed verkopende auteurs in maar ook van nog net niet publicerende schrijvers en debutanten. Bijzonder goed is het verhaal van Karin Amatmoekrim. Haar verhaal ‘Gods trucje’ over Anton de Kom plaatst haar meteen in het rijtje van Nederlands meest veelbelovende jonge schrijvers. De empathie die ze tentoonspreidt in de beschrijving van de oude en ontgoochelde De Kom in een rusthuis raakt je diep.

‘Hij stond op en trok de deur van het kantoortje behoedzaam achter zich dicht. De gangen waren verlaten, de meeste mannen waren nu buiten, of deden een middagdutje. Hij wandelde gedachteloos naar de kantine en vond er een karaf met lauwwarme koffie. Hij schonk zich een kop in en ging aan een van de ronde tafels zitten. Hij zag zichzelf weerspiegeld in het glas dat de ruimte van de gang scheidde. Een zwarte man, alleen, aan een tafel als een eiland in een zee van niets.’

Ronduit onthullend is het verhaal ‘Carolina en de Chinees’ van Carry-Ann Tjong-Ayong (foto links). ‘Vaak vroegen de vriendinnen wat zij in de Chinees zag,’ is de eerste regel en vervolgens ontrolt zich het verhaal hoe een jonge, Creoolse vrouw voor een Chinese winkelier valt en hoe haar leven totaal verandert. Die ‘mix’ van culturen en de kinderen die daaruit voortkomen, spelen vaker een rol in deze bloemlezing. Een mooi voorbeeld daarvan is Guilly Kosters helder geschreven en uiterst gewaagde verhaal ‘De dominee is een vrouwmens’.

‘Ze zag er helemaal niet uit als een Surinaamse vrouw. Ze was wit en als ze haar mond zou houden, zou ze probleemloos als Hollandse vrouw door het leven kunnen gaan in Altweerterheide. Alleen haar lippen pleegden verraad. Haar ogen waren groen. Haar haar was langer dan kort, maar niet lang genoeg om lang genoemd te worden. Op haar voorhoofd vormde datzelfde haar een puntje dat wij in Suriname kiriw’wiri noemen, dat vertaald zou kunnen worden als “moordenaarsharen”.’

Clark Accord, schrijver van bestsellers als De koningin van Paramaribo en Bingo! stelt ons niet teleur met ‘Una casa particular’, dat zich niet in Suriname maar op Cuba afspeelt, en ook Herman Hennink Monkou, schrijver van het prachtboek De kleurling, toont vormbehoud. Wie ooit in Suriname was krijgt direct heimwee bij het lezen van zijn ‘Schubert in de Palmentuin’. Slechts eenentwintig pagina’s heeft deze stilist nodig om een hele wereld op te roepen.

Mala Kishoendajal toont ons een kijkje in de keuken door een deel van een historische roman in wording, De naamloze avonturiers, te laten lezen. Het is een verhaal waarin veel Hindoestaanse Surinamers zichzelf en hun geschiedenis zullen gaan herkennen.

Ruth San A Jong (foto rechts) schreef voor deze bundel ‘Schuldbelijdenis! Bladzijde 63!’, een verrassend verhaal waarin kerkgang en erotiek samenkomen. Hopelijk bevat haar, binnenkort te verschijnen, verhalenbundel De laatste parade meer van dit soort pareltjes.

Tessa Leuwsha verplaatste zich in de wereld van puberende jongens in ‘High five, zand erover’. Ondanks de wetenschap dat ze twee zeer goed ontvangen romans schreef, verbaasde ze mij met de kracht waarmee ze mij in het verhaal sleurde. Wie zoveel weet te bereiken met zo weinig tekst is een geboren schrijver.

En zo staan er nog veel meer verhalen in Voor mij ben je hier die de moeite waard zijn. Het verhaal van debutante Iraida Ooft (foto links), ‘High Maintenance’, verdient het zeker om in deze bundel te staan. Met haar korte maar sterk geschreven verhaal stormt de volgende generatie jonge schrijvers naar voren.

Daarmee is de bloemlezing een momentopname van de huidige Surinaamse literatuur geworden. Voor mij ben je hier is een must voor iedere lezer die Suriname in zijn hart meedraagt.

Voor mij ben je hier, samengesteld door Michiel van Kempen
Amsterdam: uitgeverij Meulenhoff, 2010

Ezra de Haan is schrijver, dichter en journalist

[overgenomen van Literatuurplein.nl]

Leefmans en Verlooghen ontvangen verhalenbundel

John Leefmans en Corly Verlooghen nemen vanavond in het Amsterdamse literair theater Perdu de eerste exemplaren in ontvangst van de nieuwe bundel met verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers, Voor mij ben je hier.

read on…

Schrijven: beheerste of onbeheerste gekte

door Ruth San A Jong

Ik zit al een poos te broeden op dit onderwerp en dacht het moet er maar eens van komen. Een blog geeft immers alle ruimte om te schrijven wat je wilt. Ik wil een ervaring delen die ik had met een ex-student op de school, die een psychose kreeg nadat die de uitslag van de beoordeling op zijn eindtekst van de docenten had gehoord.

De term psychose neem ik vrijelijk in de mond omdat ik ervaringsdeskundig ben. Mijn moeder heeft sinds mijn geboorte geleefd met een psychose en na 35 jaar ruik en voel je van wel vijf kilometer afstand of iemand die neigingen heeft. Deze student had hele geniale verhaalideeën, vooral tijdens de lessen, maar van echte productie, het schrijven dus, kwam het niet of nauwelijks. Het is een type die altijd grappen maakte en voor een aardige sfeer in de klas zorgde, was joviaal, behulpzaam naar andere studenten toe en wat al meer. Het meest opmerkelijke was dat hij altijd teksten produceerde die beelden en gedachten van zelfdoding opriepen. Een heel boeiend thema. De dood is fascinerend en beangstigend tegelijk, niet? Dat het een obsessie werd, had ik gevoelsmatig geconstateerd, maar daar praat je niet over. Je moet als directeur altijd de nodige afstand betrachten en niet te persoonlijk worden met studenten.

Mijn zakelijke partner van een Schrijversvakschool in Nederland had me ooit verteld dat de opleiding in Nederland op sommige studenten zo een grote impact had in hun privéleven, dat ze zelfmoord hadden gepleegd. Toen ze mij dat vertelde begon ik te rillen. Ik had het opmerkelijke gedrag besproken. Something was wrong en in een evaluatie moment met de mentrix van dat basisjaar had ik die opmerking gemaakt. We hadden er verder niets mee gedaan. Schrijvers observeren, schrijfdocenten observeren nog meer! Het waren soms werkelijk gedetailleerde, geniale en levensechte fragmenten. Auteurs geven behalve dat wat ze in hun omgeving meemaken, ook hun zielenroerselen op papier. En uiteraard zijn er fascinaties, je bent met een thematiek in je hoofd bezig, je moet het vorm geven op papier, je ‘radar’ is op scherp en je gaat tot het uiterste. Creatief schrijven of kunst in zijn algemeenheid geeft die ruimte.

Dus toen de eindtekst binnenkwam van deze student, lazen wij de tien pagina’s en vroegen ons af waar de auteur naar toe wilde met de tekst. Het was een relaas over een man die op bezoek was bij een psychiater. De psychiater heette dokter Poenie (Poenie betekent vagina in het Surinaams) en het was moeilijk om aan te geven waar het verhaal precies over ging en waar het naar toe ging. In elk geval hebben vier redacteurs de tekst gelezen en hadden onafhankelijk van elkaar dezelfde bevindingen. Er zat geen lijn in het verhaal, het stikte van de taalfouten (wel 4 in elke zin!), de schrijftechnieken die waren aangeleerd waren niet toegepast. Naast de eindtekstbeoordeling waren de observaties van het hele jaar dat deze student teveel grappen maakte in de klas, geen of weinig huiswerk maakte, wel verhaalideeën had tijdens de lessen, maar aan de hand daarvan hadden we toch geen goede inschatting kunnen maken of 1 jaar schrijftraining wel effectief was geweest. In een van de beoordelingen stond: “Er is bij sommige kunstenaars beheerste en onbeheerste gekte, ik denk dat van de laatste sprake is.” Dit hebben wij uiteraard niet meegenomen in de eindbeoordeling, want anders was er vast wel een mes in een van ons gestoken.

Het eindoordeel was dat hij voorwaardelijk over zou gaan, maar dan wel de aanwijzingen zou moeten meenemen. Van iemand die een jaar lang schrijftraining heeft gekregen wordt wel verwacht dat die minder taalfouten maakt en de elementaire schrijftechnieken toepast! Er was nota bene een interventie geweest van een neerlandica die de nieuwe spelregels had gegeven. Heel bewust, omdat er te veel fouten gemaakt door medestudenten werden in de interpunctie en dergelijke. Hij zei niets, ging weg met een zuur gezicht.

De volgende dag ontving ik een dreigbrief en een brevet van ongeschiktheid. Hij schold de docenten uit die zijn werk hadden besproken, dat wij hem niet kenden en wat al meer. Alles waar hij positief over was geweest het hele jaar door werd met de grond gelijk gemaakt en hij zou naar de kranten stappen. Ik antwoordde beleefd dat hij dat vooral mocht doen. Met zijn tekst in ons bezit zouden we dus ook naar de krant kunnen. We voelden ons helemaal niet geïntimideerd.

En toen kwam een zelfmoordbrief. Hij had een medestudent telefonisch gestalkt tot in de kleine uren. Die was als de dood geweest. Ik heb haar gewaarschuwd, mensen met een psychose concentreren zich maar op een ding en dat is zichzelf. “Als je de psychose voedt zal jij straks ermee opgescheept zitten.” Gelukkig luisterde ze naar me. Goed, ik schreef een formele brief dat hij zijn verweer kon doen en hij in een persoonlijk gesprek zijn klachten kon spuien. Bij die afspraak gaven wij hem de ruimte om alles te zeggen wat hij maar wilde. Mijn bestuur had ‘afschrijven ‘geadviseerd, we zijn niet in staat deze man tot schrijver te vormen. Dat hij maar op zijn eigen houtje verder moest gaan. Niet iedereen moet naar een schrijfopleiding om auteur te worden.

Een jaar later las ik op een literaire site dat hij had meegedaan aan een literaire prijs bij een uitgeverij en in de selectie was gevallen. Raad eens wat het thema was: “Schrijf een verhaal over je laatste einde”.

Wat ik wil illustreren met dit echt gebeurd relaas is dat kunst en schrijven heel diep gaan. De Schrijversvakschool is geen psychiatrische instelling maar een schrijversopleiding waar talent gevormd wordt. We hopen dan oprecht dat deze auteur zijn weg vindt en goed nagaat of schrijven wel echt iets is voor hem. Er zijn voorbeelden te over van Surinaamse auteurs die in psychosen geraakt zijn. En eigenlijk mag, moet je ook een beetje gek zijn om kunst te beoefenen, maar dan wel beheerst!!

Boeken in Suriname vaak beneden de maat?

 

door Ruth San A Jong

[Bezocht de discussieavond tijdens het literaire festival Wan tru puwema na wan skreki sani! in Paramaribo op vrijdag 4 november en schreef onderstaande impressie.]

Ruth San A Jong

Ruth San A Jong

Hoewel ik alleen het tweede deel van de discussie heb meegemaakt, vond ik het jammer dat de discussieleider de discussie niet in de juiste banen leidde. Er werd m.i. niet goed geluisterd naar elkaar (door zowel panel als publiek). Vragen werden gesteld die helemaal en alleen maar over de Surinaamse situatie gingen. En dan zaten de gasten erbij en keken ernaar. Ik had liever geluisterd naar de ervaringen met die meertaligheid van Curaçao en België, dan praten over beïnvloeding van Nederlandse fondsen en het wel of niet verkopen van Surinaamse kinderboeken! En wel of niet opgenomen zijn in de literaire canon in Suriname. Het ministerie (curriculumontwikkeling) heeft wel degelijk een literaire canon, alleen zijn er HEEL weinig boeken van de nieuwe generatie auteurs in opgenomen.

Waarom? Vanwege de literaire eisen waaraan de boeken niet voldoen. En daar is met geen woord over gerept. Wat is de thematiek die kinderen van nu boeit? Zijn de verhalen spannend genoeg? Hoe zit het met de illustraties en vormgeving? Waarom grijpen kinderen niet naar de Surinaamse boeken en wel naar de buitenlandse? Laten we onszelf niet voor de gek houden: je vult geen bibliotheek met alleen Surinaamse boeken, en willen kinderen alleen maar de bekende verhalen horen?

Het is misleidend om steeds te zeggen dat Suriname overspoeld wordt met boekenschenkingen vanuit Nederland. Zijn we niet allen groot geworden met deze boeken? Er is wel degelijk verandering in beleid van schenkingen. Het Cultureel Centrum Suriname heeft haar collectie compleet veranderd met de steun van Ontwikkelingssamenwerking. De universiteitsbibliotheek heeft regelmatig afwijzingen van schenkingen uit privécollecties of bibliotheken die hen regelmatig benaderen. Men vraagt gericht en alle oude boeken die stamden uit de jaren zeventig zijn vervangen. Het is bekend dat er in Suriname veel boeken worden gelezen van niet-westerse auteurs. Heeft men ook niet door dat zoveel boeken over en geschreven door Surinaamse auteurs in Nederland worden gepubliceerd en dan hier terecht komen? Waarom worden de boeken die hier worden geproduceerd en geschreven minder gelezen? Omdat de originaliteit en de doorsnee thematiek ‘outdated’ is, omdat verhalen onrijp zijn. Waar zijn al de verrassende, vernieuwende ideeën? Geen wonder dat het ministerie van Onderwijs nog steeds de boeken van de vorige generatie op de lijst heeft; die zijn didactisch en literair verantwoord. Gaan we daarover ook een discussie hebben wat literair verantwoord is?

Astrid Roemer, Bea Vianen, Shrinivási, Leo Ferrier ˗ allen auteurs van de vorige generatie ˗ komen nog steeds voor op de verplichte lijsten. De enige namen die in de canon voorkomen zijn Cynthia McLeod, Clark Accord en Karin Amatmoekrim. Gaan jullie voorbij aan de in eigen beheer uitgegeven boeken die zo uit de laserprinter komen, gecorrigeerd door een taaljuf, met laminaat erom? De enige uitgever in Suriname, VACO Press, geeft geen fictie meer uit, om de simpele reden, dat het aanbod aan fictiemanuscripten niet voldoet aan de minimale conventies voor publiceren.

Is de oorzaak hiervan de meertaligheid? Ja, en ook! We praten allemaal Surinaams-Nederlands en schrijven ook zo. Als ik schrijf: ‘zak de tv’ gaat de juf er met een rode pen doorheen. Waarom is het fout? Omdat ik vanuit het Sranan ‘Saka a tv’ die vertaalslag in mijn hoofd heb gemaakt. Is er een Surinaamse taalwet die hier iets over zegt? NEE! Geen behoorlijk taalbeleid en eenduidigheid van wat Surinaams-Nederlands precies is en wat de regels van die taal, of minimale conventies zijn. Jammer nogmaals dat het verband tussen het geringe aantal boeken van Surinaamse auteurs in relatie tot wat literair verantwoord wordt geacht door het ministerie van Onderwijs niet zijn besproken. Meertaligheid speelt zeker een rol hier in. Op school blijven we het ABN hanteren, maar de spreektaal is Surinaams-Nederlands. En dat is de consequentie van die meertaligheid. Ik vind dat we verder moeten denken dan alleen maar gillen dat onze boeken niet worden gekocht door Surinamers. De overheid gaat pas meer doen als de boeken van hier de moeite waard zijn.

Schrijversworkshop op Curaçao

door Elodie Heloise

Zonder waarschuwing vooraf knipt Ruth San A Jong het licht uit. “Schrijf op wat je nu ziet, hoort, voelt. Zonder de woorden zie, hoor of voel te gebruiken. En geen gedachten. Alleen zintuiglijk mag je schrijven.” Deze oefening was een van de vele praktische opdrachten die Ruth San A Jong, directeur van de Schrijversvakschool Paramaribo, in september aan elf Curaçaose cursisten voorlegde.

Ruth was twee weken op Curaçao. Op initiatief van het FPI [Fundashon pa Planifikashon di Idioma]. Om twee workshops te geven. Een Schrijversworkshop voor -beginnende- auteurs en een workshop Train de trainer om diezelfde schrijvers van een begeleider te voorzien. Het einddoel: de productie van Papiamentstalige kinderboeken voor kinderen van 8 tot 10 jaar. Een prestigieus project dat het boekenpakket van FPI voor de basisscholen volgend jaar van kersverse titels moet voorzien. Geschreven door Curaçaose schrijvers. Professioneel aangepakt met workshops en met financiële steun van het Prins Bernhard Cultuurfonds Nederlandse Antillen en Aruba.

De workshop voor de schrijvers besloeg vier dagdelen. In sessies van drie uur werden de auteurs aan het werk gezet. Een proces van zelfontdekkend leren en verrassingen. Veel verrassingen die de cursist dwongen om net iets verder te kijken dan de grens die hij of zij voor zichzelf gesteld had. “Ga de straat op. Nu. Een kwartier lang ga je iemand volgen. Zorg dat ze je niet ontdekken, hoor. Bekijk die persoon goed en beschrijf hem tot in het kleinste detail.” Hilariteit alom en hier en daar wat ongeloof. Maar de cursisten gingen de straat op, verspreiden zich over de Jan Noorduynweg en ‘stalkten’ iemand.

“Observeren is heel belangrijk. Vooral als je een personage gaat ontwikkelen. Nu wil ik dat jullie de volgende opdracht uitvoeren: Schrijf een fragment over de persoon die je hebt gevolgd en zet hem of haar een half uur terug in de tijd. Wat ging er een half uur geleden om in het hoofd van jouw volgpersoon?”

[Ontleend aan Cpost – klik hier]

Voor schrijven hoef je niet naar school

Ruth San A Jong, directeur van de Schrijversvakschool Paramaribo, geeft op woensdag 1 september een lezing op Curaçao, “Voor schrijven hoef je niet naar school. De Schrijversvakschool in Suriname.” De lezing wordt georganiseerd door de Fundashon pa Planifikashon di Idioma in samenwerking met de Fundashon Biblioteka Públiko Kòrsou. Alle belangstellenden (vooral schrijvers) zijn welkom. De voertaal is Nederlands.

Plaats: Biblioteka Públiko Kòrsou.
A. Chumaceiro Bulevar, Scharloo.
, Willemstad, Nederlandse Antillesn.
Datum en tijd: Woensdag 1 september 2010, 20.00-22.00 uur.

Nieuwe krant Schrijversvakschool

Fragmenten, krant van de Schrijversvakschool Paramaribo, wordt gelanceerd op de informatiedag van 7 augustus in de CCS Bibliotheek. De krant is gratis!
Fragmenten is een verzameling van uitgewerkte schrijfoefeningen die een thema of schrijftechniek uitvergroten. Het is een selectie van de leukste, de meest verrassende en met een eigen stijl geschreven teksten van studenten.

Zenobia N.V. is de sponsor van deze krant.

Auteurs:
– Sakoentela Hoebba
– Agnes Redjopawiro
– Iraida van Dijk- Ooft
– Mathilda Inge
– Claudett de Bruin
– Karin Lachmising
– Ronald te Vrede
– Carla Rees
– Jennifer Telting

Samenstelling: Ruth San A Jong
Vormgeving en correctie: Claudett de Bruin
Druk: Zenobia N.V.
Uitgave: Schrijversvakschool Paramaribo
Oplage: 200

Sranan schrijven

Skrifi Sranantongo bun!

door Ruth San A Jong

Als je denkt het Sranantongo te kennen of zelfs te kunnen schrijven, met enkel het doornemen van de vele spellingboeken die er liggen, dan zit je er net naast. Samen met veertien andere geïnteresseerden rolden we van de ene verbazing in de andere over de eenvoud en consequentie van de spelling van het Sranantongo in een workshop, vijf keer op donderdagavond. Stichting Bukutori was de organisator en Eddy van der Hilst, linguïst, degene die ons deze kennis bijbracht. Bij mij zou het woord gêne beter passen dan verbazing: waarom zou ik mij verdiepen in een taal waarin ik niet denk, niet schrijf, was immers mijn houding. In de supermarkt kan ik me nog behelpen met ‘omeni’ en ‘a furu’.

Tien jaar geleden kreeg ik van mijn grootmoeder een spellingboek in handen gedouwd, geschreven door Eddy van der Hilst. Ik stond erbij en keek er naar: het was compleet in Sranantongo geschreven. Door enkel mentale luiheid kocht ik de boeken van verschillende auteurs die het mij gemakkelijk maakten de taal te begrijpen, doordat ze in het Nederlands geschreven hadden. Ik heb het boek van Van der Hilst, Skrifi Sranantongo bun, leysi en bun tu, dan ook tot mijn beschaming laten liggen tot een maand geleden, toen we startten met de cursus.
Schrijven is het coderen van gesproken taal. Lezen is het decoderen van het geschrevene. Mijn kennis van het begrip taal is net zo naïef als het scheppingsverhaal. Op de basisschool worden je woorden en regels ingestampt en dat heet taal. Eddy weet als geen ander het begrip taal, maar meer nog Sranantongo in te leiden. Van elk woord werden de herkomst, de manier van samentrekken, de regels die daarbij horen fijn uitgekauwd. Dat het Sranan een analytische taal is, werd duidelijk toen Eddy het Nederlands naast het Sranan plaatste. Waar in het Nederlands (als synthetische taal) complexe handelingen gevormd worden door middel van voor- en achtervoegsels, worden die in het Sranantongo juist ontleed in hun samenstellende handelingen, bijvoorbeeld: het Nederlandse ‘wegbrengen’ wordt in het Sranan ‘teki tyari gwe’: nemen, dragen en weggaan. Geen ingewikkelde vervoegingen, geen verschillende meervoudsvormen, geen dubbele klinkers en dubbele medeklinkers (om aan te geven dat de klinker kort is). Hoe heerlijk zou het kinderleven zijn als we dat op de schoolbanken hadden.
Mijn aantal goed geschreven woorden werden met elke cursusavond minder. We kregen aan het begin van de avond een kleine repetitie. Tot ongeveer de tweede sessie is de betekenis van de woorden het enige waar de groep naar vroeg. We belandden in de derde sessie bij het o zo heikele punt: het gebruik van i en y in de diftong en welke spelling hanteren wij? Volgens de spellingresolutie van 1986 zouden de tweeklanken geschreven moeten worden met het teken van de orale klinker gevolgd door de ‘i’ of de ‘w’. Omdat er hierover in de spellingcommissie geen consensus bereikt kon worden en een stemming hieromtrent slechts gedeeltelijk plaatsvond, vroeg Sranan Akademiya aan de minister dit punt weer onder de aandacht van de commissie te brengen. Toen dit niet gebeurde en de spelling met de ‘i’ en de ‘w’ in de tweeklanken werd gepresenteerd en Sranan Akademiya de minister aan zijn belofte herinnerde, stelde hij dat hij dan de schrijfwijze van de tweeklanken voorlopig dan open zal laten.
De spelling van Sranan Akademiya zegt dat de tweeklanken met het teken van de orale klinker gevolgd door de ‘y’ of de ‘w’ geschreven moeten worden. Ook hier werden de twee spellingwijzen naast elkaar gelegd en gemotiveerd waarom. De groep is er gauw uit, we kiezen voor de ‘y’. Spijtig te constateren dat er beslissingen worden genomen op basis van het persoonlijke. Een ‘dyugudyugu’ tussen die commissieleden. Ik zal niet schrijven wie die commissieleden waren.
Tijdens de sessies betrap ik mezelf er steeds op (met mijn Nederlandse gedachten) onbewust de spellingregels van het Nederlands toe te passen op het Sranan. Conflict als gevolg! Ook hier blijkt de kundigheid van Van der Hilst: de logica van die spellingregels snap ik steeds meer. Gewoon toepassen. Consequent toepassen. Ik kan nu mijn innerlijke weerstand tegen die duizend regels van het Nederlands wel verklaren. En De Schrijfwijzer van Jan Renkema en het Groene Boekje en de Spellingwijzer liggen heel dichtbij mijn toetsenbord. Maar de woorden van Eddy: ‘We zijn niet met het Nederlands bezig! Houd je aan de regels‘, hoor ik nog steeds.

Het gegiechel en de kreten van herkenning tijdens de behandeling van de stof over klinkers en medeklinkers zijn er tijdens de vierde en vijfde sessie niet meer. De belangrijkste regel bij het schrijven van Sranantongo is dat het woord wordt geschreven zoals het in een geïsoleerde situatie wordt uitgesproken. Voluit dus: koniman. Bij het lezen echter hoor je de klinker i niet, net als bij het spreken. Bij het lezen moet namelijk op dezelfde manier samengetrokken worden als bij het spreken.

Dat het Sranantongo naast moedertaal ook lingua franca is, een bindmiddel voor Surinamers en Surinameliefhebbers, daar zijn we het allen over eens. Sranantongo in de schoolbanken? Daar ben ik bang voor. Toch durf ik die gedachte niet te verwerpen, hoewel het veel voeten in de aarde zal hebben. Voor moedertaalsprekers van het Sranan lijkt het een handig hulpmiddel om het Nederlands beter te begrijpen. Voor zover ik weet hanteren leerkrachten het Sranantongo, bij uitleg van bepaalde begrippen, vooral bij kinderen die het Nederlands thuis niet spreken. Het werkt tot nu toe wel.

‘Nu kunnen jullie het Sranantongo schrijven en lezen‘, zegt Eddy van der Hilst met een grijns op zijn gezicht. Aan het eind van de cursus gaan er evaluatieformulieren rond. Samenstellingen en samentrekkingen blijken het moeilijkst. Oefening baart kunst en dus probeer ik dapper aan het eind mijn dankwoord in het Sranantongo te spreken. ‘Mi wani taki masra Van der Hilst dank gi a gelegenheid disi…’ De groep onderbreekt mijn zware inspanning en buldert van het lachen. Eddy veegt het weg uit zijn oren. Ik heb nog een lange weg te gaan.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter