blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: San A Jong Ruth

Ruth San A Jong beschrijft de dood met een vleugje humor

door Dominique Snip

 

Paramaribo – Waar menig Surinamer de dood liever ongenoemd laat, ontdoet schrijfster Ruth San A Jong zich van alle schroom in haar jongst verschenen: De laatste parade. De dood voert als een rode draad in het boek bestaande uit negen verhalen.

Vol inspiratie dook San A Jong jaren geleden in de wereld van doodsrituelen. De fascinatie voor het thema kwam naar eigen zeggen door het begrafenislied ‘Nanga palm wi de go’. San A Jong deed onderzoek en las verhalen over de dood. Ze observeerde, raakte bevangen en liet vervolgens haar fantasie de vrije loop.

In haar zoektocht stuitte ze op een bizar ritueel van een Aziatisch volk dat de romp van een dode opensneed en vulde met stenen om te voorkomen dat de geest zou gaan dwalen. “Door dat soort verhalen, die ik meekreeg uit de creoolse cultuur en zelf meemaakte in het dagelijks leven liet ik mij inspireren”, vertelt de schrijfster tijdens de tweede lancering van haar boek in de Vereniging Ons Suriname. Het boek verscheen eerder dit jaar in Paramaribo. Volgens San A Jong is de dood een onderwerp waar de gemiddelde Surinamer niet makkelijk over praat. “Laat staan over leest. Daarom heb ik geprobeerd om de verhalen niet al te heftig te maken. Ik schrijf wel over de dood, maar met een knipoog.” Negen keer raakt ze het thema, elke keer vanuit een ander perspectief. Zo vertelt ze over een buitenvrouw die haar slipje in de doodskist van haar overleden minnaar legt, om te voorkomen dat zijn geest haar ‘s avonds komt kwellen.

Ook belicht ze de volgens haar ‘onbezorgdheid’ van een groepje tieners, dat lekker ‘het beest uit wil hangen’. “Een van ze verdrinkt, doordat zijn voet verstrikt raakt in een tak van een boom die dwars over het water ligt. Niemand durft de schuld op zich te nemen. Ik wil daarmee vooral de onbezonnenheid van sommige tieners naar voren halen.”

In het laatste hoofdstuk maakt ze de lezer getuige van het stervensproces van haar moeder. “Ik vond het een mooie afsluiting en goed passen in de serie. Dat verhaal is met heel veel emotie geschreven.” San A Jong zegt met het laatste ook haar frustratie over de psychische zorg in Suriname kwijt te willen. “Men zegt dat ik er een novelle van had kunnen maken, maar je wilt de lezer niet overrompelen. De staat van de psychische zorg in Suriname wilde ik aan de kaak stellen. Ik hoop dat men er iets mee doet.”

Zoals de dood een taboeonderwerp is in Suriname, zo zijn er meer dingen waar volgens haar niet makkelijk over wordt gesproken. “Maar ondertussen gebeuren ze wel in het land, zoals seksueel misbruik.” Schrijft San A Jong, dan ziet zij geen publiek voor zich. “Het schrijven komt bij mij van binnenuit. Ik probeer me in te leven in de personages. Zoals ze zijn, zoals ze denken en praten.” Ze gaat helemaal op in hun rol, zonder concessies te willen doen. “Ik laat ze lekker in de rol die ik ze geef en probeer daar heel ver in te gaan.”

San A Jong zegt erg gevoelig te zijn voor wat er om haar heen gebeurt. “Ooit kwam ik een meisje tegen in het binnenland. Ze was ongeveer 12 jaar oud en had een kind naast zich. Op het moment dat ik een foto wilde schieten, bedacht ik me. Ik was zo aangegrepen door de blik in haar ogen waaruit ‘doe het alsjeblieft niet’ viel af te lezen.” Ze is ook directeur van de Schrijversvakschool Paramaribo die nu vier jaar bestaat. “Ik wil een nieuwe lichting literaire geesten in Suriname. Mensen die vanuit de Surinaamse thematiek schrijven. Schrijvers die blijven en geen eendagsvliegen worden.” Ze zegt al te fantaseren over een nieuw pennenvrucht. “Ik ben een sociaal maatschappelijk georiënteerde schrijfster. De zorg wordt waarschijnlijk mijn volgende thema”.

[uit de Ware Tijd, 13/12/2011]

Een nieuwe Bernardo Ashetu

Op zondag 11 december wordt bij de Vereniging Ons Suriname in Amsterdam een nieuwe, ruime keuze uit het nagelaten werk van de Surinaamse dichter Bernardo Ashetu (pseudoniem van Henk van Ommeren) ten doop gehouden onder de titel Dat ik je liefheb. Tegelijkertijd wordt de debuutverhalenbundel van Ruth San A Jong, De laatste parade, voorgesteld aan het publiek. Medewerking aan het programma verlenen o.m. Oscar Harris, Raj Mohan, Felix Burleson en Frank Ong-Alok. Voor het volledige programma, klik hier

Bernardo Ashetu – Palomá

Ik ben Palomá de kikker.
‘s Nachts spring ik hoog, tot aan
de sterren. Maar bij dag, telkens weer,
plof ik neer in dikke modder.
Ik kwaak van bittere woede totdat
ik slaap vind, en dan, in zoete droom,
spring ik over tak na tak
over een heldergele bloesemtak.

Ruth San A Jong – Als je toch een spook bent

kreet uit op de achtste
in hun oren als je moet
laat geen stilte toe
alleen
momenten
van kogels tegen het steen
in het vlees
laat trommelvliezen
barsten
kreet uit op de achtste
als je moet
splijt hun hersenbalk
kreet tot het aderbloed
vul emmers
laat hen marteltuigen
voelen op de botten
je smeekbeden
smartekreten
in eeuwigheid
door merg

als je toch een spook bent,
kreet uit
hard! hard! hard!
vandaag op de achtste.

8 december 2011

 

Drie fragmenten uit De laatste parade

A.s. zondag wordt de verhalenbundel De laatste parade van Ruth San A Jong gedoopt bij de Vereniging Ons Suriname in Amsterdam, in samenwerking met uitgeverij In de Knipscheer. Als voorproefje 3 fragmenten:

1. Uit ‘Charles Louis’:

“De tijd gaat hard en langzaam tegelijk. Ik word geveegd, gelegd, verlegd, de beweging drijft elke dag meer uit mij. In het begin vermeed ik de blikken van meelij, van verdriet en soms ook van onmacht bij vrienden en familie. Keer op keer hun uitleggen hoe zij met mij om moesten gaan. Het is knap vermoeiend, hoe zorg op zich een zorg kan worden. Intussen zijn de handen van de verplegers mij dierbaar. De regie over mijn eigen leven ben ik kwijt.”

 

2. Uit: ‘Inferno’

‘Omdat ik van je houd,’ had ze geantwoord op mijn vraag waarom ze zo naar me keek. Mijn moeder had niet vaak weinig tegen mij gezegd dat ze van me hield. ‘Ik houd ook van jou,’ slikte ik weg en ik keek naar de tranen die uit haar ooghoeken liepen. De zoveelste medepatiënt, een jong meisje dat op het bed naast haar lag, huilde mee. Ik glimlachte naar haar.

‘Zeg ze dat dit onmenselijk is.’

 

3. Uit: ‘De geur van de dood’

Het grote moment moest nog komen en iedereen, vooral die ouwe tantes, wachtten erop tot ze zou doorzakken of kabaal zou maken. Het werd van je verwacht als moeder tekeer te gaan en het uit te gillen. Het was gegarandeerd dat als je de emoties binnenhield, je zelf ziek zou worden. Telma ging druk door ervoor te zorgen dat iedereen een bordje soep kreeg. Buurman was kapot.

Hij snauwde iedereen af en bezigde de vuilste scheldwoorden als er bezoek kwam. Hij sloeg alle handen weg die naar hem reikten voor troost en ging dan op het terras zitten en rookte wel tweeënhalf pakje sigaretten. Toen zijn oude moeder van 85 met haar rollator uit de taxi stapte, brak hij in een vreemd mannengekrijs uit. ‘Mama! Way! Den kiri mi pikin, ze hebben mijn kind vermoord! Den kiri mi pikin, migado mama den kiri mi pkin.’ Ik voelde weer de pijn in mijn navel bij zijn gehuil. Het doet meer pijn een man te horen huilen. Ze liet haar rollator los en omhelsde haar zoon in een wanhopige poging zijn verdriet op te vangen.

Voor het volledige programma klik hier

De Aankomst: 2 belangwekkende nieuwe Surinaamse uitgaven

De Aankomst
boeken van Ruth San A Jong en Bernardo Ashetu
met voordracht, muziek en interviews

Uitgeverij In de Knipscheer en de Vereniging Ons Suriname nodigen u van harte uit aanwezig te zijn op zondagmiddag 11 december 2011 om 15.00 uur bij de feestelijke, dubbele boekpresentatie van

[1]
De laatste parade Ruth San A Jong
[2]
Dat ik je liefheb Bernardo Ashetu

Met medewerking van

Oscar Harris & Felix Burleson

Ruth San A Jong, auteur uit Paramaribo
Michiel van Kempen, bezorger van Dat ik je liefheb
Peter de Rijk, interviews
Felix Burleson, voordracht Bernardo Ashetu
Frank Ong-Alok en Fleur Tolman e.a. (Flower to the People), muziek Will It Go Round
met gastoptreden van Oscar Harris [niet doorgegaan – red.]
Raj Mohan (met diverse bandleden), muziek Daayra

Na afloop signeren de auteurs en musici voor belangstellenden hun boeken en cd’s.

Plaats: Vereniging Ons Suriname
Zeeburgerdijk 19-21
1093 SK Amsterdam
Tel. 020 693 50 57

Datum: Zondag 11 december 2011
Zaal open 14.30 uur; programma 15.00 tot circa 17.00 uur
daarna signeren en napraat
toegang gratis reserveren noodzakelijk: info@veronsur.org
De kaarten liggen dan voor u klaar op de dag van de voorstelling bij Vereniging Ons Suriname.

De laatste parade

Negen variaties op een thema. Zo zou je het debuut van Ruth San A Jong het beste kunnen omschrijven. De verhalen in De laatste parade worden bij elkaar gehouden en zijn met elkaar verbonden door de omgang met de dood. De keuze voor dit thema is niet vanzelfsprekend. Als er één onderwerp is dat met taboes is omgeven en dat mensen als gespreksonderwerp bij voorkeur mijden, dan is het wel de dood. Voor San A Jong was het geen reden om deze problematiek te laten rusten. Juist de onontkoombaarheid van de dood en de verwevenheid van de dood met het leven van alledag worden door haar aangegrepen om dit thema als een gangbaar menselijk verschijnsel te benaderen en aan de orde te stellen.

De negen verhalen – op de omslag van het boek uitgebeeld als een ketting met detailopnamen van de faja lobi – zijn vanuit verschillende perspectieven geschreven, bestrijken een breed spectrum aan emoties, en verwijzen naar uiteenlopende aspecten van de sociale werkelijkheid. De meeste indruk maken de verhalen waarin de auteur vormvast de stof over de pagina’s doseert en even vastberaden als onnadrukkelijk naar een point toewerkt. Dat geldt voor de meerderheid van de bijdragen. Enkele verhalen kennen een meer schetsmatige opzet en doen in hun beknoptheid soms verlangen naar een nadere detaillering en inkleuring van de plot. In één van deze vertellingen (‘Dood door schuld’) wordt na een wat aarzelend begin de handeling zo snel afgewikkeld dat de lezer enigszins verbouwereerd achterblijft. De lading die het verhaal in potentie heeft, komt daardoor jammer genoeg niet over het voetlicht.

Maar zoals gezegd, dergelijke verhalen zijn in de minderheid. Zes van de negen verhalen zijn zonder meer juweeltjes en maken De laatste parade tot een overtuigend debuut. Twee van deze pareltjes waren al in kleine kring bekend. In het titelverhaal komt een ‘verloren zoon’ afscheid van zijn overleden vader nemen. In de consternatie die in het ouderlijk huis ontstaat, valt de kist met het stoffelijk overschot en vliegt het kunstgebit uit de mond van de vader. De uitvaart kan desondanks op een waardige manier plaatsvinden. Het verwante ’De onderbroek’ gaat over een buitenvrouw die haar onderbroek in de kist van haar overleden minnaar laat verstoppen om er verzekerd van te zijn dat zijn geest haar met rust zal laten. In beide verhalen toont San A Jong haar talent voor het schrijven van tragikomische verhalen die dicht bij de belevingswereld van de volksklasse liggen.

Huiveringwekkend is ‘Aan de dood ontsnapt’, waarin de herinnering aan de binnenlandse oorlog het leven van een Marronvrouw tot een hel maakt als zij er in de stad achter komt dat zij de huishoudster is geworden van haar toenmalige verkrachter. Niet minder schokkend is ‘Lelijke dingenschrift’. Hierin worden de zelfmoord van een moeder en de incestpraktijken van een stiefvader uit de doeken gedaan bezien vanuit het gezichtspunt van een kind. Samen met haar zusje is dit kind het slachtoffer van de ontaarde ouders, begrijpelijkerwijs zonder dat de volle waarheid tot het meisje doordringt. In het beklemmende ‘Uit de droom helpen’ moet een man grafschennis plegen om verlost te raken van de geestverschijning van zijn overleden vriend, die hem ’s nachts komt bezoeken en die hij tot zijn ontsteltenis veel minder goed blijkt te hebben gekend dan hij altijd had gedacht. ‘De geur van de dood’ volgt een aflegster die maar geen afscheid kan nemen haar roeping, ook al wordt het werk met het klimmen der jaren zwaarder en realiseert zij zich dat haar privéleven altijd vergaand onder haar arbeid heeft geleden.

Een bijzondere vermelding verdient het laatste verhaal van de bundel, ‘Inferno’. San A Jong blijft hier dicht bij haar eigen leven, wat het schrijven van deze tekst niet altijd gemakkelijk moet hebben gemaakt. In uitgebeend en staccatoachtig proza doet zij het relaas van haar moeder, die als psychiatrisch patiënte in het toenmalige LPI verbleef en daar goeddeels aan haar lot werd overgelaten. De onverschilligheid van en verwaarlozing door het personeel van de inrichting probeert de dochter te compenseren door haar moeder met ijzeren discipline, tot aan haar plotselinge overlijden, te verschonen, te voeden, medicijnen te laten innemen en liefde en aandacht te geven. Achter de beheersing waarmee het verhaal geschreven is, liggen woede over onrecht en onbegrip voor een overheid die niets tegen aantoonbare misstanden wenst te ondernemen. ‘Inferno’ – dat in de vorm van een novelle misschien nog beter tot zijn recht zou zijn gekomen – is een aanklacht tegen de geestelijke gezondheidszorg en een monument voor degenen die deze zorg ten onrechte wordt onthouden.

De laatste parade benoemt dingen die veel mensen liever onbenoemd laten en legt dingen bloot die menigeen bij voorkeur toegedekt wenst te zien. San A Jong verliest haar respect voor de omgang met de dood niet, maar wil het mysterie niet groter maken dan het is. Zoals zij de aflegster in ‘De geur van de dood’ laat denken: ‘Eigenlijk doen we niet geheimzinnig; het is geheimhouding. Een arts vertelt zijn vrouw en kinderen toch ook niet dat hij een zaagmachine gebruikt om een been te amputeren? Of dat er soms verkeerde medicatie wordt gegeven waardoor de patiënt sterft? Nou dan. Mensen in Suriname maken van alles een geheim, een drama.’ In deze bundel wordt het drama klein en onnadrukkelijk gehouden, waardoor het aan zeggingskracht wint. De geringe omvang van de bundel – in aantal pagina’s en wat betreft het formaat – draagt mede aan dit effect bij. Het is bovendien lang geleden dat een Surinaams literair debuut er zo mooi verzorgd uitzag en met zoveel liefde voor vorm, typografie en kleurgebruik werd geproduceerd.

De laatste parade, Ruth San A Jong, 2011, Uitgeverij In De Knipscheer, ISBN 9789062656721

Suriname en een scheermes in het hart

door Walter Palm

 

Onder de intrigerende titel Scheren zonder spiegel presenteerde de dichter Ezra de Haan enige tijd geleden zijn tweede gedichtenbundel. In het titelgedicht beschrijft hij zichzelf als “een land dat strooide, lang voordat er sneeuw viel”. Angst bedekt zijn straten en het leven is als scheren zonder spiegel. En net als scheren zonder spiegel moet hij maar op zijn gevoel verder. En de dichter gaat verder. De gehele wereld is zijn speelveld. Hij laat zich inspireren door talloze artiesten zoals de Tsjechische schrijver Franz Kafka, de Oostenrijkse schilder Egon Schiele, de Britse dichter John Keats, maar ook de Surinaamse schrijver Ruth San A Jong.

Plekken over de hele wereld spreken tot zijn verbeelding. Zo schrijft hij in het witgekalkte dorpje Chefchaouen in Marokko het openingsgedicht “Wit paleis”, en in Praag de gedichten“Ptak” en “Schim”. Als Slauerhoff wordt de dichter gedreven door innerlijke onrust. In Suriname vindt de dichter rust. In het gedicht “Suriname” ziet hij gezeten aan de Surinamerivier “het water gaan” en vergeet hij de onrust die in zijn aderen brandt. De dichter geniet van de zilte lucht van de rivier, en van de regenwolken die zich spiegelen in de rivier. De gedichten over Suriname vormen het poëtisch hart van Scheren zonder spiegel. Zij zijn als het ware het oog van de orkaan van onrust die raast in het hart van de dichter. Rust is de gouden draad in de Surinaamse gedichten. Zo beschrijft hij de Chinezen in Suriname die hun toko’s gebarricadeerd hebben zodat ze houden wat ze hebben rijst, radio’s en rust ogels goud en geld. In een ander gedicht over Suriname, namelijk “Paramaribo”, beschrijft hij tropisch onweer met zinnen als mokerslagen: fosforwit licht de hemel op bij klaarlichte nacht ls de donder op tafel slaat. Maar zelfs het onweer “gromt, snauwt en slaat/ de klauwen uit. Krimpt dan ineen. Slaapt”. Ook hier wordt de rust hersteld. De gedichten over Suriname maken onderdeel uit van het tweede deel van de bundel, namelijk ‘Waan”. Het eerste deel van de bundel heet “Zin”en het derde deel “Waanzin”. Het derde deel doet apocalyptisch aan. Verdampt is de rust van Suriname, nu wordt in het gedicht “Vroeger doolden zebra’s” bij de supermarkt gewaarschuwd voor leeuwen, blokkeren giraffes wegen en klaagt de buurvrouw over een luipaard in de kast. Het is als Berlijn in de laatste dagen van de oorlog toen wilde hongerige dieren uit het Berlijnse dierentuin door de hoofdstad zwierven op zoek naar prooien. Ezra de Haan schrijft gedichten die je bij de keel grijpen en niet meer loslaten. Poëzie als een scheermes dwars door het hart. Ezra de Haan, Scheren zonder spiegel. Haarlem: In de Knipscheer, ISBN 978 90 6265 673 8

Zonder aanstellerij geschreven

door Kirsten Dorrestijn

Wie een overzicht wil van de hedendaagse Surinaamse literatuur heeft met Voor mij ben je hier het goede boek in handen. In de bundel, samengesteld door Michiel van Kempen, staan zestien verhalen van schrijvers met Surinaams bloed die actief zijn als prozaïst. Sommigen zijn al gevestigd en hebben al behoorlijk wat romans op hun naam staan: Tessa Leuwsha, Karin Amatmoekrim, Annette de Vries, en wijlen Clark Accord (met misschien wel zijn laatst gepubliceerde tekst). Voor anderen is het één van de eerste publicaties, zoals voor Iraida Ooft, student aan de Schrijversvakschool Paramaribo en Ruth San A Jong, directeur van diezelfde Schrijversvakschool. Het gaat om een spannende lijst namen, waarvan sommige al wijdverbreid en andere nog nauwelijks bekend.

De ondertitel van de verhalenbundel, verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers, is enigszins misleidend, want zo jong zijn sommige schrijvers niet meer. De oudste schrijver in de bundel werd in 1935 geboren. De ondertitel is dan ook eerder bedoeld zoals Van Kempen in zijn inleiding verwoordt: ‘In deze bundel is werk opgenomen van auteurs die het gezicht van de jongste Surinaamse literatuur in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw bepaald hebben, plus het werk van enkele schrijvers die met beloftevol werk op de drempel staan van een literaire carrière’ (p.9). Opvallend detail is dat van de zestien verhalen er slechts vier door mannen geschreven zijn. Dit is in lijn met de algemene trend in de Surinaamse literatuur waarin meer dan gemiddeld veel vrouwen publiceren.

Voor mij ben je hier bestaat uit een prachtige mix aan verhalen. De jongste Surinaamse literatuur blijkt echt niet alleen aan de Nederlandse of Surinaamse bodem gebonden, maar speelt over de hele wereld. Ismene Krishnadath neemt ons mee naar Haïti, Clark Accord naar Cuba, en Mala Kishoendajal naar de rijke cultuur van India. Soms is Suriname slechts subtiel in het verhaal verwerkt, andere keren is van de Surinaamse afkomst van de auteur nergens een spoor te bekennen.

Stuk voor stuk zijn de verhalen de moeite waard, maar sommige pareltjes blinken uit. En dan heb ik het niet alleen over de schrijvers die al naam hebben gemaakt. Neem bijvoorbeeld Ruth San A Jong, de schrijfster van het laatste verhaal in de bundel, ‘Schuldbelijdenis! Bladzijde 63!’. Het is het tweede verhaal van haar dat wordt gepubliceerd. Een goedgebekte Surinaamse vrouw worstelt met echtelijke problematiek. Haar man wil zijn moeder in huis nemen, terwijl zij door haar zwarte huid en kroeshaar ‘al genoeg stront’ heeft moeten pikken van haar schoonfamilie. De vrouw vertrekt met haar dochtertje, weg van haar man, en zoekt steun bij de pater, die haar – tot haar eigen schrik – blijkt op te winden. Dit alles in een razend tempo geschreven, met een flinke dosis humor… Een verhaal om te verslinden. In de bloemlezing Waarover we niet moeten praten had San A Jong al laten zien dat ze talent had. Gelukkig bevestigt ze dat nog eens. We wachten op de verhalenbundel die binnenkort verschijnt.
Het fijne aan dit verhaal is dat het zonder opsmuk, literairdoenerij of aanstellerij geschreven is. Dat wat verteld wordt is eerlijk en oprecht. Dat geldt niet alleen voor San A Jong, maar voor bijna alle verhalen in de bundel. Of misschien zelfs voor hele Surinaamse literatuur. In ieder geval de jongste dan.

Een ander pareltje is het verhaal van Tessa Leuwsha, ‘High five, zand erover’. Hierin wordt een jeugdherinnering beschreven van de hoofdpersoon en zijn beste vriendje Stefan. Samen brachten ze toen ze jong waren vakanties door op een camping, maar als ze ouder worden, puber zijn, wordt de vriendschap op een avond abrupt verbroken als Stefan met het leukste meisje van de camping zoent. Het is een prachtig rond verhaal, alles klopt, geen zin te veel of te weinig, elf pagina’s lang. Ook hier weer de simpele vertelling, zonder tierelantijnen, maar wel met mooie details. Zoals de tropische vissen waar de jongens lang naar konden kijken bij het Chinese restaurant. En de elegante manier waarop de jongen zijn vriendje beschrijft, bijvoorbeeld hoe hij brood voert aan de vissen in de vijver bij de camping: ‘Stefan gooide met eindeloos veel geduld piepkleine stukjes in het water. Ik scheurde de boterhammen gewoon in vieren’ (p. 139). Knap hoe Leuwsha zich in de leefwereld van een kind weet te verplaatsen. Die gave had ze al eerder laten zien in haar debuutroman De Parboblues.

Een andere opvallende bijdrage is geleverd door Herman Hennink Monkau. In zijn verhaal ‘Schubert in de Palmentuin’ bezoekt een man na lange tijd zijn geboorteland Suriname. Vanuit daar blikt hij terug op een ontmoeting met een Surinaamse kennis op de Albert Cuypmarkt. Hennink Monkau heeft een bijzondere schrijfstijl, waarin hij heel compact ontzettend veel informatie weet te verwerken. Zo springt hij van het ene op het andere onderwerp, maar door de spontane manier waarop dat is gedaan, is het niet storend. Bovendien gaat het om interessante informatie, al is het soms wel een kwestie van de aandacht goed erbij houden.
En dan heb ik het nog niet eens gehad over de verhalen van Henna Goudzand Nahar, Guilly Koster, Karin Amatmoekrim, Annette de Vries, Marylin Simons en Carry-Ann Tjong-Ayong. Want die horen zeer zeker ook tot de pareltjes. Surinameliefhebbers: tast toe!

Voor mij ben je hier. Verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers. Samengesteld en geredigeerd door Michiel van Kempen. Amsterdam, J.M. Meulenhoff: 2010. 255 p., ISBN: 978 90 290 8679 0, prijs: € 18,95.

Ik ben zachtjes gelukkig

De laatste parade van Ruth San A Jong

door Ko van Geemert

In deze bundel met negen korte verhalen, waarmee de in Paramaribo wonende Ruth San A Jong (1970) debuteert, speelt de dood een hoofdrol. In het titelverhaal gaat het om de dood van Hugo, ‘de man van het dubbelleven’. Hugo’s credo is: ‘Mi no wani no wan babari’, mocht ik ooit sterven dan geen schandaal aan mijn oren, maar wel vrolijkheid en plezier. Duidelijk wordt voor welke problemen een bijvrouw komt te staan als haar geliefde overlijdt en wat ze moet doen om ervoor te zorgen dat zijn geest haar ’s avonds niet komt kwellen. Het tweede verhaal vertelt over een achtjarig meisje van wie de moeder overlijdt. De derde geschiedenis betreft een moeder die aanvankelijk moordneigingen heeft bij het zien van haar dochtertje dat uit een verkrachting is geboren; later vindt zij nota bene werk in het huis van haar verkrachter. In het volgende verhaal krijgt een jonge man inzicht in de homoseksuele gevoelens van zijn net overleden vriend: ‘De waarheid kwam tot mij in een veel te laat visioen’. Vervolgens ontmoeten we een vrouw die het lijk moet wassen van haar vermoorde, geliefde buurjongetje. In verhaal zes treffen we een buitenvrouw die volgens de traditie een onderbroekje in de kist van de dode minnaar moet gaan leggen: ‘De vrouw wachtte tot mijn gesnik een beetje minder werd en vroeg plots met een verwijtende blik naar de onderbroek.’ Verhaal zeven gaat over een groepje jongeren dat alles samen doet, zoals ‘samen naar Republiek’ gaan. Het loopt voor een van hen niet goed af. Hierna volgen we een stervensproces: ‘Ze hebben champagne geschonken, op mijn verzoek, de stekker gaat eruit. Ik ben zachtjes gelukkig’. En in het laatste, aangrijpende, verhaal ‘Inferno’, lezen we hoe een dochter haar zieke moeder tot de dood verzorgt. Schrijnend zijn de toestanden die patiënten en familie moeten doormaken als iemand in de isoleerkamer van een gesticht belandt. Het eindigt zo: ‘Op het lint van mijn grafruiker: VLIEG LIEFJE, VLIEG, JE GEEST IS NU VRIJ’.
Het zijn vrijwel allemaal boeiende verhalen, waarin facetten van het Surinaamse leven worden beschreven die lang niet bij elke lezer bekend zullen zijn. Daarbij springen twee dingen naar voren: San A Jong heeft een vlotte pen, en ze schrijft zonder opsmuk of sentimentaliteit – en vooral dat laatste ligt constant op de loer bij een onderwerp als dit. Eerder was werk van haar te lezen in de bloemlezingen Waarover we niet moeten praten (2007, Vereniging Ons Suriname) en Voor mij ben je hier (2011), samengesteld door Michiel van Kempen.
De laatste parade is een mooie verhalenbundel, een debuut dat naar meer smaakt.

De laatste parade, Ruth San A Jong, 2011, Uitgeverij In De Knipscheer, ISBN 9789062656721

Hat mamma vandag

door Karin Amatmoekrim

Buitenvrouwen die hun gebruikte slipje in de doodskist van een verongelukte minnaar proppen. Een verkrachting waarbij een kind wordt verwekt. Moeders die zichzelf ophangen voor de ogen van hun kroost – in haar debuutbundel De laatste parade schuwt schrijfster Ruth San A Jong (1970) de schaduwkant van de samenleving bepaald niet.

Volgens de flaptekst beschrijft San A Jong ‘het Surinaamse leven in al zijn facetten’. Je kunt je afvragen of dit alles is wat Suriname te bieden heeft (zelfmoord, incest, overspel) maar zeker is dat San A Jong sociaal gevoelige onderwerpen aanroert.

Dat doet ze soms op een verrassende manier, bijvoorbeeld door een jong meisje in dagboekfragmenten aan het woord te laten; ’27 aapril / Ik hat mamma vandag. Ze heeft niets gezegt toen ik haar zei dat oom Patrick ook met Elly haar billen speelde.’ De spelfouten onderstrepen de breekbaarheid van het personage. In zulke vondsten is San A Jong sterk. Ze heeft oog voor detail, en kan onverwacht grappig uit de hoek komen.

Het is daarom jammer dat de schrijfster zich op even zo veel ándere momenten door haar eigen thema’s laat overschreeuwen. Ze stapelt effect op effect in een poging de lezer bij de les te houden. Zo wordt in een scène waarin een dode man ligt opgebaard de rouwende dochter geconfronteerd met haar vaders buitenechtelijke zoon.

Alsof dat niet pijnlijk genoeg is, laat de schrijfster het tot een handgemeen komen waarbij de dochter haar haarstukje verliest, de kist met de dode vader omvalt en als klap op de vuurpijl het kunstgebit uit de mond van het opgebaarde lijk schiet.

Dergelijk spektakel doet de verhalen geen goed. In plaats van alles te willen vertellen zou San A Jong vaker mogen inzoomen op de details. Dan is ze op haar best.

Ruth San A Jong, De laatste parade
Uitgever: Uitgeverij In de Knipscheer
ISBN-nr: 9789062656721
Formaat: Gebonden, 2011, Prijs: € 16,50

[in de Volkskrant, 31-10-2011]

De laatste parade van Ruth San A Jong

door Eric de Brabander

Een aantal jaren geleden ondernam ik met wat vrienden een kanoreis in de binnenlanden van Suriname. Zo kwamen we in het animistische dorp Pekin-Slee. Het allerechtste Afrikaanse dorp buiten Afrika. We werden hartelijk welkom geheten door de stamoudste die ons een rondleiding door het dorp gaf. De man sprak een Nederlands van vooroorlogse vormelijkheid. Op het dorpsplein stond op vier palen een baar. De dorpsoudste legde uit dat daar een oudtante van hem opgebaard lag. Hij vertelde dat alles wat leeft onlosmakelijk met de natuur verbonden was en na de dood dit de manier was om het overschot weer te doen terugkeren in de natuur. Inderdaad vlogen apen uit de bomen van het tropische woud af en aan naar de baar en terug de
bomen in, met een of ander lichaamsdeel tussen hun voorpoten. In andere delen van de wereld komt dit ook voor. Hindoes in India die het Zoroastrianisme aanhangen laten hun stoffelijke overschotten van heuvels rollen waar ze opgegeten worden door aasgieren.

Terug in het comfortabele Hotel Torarica aan de Surinamerivier in Paramaribo stelde een vriendin van Surinaamse afkomst me voor aan een vriend van haar vader. De man had een merkwaardige bijbaan, het afleggen van lijken. Die avond vertelde hij vol vuur over zijn vak, en alles wat daarbij kwam kijken in Suriname. Zo vertelde hij dat, als een man gestorven was, zijn maîtresses hun ondergoed kwamen brengen zodat dit in de binnenbekleding van de kist kon worden weggewerkt. Dit alles om te voorkomen dat de man na zijn dood hen zou verrassen met nachtelijke bezoekjes. Hij merkte aan mij mijn oprechte en macabere belangstelling en bracht de volgende ochtend, voor ons vertrek naar Curaçao, zijn ‘handleiding tot het prepareren van het stoffelijk overschot’.

Hoe verrast was ik toen mij een boekje met korte verhalen ter hand kwam van Ruth San A Jong. De Laatste Parade is een handjevol verhalen over de doodsbeleving in Suriname. Enkele verhalen hebben een andere hoofdthematiek maar hebben indirect te maken met de dood. Een kort verhaal is geen kort uitgevallen lang verhaal, het zegt niets over de lengte en breedte van het verhaal. Het is de stijl die een kort verhaal kort en goed maakt. In weinig zinnen moet veel verteld worden. Er moet kort en bondig geschreven worden. En daar is Ruth San A Jong uitmuntend in geslaagd.

San A Jong stond aan de basis van de in 2008 in Paramaribo opgerichte schrijversvakschool. Jonge aspirant-auteurs kunnen zich daar aanmelden voor schrijfcursussen in alle stijlen, terwijl hun manuscripten kunnen worden begeleid. Ook hier op Curaçao is talent te over en misschien is het tijd om in navolging van Ruth San A Jong een Schrijversvakschool op Curaçao te beginnen. Zowel in het Nederlands als in het Papiaments.

[uit Antilliaans Dagblad, 27 oktober 2011]

Veelzijdigheid in aanbod Schrijversvakschool Paramaribo

De Schrijversvakschool Paramaribo houdt op zaterdag 8 oktober een open dag, tijdens welke niet alleen haar nieuwe onderkomen zal worden geïntroduceerd, maar ook de mogelijkheden die de school biedt. “We zijn er trots op dat we in ons relatief korte bestaan al een plaats hebben ingenomen in de Surinaamse gemeenschap, als een gerespecteerd instituut dat een bijdrage levert aan de ontwikkeling van de schrijverskunst,” zegt directeur Ruth San A Jong (foto rechts). Ze zegt dat het die groei is trouwens, die de school deed besluiten van een eenkamerleslokaal in het CCS, te verhuizen naar twee grotere ruimten op het complex van de Kennedystichting aan de J.A. Pengelstraat.

read on…
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter