Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Geluk Gevonden? geeft ziel schrijver bloot
door Tascha Samuel
Paramaribo – Geluk Gevonden? is het schrijfdebuut van historicus Mrigesh Robles de Medina (28). Het boek dat in november vorig jaar uitkwam, heeft als ondertitel ‘Van het Surinaamse platteland naar de luxe hel’. Het boek is een gevoelige weergave van zijn nog jonge leven. Tien dagen voor zijn negende verjaardag vertrok hij naar Nederland met zijn broertje en ouders. “Ik ben nu na 19 jaar terug en ik geniet van Suriname. Het beeld dat mijn vader geschetst heeft opgehangen dat alle Surinamers erop uit zijn me te bestelen en alles van me af te pakken is helemaal niet waar. Als ik wat vraag op straat pakt men me soms zelfs bij de hand om me er naartoe te brengen”, lacht de schrijver.
read on…Veel improvisatie bij lancering website ‘Slavernij Online’
door Tascha Samuel
Paramaribo – In de lobby van het Nationaal Archief Suriname woonde ruim 75 man de lancering bij van de website www.SlavernijOnline.nl. In Nederland werd gelijktijdig in Vereniging Ons huis, ook een presentatie gehouden. Daar trotseerde men de sneeuw en ijzige temperatuur van -10 graden om deze historische gebeurtenis bij te wonen. “Het gaat om het bespreekbaar maken van moeilijke onderwerpen de slavernij betreffende. En daarbij is het niet erg als men een andere mening heeft dan de redactie”, verzekert Nancy de Randamie, journalist, politicoloog en coördinator van de Surinaamse redactie.
read on…Guyana: een land in ontwikkeling
door Tascha Samuel
Georgetown – Backtrack route of de officiële route, de reis naar Guyana is een hele belevenis. Ongerept bos maar ook huizen alsof je langs Morgenstond rijdt. Opgepimpte houten middenstandswoningen en oude vervallen krotten tot midden in stad, geven een duidelijk beeld van de economische richting waar Guyana naar toe gaat. Geen politieke weergave maar praten met bewoners en observatie, geven aan dat Guyana goed op weg is.
De weg in Suriname is gelukkig geasfalteerd, maar ergens in Coronie en begin Nickerie wil de weg nogal aanvoelen als een ‘milkshake’ die oneindig doorgaat. Maar eenmaal voorbij en over de Corantijnrivier met het geruisloos varende Canawajmaveer, is de weg ‘smooth’. De hoofdwegen althans, want de zijwegen zien er vaak ook uit als ‘een slecht gemixte milkshake syndroom’. De weg schijnt eindeloos door te gaan want ruim tien uren duurt de reis op de legale route.
Maar eenmaal in Guyana merk je dat je in de Guyana’s bent want de vegetatie verandert niet echt. Alleen een opvallende hoeveelheid – maar mager uitgevallen – palmbomen verraden de aanwezige ambitie van de Palmolie-industrie. Hele velden palmen staan er onverzorgd bij. Tot aan het plaatsje Rossignol waar de oversteek wordt gedaan over een prachtige brug, is het duidelijk dat het gaat om ruraal gebied.
De reis gaat door steden met huizen die voornamelijk op neuten staan. Daarbij is het gebruik van felle kleuren als roze, paars en blauw (zoals op de bodem van een zwembad) duidelijk favoriet. Een gordijn van een synthetische stof is op haast alle balkons te zien tegen de felle middagzon. Opmerkelijk is dat vele erven, vooral van de nieuwbouwhuizen, geheel dicht gecementeerd zijn. Misschien een klein plekje voor de hond om wat te ravotten. Ook dat blijkt op weg en eenmaal in Georgetown zelf een opvallend iets. Namelijk de minimale aanwezigheid van honden. Stel dat in Suriname op elke tien huizen zeven een hond hebben, hebben in Guyana één op de tien huizen een hond. Zwervende hordes honden zoals je die in haast elke wijk in Paramaribo aantreft waren nergens te zien, wel een veelheid aan katten.
In de war
De Guyanese munteenheid zorgt vanaf de wisselmannen bij het Canawajmaveer voor enorm veel frustraties. We zijn de vele nullen niet meer gewend. Als we horen 300 dan denken we aan een paar zakken met boodschappen. 300 Guyanese dollars daar koop je een flesje water mee en voor 400 een energydrank. Een pak bruin brood is 650 Guyanese dollar en een krant tussen de 125 en 160 Guyanese dollar. Het is echt even wennen en berekenen, want je wil graag weten wat je dus in Surinaamse dollars uitgerekend betaalt. Voor 20 US dollar krijg je 4000 Guyanese dollars voor 100 SRD krijg je 6000 Guyanese dollars. Een taxirit naar de stad vanuit het Princesshotel waar de delegatie van Suriname voor het Inter Guyana Cultural Festival verbleef en terug kostte 2400 Guyanese dollar.
Op de tweede dag in Guyana, moet ik naar de stad. Steven, een aardige welbespraakte taxichauffeur antwoordt op elke vraag zo uitgebreid mogelijk. Dit is wel de eerste keer dat ik het typische Guyanees Engels moet proberen te verstaan. De dames en heren in het hotel praten vrijwel accentloos. Maar de man van de straat praat snel en met een eigen dialect. Dus veel herhalen en vragen om langzamer te praten. De huur van een huis of appartement is nogal duur wel 36.000 Guyanese dollar ongeveer 180 US dollar. Dit is best veel voor de gemiddelde Guyanees. Steven helpt me ook toestemming te vragen om een foto te maken van één van de vele paardenwagens. Ze worden vooral gebruikt om hout, cement, bouwmaterialen, boodschappen en zelfs hele verhuizingen te doen. Veel goedkoper dan een truck of pick up. Die zie je trouwens ook weinig.
Nationalist
Volgens chauffeur Steven zijn ook de Chinezen een invasie begonnen in Guyana. “Als je Chinezen ziet aankomen dan weet je dat de economie bloeit”, zegt hij wijs. Politiek, daar wil hij zich absoluut niet aan wagen en als een echte nationalist geeft hij heel diplomatisch antwoord.
“Politici die zijn in de hele wereld vaak hetzelfde. Niet allemaal slecht maar vele corrupt en onbetrouwbaar. En vaak geven ze de visionairs van een regering schande. Men bedoelt het goed maar soms is de uitvoering langdradig of worden zaken tegengehouden vanwege belangenverstrengeling”. Volgens Steven en enkele dames van de housekeeping die ik spreek is Guyana ‘on the move’. “We hebben arme mensen, niet veel zwervers hier in Georgetown en die zijn meestal verslaafden. Maar wie een beetje geschoold is kan een baan vinden. Misschien niet wat je wilt maar je kan ervan leven”, stelt Michelle Tabbot. Ze gaat ‘s avonds naar school en doet overdag housekeeping in het hotel. “We verdienen in ieder geval meer dan enkele jaren geleden toen het echt struggelen was. Nu moet je gewoon eenvoudig leven en als je een dubbel inkomen hebt met je man dan kan je een huis bouwen. Grond krijgen dat is niet zo een probleem hier. Als je een aanvraag doet en je voldoet aan de eisen heb je snel een stuk grond”, verzekert Tabbot.
[uit de Ware Tijd, 05/09/2012]
Levensvreugde ten koste van overspel
door Tascha Samuel
Paramaribo – Uitlopen, hoereren, overspel hoe het ook genoemd wordt, de negatieve gevolgen blijven niet uit. Behalve de mogelijkheid voor het oplopen van seksueel overdraagbare aandoeningen is het levensgeluk van het gehuwde koppel één van de eerste dingen die overboord gaat bij overspel. Dat overkomt hoofdrolspeler Henry (Marvin Moessan). Zijn vrouw Maureen (Jolanda Wassenaar) wordt gebeld door één van zijn vele liefjes dat zij zwanger is van hem. Zij reageert in eerste instantie heel kalm. Dit geeft Henry het gevoel dat hij gewoon zo door kan gaan waarna zaken escaleren.
Uit het leven Wan leyman na wan Kiri man is een prachtig nieuw theaterstuk van A Sa Go, dat woensdag in première ging. Het verhaal, zo uit het leven gegrepen, wordt de hen kenmerkende, grappige manier gebracht met een serieuze ondertoon. “Het zijn dingen die gebeuren he! Mi dat mi no be tek eng”, stelt Cynthia – een gast – resoluut, terwijl ze een stevige tyuri maakt. Zij kan zich voor de pauze niet voorstellen dat de echtgenote van Henry zo kalm reageert. Er komt een hele discussie op gang over het ‘wel of niet’ accepteren van het ‘uitlopen’ van je man. Een getrouwde vrouw stelt dat ze het goede leven dat ze heeft opgebouwd met haar man niet van de een op andere dag zal opgeven voor een of andere sloerie. “Ik ben mevrouw! Ik ben getrouwd. Jij komt even kijken. Ik kap je als je durft”, zegt ze strijdvaardig met zwaaiende handen. Uiteraard blijven de mannen niet schotvrij maar stelt een ander zijn vrouwen ook niet ‘zuinig vrijpostig’ om een man te zoeken en/of te nemen die al getrouwd is. “Men wil de lusten maar niet de lasten”, stelt Heliante, “want voor een bezette man hoef je soms maar even de wulpse minnares te spelen en niet altijd voor hem klaar te staan, kleren te wassen en te leven met zijn vervelende dingen.”
Geen wisi
Na de pauze als het stuk vervolgt, merken we dat Henry zich ontpopt tot meester leugenaar. “Ay ley dat ay brib’ eng srefi”, schreeuwt iemand terecht uit de zaal. Als zijn zaken achteruit beginnen te gaan, zijn minnaressen elkaar in de haren vliegen en hij uiteindelijk failliet en berooid achterblijft, volhardt hij in zijn leugen. Namelijk dat een ex-medewerker zijn leven door middel van ‘wisi’ verkeerd laat gaan. Als basja A Sa Du (Humprey van Hetten) voor hem een luku komt doen is het oordeel duidelijk. Henry heeft alles aan zichzelf te danken. Er is geen enkele wisi. In het stuk komen de oplichterspraktijken van sommige pseudo lukumans aan de orde, die Henry ook allerlei leugens hebben verteld en hem duizenden SRD’s lichter hebben gemaakt. A Sa go presenteert weer optimaal entertainment in een leerzaam jasje. Vrijdag is de groep op Bernarddorp.
[uit de Ware Tijd, 31/08/2012]
Inter-Guyana Cultural Festival dit weekend
door Tascha Samuel
Paramaribo – Het Inter-Guyana Cultural Festival dat vorig jaar in augustus in Frans-Guyana zijn eerste editie beleefde, vindt dit weekend plaats in Guyana. Het festival dat tot doel heeft de drie Guyana’s dichterbij elkaar te brengen, wordt dit jaar van 24 tot 25 augustus gehouden in Guyana. “We vertrekken vroeg in de ochtend 23 op 24 augustus richting Georgetown. Vandaag versturen we onze bagage zodat we alle ruimte in de bus hebben. Het wordt een prachtig festival. We zijn er klaar voor”, vertelt artistiek leider Eartha Silos van het Directoraat Cultuur. Ruim 50 man zullen Suriname vertegenwoordigen.
“We hebben het thema inheemsen verwerkt in onze presentatie. We zullen deelnemen aan alle kunstuitingen zoals craft, podiumkunst, culinair, fashion en visual arts”, verduidelijkt Silos. Zij geeft aan dat op zulke festivals Suriname vaak met zijn rijkdom aan culturen gaat. Echter biedt die methode niet de mogelijkheid om elke cultuur tot in de diepte te belichten. Daarom is gekozen om dit maal met een specifieke groep te gaan en die in al haar facetten te laten zien. “We gaan een mierenproef doen op een 12-jarige. Er zal een stevige pot pepre watra pruttelen op de traditionele manier op houtvuur en de productie van cassavebrood, vanaf het raspen tot het bakken, wordt ook tentoongesteld. We gaan met Caraïben en Arrowakken, de groepen Wayono en Paremuru, mensen uit Mattta en enkele crafters. In Guyana heb ik begrepen wonen overwegend Arrowaken.” Pottenbakkers en de inheemse mode- en craftartikelen zullen in groten getale worden geëxposeerd.
Openingsceremonie
De driedaagse cultuurextravaganza wordt op 23 augustus in de avond geopend met een geweldige openingsceremonie. Deze is door Guyana bedacht en het artistiek team daar heeft een prachtig idee uitgewerkt. Met een geweldig decor wordt het een gecombineerde presentatie van de drie landen. Frans-Guyana zal de flora uitbeelden en Suriname de fauna choreografie. “We doen dat met de dierendansen zoals de inheemsen dat doen en Guyana gaat uitbeelden de grondstoffen die in alle drie Guyana‘s te halen zijn zoals bauxiet, goud en zilver.” Het International Convention Center en de gloednieuwe Craft Association facility in Kingston zijn de venues waar het festival plaatsvindt. Voorzitter van de Inter Guianas Cultural Festival Committee, David Rose, ziet een meerwaarde aan het festival dit jaar door het aantal toevoegingen. Maar hij is extra blij met de categorie film die is toegevoegd aan het programma van het festival.
[uit de Ware Tijd, 22/08/2012]
Javaans erfgoed uniek geconserveerd in Suriname
door Tascha Samuel
Paramaribo – Majoor Edward Redjopawiro kijkt met groot genoegen terug op zijn participatie aan de grote Conferentie over Indonesiërs in Diaspora in Los Angeles. Daar mocht hij in de eerste week van juli namens de Indonesische ambassade, Suriname vertegenwoordigen samen met gewezen ambassadeur Angelique del Castilho en Rita Tjien Fooh van het Nationaal Archief Suriname. “Mijn lezing had als thema voorbeeldig staatsburgerschap. Daar ging ik in op de bijdrage die Javaanse nakomelingen hebben geleverd aan de ontwikkeling van de natie Suriname”, legt Redjopawiro uit.
Goed geconserveerd
De cultuurkenner heeft daarbij tal van foto’s getoond die bijzonder veel aandacht trokken. Hij geeft aan dat de cultuur zich constant ontwikkelt. Ook in Suriname is de Javaanse cultuur dusdanig veranderd dat deze niet veel meer lijkt op die van Java. Toch is het behoud van enkele specifieke aspecten wel gebleven en wel zodanig dat de gebruiken in vergelijking met andere landen goed geconserveerd zijn.
“De kleding, de dans, de wayang, de dyarang kepan zijn goed bewaard. Zoals we nu bami en saoto eten, kennen ze niet in Java. We gebruiken nu heel veel leenwoorden in de taal en toch hebben we veel van het authentieke. Net als de Marrons die zich zo vast hebben gehouden aan hun traditionele leefwijze.” Del Castilho richtte zich in haar lezing op de politieke relaties, terwijl Tjien Foo vertelde over de rol en participatie van de Javaanse vrouw in Suriname.
Tolerant volk
Met meer dan 2000 deelnemers uit diverse werelddelen mocht het best een grote conferentie genoemd worden. Tijdens dit evenement werd het duidelijk dat de menselijke factor en het cultureel erfgoed van de Javanen een enorme bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van de wereld. Redjokromo gelooft dat het de integratie van de Javaanse gemeenschap binnen de Surinaamse maatschappij is, die ervoor gezorgd heeft dat de cultuur zo goed geconserveerd is gebleven.
“We nemen dingen van elkaar over. We doen dingen samen. Dat is uniek voor de wereld en daar zijn we ons te weinig van bewust. Waar hoor je de djoget wajang? Alleen in Suriname. Javaanse muziek die Jogga Man mixt met allerlei andere muziek. Als een Javaan pom maakt, is het een echt Surinaamse pom met een Javaanse snit.” Uit observatie weet hij zelf met stelligheid te zeggen dat alle Javaanse bands pas echt doorbreken, nadat ze enkele bandleden van andere rassen in zich hebben opgenomen. “We zijn een tolerant volk, omdat we veel delen”, stelt Redjopawiro. Zo zijn we allemaal naar hier gehaald. Geronseld, bedrogen of zelfs ontvoerd. Maar uiteindelijk zijn we gebleven en maken we er het beste van.”
[uit de Ware Tijd, 04/08/2012]
Slavernij-invloeden (VI en slot): Eenoudergezinnen als ‘hebi’ uit de slavernij?
door Tascha Samuel
Het is vanuit sociaal maatschappelijk oogpunt verklaard dat tweeoudergezinnen de norm zijn voor het bouwen van sterke gezinnen, als basis voor een goede maatschappij. Vader en moeder hebben beiden een essentiële bijdrage in de vorming en opvoeding van een kind tot een stabiele burger. Men geeft in dezelfde theorie ook aan, dat het in eenoudergezinnen makkelijker verkeerd kan gaan.
Binnen de gemeenschap wordt weleens de stelling geponeerd dat het eenoudergezin een ‘hebi’ is uit de slavernij. Maar dat zou betekenen dat er zich geen ontwikkeling heeft voorgedaan sinds de afschaffing van de slavernij, nu al bijna 150 jaar geleden stelt historicus Mildred Caprino.
“Het is een vooringenomenheid. Wil dat zeggen dat men de trauma’s niet heeft verwerkt; niet erbij stil heeft gestaan dat zoals het toen was, niet meer zo moet?” Zij gaat zelfs verder door te stellen: wie bewezen heeft dat het eenoudergezin zo slecht is?
“Vele voorouders van Afro-Surinamers zijn zelf afkomstig uit een oudergezinnen, is het dan allemaal fout gegaan?” Caprino vertelt dat er ten tijde van de slavernij in ieder geval met het instituut gezin totaal geen rekening werd gehouden. “Als men al een gezin had gevormd, was het als de slavenmeester het toestond geen probleem dat de vader verkocht werd of dat een kind van haar moeder werd weggehaald. Pas toen het instituut slavernij afgeschaft was moest men meer rekening houden daarmee. Toen werden slaven een schaars goed waar je goed voor moest zorgen want je kon niet meer gaan halen.” Volgens Caprino zou men meer stil moeten staan bij wat we al hebben bereikt. “Misschien niet het absolute welzijn en welvaartsniveau, maar er zijn wel vorderingen gemaakt en dat op eigen kracht.”
[uit de Ware Tijd, 30 juni 2012]
Slavernij-invloeden (II): De stem van de EBG in de slavernij
door Tascha Samuel
Tijdens de slavernij, toen de Zeeuwen en Hollanders het in Suriname voor het zeggen hadden, waren de protestantse Hernhutters – nu beter bekend als de Evangelische Broeder Gemeente Suriname – in het geheel niet gewenst in de kolonie Suriname. “De Hernhutters werden geweigerd omdat ze wilden werken onder de slaven. De Calvinistische plantagehouders waren bang dat ze de slaven opstandig zouden maken.
Ze werden gezien als een stelletje Duitsers die niet de zuivere leer verkondigen” vertelt Dominee Hesdie Zamuel. Toen de Hernhutters aanvraag deden in Nederland om naar Suriname te mogen komen, werden de onderhandelingen gevoerd door ene Spangenberg. Aan hen werd toen gevraagd wat hun standpunt was ten aanzien van de slavernij. ‘Hun antwoord was enigszins dualistisch”, stelt Zamuel. De Hernhutters gaven namelijk aan dat ze de slaven hun meesters moeten gehoorzaam en niet moesten streven om vrij te komen, maar als het ze word aangeboden dat ze het met beide handen moesten aangrijpen. “Het was dus geen duidelijk standpunt tegen de slavernij.” Het was al snel duidelijk dat de Hernhutters niet gewenst waren, want ondanks vele pogingen tussen 1735 – 1740 werden ze zwaar tegengewerkt. Ondanks beloften van de Nederlandse regering voor land en verblijf werd dat hen wanneer ze uiteindelijk in Suriname aankwamen ontzegd door het lokale gouvernement.
Uiteindelijk week men uit naar Berbice (Demerara/ Guyana) om zich te voegen bij een groep Hernhutters die zich vanuit Nederland daar al had gevestigd. Tien jaar later rond 1750 werd er weer een aanzet gegeven en begon men te samen te werken met de inheemsen en marrons aan de Boven-Surinamerivier. Een klein aantal plantage-eigenaren gaf toestemming. “Door de saka fasi leerstelling, dat je als slaaf je plaats moest kennen en je werk met ijver moest doen, zagen de slaveneigenaars dat de Hernhutters niet van kwade wil waren en zo kregen ze steeds meer toegang tot de plantages”, legt Zamuel uit.
“Je mocht niets tegen de heersende politiek zeggen. Zo haalde de dominee Otto Tank in redelijk milde bewoordingen de wreedheid van de slavernij aan. Hij ging met vakantie en is nooit meer naar Suriname teruggekeerd”, benadrukt Zamuel. Pas rond 1840 – toen de Engelse slaven al vrij waren en de Nederlanders doorhadden dat ook zij daar gevolg aan zouden moeten geven – kregen ze echt toegang tot de plantages. Daar legden zij zich toe op het onderwijs en gezondheidszorg voor de slaven.
[uit de Ware Tijd, 26/06/2012]
Slavernij-invloeden (I): De stem van de r.-k. kerk in de slavernij
door Tascha Samuel
In de indrukwekkende kathedraal staat pater Esteban Kross me te woord. Na een uur is het duidelijk dat Surinamers te weinig weten van de slavernij en de rol van de diverse kerkgenootschappen daarin. Pater Kross werpt de schijnwerpers op de rooms-katholieke kerk en hun houding tijdens de slavernij.
Rond 1667 nadat de Zeeuwen Suriname veroverd hebben, is Suriname een kolonie waar voornamelijk hervormde Calvinisten het voor het zeggen hadden. Gedurende de daarop volgende twee eeuwen is er een kleine kudde rooms-katholieken die totaal geen enkele zeggenschap hebben in de natie. Het is aan het einde van de 15e eeuw wanneer Colombus de Amerika’s heeft ontdekt. Het tot slaaf maken van de inheemse bevolking wordt door de katholieke kerk formeel afgekeurd. Als de kolonisten dan overgaan tot het aankopen van slaven van de Afrikaanse moslims, is het hek van de dam. De katholieke kerk houdt heel lang voet bij stuk, maar de zucht om goud en winsten is enorm groot. “Als strafmiddel had de kerk gesteld dat slavenhouders geen absolutie mochten krijgen. Dat is de biecht voor het vergeven van zonden en vooral bij het sterven ook het toedienen van de laatste sacramenten.
Voor de mens van toen was het een vreselijke gedachte dat men mogelijk zou sterven zonder absolutie. Er werd zelfs met excommunicatie , uitzetting uit de kerk gedreigd, maar dat mocht niet baten. Als de kerk uiteindelijk zwicht onder het gewicht van de economische belangen stellen zij wel voorwaarden aan het houden van slaven. Zo zouden slaven menswaardig behandeld moeten worden en de zondag vrij moeten hebben. De kennis van Christus vrijwillig bijgebracht moeten worden; in de gelegenheid gesteld worden zich te laten dopen en het ter besschikking stellen van onderwijs en gezondheidszorg” , legt Kross uit. In hoeverre er daar echt invulling aan werd gegeven, hangt van elke slavenhouder af. “Maar dat had wel als gevolg dat je als slaaf wel liever bij een rooms-katholieke of joodse slavenmeester terecht wilde komen. Want die waren algemeen bekend als humaner in hun opstelling naar de laven toe. Zij bemoeiden zich met de slaven”.
Volgens Kross was ook het brengen van het evangelie naar de slaven vrij mild. “Het is de mening van de r.-k. kerk dat God zelf zijn eigen methoden heeft om mensen tot verlossing te brengen. Er was geen zware drukstelling waardoor uiteindelijk velen zich lieten dopen en room-katholiek werden. Surinaams had in feite een hervormde natie moeten zijn, maar het was de ‘wet’ van de toenmalige Calvinisten dat de ‘zwarten’ het niet nodig hadden God te leren kennen.
“Mensen in vrije beroepen zoals verpleegsters, onderwijzers en later mensen als Petrus Donders hebben felle kritiek geuit op de gruwelijkheden van de slavernij. Petrus Donders schreef ‘Wee voor de blanken als God zijn oordeel over hen uitstort want zij verkrijgen hun rijkdom met het bloed en ellende van de slaven.’ Hij gaf aan dat het vee in Nederland beter werd behandeld dan de slaven in Suriname. Hij gaf ook aan hoe hij hoorde hoe slaven tegen een geringe vergoeding gegeseld werden bij het politiebureau zonder opgaaf van reden. Toen er meer r.-k geestelijken werden toegelaten namen ze het vaker op zich om de slaven op te kopen en hen dan vrij te stellen.
[uit de Ware Tijd, 25 juni 2012; fouten verbeterd]
Surinaams Museum mag pand 9 behouden
door Tascha Samuel
Paramaribo – Het Surinaams Museum mag het beheer over de voormalige officierswoning aan de Zeelandiaweg nummer 9 blijven voeren. “We wachten alleen nog op de schriftelijke bevestiging”, vertelt Lady van Putten, directeur van het Surinaams Museum.
Hij is opgelucht over het verloop van de zaak. “Ik was uitlandig en moest het van een afstand volgen, nu sta ik er weer middenin. Het was echt een heel gedoe, maar ik ben blij dat het goed is afgelopen.” Enkele weken geleden werd het Surinaams Museum opgeschrikt door een brief. Hierin werd medegedeeld dat het educatief gedeelte van het Surinaams Museum gevestigd in pand 9, op uiterlijk 1 april ontruimd moest worden. Deze brief afkomstig van het Directoraat Cultuur, zorgde voor veel opschudding binnen de gelederen van het Surinaams Museum. “We hebben de brief die ons toegestuurd is, beantwoord en daarin toen ook een uitnodiging doen uitgaan”, vertelt de museumdirecteur.
Ontruiming
Van Putten vertelt dat op woensdag 21 maart de directeur van het Kabinet van de President, Eugene van der San, en de directeur van het Directoraat Cultuur Stanley Sidoel, daarom zijn langs geweest om het pand te bezichtigen. Het gesprek verliep vlot en zakelijk waarbij Van der San aangaf dat het pand wellicht niet voldeed aan hun eisen. Daardoorwas het niet meer nodig dat het pand ter beschikking gesteld moest worden aan het directoraat. Volgens Van Putten spraken ze echter niet over waarom het pand werd bezichtigd. Toen de onheilstijding kwam, was men net bezig met het opzetten van een grote tentoonstelling over de geschiedenis van Suriname. “De opening was gepland voor deze week, maar vanwege de onzekerheid waren veel mensen gedemotiveerd. Nu gaat iedereen er weer vol goede moed tegenaan”, vertelt Van Putten. De opening is nu gesteld op begin mei. “Er zijn 45 onderwerpen. Deze hebben elk een verhaal en beeld, die dan samen de rode draad vormen binnen de geschiedenis van Suriname. Uiteraard wordt er gestart met de eerste bewoners van Suriname.”
Jubileum
De expo heeft erg veel voorbereiding nodig en is vooral bedoeld om scholen te trekken. “We zijn in ieder geval blij, dat wij als nationaal instituut en beheerder van de grootste collectie van het nationaal erfgoed, nu door kunnen gaan op de ingeslagen weg. We moeten zuinig omgaan met dat erfgoed”, besluit Van Putten, duidelijk blij en opgelucht. Het museum viert op 29 april ook zijn 65-jarig bestaan, maar dat zal vrij sober worden herdacht.
[uit de Ware Tijd, 04/04/2012]
Veel hilariteit tijdens Harry Jong Loy tori neti
door Tascha Samuel
Paramaribo – In de vrij goedgevulde achtertuin van Tori Oso werd in het kader van ‘Wereld Verteldag’ een speciale tori neti gehouden met als centraal thema het werk van wijlen Harry Jong Loy.
read on…‘Schrijven kan je leren’
Er zijn diverse niet-conventionele beroepen, maar als je iemand zegt dat je op de schrijversvakschool zit, duurt het even voordat het kwartje valt. Schrijven dat kan toch iedereen? Zou je net denken. Een brief opstellen is niet hetzelfde als het schrijven van romans. Het laatste is onder meer wat wordt onderwezen gedurende de vierjarige opleiding van de Schrijversvakschool.
Talent is gelukkig niet de enige voorwaarde maar wel een plus. “Schrijven is een vak. Schrijven kun je leren”, legt de initiatiefnemer voor de oprichting van de Stichting Schrijversvakschool Paramaribo, Ruth San A Jong, uit. “De wil moet aanwezig zijn. Als je het echt wil dan kan je het leren. Men moet het niet onderschatten en een gedegen algemene ontwikkeling hebben. Wat wij doen is door middel van specifieke technieken mensen de kunst van schrijven leren. De opbouw, de personage-uitdieping, verhaallijn en dergelijke komen aan de orde. We leren mensen creatief kijken naar onderwerpen waar zij over willen schrijven. Het is de manier waarop je waarneemt die verantwoordelijk is voor de manier hoe je schrijft. Het bepaalt hoe interessant je het weergeeft op papier, al is het ‘droge’ rapportage zoals in het nieuws. Je kan het interessant en pakkend brengen.”
De schrijversvakschool, bestaat sinds 2008 . Er is de vierjarige schrijversopleiding en een keur aan korte cursussen over proza, poëzie en creatief schrijven door docenten en ervaringsdeskundigen. “We hebben nu vijftien studenten verspreid over de vierjarige studie. Schrijven is een kunstvorm. Net als een beeldhouwer zijn er technieken die je moet aanleren om goed te schrijven. Dit creatief schrijven is heel anders dan wat je op school hebt geleerd”, geeft San A Jong aan. Het is volgens haar van elementair belang om je manier van “kijken naar en analyse van” te ontwikkelen. Die visie moet je weten te verwoorden op een prettige leesbare manier was een groot deel is van het leerproces. “Het zal je verbazen wanneer je de dingen anders gaat zien.”
Je moet niet gaan schrijven voor het geld. “Het is een kunstuiting en de waardering in Suriname is niet op een zodanig niveau dat je ervan zou kunnen leven”, legt San A Jong uit. Bijzondere schrijvers kunnen geluk hebben en breken door zoals bijvoorbeeld Clark Accord. Maar het is een feit, dat er ook in het buitenland genoeg schrijvers zijn die het proberen, maar die toch niet doorbreken bij het grotere publiek. Daarnaast is het leren schrijven te gebruiken in andere disciplines zoals op een PR-afdeling, een ngo, of ergens waar er veel correspondentie is of een maandelijkse krant uitkomt.
De Schrijversvakschool is opgericht op 27 augustus 2008 met het doel het Creatief en Literair Schrijven in Suriname te bevorderen. De schrijversvakschool is een initiatief van Ruth San A Jong, die al vijf jaar bezig is literaire activiteiten te ontwikkelen en uit te voeren. Na tal van workshops, lezingen en trainingen in het Creatief Schrijven is het zover. De Stichting startte op 10 oktober 2008 met de vierjarige schrijversvakopleiding. De voorbereiding tot het opzetten van deze school heeft ongeveer twee jaar geduurd. De Stichting Schrijversvakschool wil met deze opleiding een goed en kritisch fundament leggen voor het kunstvakonderwijs, in het bijzonder voor het Creatief en Literair Schrijven. De schrijversvakschool wil schrijvers opleiden en klaarstomen voor een groter publiek. Degenen die de opleiding volgen, zullen in elk geval betere teksten produceren en zich dienstbaar kunnen maken in beroepen waar schrijven van belang is.
Vakmanschap
“Schrijven is niet iets wat je even snel doet, omdat je een beetje creativiteit hebt. Het is vakmanschap, je moet je laten scholen en als je talent hebt dat helpt – dan kan je het ver schoppen”, zegt vertelkunstenaar/schrijfster Hilly Arduin. “Aan Prinses Ivana heb ik drie jaar gewerkt. Daar heb ik heel professioneel naar laten kijken om daar goede aanvullende kritiek op te hebben ter verbetering van het verhaal.” Ivana de zwarte prinses die haar haren niet wil kammen, is de laatste pennenvrucht van Arduin, waarmee ze veel succes heeft geboekt. Volgens haar is lezen van andermans verhalen ook heel belangrijk. Dit zorgt ervoor dat je een kader hebt. “Je moet lezen, heel veel lezen.” Zelf heeft Arduin tal van schrijverscursussen en -trainingen gevolgd.
Schrijversvakschool
Volgens schrijver en docent Nederlands Robby ‘Rappa’ Parabirsing, moet er wel iets van binnenuit borrelen. “Er moet wel iets in je zitten, een drang, een mate van talent. Want zoals anderen mooi kunnen zingen dan hebben ze een puntje voor als men zegt, zing. Ik zing zo vals als ik weet niet wat”, zegt de immer op de lachspieren werkende Rappa. Schrijven begint volgens hem met de drang om dingen met woorden anders te zeggen, zodat het opvalt en een bepaalde invloed heeft.
Als schrijver zie je dingen anders dan anderen en zet je met je woorden mensen aan tot nadenken. “Je moet als schrijver wel durven. Denk maar aan dat gek briefje dat een jongen durfde te schrijven in de klas: “De juf haar neus lijkt op een pampoen.” De juf ontdekt het en de gevolgen…! Wat je schrijft heeft effect. Het kan de visie van mensen op het leven geheel veranderen en ernstig beïnvloeden”, stelt Rappa.
Schrijven is techniek, dat kun je op de lange duur wel leren. Het maakt je alleen maar een beter schrijver. Lezen is een must, maar die drang is wel een eerste vereiste. Rappa zelf ontdekte op een heel aparte manier zijn schrijftalent. Er waren moeilijke tijden. En eenieder deed zijn zegje. In de krant, op school, in de studentenkrant. En wij studenten zaten een dagje te balen en een jongen die maakte enkele onbedrukte stencilvellen aan elkaar vast en stuurde het door de klas met de opdracht te schrijven wat je dacht”, vertelt Rappa. Nou er waren genoeg die gekkigheid neerpenden, uitscholden, maar toen al zei ik dingen op een lachwekkende scherpe manier en ze begonnen te lachen. “Ey a boy dis tya kiek, hij schrijft leuke dingen.” Hij is daarom de mening toegedaan dat er op onderwijsniveau veel meer gedaan moet worden aan creatief schrijven. In het buitenland is er niet meer talent dan hier. Ze vestigen er gewoon meer aandacht op waardoor het zich ook beter uit. Wie weet hebben we hier een groot schrijver rondlopen die gewoon ontdekt en gestimuleerd moet worden.”
[uit de Ware Tijd, 18/02/2012, alle taalfouten verbeterd]