blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Samsom Christine

‘Eindelijk VRIJ!’… ???

door Christine F. Samsom    

Spannend! De kleinkinderen, Ayana en Zoë, hangen aan oma’s lippen. Ze zijn net in het binnenland geweest en hebben gezien hoe de kinderen in hetzelfde groengeruite bloesje als in de stad naar school gaan en hoe ze in de middag heerlijk ravotten in de rivier, hoe hun moeders daar de vaat en kleren wassen en maripa verwerken tot spijsolie, en hoe de kinderen helpen met stampen in de mata, hoe mannen gaan vissen, boten besturen met vracht, familie of toeristen, hoe ze van bomen met een kettingzaag planken zagen voor een huis of een boot. Ja, ze hebben zelfs een jager gezien met een echt geweer en ze snappen dat als er geen slager is, je afhankelijk bent van wat jagers aan vlees vinden.    

read on…

Nieuwe kinderboeken: dat rood-wit-blauw op de voorkant is echt niet nodig

door  Christine F. Samsom en Ilaya
 
Kinderen en beetje-kind-gebleven volwassenen zullen genieten van de fantasie waarmee Cobi Pengel in haar vijfde boek Wolkje en de groenhartboom (stichting PCOS, 2013. ISBN 978-99914-56-18-8) haar lezer(tje)s weer verrast. Wolken hebben mensen altijd gefascineerd, maar elke natuurliefhebber in ons land heeft ook grote bewondering voor de groenhartboom. Wie weet er niet in zijn buurt zo’n machtige, geelbloeiende boom te staan die ons aankondigt dat de regentijd voorbij en de grote droge tijd aangebroken is? Dat groenhartbomen kunnen lopen en vliegen, laat Cobi ons weten via de tienjarige natuurvriendin Cynthia met (tot wanhoop van haar moeder) haar laatste aanwinst, een slimme, spierwitte konkoni die als wolkje via de regenboog bij Cynthia terecht is gekomen. Haar vriendinnetje Viola die prachtige vliegers maakt en verkoopt om schoolspullen voor het nieuwe schooljaar te kunnen kopen, mag een nacht bij Cynthia blijven, en samen gaan ze midden in de nacht op stap met Mamabon. Alle groenhartbomen in de stad zijn ongelukkig over al het lawaai van het verkeer en de poku, over de uitlaatgassen, over de petflessen tussen hun wortels en mannen die tegen hun stam plassen. Van ellende en uit protest verliezen ze hun goudgele bloemen.
Maar nu klagen ook de groenhartbomen in het binnenland. Het bos wordt vernietigd door goudzoekers en daarom is er een groenhartbomen-krutu georganiseerd. Die mogen Cynthia en Viola meemaken. Vanuit de lucht zien ze de kale plekken, horen ze de jammerende bomen die zijn gekapt. Wat op de krutu wordt besproken, wat er terug in de stad met Wolkje gebeurt, hoe de petrea op het erf eindelijk is gaan bloeien… in elk geval laat het boek je nadenken over wat wij mensen de natuur aandoen. En ja, het begraven van een geliefd dier maakt ook deel uit van het kinderleven. Ik denk wel dat de schrijfster nog eens heel goed moet kijken naar de groenhartboom: Eerst vallen de bladeren af, de boom is een tijdje kaal en opeens: daar zijn die gele bloemen en als die beginnen te vallen, komen ook de nieuwe bladeren. Wel is het zo dat delen van de boom soms eerder bloeien dan andere takken. De illustraties van Leo Wong Loi Sing op bijna elke pagina geven de sfeer van het verhaal goed weer en de lay-out van Jessica Polanen is prima verzorgd. Een boek om zelf aan te schaffen en cadeau te geven.
ELF, ook uitgegeven door de stichting PCOS (ISBN 978-99914-56-16-4), is een verhalenbundel van Marja Themen-Sliggers die ons vorig jaar verraste met ‘Draken en Heksendrank’. Ook deze bundel met elf verhalen staat vol vreemde, ongewone zaken: spookhuizen, een hoofd-elf, ronddolende gestorven zielen, Sophie Redmond aan de telefoon, een sprekende uil, een boot zonder stuurman die zijn pagaai zoekt, noem maar op, de fantasie van de schrijfster lijkt onbeperkt. ‘Elf is het gekkengetal’, staat er achter op de bundel, maar zijn het gekke gebeurtenissen waar je om moet lachen? Ik vraag het aan Ilaya, vijftien jaar, vierde mulo, gezegend met een leisibakru! ‘Nou, gek…? Meer vreemd, het kan niet echt gebeuren. Er zijn mensen die erin geloven’. Het enige gekke, humoristische verhaal vindt ze dat over Stanleyyyyyy die steeds gestoord wordt door zijn luie moeder en oma om allerlei klusjes te doen, terwijl hij vliegers moet maken om wat geld te verdienen voor het nieuwe schooljaar (ja, net als Viola in Wolkje en de groenhartboom). Voor de staart van de gigantische vlieger haalt hij van de waslijn… de directoires van die ‘twee ouwe taarten’. Over het verhaal over Sharif die verliefd wordt op Aisa, een tienermoeder uit het binnenland (waarom toch het ouderwetse ‘boslandcreoolse’ gebruikt?) en daarbij het advies van zijn overleden oma volgt: ‘Altijd je hart volgen én praktisch zijn’, is Ilaya kort: ‘Dat is de realiteit’ Ze vindt het goed dat de huidige problemen van jongeren aan de orde komen: een buurjongen, door drugsgebruik zwerver geworden, een meisje met een beperking die toch kan fietsen op een driewieler, verliefdheid, de dood van een geliefde door een verkeersongeluk, stakende docenten, computerspelletjes, gierige ouders, enzovoorts. Ilaya vindt het in ieder geval een leuke bundel met afwisselende verhalen.
Het woord ‘onderwied’ over een groot erf (p. 46) begrijp ik wel, maar ik twijfel of je het zo kan gebruiken. Ook vind ik de woordkeus soms wat deftig: ‘…ze mag zich niet met vreemden inlaten’ (p. 63), dat zegt geen tiener. Gewoon ‘ze mag niet met vreemden bemoeien’. De illustraties van Samuel Woolthuis, zijn best wel apart, modern, alleen dat rood-wit-blauw op de voorkant is echt niet nodig voor een Surinaamse verhalenbundel.

‘Een militair werkt nu eenmaal niet met een ballpoint’

door Christine F. Samsom

Niet alleen in ons land worden in de politiek zaken die het daglicht niet kunnen verdragen nogal eens met de mantel der liefde bedekt, zogenaamd om het grotere belang niet te schaden. Ook in het ex-moederland gebeurt dat. Vandaar de schande van archieven die de eerste dertig jaar niet open mogen. Dat is niet alleen zwak, het is ook hard, bikkelhard, onder anderen voor historici, maar ook voor nabestaanden van mensenrechtenschendingen. Rudie Kagie, momenteel redacteur van het Nederlandse weekblad Vrij Nederland, is kort na de coup van 1980 enkele maanden correspondent van NRC-Handelsblad in Suriname. Hij sympathiseert met de coupplegers, voelt een nieuw elan. Begin mei 1980 vertelt een informant hem over de dood ‘bij een mislukte contracoup’ (p. 13) van Ormskerk. Kagie heeft dan nog nooit gehoord van deze man, dus laat hij zich verder informeren.
Als hij hoort dat Ormskerk de Nederlandse nationaliteit heeft, belt hij met niemand minder dan Hans Valk, militair attaché op de Nederlandse ambassade. Ja, die kennen we toch? Heeft die de onderofficieren niet geadviseerd inzake de coupplannen voor 25 februari? Valk weet ervan, maar zegt dat hij geen uitspraken kan doen zonder de ambassadeur te raadplegen. Kagie belt daarna met Jozef Slagveer, woordvoerder van de Nationale Militaire Raad, met wie hij een goede relatie heeft, maar die nu heel vreemd reageert, hem vraagt waar hij die informatie vandaan heeft en hem aanraadt zich er verder niet mee te bemoeien om problemen te voorkomen. Het wantrouwen van de journalist is gewekt en wordt nog groter als ook in Nederland de dood van Ormskerk onder de pet wordt gehouden, ‘mogelijk gevoed door neokoloniaal schuldbesef’ (p. 9). Je kan zeggen dat uit dat wantrouwen uiteindelijk vorig jaar het boek Bikkel, het verhaal van de eerste politieke moord van het Bouterse-regime voortkomt.
Kagie wordt om half twee ’s nachts gesommeerd om naar de kazerne te komen en daar wordt hij onder felle bedreigingen ondervraagd over zijn bron. Hoe hoog is de prijs van een primeur in de journalistiek, een spagaat tussen de vrijheid van het beroep en de dreiging om opgepakt te worden? Op advies van de Nederlandse ambassade vertrekt Kagie diezelfde avond halsoverkop via Cayenne, Belém en Rio naar Nederland. Uit het boek blijkt dat de moord op Ormskerk hem blijft bezighouden en hij begint een lange zoektocht naar de persoon van Frederik Ferdinand Ormskerk (1923-1980), bijgenaamd Bikkel, naar zijn onstuimige leven en naar de omstandigheden waaronder hij omkwam. Hij interviewt tientallen mensen, met wisselend succes. Het boek leest om die en meerdere redenen als een trein voor degenen die inzicht willen krijgen in de recente geschiedenis van ons land, maar ook al het een en ander weten van die andere ex-kolonie, Nederlands-Indië, nu Indonesië.
Ormskerk was de zoon van een scherpschutter bij de koloniale troepen die ‘Swalanja’ (zure oranje) werd genoemd, omdat hij altijd boos keek, die na zijn pensioen landbouwer was geworden in het district Para. Fred woonde daarom als kind vanwege het onderwijs bij een tante in de Heerenstraat. Hij wordt omschreven als een durfal. Het zal dan ook niemand verbaasd hebben dat hij zich in de Tweede Wereldoorlog als jonge man aanmeldde bij de Schutterij. Van 1944 tot ’51 zat hij bij de KNIL, het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, in Australië en Indië. Later vertelde hij trots over zijn belevenissen in het zelfstandig wordende Indonesië, waar Nederland met politionele acties probeerde die onafhankelijkheid op vaak wrede manier tegen te houden. Dat Ormskerk daar trauma’s aan heeft overgehouden, staat voor zijn dochter Silvia, psycholoog in Duitsland, vast. Voor pacifisten onder de lezers van Bikkel… zijn de details over de wreedheden alleen maar een bevestiging van hun levenshouding om legers en bewapening af te wijzen. ‘Krijgsromantiek’ wordt dat genoemd. Brrrr!
Ook TRIS’ers, Nederlandse dienstplichtigen die dienden bij de TRoepenmacht In Suriname (TRIS) vóór de onafhankelijkheid komen in Bikkel… aan het woord. Velen hebben Ormskerk gekend. Hij wordt omschreven als ijzervreter, driftkop, bloedfanatiek, streng maar rechtvaardig, keihard voor zichzelf (en zijn negen kinderen…), spartaans, militair in het kwadraat, uitzonderlijk sterk! Na het vertrek van de TRIS in 1975 treedt Ormskerk in dienst van de gloednieuwe Surinaamse KrijgsMacht, SKM, maar hij vindt dat de bevelhebber, kolonel Elstak, er een rommel van maakt. En hij is niet de enige. Elstak wordt door velen een grappenmaker genoemd. De verhouding tussen Elstak en de (onder)officieren verslechtert al snel. Door persoonlijke omstandigheden vertrekt hij in 1979 met pensioen naar zijn gezin in Nederland. Maar deze militair-in-hart-en-nieren kan in een keurige rijtjeswoning niet wennen en zijn opvoedingsmethoden worden hem door zijn vrouw ook niet in dank afgenomen. Zij noemt hem ‘totaal verslááfd’ aan het leger en zó streng voor de kinderen dat die blij waren als hij er niet was (p. 54).
Als hij hoort van de coup van 25 februari 1980, is hij eerst heel enthousiast: Zijn jongens hebben het toch maar voor elkaar gekregen! En is hij niet een god voor die jongens? Hij belt met Suriname in de verwachting dat ze hem daar goed kunnen gebruiken, maar Bouterse zit niet op hem te wachten. Volgens auteur Kagie moet er toen iets in Ormskerk geknapt zijn en wordt hij van medestander tegenstander. Als hij na een aantal geheimzinnige besprekingen met andere tegenstanders van de NMR in Nederland plotseling zijn gezin meldt dat hij er even ‘tussenuit’ moet, is zijn vrouw blij. Ze heeft hem niet meer levend gezien.
Een paar dagen later duikt hij op in Frans-Guyana, reist via Albina naar Paramaribo, wordt gearresteerd met al zijn coupplannen in zijn bagage en bij de ondervraging zodanig mishandeld dat hij overlijdt.
Kagie beschrijft indringend de houding van Nederland: Sinds de coup was er verdeeldheid binnen de Partij van de Arbeid, de dood van de Nederlander Ormskerk zat de politici dwars. De zittende regering echter besloot tot stille diplomatie om de regering Chin A Sen niet te hinderen in haar poging de democratie te herstellen. Wat Nederland niet door had, was de heftige richtingenstrijd tussen links en meer gematigd binnen de NMR en tussen de NMR en de regering Chin A Sen.
Enkele opvallende uitspraken in het boek: Oud-beroepsmilitair en topatleet Sammy Monsels over Ormskerk: ‘een bikkelharde commando die de pech heeft dat hij in een te soft leger terecht is gekomen.’ (p. 66) Eva Essed-Fruin, weduwe van Frank Essed: ‘De houding van de Nederlandse overheid was teleurstellend.’ (p. 163) D.D. Bouterse: ‘Wij zijn militairen. Wij marcheren links, rechts, links, rechts’, naar aanleiding van de zwabberende politieke koers van het militair gezag. (p. 171) Michel van Rey: ‘Bouterse zit opgesloten in permanent politieke gevangenschap… Hij leidt niet, hij wordt geleid en hij lijdt.’ (p. 184) Laurens Neede: ‘De militaire discipline is een totaal andere dan in de burgermaatschappij’ en ‘een militair werkt nu eenmaal niet met een ballpoint.’ (p. 186) De auteur Rudie Kagie zelf ten slotte: ‘De zwartste bladzijden uit de geschiedenis zijn meestal de leerzaamste.’ (p. 200)
De ondertitel van het hier besproken boek luidt: Het verhaal van de eerste politieke moord van het Bouterse-regime. Ik vraag mij na lezing van het boek af: was de moord op Ormskerk wel een politieke moord? Volgens de mensen die Ormskerk hebben gekend en die in het boek worden geciteerd, heeft Ormskerk zelf gezegd dat militairen zich niet met regeren moeten bezighouden. Regeren is politiek bedrijven. Als militair heeft hij de tegencoup willen plegen om de democratie terug te brengen en hij is daarvoor op militaire manier, wegens verraad, gestraft, zo gezegd een uit de hand gelopen ongeval binnen het militaire bedrijf…
Wat ik Kagie wil nageven: hij maakt niet zoals veel Nederlandse journalisten, de fout om de betweter te spelen, hij laat daarentegen heel veel betrokkenen aan het woord. Dat maakt dit boek alleen maar geloofwaardiger.
Rudie Kagie: Bikkel, het verhaal van de eerste politieke moord van het Bouterse-regime. Amsterdam: uitgeverij Bert Bakker, 2012. ISBN 978 90 351 3756 1

‘Waar de blanke top der duinen’

Chimamanda Ngozi Adichie: ‘Het gevaar van één enkel verhaal’

door Christine F. Samsom
Een collegezaal in Oxford-GB, met een paar honderd, afwisselend ademloos luisterende, schaterlachende en ontroerde toehoorders. Op het podium een prachtige, jonge vrouw, de in 1977 in Nigeria geboren schrijfster: Chimamanda Ngozi Adichie. De lezing is georganiseerd door de TED-conference en kan onder andere hier bekeken worden. TED staat voor Technology, Entertainment, Design en heeft als motto ‘Ideas worth spreading’ oftewel ‘Ideeën die het waard zijn verspreid te worden’. TED-conferenties worden sinds 1984 – eerst in Californië, maar nu over de hele wereld – gehouden, waarvoor sprekers worden uitgenodigd die iets te zeggen hebben, die nieuwe ideeën of projecten meer bekendheid willen geven. In achttien minuten mogen ze dat doen en Chimamanda doet het in 2009 op sublieme wijze.
 Ze begint met te vertellen over haar jeugd en haar grote bakru voor lezen en schrijven, over de Engelse en Amerikaanse kinderboeken die ze las en over de verhaaltjes die ze vanaf haar zevende voor haar moeder schreef en tekende, waarin alleen witte mensen met blauwe ogen voorkwamen, die appels aten, ginger-ale dronken, in de sneeuw speelden en over het weer klaagden. Op de achtergrond hoor ik Dobru zeggen: ‘De Rijn komt bij Lobith in ons land’, met de klemtoon op ‘ons’ en ‘De Batavieren zijn onze voorouders’, met de nadruk op ‘onze’. Vandaar de wrange grap die lang onder Surinamers in Nederland de ronde deed: ‘Ben jij wel eens in Zuid-Amerika geweest?’
Chimamanda denkt dus in haar kinder- en tienerjaren dat boeken over vreemdelingen moeten gaan en over situaties die in haar land niet voorkomen, waarmee ze zich niet kan identificeren. Totdat ze Afrikaanse schrijvers als de onlangs overleden Chinua Achebe en Camara Laye ontdekt en ‘een mentale verandering’ van haar inzicht in literatuur beleeft. Ze zegt letterlijk in haar toespraak: ‘Wat de ontdekking van Afrikaanse schrijvers voor mij deed, was dit: Het heeft mij gered van het hebben van één enkel verhaal van wat boeken zijn.’
Als Chimamanda in de VS gaat studeren, realiseert ze zich dat heel veel mensen ‘het gevaar van één enkel verhaal’ niet inzien. Dat gevaar zit hem in gebrek aan kennis, vooringenomenheid en macht. Ze geeft in haar lezing een aantal voorbeelden van één enkel verhaal: haar Amerikaanse kamergenote op de campus van de universiteit complimenteert haar met het perfecte Oxford-Engels dat Chimamanda spreekt, is teleurgesteld als Chimamanda een fan blijkt van Mariah Carey in plaats van de muziek van haar ‘stam’ te draaien, verbaast zich erover dat Chimamanda op een fornuis kan koken en denkt dat Afrika één land is, waar alleen maar ellende en misère is, in plaats van het op één na grootste werelddeel met meer dan vijftig onafhankelijke landen, waarvan Nigeria met 170 miljoen inwoners tot de grootste behoort en waar behalve die miserabele armen ook gewoon ontwikkelde, kunstzinnige, belezen mensen wonen, waar een geweldig gevarieerde muziektraditie bestaat en een omvangrijke filmindustrie: Nollywood. Het enige dat de medestudente voelt als ze over Afrika spreekt, is ‘neerbuigend, goedbedoeld medelijden’.
Maar Chimamanda zelf schaamt zich ook over haar eigen vooringenomenheid als ze een bezoek brengt aan Mexico. De Amerikaanse media hebben zo’n eenzijdig beeld geschapen van Mexicanen als één enkel verhaal over ‘mensen die het gezondheidssysteem zitten te flessen, stiekem de grens oversteken, gearresteerd worden aan de grens, dat soort dingen.’ Die mening herziet ze radicaal als ze met gewone Mexicanen te maken krijgt. Wat Chimamanda heel duidelijk maakt in haar toespraak: ‘Ik heb altijd het gevoel gehad, dat het onmogelijk is om een goed contact te hebben met een plek of persoon zonder verbondenheid met alle verhalen over die plek en die persoon. De consequentie van het enkele verhaal is dit: Het ontdoet mensen van hun waardigheid. Het belemmert onze erkenning van menselijke gelijkwaardigheid. Het benadrukt hoe verschillend we van elkaar zijn eerder dan hoe gelijkwaardig.
Hoe verhalen verteld worden, wie ze vertelt, wanneer ze verteld worden, hoeveel verhalen er verteld worden, dit alles is werkelijk cruciaal, ook in het onderwijs. Nog één keer Chimamanda Adichie: ‘Telkens als ik thuis ben, word ik geconfronteerd met de gebruikelijke oorzaken van irritatie voor de meeste Nigerianen: onze gebrekkige infrastructuur, onze mislukte regering. Maar ook met de ongelofelijke veerkracht van de mensen die opbloeien ondanks de overheid, eerder dan dankzij.’ Komt dat niet bekend over?
Het ministerie van Onderwijs heeft de macht om ons onderwijs te verbeteren. Wat is de bedoeling van de deskundigen (?) van de taskforce voorbereiding onderwijsinnovatie en het Basic Education Improvement Program (BEIP) die taalboeken uit Nederland laten komen die qua inhoud niet mogen worden aangepast aan de belevingswereld van het Surinaamse kind? Moeten onze kinderen weer gaan zingen ‘Waar de blanke top der duinen’ met als refrein ‘k Heb u lief, mijn Nederland’?

Het heilige van vrijen

door Christine F. Samsom

Het zal wel aan mij liggen, maar de boeken van de hedendaagse, Braziliaanse bestseller-auteur Paulo Coelho (1947) die blijkbaar duidelijk voorzien in de spirituele behoeften van miljoenen mensen in dit post-religieuze tijdperk, spreken mij niet zo aan. Een uitzondering daarop is het in 2003 verschenen Elf minuten. Deze titel en de eerste zinnen maken nieuwsgierig: ‘Er was eens een prostituee die Maria heette. Moment. Met “er was eens” begin je een verhaal voor kinderen, terwijl “prostituee” een woord is uit de wereld der volwassenen. Hoe kan ik een boek schrijven met een dergelijke, ogenschijnlijke tegenspraak meteen in de eerste regel? Maar ach, omdat we ons hele leven met de ene voet in een sprookje staan en met de andere in een afgrond, zullen we deze beginregel maar handhaven.’
De titel Elf minuten slaat op de tijd die een man gemiddeld nodig heeft om klaar te komen bij een prostituee. Het doel in het leven van de hoofdpersoon Maria is, zoals ze al op haar zeventiende in haar dagboek schrijft: ‘de liefde te begrijpen’ (p. 26). Op vakantie in Rio ontmoet ze een Zwitser die haar een baan aanbiedt als nachtclubdanseres in Genève en haar daarbij een hoge verdienste in het vooruitzicht stelt. Heen en weer geslingerd tussen wantrouwen en haar zucht naar avontuur, kiest ze voor de reis naar Europa. Slachtoffer van vrouwenhandel, want dat blijkt de baan te zijn, voelt ze zich echter niet. Fragmenten uit haar dagboek komen in het hele boek voor, waardoor het verhaal over het leven van Maria heel persoonlijk wordt en de lezer merkt dat Maria haar gevoel van eigenwaarde niet verliest, integendeel. Ondanks die elf minuten, blijft seks voor Maria iets raadselachtigs, totdat ze een kunstschilder ontmoet met wie ze het heilige van seks ontdekt: Ze is in zijn ziel geweest!
Paulo Coelho: Elf minuten, vertaling: Piet Janssen. Amsterdam: De Arbeiderspers, 2003. ISBN 90 295 0976 7

Liber Amicorum Els Moor

Ter gelegenheid van haar 75ste verjaardag heeft Els Moor een vriendenboek gekregen. Het werd haar officieel aangeboden op zondag 22 juli van het afgelopen jaar ten huize van Hilde Neus, die samen met Jan Bongers de redactie voerde van het boek. De titel is Uitlandig. In het nawoord zeggen de samenstellers: Ze is van hier, hoewel ze voor sommigen altijd een uitlandige blijft.
Els Moor betekent veel voor de literatuur in Suriname. Het is dan ook een bundel over en met literatuur in 22 nieuwe bijdragen, allen zeer passend in de Surinaamse context. De bijdragen zijn geschreven door Jannus H. Mulder, Lila Gobardhan-Rambocus, Marja Themen-Sliggers, Joop Vernooij, Thea Doelwijt & Marijke van Geest, Ed van den Boogaard, Ismene Krishnadath, Michiel van Kempen, Cynthia Mc Leod, Wim Rutgers, Robertine Romeny, Jerry Egger, Hilde Neus, Cobi Pengel, Jerry Dewnarain, Anne Huits, Guus Rekers, Ellen Ombre, Christine F. Samsom, Anne Marie Uhlenbeck, Marieke Visser en Jabón. Het omslag is van Nicolaas Porter.
 Els Moor was er erg blij mee.
Voor meer informatie over de artikelen en de bundel: Hilde Neus: heneus@sr.net
ISBN 978-99914-7-186-0

Metamorfose

door Christine F. Samsom

Als iets de in 1647 in Frankfurt-Duitsland geboren kunstenares Maria Sibylla Merian van jongs af hevig boeide is het wel de gedaanteverwisseling/metamorfose van rups naar vlinder. Deze passie combineerde ze met talent. Haar vroeg gestorven vader Matthäus Merian was stadstekenaar, graveur en uitgever in Frankfurt. Haar nieuwsgierigheid en doorzettingsvermogen maakten haar een voor die tijd buitengewone kunstenares.

read on…

Drie generaties voorleesplezier

door Christine F. Samsom

Mijn vader kwam uit een gezin van dertien, één vader, één moeder. Zelf wilde hij een dozijn kinderen naar analogie van het boek Voordeliger per dozijn van Ernestine en Frank Gilbreth, dat naast de Bijbel één van zijn favoriete boeken was, maar het lukte niet omdat mijn moeder na de moeilijke geboorte van nummer tien geen kinderen meer mocht van de huisarts.

read on…

Wodan en de chocolade letters

door Christine F. Samson
 
Duizenden jaren geleden…..
…..toen de Germaanse god Wodan op zijn 8-benige, witte paard Sleipnir door het hemelruim galoppeerde, met een vreemd hoog hoofddeksel op, een bliksemstraal als speer in z’n hand, z’n wijde mantel en lange, witte baard wapperend in de wind,…….
……toen zijn knecht Oel door het rookgat in de daken van de hutten de offergaven van de oogst: graan, hooi, wortelen, noten, droge appeltjes, inspecteerde die de mensen voor Wodan en zijn paard bij de stookplaats hadden klaargezet in een laars van berenvel, een houten klomp of een geitenwollen sok (en Oel van zo’n inspectie zo zwart werd als roet), …….
……toen Wodan levenszaden en runen (letters) strooide voor de mensen, alsof het pepernoten waren…….
…toen vermoedde natuurlijk niemand dat diezelfde Wodan naar wie onze woensdag is genoemd en die de god was van leven en dood, van kennis en wijsheid, van handel en vruchtbaarheid, en ook van de taal en dan vooral van de poëzie, ons nu, via Sinterklaas en Santa Claus-de-Kerstman zou inspireren tot het zingen van liedjes als “Sinterklaas Kapoentje” en “O Dennenboom”, tot het schrijven van gekke gedichten, het zetten van de schoen of het hangen van een sok bij de schoorsteen (die wij in Suriname niet hebben) en last but not least het verorberen van b.v. chocoladeletters en kerstkransjes.
Christelijke zendelingen die het evangelie in de 7deeeuw aan die Germanen kwamen brengen, moesten al hun fantasie in stelling brengen om hun bekeerlingen te overtuigen van de slechtheid van hun heidense gewoonten, waaronder een altijd-groene boom in huis zetten en die versieren. Toen dat niet lukte, haalden ze de heilige (=sint) weldoener en kindervriend Nicolaas uit Turkije, resp. Italie/Spanje erbij, die met zijn bisschopsmijter, tabberd, staf en lange, witte baard sprekend op Wodan leek. Tot groot verdriet van sommige afro-surinamers in Nederland maakten ze van Oel een in-VOC-pakje-gestoken knecht die almaar moest klimmen met een grote zak op zijn rug door schoorstenen met een bezem om het roet weg te vegen, om de gaven voor de Sint en zijn schimmel naar boven te halen en cadeautjes en lekkers van hem achter te laten.
“Wie zijn kinderen liefheeft, spaart de roede niet”, was daarbij het Bijbelse motto. Sinterklaas werd trouwens ook goedheiligman genoemd en dat betekende: goed-hylikman oftewel goede huwelijksman, terugkoppelend naar Wodan die jonge dames kon verrassen met een huwelijkskandidaat, waarvan de speculaas- en taaitaaipoppen dan weer een eetbare weergave werden.
Dat de commercie uiteindelijk Sint, Piet en Kerstman heeft gecoupt en naar Sranan heeft gebracht, daar trappen via geraffineerde reclame heel veel landgenoten in zonder de achtergrond te weten. Wel, nu weet u het in elk geval: het zijn heidense, Germaanse figuren die hier niet thuishoren. Des temeer in Nederland waar Sint en Piet zich thuis voelen en zich op koude winterdagen op de daken begeven, net als de kerstman met zijn slee, en schoenen en sokken vullen, beiden in navolging van hun grote voorgangers: Wodan en Oel!
Mijn enige snoepzonde is chocola, dat weten al mijn familieleden, vrienden en kennissen, zo bitter mogelijk en zonder noten, aub. Gecombineerd met mijn voorliefde voor letters in woord en geschrift, worden zo Sinterklaas en Kerst voor mij toch nog hapklaar en verteerbaar gemaakt.

Een liefdesverhaal uit Pernambuco: De slipper van Maria Bonita

door Christine F. Samsom

Regelmatig pleiten we in de Ware Tijd Literair voor meer kinderboeken uit eigen land en minder uit Nederland. Ik maak daar vandaag uitdrukkelijk een uitzondering op. KIT Publishers is uitgekomen met een boek, behorend bij de expo MixMax Brasil in het Tropenmuseum in Amsterdam, niet alleen voor kinderen van 6 tot 13 jaar, maar ook voor hun ouders, leerkrachten, kunstenaars, en iedereen van alle leeftijden die open staat voor iets origineels.

Direct al als je het boek in handen neemt, nog zonder te lezen over de jongen Nino Break en het meisje Maria Bonita, merk je iets bijzonders op: normaal heeft een boek een voorkant en een achterkant. Dit boek heeft twee voorkanten, een roze en, draai het boek, een blauwe. Een achterkant is er niet. Of je zou misschien kunnen zeggen: die zit in het midden van het boek. Daar wordt de slipper die Maria Bonita uit Recife, de miljoenenhoofdstad van de deelstaat Pernambuco in Brazilië, in het binnenland is kwijtgeraakt, gevonden door Nino Break, ook uit Recife, een echte Braziliaan met een Inheemse en een Afrikaanse betovergrootmoeder. Hij loopt niet op slippers in tegenstelling tot bijna alle 200 miljoen Brazilianen, omdat je niet kunt breakdancen op slippers. Zijn (blauwe) kant van het boek gaat over zijn werk op de dansschool van Mestre Meia Noite (Meester Middernacht) en hun gezamenlijke plan om met andere kunstenaars in een oude fabriek een Vila de Artistas (kunstenaarsdorp) te starten, waar muziek en dans kunnen worden onderwezen aan de kinderen in de arme wijk, maar waar ook werkplaatsen kunnen worden gecreëerd om kinderen te leren mooie dingen uit afval te maken: upcyclen heet dat. In de wijk bezoekt Nino verschillende kunstenaars, onder wie Charly die  muziekinstrumenten maakt van kokers, blikjes en flessen en Tiana die prachtige voorwerpen maakt van de lipjes van blikjes en van petflessen. Tiana zegt het zo: ‘Ik wil de wereld mooier maken (…). Door mijn kunst geef ik flessen een tweede leven’ (p. 70 blauw). Nino gaat ook naar de onderwijzer Lula die contact heeft met politici om het plan te kunnen verwezenlijken. De geschiedenis en veel culturele gebruiken van Brazilië komen aan de orde, bijvoorbeeld de slavernij met capoeira en frevo als resultaat en de verering van de zeegodin Iemanjá. Op elke pagina staat minstens één foto of tekening.

En dan, bijna in het midden, vindt Nino een slipper aan de oever van de rivier met de helft van een getekend meisjesgezicht…. Het is de slipper die Maria Bonita, Mooie Maria, tot haar verdriet kwijtraakte in de rivier in de andere helft van het boek. Maria speelt de alfaia-trom in een maracatú-groep (Alle Portugese woorden worden vertaald en uitgelegd). ‘Het geluid dringt diep in je hart door.’ (…) De trommelslagen zijn als het kappen van het suikerriet.’ (pp. 24/25 roze) De verhalen over de slaventijd en over de helden die tegen de rijken en machtigen vochten, worden nog steeds verteld in kleine boekjes die door iedereen worden bekeken en gelezen. Maria wil haar geboortestreek bezoeken en vertelt dat aan haar vriend Derlon, beroemd in heel Recife door zijn opvallende graffiti op grote gebouwen in sjieke en arme wijken. Hij raadt haar aan in het binnenland naar bekende kunstenaars te gaan die veel betekenen voor de mensen. Terwijl zij zich klaarmaakt, heeft hij op haar nieuwe witte slippers een meisjesgezicht getekend, op elke slipper de helft. Bij haar tocht door het kurkdroge binnenland, raakt ze één slipper kwijt als ze uitglijdt bij de rivier. Ze ontmoet heel veel inspirerende artiesten, die met plaatselijk materiaal als hout, klei, boomstronken en plantenvezels de mooiste dingen maken. Ze maakt bijvoorbeeld kennis met de tien sterkste vrouwen van een dorp, dat in de slaventijd een ‘quilombo’ was, waar weggelopen slaven leefden. In dat dorp werden vroeger van de vezels van de caruá-plant allerlei voorwerpen gemaakt. Maar er werd steeds meer plastic gebruikt, zodat de kennis van de vezels verloren dreigde te gaan. Een kunstenaar leerde de vrouwen om weer mooie dingen van de caruá te maken, waarmee de vrouwen geld kunnen verdienen. Maria Bonita gaat vol ideeën terug naar haar school in Recife. In een bar aan de rivier ziet ze haar slipper terug en … leert ze Nino kennen… ‘Het is de kunst van het leven om je andere helft te vinden’(p. 82 blauw).

Van harte aanbevolen, dit boek, aan iedereen die meer wil weten van of heimwee heeft naar ons prachtige, spannende buurland, waarover in onze pers niet altijd positief wordt gesproken. De garimpeiros die samen met onze eigen goudzoekers ‘huishouden’ in onze bossen en die in Paramaribo-Noord hele straten ‘bezetten’, hebben bij veel landgenoten een niet zo positief beeld geschapen, alhoewel bij de WK wel elke Surinamer kraakt voor de goddelijke kanaries. Dit boek zal veel meer betekenen voor onze mening over ons buurland dan de Braziliaanse ambassade aan goodwill probeert te kweken. De inventiviteit en creativiteit die ervan afstraalt, zal jonge mensen, maar ook kunstenaars en docenten hopelijk inspireren om met al onze mogelijkheden aan de slag te gaan.
Liesbet Ruben, Babette van Ogtrop e.a.: De slipper van Maria Bonita. Een liefdesverhaal uit Pernambuco. Amsterdam: KIT Publishers, 2012. ISBN 978 94 6022 2160

Ze blijven bezig met Bouterse

 door Christine F. Samsom

Bijen moeten constant bezig blijven: de honing- en wasproductie op peil houden, zodat het bijenvolk overleeft, dat zit in hun aard. Ook uitgeverij ‘de Bezige Bij’ blijft bezig, deze keer met de productie van Bouterse aan de Macht. Als het over de ex-couppleger, veroordeelde drugshandelaar, hoofdverdachte van mensenrechtenschendingen en huidige president van Suriname gaat, schijnt het in Nederland blijkbaar nog steeds de moeite waard te zijn om te scoren met het ter consumptie aanbieden van het zoveelste spannende boek over DeeDeeBee, in hapklare brokken met een duidelijk badinerende ondertoon, lekker stoer van: ‘Kijk ons jonge, dappere journalisten eens!’
Kan dat wel: een dik boek schrijven van ruim 400 pagina’s met nieuwe ‘verrassende’ inzichten over leiders en volk van een in wereld-perspectief onbeduidend, maar wel ingewikkeld land, terwijl je daar maar korte tijd hebt rondgekeken?
Af en toe word je er moe van en vraag je je af: wanneer staat er een Surinaamse geschiedschrijver op die met meer respect, begrip en liefde voor land en volk met de recente geschiedenis van dit land omgaat, voor zover het mogelijk is daarover te schrijven? ‘De vraag is of nu al een afgewogen oordeel over 1980- 2010 kan worden geschreven’, schreef Jerry Egger onlangs op deze pagina bij de bespreking van het boek De geschiedenis van Suriname door Hans Buddingh’.
Voor de duidelijkheid: als je, geboren aan de Noordzee, maar al ruim 40 jaar getogen in Suriname, na de onafhankelijkheid opteerde voor de Surinaamse nationaliteit, je kinderen opvoedde met het idee het land te helpen opbouwen, dan val je in een diep gat als de lievelingsoom van die kinderen op 8 december 1982 wordt vermoord en dan zie je ze na de middelbare school (waar ze in de tachtiger jaren door militairen van DDB in elkaar zijn getimmerd) met lede ogen naar het buitenland vertrekken, ook al omdat de universiteit constant geplaagd wordt door stakingen en tekort aan gekwalificeerde docenten. Met hen en hun jaargenoten verliest Suriname een hele generatie jonge intellectuelen. Toch erger je je aan de onbehoorlijke, betweterige, superieure toon die in Nederland door veel politici en journalisten wordt gebruikt om hun ex-kolonie en alles wat daar gebeurt te typeren.
Dit gezegd zijnde, zien we dat in de inleiding van Bouterse aan de Macht te lezen is, waarom Ivo Evers (*Nederland, 1983) en Pieter Van Maele (*België, 1986) het boek geschreven hebben. Zij geven ‘een antwoord op de vraag, waarom Desi Bouterse, ondanks zijn verleden, in Suriname nog steeds zo populair is en hoe hij het er als president vanaf brengt’ (p. 14). Die vragen wekken verwachtingen van een diepgravende studie en daarin wordt althans de in Suriname wonende lezer teleurgesteld. Vragen zijn nou eenmaal veel makkelijker te stellen dan te beantwoorden. Het journalistenpaar begint met een smeuïge impressie van de herdenking van dertig jaar revolutie op 25 februari 2010, precies drie maanden vóór de verkiezingen. Daarna komt in het tweede hoofdstuk al direct een statement waarmee veel lezers moeite zullen hebben: ‘Suriname is voor de snelle passant een vredelievend, vriendelijk en optimistisch land. Maar achter de vrolijke muziek, de lachende gezichten en de gastvrijheid gaat de zware erfenis schuil die de jonge republiek met zich meetorst: die van het recente verleden. De gevolgen van de donkere jaren tachtig en de beginjaren negentig (…) zijn tot de dag van vandaag voelbaar’ (p. 29 ). Is die zware erfenis niet veel groter? De donkere jaren tachtig en negentig zijn niet uit de lucht komen vallen, maar voortgekomen uit een veel donkerder tijd, de koloniale tijd, waarin de vernederingen, de hoogmoed van de kolonisatoren, en in hun kielzog, van de nieuwe elite, hun sporen tot heden hebben achtergelaten. Van wie hebben wij in Suriname geleerd om braaf te geloven in de goede bedoelingen van de baas? Dat Nederlanders intussen hebben geleerd om vraagtekens te zetten achter het machtsstreven van politici, doet daaraan niets af.
De kolonisator bracht ook een soort religie naar Suriname, die onderdrukte mensen, slaven, armen, zieken, leerde dat alles wat in je leven gebeurt, de wil van de Almachtige is en je dus tevreden moet zijn met je lot. Hangt de meerderheid van de Nederlandse bevolking dit geloof niet meer aan, in Suriname heeft de president zijn hoogstpersoonlijke en door de belastingbetaler gefinancierde bisschop, die weer een hoogstpersoonlijke, draadloze Wifi-verbinding heeft met de Almachtige, zodat wij precies weten wie staatsvijanden zijn. Het trauma van de kolonisatie, de slaven- en contractarbeiderstijd is veel groter en beïnvloedt het leven van alle dag veel meer dan de jonge schrijvers in de gaten hebben. Is het misschien makkelijker om die ‘zware erfenis’ van de ex-kolonie in de schoenen van Bouta te schuiven in plaats van die veel breder te wijten aan de koloniale tijd, zonder overigens in een slachtofferrol te vervallen?
Tussen inleiding en epiloog telt het boek dertig hoofdstukken. De schrijvers laten er geen gras over groeien, hebben heel wat speurwerk verricht, te zien aan de totaal 352 noten achterin het boek. Voor de eerste hoofdstukken wordt vooral geput uit boeken van het bekende rijtje auteurs Hoogbergen & Kruijt, Boerboom & Oranje, H. Buddingh’, en Ellen de Vries. Daarnaast wordt er druk geciteerd uit krantenartikelen, vooral van de Ware Tijd, berichten van Starnieuws en Radio Nederland en uit Nederlandse dag- en weekbladen. Ook nemen ze een aantal interviews af, onder anderen van Badrissein Sital, Chas Mijnals, Siegfried Gilds, Michael Miskin, Hans Breeveld, het WWF, Lothar Boksteen, Paul Somohardjo en bisschop De Bekker, maar daar zijn slechts kleine delen van opgenomen in het boek. De hoofdpersoon is helaas niet geïnterviewd. Hebben ze dat wel geprobeerd? Kennelijk niet. Dat zou het boek pas echt interessant hebben gemaakt: zijn vertrouwen winnen en hem dan uithoren over zijn beweegredenen. Maar dat is wel veel moeilijker.
 
 In de eerste hoofdstukken gaat het vooral om een aanloop naar het eerste hoogtepunt in hoofdstuk negen: de verkiezingen van 25 mei 2010 dat als titel ‘D-day’ draagt, een term die meestal bij militaire operaties wordt gebruikt en die bevrijding aanduidt! Verschillende gebeurtenissen zijn dan de revue al gepasseerd: de coup, die aanvankelijk door het volk met gejuich wordt begroet, de jaren tachtig met alle ellende van perscensuur, avondklok, vergaderverbod, tegencoup, bezoek van Bishop uit Grenada, de schok van de vijftien doden. Als een akelige film trekt alles voor de zoveelste keer aan je voorbij: Binnenlandse Oorlog, Moiwana, arrestatie Boerenveen, referendum grondwet, owru-ssu-verkiezingen 1987, regering Shankar, telefooncoup, weer verkiezingen, SAP-regering Venetiaan… teveel om op te noemen, alles komt aan de orde.
Bijna onverholen is de kritiek op Vene naast het plezier om de slimme tactieken van Bouta. Als Venetiaan de kieswet overtreedt door dc Strijk en andere hoofdstembureaus opdracht te geven na de officiële sluitingstijd toch even open te blijven om laatkomers van AC nog een kans te geven hun kandidatenlijsten in te dienen, is dat haast een doodzonde. Als Bouta de kieswet overtreedt door nog campagne te voeren op de dag vóór de verkiezingen, wordt dat door de schrijvers ‘onopzettelijk’ genoemd (p. 133). Meten met twee maten?
De schok aan de ene en de vreugde aan de andere kant zijn groot, die avond van 25 mei 2010. Via de volgende hoofdstukken komt alle dyugudyugu in DNA en daarbuiten weer helder voor de geest: partijen zwalken heen en weer tussen loyaliteit aan het Nieuw Front en de Megacombinatie; het wordt door de schrijvers grappenderwijs Formatiesoap genoemd. Zo zijn er nog andere leuke titels van hoofdstukken: Met ‘Een droom wordt werkelijkheid’, een jingle uit de Lotto-wereld, wordt de inauguratie in de Anthony Nesty Sporthal van Desi Delano Bouterse als negende president van de Republiek Suriname getypeerd, overigens tot zijn teleurstelling zonder de aanwezigheid van een buitenlands staatshoofd.
En dan moet de Grote Verzoening beginnen. ‘De Decembermoorden (…) zijn pijnlijke fouten uit vervlogen tijden (…). Daarnaar terugkijken, dat is volgens Bouterse zinloos; het draait om het heden en – belangrijker nog – de toekomst’ (p. 244). Kun je de belofte van een heel nieuwe toekomst waar maken met oudgedienden, onder wie medeverdachten in het 8 december-proces (‘oude wijn in nieuwe zakken’)? Veel onderwerpen komen aan de orde: van de goede relatie met China tot de verslechterde relatie met Nederland, van de lege staatskas van de regering Venetiaan tot de devaluatie van de Surinaamse dollar, van de afbrokkelende coalitie (AC valt uit elkaar en Nieuw Suriname doet ook niet meer mee) tot reshuffeling van ministers.
Dan volgt ten slotte het tweede hoogtepunt: de aanname van de omstreden gewijzigde amnestiewet. De rol van Irvin Kanhai – de advocaat van Bouterse – daarin, wordt in tegenstelling tot wat advertenties en besprekingen van het boek in de media beloven, maar even genoemd. Eigenlijk vermoeden de schrijvers zelf sterk dat ook de president zelf als voorzitter van de NDP zijn assembleeleden zal hebben aangezet, temeer omdat Bouterse al in de jaren tachtig en weer in de negentiger jaren bezig was met een wijziging van de bestaande amnestiewet.
Antwoorden op de vragen die de schrijvers aan het begin van het boek formuleerden, heb ik niet gevonden. Daarvoor zullen schrijvers over Suriname veel dieper moeten graven!
Het lijkt me belangrijk om uitgeverij De Bezige Bij erop te attenderen dat het bij een volgende uitgave geen gek idee zou zijn naast de eigen redacteur ook een Surinaamse redacteur te raadplegen. Dan zouden heel wat vergissingen en regelrechte fouten zijn opgemerkt. Het ministerie dat door de ‘Femme fatale’ Alice Amafo wordt beheerd, heet Sociale Zaken en Volkshuisvesting (pp. 19, 74, 401), 25 februari was al eerder een vrije dag, onder andere onder de Bosje-regering, de Volkspartij bestond al vóór de onafhankelijkheid, de term boslandcreools is allang afgeschaft, Surinaamse Katwijk-koffie is in alle supermarkten te koop, ruwe rietsuiker uit Nieuw Gastel, dat zal toch wel bietsuiker moeten zijn, Zanderij heette het vliegveld voordat de schrijvers geboren waren, en vrijwel geen scholen in het binnenland (p. 66)? Dan ben je daar niet geweest. Fyo-fyo is geen bijgeloof, maar hoort thuis in de levensbeschouwelijke opvattingen van Afro-Surinamers. Of hebben deze jonge journalisten toch nog last van witte superioriteitsideeën?
Bouterse aan de Macht is te koop in Surinaamse boekhandels, blijkt uit een advertentie in de Ware Tijd van 18 oktober met boven een afbeelding van het boek de vetgedrukte, pakkende uitroep: ‘Nederland wil hem hebben!’
Ivo Evers & Pieter Van Maele: Bouterse aan de Macht. Amsterdam: De Bezige Bij, 2012. ISBN 978 90 234 7293 3
[uit de Ware Tijd Literair, 27 oktober 2012]

Draken, een heks… en Pietje Bell

door Christine F. Samsom en Ilaya

Ilaya, onze 14-jarige recensent-met-een-leisibakru, hebben we als redactie gevraagd om het onlangs bij Vaco uitgegeven boek Draken en heksendrank van Marja Themen-Sliggers te lezen en te bespreken, want ja, de kinderredactie van de de Ware Tijd Literair wordt gevormd door de schrijfster en haar kleinkinderen…, maar dat niet alleen: die kleinkinderen staan, naar ik bijna zeker weet, zelf model voor drie van de hoofdpersonen van het boek. En is de schrijfster/oma misschien zelf die heks?

read on…
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter