Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Presentatie boek over duurzaam bosbeheer
Op 20 januari presenteert het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek in Suriname (CELOS) het boek Sustainable Management of Tropical Rainforests: The CELOS Management System ofte wel Duurzaam beheer van Tropische Regenwouden: Het CELOS Management Systeem. Dit boek is de ‘bijbel’ voor iedereen, die interesse heeft in duurzaam bosbeheer. Het boek wordt aangeboden aan de minister van RGB, Simon Martosatiman en de ambassadeur van Nederland, Aart Jacobi. Tijdens de presentatie komen de verschillende organisaties, die hebben gewerkt aan het boek, aan het woord. Dit boek is het resultaat van een Tropenbos International (TBI) Surinameproject, met participatie van het CELOS en de Universiteit van Wageningen. Het project is mede gefinancierd door WWF Guianas en het Capaciteitsfonds Bos en Natuur (CBN), terwijl de publicatie van het boek plaatsvindt met ondersteuning van de Nederlandse Ambassade. Aan het 258 pagina’s tellend Engelstalig boek hebben 25 nationale en internationale auteurs bijgedragen. De redacteur is prof. Marinus Werger, voorheen werkzaam bij de Universiteit van Utrecht.
Het boek bestaat uit drie delen. Deel één van het boek handelt over de geschiedenis van de Surinaamse bosbouw, het ontstaan van het CELOS Management Systeem (CMS) en de toepassing hiervan. In deel twee zijn er voorbeelden van duurzame bosbeheerssystemen, die raakvlakken vertonen met het CELOS Management Systeem uit landen zoals Guyana, Brazilië, Bolivia, Costa Rica, Kameroen en Ghana. Deel drie bevat conclusies en aanbevelingen. Het CMS boek is bedoeld voor wetenschappers, onderzoekers, studenten, managers en beleidsmakers in binnen- en buitenland en wordt op de dag van de presentatie en in de weken hierna gedistribueerd. De proefperken van het CELOS Management Systeem voor duurzaam bosbeheer zijn gevestigd te Mapane en Kabo (district Para). Mapane is gevestigd in het Carolina Ressort, voorbij de dorpen Redi Doti en Cassipora. Kabo ligt op de weg richting Apoera, nog voor de Tibitirivier. In de periode eind 60-er tot begin 80-er jaren van de vorige eeuw zijn er verschillende bosbeheersexperimenten opgezet, welke momenteel de oudste in hun soort in de wereld zijn.
Vermeldenswaard is dat het ministerie van Ruimtelijke Ordening, Grond- en Bosbeheer er zorg voor heeft gedragen dat de CELOS-proefperken de status van Speciaal Beschermd Bos verkrijgen. Toepassingen en resultaten van onderzoek verricht in de CELOS proefperken hebben op zowel nationaal als internationaal niveau hun sporen verdiend. Thans is deze informatie voor het eerst vervat in een boekwerk.
[uit de West, 14-01-2012]
Rio +20
door Nina Jurna
Brazilië had de jaarwisseling nog niet eens achter de kiezen of het thema van 2012 werd via de media al stevig gelanceerd: Rio +20 daar draait het dit jaar om. Rio +20 wordt in juni gehouden en is een grote internationale aarde conferentie georganiseerd door de Verenigde Naties. Alle lidlanden doen mee en buigen zich een week lang over belangrijkste milieu thema’s zoals de klimaatsverandering, ontbossing, duurzame energie. Hopelijk wordt er niet meer alleen gepraat maar ook echt iets ondernomen want de klimaatsverandering is wat mij betreft duidelijker dan ooit. Ik overdrijf niet als ik zeg dat het vanaf mei 2011 tot nu nauwelijks twee weken achter elkaar volop zonning is geweest in Rio. Nu is juni, juli en augustus ook wintertijd en kan de temperatuur zakken tot dertien graden.
Maar het had nu toch vanaf oktober al lekker warm moeten zijn. En dan heb ik het niet over een dagje zon, nee wekenlang hadden de stranden bezaait moeten zijn. Ik was deze afgelopen week voor werk in Peru en ook daar klaagden de bewoners. ‘Het klimaat is helemaal in de war. Het is nu zomer, maar voel je niet hoe koud het s’ avonds is?’ Kerst in Suriname, hoorde ik ook veel mensen hun bezorgdheid uit te spreken de vele regens. ‘Je weet tegenwoordig echt niet meer wanneer het droge of regentijd is. De kleine of grote regentijd zoals die in de reisgidsen beschreven staat kunnen we wel schrappen’, zei een kennis. Terwijl Brazilië organisator is van deze zeer belangrijke aarde summit is het land beschermer maar ook vernietiger van het grootste bos ter wereld: de amazone. Het leek de goede kant op te gaan met de amazone maar het laatste jaar is de ontbossing weer toegenomen.
Dat komt vooral omdat Brazilie op hetpunt staat om de zogenoemde ‘forest code’ te versoepelen. Hierdoor kunnen kleinere boeren meer houtkappen dan nu is toegestaan. Dit, zodat ze de concurentie aan kunnen met de grootgrondbezitters. Funest voor de houtkap, maar voor de boeren een manier om economisch te overleven omdat ze nu de dupe zijn van de regels die het hen moeilijk, en juist de grootgrondbezitters makkelijker maakt te kappen.-. Vorig jaar was ik met een undercover actie mee van greenpeace in de amazone. Een trip aan de vooravond van een grootschalige campagne tegen adidas en nike, die van leer van vee dat gefokt wordt in de amazone en waar voor gigantische hectares bomen worden gekapt, hun sportschoenen maken. Greenpeace activisten die mee gingen en de tocht organiseerden deden zich zelf ook voor als journalisten want de organisatie is niet echt geliefd bij de grootgrondbezitters.
Eerder berichte ik al over het gevaar voor milieuactivisten in Brazilie, de moorden en de dreigementen die nog altijd toenemen. In een interview met een grootgrondbezitter werd me al snel duidelijk waarom zij niet van plan zijn te stoppen met ontbossen. ‘ Waarom zouden we? Jullie in Europa hebben eerst je eigen bossen vernietigd en daar fabrieken voor in de plaats gezet. Jullie zijn grote industrielanden geworden. En nu zitten wij in de lift. We hebben grote veehouderijen, produceren vlees en leer, en nu willen jullie dat wij onze bossen bewaren terwijl wij nu aan de beurt zijn om te groeien? ‘ Het is misschien een beetje kort door de bos, maar ik begrijp de redenering wel.
Alleen is het behoud van de amazone niet alleen belangrijk voor het westen maar voor de hele wereld omdat het nu eenmaal de longen van de wereld zijn, en daarom invloed heeft op de gezondheid van ons allemaal. Het bombastische en de show met sambadanseressen en al waar Rio +20 nu al mee gelanceerd wordt heeft wat mij betreft alleen maar zin als er ook echt kritisch gekeken wordt naar de realiteit in Brazilie zelf: meer ontbossing en een toename van moorden op milieuactivisten, terwijl de daders (vaak zijn de opdrachtgevers grote houtkapbedrijven) buiten schot blijven. Daar lijkt me weinig show aan.
Reageren? brasileirosdwt@hotmail. com
[uit de Ware Tijd, 10/01/2012]
Een verdwenen stad in het Surinaamse regenwoud
door Renzo S. Duin
Recent archeologisch onderzoek toont aan dat het Amazonewoud niet zo ongerept is als het lijkt, maar ook dat de ‘verloren steden in het Amazonegebied’ anders zijn dan Hiram Binghams Machu Picchu in Peru of kolonel Percy Fawcetts ‘Stad Z’ in Brazilië (Heckenberger 2009). Cheryl Ngwenyama, die tegenwoordig publiceert onder de naam Cheryl White, onthult in haar proefschrift, Material Beginnings of the Saramaka Maroons; An Archaeological Investigation, dat er ook in het oerwoud van Suriname overblijfselen gevonden zijn van een verloren stad. Een artikel dat haar proefschrift samenvat werd in 2010 gepubliceerd in Antiquity. Deze verloren stad is Kumako, de eerste nederzetting die de Saramaka Marrons, een gemeenschap van gevluchte slaven en hun nakomelingen, opbouwden in het binnenland van Suriname. Op zoek naar deze stad verrichtte een onderzoeksteam samengesteld uit Marrons, student-vrijwilligers en academici archeologische opgravingen in het kader van het Maroon Heritage Research Project, dat werd opgezet door Dr. Kofi Agorsah van de University of the West Indies en momenteel onder leiding staat van Dr. White. Wat overigens opvalt is dat de samenstelling van dit team duidelijk maakt dat de archeologie in Suriname niet langer het monopolie is van de bakra, de blanke man uit Nederland. Het archeologisch onderzoek naar de materiële oorsprong van de Saramaka is tegenwoordig een echt gemeenschappelijk archeologisch project.
Cheryl White is geboren in Kingston, Jamaica, en opgegroeid in New York waar ze een bachelor antropologie/archeologie deed. Haar master en Ph.D. werden verkregen bij de University of Florida in Gainesville, Florida, in de Verenigde Staten. De University of Florida is een van de laatste universiteiten met de zogenaamde ‘Four-Field’-benadering. Haar Ph.D.-begeleider, Dr. Peter Schmidt, is bekend om zijn historische archeologie en etno-archeologisch werk onder de Buhaya van Oost-Afrika. White past deze combinatie van historische archeologie en etno-archeologie toe op de Afrikaanse diasporagemeenschappen van Zuid-Amerika, en dan in het bijzonder op de Surinaamse Saramakaanse Marrons. In tegenstelling tot Jamaica en andere Marronenclaves in het Caribische gebied, zijn de Surinaamse Marrons behoudender in plaatsen en praktijken. Overigens zullen de welingelichte lezers ontdekken dat dit boek geen enkele verwijzing telt naar het werk van Silvia de Groot, die destijds aan de wieg stond van het Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek. De Groot was dan ook gefocust op de Ndjuka en Boni, twee andere Marrongroepen in Suriname, en haar werk werd meestal gepubliceerd in het Nederlands. Wel refereert deze dissertatie systematisch naar het werk van Richard en Sally Price. Terwijl Richard en Sally Price sinds het midden van de jaren zestig van de vorige eeuw historisch-antropologisch onderzoek hebben uitgevoerd naar de Saramaka en andere Marronpopulaties in Suriname en Frans Guyana, is dit de eerste keer dat er op de locatie van Kumako archeologische opgravingen zijn gedaan.
Het doel van dit onderzoek was niet zozeer om de achttiende-eeuwse Marronnederzetting van Kumako nader te lokaliseren in de buurt van de bron van de Pikien Saramakarivier, maar om te reconstrueren hoe deze plek als een punt van samenkomst functioneerde in de eerste tijd dat de Saramaka in de binnenlanden van Suriname leefden. Uit het huidige historisch en etno-archeologisch onderzoek is duidelijk geworden wat het karakter was van zo’n vroege nederzetting bestaande uit gemeenschappen van weggelopen slaven en hun nakomelingen. Algemeen werd aangenomen dat historische Marrondorpen een kort bestaan kenden en gelegen waren in afgelegen gebieden. Dat maakte het moeilijk om definitieve conclusies te trekken. Maar deze keer zijn er verschillende objecten aangetroffen, waaronder voorwerpen van aardewerk en fragmenten van stenen bijlen. Ook waren er enkele radiokoolstofmonsters genomen om de vindplaats te dateren. Bovendien werden te Kumako elementen gevonden die duiden op traditioneel Inheems landgebruik, het gebruik van een vorm van technologie en een eigen materiële cultuur. Een 123 pagina’s tellende appendix bevat een overzicht van de wetten die in Suriname ten aanzien van de Marrons zijn uitgevaardigd, opgegraven vondsten, en radiokoolstofrapporten.
Archeologisch onderzoek toont bijna altijd aan dat de lokale historie afwijkt van de veronderstelde geschiedenis. Dat is ook in het geval bij de opgravingen te Kumako. Ten eerste bleek de vindplaats, anders dan vermeld in de orale tradities, te liggen op een ronde heuvel van ongeveer 270 bij 180 meter – een oppervlakte van in totaal ongeveer 3,8 hectare – met steile hellingen van ongeveer twee meter hoog. Hierbij moet worden opgemerkt dat de afbeeldingen en tekeningen in het boek niet van de hoogste kwaliteit zijn en soms zelfs vervormd zijn. In de omringende greppel werden vier uitsparingen voor wegen waargenomen. Een uitholling van ongeveer drie meter in doorsnee werd aangetroffen ten noorden van de heuvel. Fragmenten van aardewerk, gevonden in de buurt van een opgravingsput, werden door Saramakaanse teamleden geïdentificeerd als ahgbang-kommen. Ahgbang of bungu (afb. rechts( zijn grote aardewerken kommen, die oorspronkelijk verkregen werden van Inheemsen (p. 194), maar vervolgens door de Marrons gebruikt werden – en tot op vandaag gebruikt worden – voor rituele baden met gekookte geneeskrachtige planten en andere krachtige kruiden. Dit laat zien hoe lokale teamleden kunnen helpen bij de interpretatie van een archeologische vindplaats. In de tweede plaats roept archeologisch onderzoek meestal meer vragen op dan het beantwoordt. Dat is ook het geval met de koolstofmonsters uit de omliggende greppel. Zij resulteerden in een datering vóór 1620. Deze vroege datering kan een gevolg zijn van natuurlijke bosbranden of van eerdere bewoning door de Inheemse bevolking. Een derde koolstofmonster, verkregen ten noorden van de heuvel, resulteerde in een mogelijke datering uit de vijftiende tot de twintigste eeuw. Deze cirkelvormige heuvel met wegen naar de vier hoofdwindrichtingen, de radiokoolstofdateringen en de aardewerkfragmenten maken gezamenlijk duidelijk dat de geschiedenis van Kumako zeer complex is geweest. Het is mogelijk dat de bewoners zich op deze plaats van voorwerpen voorzagen die oorspronkelijk van Inheemsen afkomstig zijn. Overigens was dit laatste heel gangbaar in andere Marrongemeenschappen, zowel in Suriname zelf als elders in de Guyana’s en het Caribische gebied. Dit proefschrift beschrijft overigens niet enkel het materiële begin van de Saramaka Marrons, maar roept tevens vragen op over de onderlinge relaties tussen de Marrons en de Inheemse volkeren.
Hoewel Kumako in de mondelinge overlevering van de Saramaka een vaste plaats heeft gekregen, lijkt de cirkelvormige heuvel met een greppel, soms onderbroken voor wegen naar de vier windrichtingen, op de zogenaamde montagne couronnée van Yaou nabij Maripasoula (Frans Guyana). Die meet ongeveer 304 bij 154 meter – een oppervlakte van in totaal ongeveer 3,7 hectare – en heeft steile hellingen van ongeveer twee meter hoog (Mestre in voorbereiding; Petitjean-Roget 1991). In 1999 vertelden Wayana-Inheemsen van de Boven-Marowijne mij de lokale Wayana-naam voor dergelijke ronde heuvels met greppels: ïpï ëtonam toponpï (een heuvel om te verbergen van lang geleden). Volgens de huidige Wayana, waren dit versterkt heuveltoppen waar in het verleden mensen hun toevlucht konden zoeken. Mogelijk waren dit plaatsen waar Inheemsen zich schuilhielden tijdens de invallen die de Taira (Cariben van de kust) eventueel in samenwerking met Marrons deden om zogenaamde ‘rode slaven’ te verkrijgen. De datering van de montagne couronnée van Yaou komt overeen met die van de monsters 1 en 2 (cal. AD 80 – 390 en cal. AD 260 tot 560) van Kumako en duidt daarmee op een oudere voorgeschiedenis van deze ‘verloren stad’ in het oerwoud van Suriname.
Kortom, archeologisch onderzoek, en dan vooral de historische archeologie in de binnenlanden van Suriname, is nog grotendeels terra incognita. De mondelinge overlevering van de Marrons en de Inheemsen wijken af van de algemeen aanvaarde geschiedenis die spreekt van kleine gemeenschappen die proberen te overleven in het ongerepte oerwoud. Het lijkt erop dat de Marrons bezit genomen hebben van een (verlaten) nederzetting van de Inheemse bevolking, maar tegelijkertijd hun nieuwe stad versterkten met wat hen ter beschikking stond vanuit hun eigen erfenis aan middelen tot genezing en zuivering van een bepaald gebied. Een dergelijke dynamische onderlinge relatie tussen Marrons en Inheemsen is zeer in overeenstemming met wat bekend is van Afrikaanse diasporagemeenschappen elders in de regio, zoals in Cuba en Brazilië. Bovendien tonen hedendaags historisch onderzoek en archeologische opgravingen aan dat de tijdelijkheid van dergelijke betwiste gebieden veel complexer is dan tot nu toe wordt aangenomen. Het tegenwoordige multidisciplinaire onderzoek is een combinatie van archeologie, geschiedenis, orale traditie en etnografie, in samenwerking met lokale Marrons en Inheemsen, met als doel om meer inzicht te krijgen in de geschiedenis van de binnenlanden van Suriname en de andere landen in de regio. Material Beginnings of the Saramaka Maroons toont aan wat voor potentieel een gezamenlijk onderzoeksprogramma bezit om inzicht te krijgen in hoe een zelfbewuste gemeenschap als de Saramaka bereid is om het beste te maken van de natuurlijke en culturele omgeving.
Cheryl N. Ngwenyama, Material Beginnings of the Saramaka Maroons; An Archaeological Investigation. Gainesville: University of Florida, 2007. 432 p., ISBN 978 05 4945 683 4. [http://etd.fcla.edu/UF/UFE0020093]
Literatuur
Heckenberger, Michael J., 2009
‘Lost Cities of the Amazon; The Amazon tropical forest is not as wild as it looks.’ Scientific American 301(4): 44-51.
Mestre, Michaël, in voorbereiding
Montagnes couronnées en Guyane.
Petitjean-Roget, Hugues, 1991
‘50 sites de montagnes en Guyane française: contribution à l’inventaire des sites archéologiques d’Emile Abonnenc.’ Actes du 12ième congrès de l’A.I.A.C., 241-257.
White, Cheryl, 2010
‘Kumako; a place of convergence for Maroons and Amerindians in Suriname, SA’, Antiquity 84: 467-479.
White, Cheryl, 2010
‘Maroon Archaeology Is Public Archaeology.’ Archaeologies: Journal of the World Archaeological Congress 6(3): 485-501.
[uit Oso, 2011, nr. 2]
LA Chispa 358 over het bos in Suriname
In het oktobernummer van LA Chispa staat het thema ‘bos’ centraal. Dit extra dikke nummer met prachtige foto’s is begin oktober 2011 verschenen.
Het jaar 2011 is door de VN uitgeroepen tot ‘jaar van het bos’. Juist in Latijns Amerika bevindt zich het meeste bos. Het Amazonegebied is niet alleen voor het continent zelf, maar voor de hele planeet van levensbelang.
Tegelijk staat het bos bloot aan bedreigingen: wegen, dammen, houtkap, mijnbouw, sojaplantages en jacht. Maar ook levert het bos duurzame producten en leven er mensen in harmonie met de natuur. Over al deze aspecten leest u in LA Chispa.
Suriname uitgelicht
Bij deze LA Chispa vindt u een uitgebreid dossier Suriname. Het is tot stand gekomen door de samenwerking van onderzoekers in Suriname en Nederland. De biologen, antropologen, economen en ingenieurs hebben één ding gemeen: ze houden zich allemaal bezig met het analyseren van ontwikkelingen in het binnenland van Suriname. Het onderzoek is een initiatief van Pitou van Dijck, als econoom verbonden aan het Centrum voor Studie en Documentatie van Latijns Amerika (Cedla) aan de Universiteit van Amsterdam.
Twee jaar geleden, in de Surinamespecial van LA Chispa (december 2009) berichtte het blad al over op handen zijnde veranderingen in de infrastructuur van het land. De Surinaamse overheid geeft steeds uitdrukkelijker aan te streven naar verbetering van infrastructuur om het land beter aan te sluiten op de buurlanden in Zuid-Amerika. Zo sprak president Bouterse over de aanleg van een weg en spoorlijn naar Brazilië. Ook de vergroting van hydro-energie door de bouw van dammen en omleiding van rivieren staat op het programma.
In het ‘Dossier Suriname’ laat LA Chispa met reportages, interviews, kaarten en foto’s zien wat het bos te wachten kan staan.
Het oerwoud beangstigt mij
door Peter Douma
Miljoenen mensen houden een dagboek bij. Soms worden die boeken uitgegeven, bijvoorbeeld omdat de schrijver een bijzonder leven leidde, of omdat hij of zij goed kon schrijven. Het is de vraag of Het oerwoud beangstigt mij van oud-TRIS-soldaat Gerrit de Wilde aan die criteria voldoet.
Het oerwoud beangstigt mij!, Gerrit de Wilde, 2009, Uitgeverij Trivium,
ISBN 978 90 79180 11 0, vanaf 12,50 euro
Vids-voorzitter Ricardo Pané: ‘Soms moet je hard schreeuwen’
Paramaribo – “Het is misschien onterecht, maar soms moet je hard praten, zoadat men je begrijpt.” Dit zijn woorden van Ricardo Pané, voorzitter van de Vereniging van Inheemse Dorpshoofden in Suriname (Vids), na een ontmoeting die deze vereniging had met president Bouterse te Redi Doti.
read on…Nieuwe foto’s van geïsoleerde indianen
Brasilia – Funai, het Braziliaanse departement voor inheemse zaken, heeft foto’s gemaakt van indianen die nog nooit contact zouden hebben gehad met mensen van buiten het regenwoud. De beelden tonen indianen die manden vol maniok en papaja’s hebben geoogst in hun moestuinen.
Inheemse Indianen PeruFotoserie video Dat heeft Survival International, een organisatie die opkomt voor inheemse volksstammen, maandag laten weten.
Survival International heeft toestemming gekregen het beeldmateriaal te gebruiken voor zijn campagne ter bescherming van het leefgebied van de indianen.
”Het gaat om een groep van dertig tot veertig mensen in de buurt van de grens met Peru”, stelt Nellie Werner van Survival International Nederland. ”Waarschijnlijk gaat het om een groep die is afgesplitst van een andere stam.”
.
Human Planet
De gefotografeerde stam zal aan bod komen in de documentairereeks Human Planet van de BBC. Op de vraag of de indianen hun bestaan tegen hun zin veranderd zullen zien door de publicatie van de foto’s en door de documentaire van de BBC antwoordt Werner ontkennend. ”Er is geen contact gemaakt en de locatie waar de indianen zitten wordt niet onthuld.”
Voortbestaan
Volgens Survival International wordt het voortbestaan van de stam momenteel ernstig bedreigd door de illegale houtkap in Peru. De Braziliaanse autoriteiten vrezen dat geïsoleerd levende stammen in Peru buurland Brazilië worden ingedreven. Daardoor zouden conflicten tussen de groepen kunnen ontstaan. Marcos Apurinã, coördinator van de Braziliaanse organisatie van indianen in de Amazone (Coiab), zei dat het noodzakelijk is om opnieuw aan te tonen dat de geïsoleerd levende volkeren echt bestaan. ”Wij staan achter het gebruik van foto’s om dat te bewijzen” aldus Apuriña.
Rainforest Warriors
Rainforest Warriors is a historical, ethnographic, and documentary account of a people, their threatened rainforest, and their successful attempt to harness international human rights law in their fight to protect their way of life—part of a larger story of tribal and indigenous peoples that is unfolding all over the globe.
read on…Een opera over de Amazone-Indianen
A groundbreaking operatic spectacle puts Brazil’s Yanomami tribe in the spotlight – and highlights the destruction of the rainforestby Jan Rocha
It has taken four years and more than £3m to produce a remarkable production called Amazonas, a multimedia, transcultural German-Brazilian tragic opera, developed in four languages, that will have its world premiere this weekend.
Perhaps unsurprisingly, a lot of transatlantic to-ing and fro-ing was involved. Five shamans from the Amazonian Yanomami tribe took part in a workshop in Karlsruhe to explain their skills to composers Klaus Schedl, Ludger Brümmer and Tato Taborda. In turn, the composers made several trips to a Yanomami village to record the sounds of the forest.
For Laymert Garcia dos Santos, the Brazilian philosopher and sociologist who masterminded the whole thing, this epically ambitious undertaking has been a nerve-wracking experience. But the politics have made it worth it. “It is an attempt to arouse a reaction to the destruction of the Amazon rainforest through emotion, rather than through the cold numbers of statistics,” he says. “It’s a scientifically established fact that the forest’s destruction will have repercussions on the entire planet, but this still hasn’t shocked people into stopping the process. So the idea is to immerse the spectator in the situation, so they can feel with their senses what is happening and be affected by it.”
One of the largest indigenous groups in the Amazon, the Yanomami have only recently had regular contact with outsiders, but they actively participated in the development of the opera. “They’re not in the opera as exotic objects, or as an archaic group,” says dos Santos, “but they possess ancestral knowledge which is at the same time completely relevant to the modern world.”
The libretto is based on the letter sent by Sir Walter Raleigh to Queen Elizabeth I in 1595, written when he was attempting to find the mythical El Dorado. He ended travelling up the Orinoco river in present-day Venezuela, where many Yanomami now live, and described discovering the “large, rich and bewtiful empyre (sic) of Guiana”.
Despite being based on a historical source, the first act of Amazonas takes place in the future, after the rainforest has been destroyed, “in a time after the end of time”. In the second act, the Yanomami shaman fails to prevent the triumph of the Xawara, the evil spirits, and is killed by them; the act ends with nothing less than the fall of the sky, the Yanomami’s central myth, represented here by (lightweight) panels crashing down on the audience. The final act, created by multimedia artist Peter Weibel, takes place around a conference table where politicians, economists, scientists and missionaries argue about the future of the Amazon.
The Yanomamis’ own organisation, Hutukara, hopes the opera will draw attention to the constant threat against their territory from goldminers and farmers. After the Munich premiere, Yanomami teachers will visit German and Brazilian schools, hoping it will also help the younger generation of Yanomami – under growing siege from western culture – appreciate their own culture more by seeing it valued by others.
From Munich, the opera goes on to Lisbon and Rotterdam. But Dos Santos has an even grander dream – to see it performed in the heart of the rainforest itself, at the opera house in the Amazon capital of Manaus.
[Ontleend aan Place de l’Opera op Facebook]
De verkenning van het regenwoud
door André R.M. Pakosie
Het beeld dat ik met dit artikel wil oproepen, is dat van een groep mensen, de voorouders van de Marrons, die, ondanks dat zij gedwongen werden getransporteerd van hun eigen werelddeel (Afrika) naar de slavernij in een onbekend werelddeel (Zuid-Amerika), toch zichzelf wisten vrij te vechten, zich terug te trekken in het tot dan toe voor hen onbekende Zuid-Amerikaanse oerwoud, zich daar te handhaven en zelfs een volk voort te brengen. Van die Marrons maak ik deel uit.
Ik heb mijn verhaal als volgt opgebouwd:
1. Wie zijn de Marrons?
2. Verkennen van het oerwoud tijdens de marronage
3. De overlevingsstrategieën die de Marrons toepasten
4. Opbouwen van hun samenlevingen
5. Traditioneel leerproces
6. Het gebruik van planten en bomen
7. Bespreken van een klein aantal planten
8. Bedreigingen van dit stukje tropische regenwoud
1. Wie zijn de Marrons?
De Marrons zijn de nakomelingen van Afrikaanse mensen, die in de zeventiende en achttiende eeuw gedwongen naar Suriname werden gebracht om als slaven te werken op de suiker-, koffie- en katoenplantages. Maar die het onrechtvaardige gezag van de koloniale overheid en de plantage-eigenaren niet accepteerden en alleen of in kleine groepen het oerwoud in trokken. Samen met de Inheemsen (de oorspronkelijke bewoners) zijn zij al eeuwen lang dé bewoners van het binnenland van Suriname.
Al op de slavenplantages waren mensen bezig banden met elkaar aan te gaan, om elkaar te ondersteunen in de moeilijke tijden die hen na het vertrek uit de plantages nog te wachten stonden. In het oerwoud kwamen zij terecht in een onbekend, ondoordringbaar en niet ongevaarlijk gebied. Bovendien hadden zij ook nog te maken met de koloniale machthebbers, die hen met huursoldaten achtervolgden. Het was voor de Marrons daarom zeer moeilijk om in een dergelijke situatie te overleven, laat staan om samenlevingen op te bouwen. Toch hebben zij dat gedaan en dat is een uitzonderlijk grote prestatie.
Dankzij een intensieve en goed georganiseerde guerrillastrijd wisten de Marrons de koloniale overheid uiteindelijk te dwingen om vredesverdragen met hen te sluiten en daardoor ook hun menselijke waardigheid te erkennen. In 1760 met de Ndyuka Marrons, in 1762 met de Saamaka, in 1767 met de Matawai en uiteindelijk in 1860 met de Boni. En alhoewel het koloniale bestuur, met de twee andere Marrongemeenschappen, de Pamaka en de Kwiinti, niet tot een vredesverdrag kwam, werd uiteindelijk ook hun vrijheid erkend.
2. Verkennen van het bos tijdens de marronage
Nadat de voorouders van de Marrons de plantages verlieten, kwamen zij in een onontdekt gebied terecht met moerassen, rivieren met vele, soms zeer woeste sula (watervallen) en honderden verschillende dier- en plantensoorten. Op nog geen hectare grond kunnen meer dan tweehonderd verschillende soorten planten voorkomen.
De Marrons hadden geen voedsel en geen onderdak, alleen hun eigen wijsheid, hun spirituele kracht en inzicht, saamhorigheid en doelgerichtheid: een menswaardig en vrij bestaan op te bouwen. Afhankelijk van de streek waaruit sommige Marrons afkomstig waren in Afrika, herkenden zij een aantal tropische planten en bomen, die als voedsel of geneesmiddel konden dienen. Maar ondanks de ogenschijnlijke overeenkomsten bleken bepaalde planten uit het Surinaamse tropische regenwoud toch niet dezelfde planten te zijn, die zij uit hun landen van herkomst kenden en gebruikten. Qua inhoudsstoffen konden de verschillen namelijk groot zijn. Voor de Marrons zat er dus niets anders op dan proefondervindelijk elke plant, elke vrucht en elke boom te onderzoeken – kortom het hele oerwoud – op hun waarde als voedingsbron, als geneesmiddel, als bruikbare middelen voor hun overleving. Er wierpen zich mensen op als proefkonijnen. Zij waren zeer dapper, omdat het eten van onbekende planten tot hun dood kon leiden. De Marrons hadden echter geen andere keuze. Allereerst proefden zij alleen van de plant, zonder deze door te slikken. Als na een dag geen complicaties optraden, ging men over op de volgende stap, het doorslikken van het sap van een plant, het eten van het vruchtvlees van een vrucht, enzovoorts. Op deze wijze verkregen en/of verbreedden de Marrons hun kennis over het tropische oerwoud. Maar ook van de Inheemsen leerden zij veel en niet te vergeten vormden de dieren een belangrijke bron van kennis. Als men zag dat een dier zonder probleem een bepaalde vrucht at, of de knol of het blad van een bepaalde plant, wist men dat de vrucht, de knol of het blad niet giftig was, althans niet dodelijk. Zo ontdekten de Marrons, dankzij de Dyabaa (Ara), dat pemba, witte pijpaarde, ontgiftend werkt. Pemba bevat namelijk kaolin.
In de verschillende Marrontalen zijn bepaalde planten naar deze dappere mensen, die zich opofferden voor het algemeen welzijn van hun medemens, vernoemd. Ik noem bijvoorbeeld de plant, Kumantisanku (cassia quinquangulata), vernoemd naar Kumanti Kodyo; Weinkaaki, vernoemd naar da Wein Kaaki. Helaas komen de namen van deze mensen niet voor in de Latijnse benamingen, die de westerse plantensystematici later aan planten gaven. Deze gebruiken slechts de namen van westerse mensen die de ontdekking van een plant claimden, planten die soms al eeuwen door een volk gebruikt werden en van wie de westerse ‘ontdekkers’, meestal hun kennis van de plant te danken hadden.
3. Overleven
Om te overleven was het belangrijk voor de Marrons om alle planten, bomen en vruchten goed te kunnen onderscheiden: welke waren eetbaar, welke giftig. Welke houtsoort was goed genoeg om daarvan boten te bouwen, welke bomen/planten waren geschikt voor het vervaardigen van pagaaien, voor het bouwen van tijdelijke of permanente woningen, welke planten waren geschikt voor het vervaardigen van huishoudelijke artikelen, drink- en eetartikelen, planten voor voedsel en planten voor de lichamelijke en geestelijke gezondheidszorg. Het gaat in deze dan niet om een paar honderd planten. Een goed opgeleide traditionele kruidenkenner en/of kruidengenezer kent bijvoorbeeld meer dan vijfhonderd planten bij naam en weet bij welke ziekten deze gebruikt kunnen worden. Helaas zijn de Marronsamenlevingen vanaf 1980 van de vorige eeuw dusdanig veranderd, dat het aantal traditioneel opgeleide kruidenkenners en kruidengeneeskundigen nog maar minimaal is. Ik kom zo dadelijk nog terug op het traditionele leerproces, dat noodzakelijk is om een verantwoorde en gerespecteerde geneeskundige te zijn in de Marronsamenleving en daarbuiten.
4. Opbouwen van hun samenlevingen
Nadat de vredesverdragen getekend waren, konden de Marrons als vrije volken hun samenlevingen opbouwen, waarbij zij de politieke en sociaal-maatschappelijke structuren gebruikten die zij kenden vanuit de Afrikaanse landen van herkomst. Vooral bestaan er grote overeenkomsten tussen het traditioneel Asante gezag uit Ghana en het Marrongezag uit Suriname. (In het tijdschrift Siboga, jaargang 19, nr. 2, 2009 van het Marroninstituut stichting Sabanapeti is een artikel hieraan gewijd.)
De Marronsamenlevingen zijn gebaseerd op een matrilineair verwantschapssysteem, het zogenoemde Lo-familiesysteem. Elke Lo bestaat uit een of meer Bée, matrilinies, mensen met een gemeenschappelijke Gaanmma fu bée (de betoverovergrootmoeder, de vrouw die uit Afrika kwam en die als stichter van die groep mensen wordt gezien). In het kader van dit artikel voert het te ver om uitgebreid in te gaan op het ingewikkelde familiesysteem van de Marrons.
Wel nog een kort woord over de gezagsstructuren van een Marronsamenleving. De Gaanman staat aan het hoofd en wordt bijgestaan door alle Kabiten en Basiya van een Marronsamenleving en een volksvertegenwoordiging, de Bendiaseman (die bij elke zitting wisselend van samenstelling kan zijn). Op dit moment is Gaanman Gazon Matodja van de Ndyuka met zijn bijna 106 jaar, de oudste in functie zijnde Gaanman. Ook buiten het traditionele woongebied van de Marrons in het binnenland van Suriname en Frans-Guyana, zijn kabiten en basiya van het traditioneel gezag aangesteld, daar waar grote groepen Marrons aanwezig zijn: in Paramaribo, Frans-Guyana en Nederland. In Nederland wonen vijftien- tot twintigduizend Marrons. Ikzelf ben Kabiten van de Ndyuka Marrons hier in Nederland.
5. Traditioneel leerproces
Tot de jaren zeventig van de vorige eeuw moest elk kind in het binnenland over de meest elementaire plantenkennis beschikken, om in staat te zijn te kunnen overleven in het regenwoud en om te voorkomen dat er ongelukken gebeurden. Daarnaast moest het kind ook weten wat te doen, mocht het toch in aanraking komen met bijvoorbeeld giftige planten of dieren. Ikzelf kreeg bijvoorbeeld, vanaf het moment dat ik met mijn ouders naar de ver gelegen akkers kon meelopen, al onderricht hierin. En dat was in die tijd standaard voor elk Marronkind dat geboren was en opgroeide in het tropisch regenwoud, tot zijn 12e jaar. Onderweg naar de akkers lieten mijn ouders mij eerst de planten zien langs het bospad, waarmee ik niet in aanraking mocht komen, omdat ze giftig zijn. Daarbij vertelden zij mij ook wat de werking was en welke plantendelen ik als antidota moest gebruiken, mocht ik toch met hen in aanraking komen. De volgende stap in het leerproces was om de niet-eetbare vruchten te onderscheiden van de eetbare. Daarna kwamen de eetbare vruchten aan bod.
Dus eerst een oriënterende fase waarin je als kind het onderscheid leerde tussen giftige, niet-giftige en eetbare vruchten.
In de tweede oriënterende fase gaat men dieper in op de wijze waarop je moet overleven in het oerwoud, het leren onderscheiden van planten, het verzamelen en het toepassen ervan. Ook leerde je een aantal recepten en hoe je deze moest bereiden. Dit alles vond op EHBO-niveau plaats en elk kind uit de Marronsamenleving dat in het binnenland was geboren en opgroeide, moest over deze basiskennis beschikken.
Toonde een kind, vanaf zijn ongeveer 12e jaar, interesse in het volgen van een opleiding als kruidengeneeskundige, dan ging het in de leer bij specialisten.
In de eerste fase van dit leerproces wordt de kennis, die het kind al verkregen had op EHBO-niveau, verder uitgediept. Daarnaast kwamen onderwerpen aan bod als de Toepassingsleer, Ziekteleer, Samenlevingsleer (sociaal, cultuur, ect.) en Behandelingsleer. En natuurlijk was praktische ervaring opdoen ook een must. De persoon in kwestie kan na deze periode beschouwd worden als een basisarts, die zich in de daarop volgende periode gaat specialiseren. Elkeen had zijn eigen specialisme, bijvoorbeeld bot- en spierproblemen, geestelijke problemen, enzovoorts.
Een opleiding tot gespecialiseerd kruidengeneeskundige duurt vijftien tot twintig jaar. Zelf heb ik daarna nog tal van trainingen gevolgd in verschillende landen buiten Suriname, o.a. in Amerika, China, India, Ghana en Thailand, om mijn kennis op het gebied van de traditionele kruidengeneeskunde te vergroten.
6. Het gebruik van planten en bomen
In de traditionele kruidenleer is het van belang om zich strikt te houden aan de regels ten aanzien van verzamelen en bereiding van de kruidenpreparaten. Zo dient men er altijd voor te zorgen, dat de plant waarvan men bepaalde plantenonderdelen verzamelt, blijft doorgroeien en niet beschadigd raakt. De plant wordt altijd toegesproken, voordat deze wordt geplukt. De inhoudsstoffen van elke plant variëren ook naargelang de dag vordert. Om de werking optimaal te laten zijn, kan een bepaalde plant alleen op een bepaald tijdstip onder bepaalde omstandigheden verzameld en gebruikt worden. Daarnaast gebruikt men planten bijna nooit enkelvoudig, maar altijd in meervoudige samengestelde kruidenpreparaten om de kwaliteit en geneeskracht van het preparaat te waarborgen. Dit is tegengesteld aan hetgeen de farmacologie doet: zij isoleren een bepaalde inhoudsstof, met een bepaalde geneeskrachtige werking, van de overige stoffen. Zij hebben op deze manier enorm veel plantenmateriaal nodig om een bepaalde hoeveelheid inhoudsstof te kunnen verkrijgen. Of het stof wordt in gesynthetiseerde vorm gemaakt.
7. Bedreigingen van het tropische regenwoud
Als wij naar de huidige stand van zaken kijken, dan zien wij dat het Surinaamse tropische regenwoud in toenemende mate bedreigd wordt door allerlei menselijke activiteiten. In de jaren vijftig en begin jaren zestig van de vorige eeuw werd zelfs een groot deel van het traditioneel woongebied van de Saamaka Marrons (1350 vierkante kilometer) onder water gezet voor het bouwen van een stuwdam om elektriciteit op te wekken voor een grote multinational, de bauxietmaatschappij Suralco, en voor Paramaribo. Flora en fauna verdwenen onder water, en mensen werden gedwongen om zich te vestigen in zogenoemde transmigratiedorpen, die niet eens voorzien werden van de elektriciteit die opgewekt wordt door de stuwdam die gebouwd is en waarvoor zij gedwongen moesten verhuizen.
Ook wordt het oerwoud bedreigd door grootschalige houtkap, goudwinning en de jacht naar medicinale kruiden door de farmaceutische industrieën. Men leert dus niet van de fouten uit het verleden. Opnieuw zijn er plannen om weer en nog meer stuwmeer aan te leggen. Als hieraan niets gedaan wordt, dan zal het tropische regenwoud van Suriname langzaam verdwijnen en tenslotte een grote kale vlakte worden. En de Inheemsen en de Marrons, maar ook de dieren, zullen geen leefbare woonomgeving meer hebben.
En….
Yu e aksi fa a e go nanga mi, fa a e go nanga Sranan, nanga grontapu?
Je vraagt hoe het met mij gaat, hoe het met Suriname en de wereld gaat?
Aksi den bon
Vraag het aan de bomen
Efu yu abi koloku kande yu kan fende wan ete na wan presi
Als je geluk hebt, bestaat er, ergens misschien, nog één,
di sa man piki yu
die jou antwoord kan geven
Yu e aksi tu fa wi sa go moro fara?
Je vraagt ook hoe het nu verder moet
Fa mi kan man piki yu na wan leti fasi
Hoe kan ik jou een zinnig antwoord geven,
efu no wan bon de moro
als er geen boom meer is
di kan tapu son nanga winti gi mi?
die de zon en de wind voor mij vangt?
di kan man gi mi a kouru san mi abi fanoudu?
Die mij de koelte kan verschaffen die ik nodig heb?
Bika te bon no de moro, nyun bro no de
Want als er geen bomen meer zijn, is er geen verse lucht