Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Bijeenkomst IBS en Werkgroep Caraïbische Letteren
Op zaterdag 22 november a.s. organiseerde de Stichting Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek (IBS) in samenwerking met de Werkgroep Caraïbische Letteren een bijeenkomst in de Amsterdamse OBA met als titel: Suriname en de Caraïben in de 20e eeuw.
Hieronder een fotoimpressie; © foto’s Aart G. Broek / www.klasse-oplossingen.nl
Suriname en de Caraïben in de 20e eeuw
Bijeenkomst IBS en Werkgroep Caraïbische Letteren
Op zaterdag 22 november a.s. organiseert de Stichting Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek (IBS) in samenwerking met de Werkgroep Caraïbische Letteren een bijeenkomst in de Amsterdamse OBA met als titel: Suriname en de Caraïben in de 20e eeuw. read on…
Hoera, weer een nieuwe Oso
door Christine F. Samsom
Het laatste nummer van OSO ligt op de redactietafel van de Ware Tijd Literair, een waardevol nummer met interessante artikelen over verschillende onderwerpen, elk voorzien van een literatuurlijst voor verdere kennisverdieping. Als het niet zo prijzig was, zouden veel meer mensen in Suriname zich wel willen abonneren op OSO, maar met deze bespreking kunnen potentiële lezers hun voordeel doen in bibliotheken. Er zijn zes hoofdartikelen en daarnaast een aantal recensies, signalementen en een lijst met recente publicaties. read on…
Nieuwe OSO is uit
Inhoud OSO, jaargang 32, nr. 2, november 2013
Freek L. Bakker De Arya Dewaker-mandir in Paramaribo; een hindoetempel met een boodschap
Ine Apapoe Hedendaags Marronbestuur; de Raad van Kabiten en Basiya van de Okanisi in Nederland
Rosemarijn Hoefte Vertrekken of blijven? Onrust in de Javaanse gemeenschap in de laat-koloniale periode
Thiëmo Heilbron Het vergeten erfgoed; wat vertellen planten over de plantagegeschiedenis van Suriname?
Pim van der Meiden Voltaire, Suriname en Mauricius
Signalementen
Geschiedschrijving
![]() |
Papiergeld uit Demerara en Essequibo, 1823 |
Gedegen studie over Surinaamse politie
In de tweede helft van de jaren vijftig richtte de cid zijn vizier op de Surinaamse nationalisten die verdacht werden van communistische sympathieën. De oprichting van de kinderpolitie bracht niet alleen specialisatie in het korps met zich mee, maar baande hiermee ook de weg voor vrouwen in politiedienst. Vanaf de jaren zestig zouden vrouwen werk vinden bij de verkeerspolitie, recherche en administratieve functies vervullen. In tegenstelling tot hun mannelijke collega’s droegen zij geen vuurwapens. Tot 1982 hadden zij alleen een wapenstok. Belangrijk in deze periode is de verbetering van het kennisniveau van de agenten. In 1954 werd een opleidingscentrum voor politie geopend die een basisopleiding van vier maanden verzorgde. De samenwerking met het Nederlandse politiekorps en de uitzending van Nederlandse politiedeskundigen naar Suriname zorgden voor een verdere specialisatie. Ook de top van het politiekorps veranderde. Niet alleen in politiek opzicht was in de naoorlogse periode sprake van een verschuiving van de macht van de lichtgeleurde elite naar het Creoolse deel van de bevolking, ook in de top van het politiekorps was deze verschuiving merkbaar.
Geslaagd eerbetoon aan Dobru
door Hans Ramsoedh
Wan Bon riepen wij hem altijd na als hij op zijn bromfiets voorbij reed of in de Chinese winkel kwam tegenover de A.T. Calorschool op de hoek van de dr. Sophie Redmondstraat en de Rust en Vredestraat. Hij balde dan zijn rechtervuist in de lucht als teken van herkenning of misschien trots. Raveles woonde naast de Chinese winkel en kwam op uitnodiging van de docente leerkracht Nederlands regelmatig op onze school om zijn gedichten voor te dragen. Dat zijn gedicht Wan Bon later uitgroeide tot het nationale gedicht van Suriname hangt voor een zeer belangrijk deel samen met zijn schoolbezoeken waar hij veel jongeren voor het eerst kennis liet maken met poëzie in het Sranan en zelfbewust denken en nationale trots bijbracht.
read on…Tekst Van Lier lezing 2012
Kenmerken politieke cultuur en leiderschap in Suriname
door Hugo Fernandes Mendes
Dames en heren,
Het is een bijzonder voorrecht de Van Lier lezing te mogen houden . Zijn in 1949 als eerste druk verschenen: Samenleving in een Grensgebied is een standaardwerk en hoort in ieders boekenkast .
Het is vanzelfsprekend dat ik juist dit boek in de voorbereiding als eerste ter hand heb genomen. Bij herlezing viel mij op hoe tijdloos een goed boek kan zijn. De tweede druk dat 22 jaar later verscheen behoefde nauwelijks herschreven te worden.
Van Lierlezing: Suriname moet ‘wantok’ ontstijgen
door Stuart Rahan
Leiden – Om de ontwikkeling van Suriname versneld te doen plaatsvinden, moeten politieke partijen hun wantok (taalgroep) ontstijgen. De etnische scheidslijnen moeten doorbroken worden en partijleiders moeten verder kijken dan hun eigen enge belangen. Etnische verzuiling belet nationale ontwikkeling.
Tot deze conclusie kwam de Surinaamse jurist Hugo Fernandes Mendes in zijn lezing ‘Politieke cultuur en leiderschap in Suriname’, tijdens de laatste Van Lier-lezing georganiseerd door de Werkgroep Caraïbische Letteren. De tweejaarlijkse lezing werd vrijdag gehouden op de Universiteit Leiden.
Fernandes Mendes zag dit positieve vooruitzicht zich nu al ontwikkelen bij de VHP. Tijdens de laatste partijverkiezingen werd Chandrikapersad Santhoki met een duidelijk overwicht kandidaat-voorzitter om vervolgens met groot verschil de voorzittershamer over te nemen. ‘Een verhelderend transparante partijdemocratie’, noemde de inleider deze nieuwe politieke ontwikkeling in Suriname.
Karakteristiek
‘In Suriname legt de partijvoorzitter geen politieke verantwoordelijkheid af voor zijn daden, hij wordt niet weggestemd.’ Fernandes Mendes staafde deze stelling door Jagernath Lachmon, Ronald Venetiaan en Willy Soemita als voorbeeld te nemen. ‘Het is karakteristiek voor Suriname: een lange zit met slechte resultaten. Lachmon is de langstzittende partijvoorzitter geweest in de wereldgeschiedenis.’ De daaropvolgende actie van Santhoki keurde hij wel goed. Santhoki begon Surinamers in diaspora te interesseren in investeringen in hun geboorteland. Vroeger was de VHP slechts tijdens de verkiezingen een partij van alle hindostanen maar na de verkiezingen werd het een partij van Lachmon en enkele welgestelde hindostaanse families. ‘Santhoki is niet als de vorige VHP-leiders. Alleen moet hij nog zijn “wantok” ontstijgen om een nationaal leider te zijn’, betoogde Hugo Fernandes Mendes. Hij ziet ondanks de antinationale partijpolitiek van Suriname dat dit kenmerkende leiderschap wel etnische onrusten heeft weten te voorkomen zoals in andere Caraïbische landen. Het merkwaardige van zijn betoog is net zo goed van toepassing op de NDP van president Desi Bouterse. De partij heeft zich vanaf de oprichting afgezet tegen de oude op etnische leest geschoeide partijen hetgeen, zij het gestaag, heeft geresulteerd in de meest overtuigende overwinning in 2010 sinds het herstel van de democratische rechtstaat. ‘De oude politiek heeft de tweede kans sinds 1987 niet benut’, constateerde Fernandes Mendes, die enige hoop put uit de gedachte dat het raciale leiderschap op termijn op z’n retour is. Dat Fernandes Mendes moeite heeft met de persoon Bouterse heeft in zijn beleving alles te maken met zijn veroordeling in Nederland voor drugshandel en het feit dat hij hoofdverdachte is in het decemberproces. ‘Het is het ultieme faillissement van de politiek dat iemand als Bouterse met zijn verleden in drugs en coups heeft kunnen winnen.’
21 DNA-zetels
Dat de vooruitzichten op economisch vlak voor Suriname goed te noemen zijn, is volgens Fernandes Mendes te danken aan het opgezette beleid van de regering-Venetiaan in samenwerking met de toenmalige president van de Centrale Bank van Suriname, André Telting. ‘Zij kozen voor monetaire stabiliteit. Desondanks, Suriname blijft onvoorspelbaar.’ Dat die toekomst onzeker is, heeft ook te maken met onder andere het ontbreken van de anti-corruptiewet en de belangenverstrengeling van politici. Assembleelid Paul Somohardjo van coalitiepartij Pertjajah Luhur is beleidsadviseur op het ministerie van LVV, dat hij als parlementariër kritisch zou moeten volgen. Ronnie Brunswijk van A Combinatie heeft ook een dergelijke functie op het ministerie van Sociale Zaken. De beide mannen verdienen een dubbel inkomen voor werkzaamheden die niet voltijds verricht worden. De politieke belangenverstrengeling is niet nieuw. Jopie Pengel had ten tijde van zijn minister-presidentschap vier departementen onder zich en toucheerde vier afzonderlijke salarissen. ‘Er werd toen niet geprotesteerd’, was zijn conclusie. De moeizame relatie met Nederland is afgebouwd. ‘Wat driehonderd jaar niet met Nederlandse ontwikkelingshulp lukte, lijkt nu met de zuid-zuidrelatie (China en Brazilië) en eigen intellectuelen wel te gaan lukken’, merkte een vrouw in het publiek op. Zij noemde daarbij Staatsolie, waar het wel gelukt is om met eigen inspanning succesvol te zijn. Een ontwikkeling die door referent historicus Hans Ramsoedh onderstreept werd. Hij is van mening dat het aantal politici in Suriname drastisch moet worden verminderd. De Districts- en Ressortraden vindt hij overbodig en het aantal leden van de Nationale Assemblee moet teruggebracht worden tot 21.
R.A.J. van Lier, naar wie de lezing is vernoemd, was van 1949 tot 1980 buitengewoon hoogleraar in de Sociologie en Cultuurkunde van Suriname, de Nederlandse Antillen en het Caraïbisch gebied aan de Rijksuniversiteit Leiden.
[uit de Ware Tijd, 13/02/2012]
Politiek leiderschap
De timing van de Rudolf van Lier Lezing, die Hugo Fernandes Mendes op 10 februari in Leiden hield en die hij wijdde aan de politieke cultuur en het politiek leiderschap in Suriname, liet niets te wensen over. Sinds de verkiezingen van 2010 is er veel te doen over de wijze waarop in het bijzonder Surinaamse partijvoorzitters invulling aan hun functie geven. De balans is snel opgemaakt. De NDP, de Pertjajah Luhur en de ABOP kennen een omstreden leider, de VHP koos kortgeleden een nieuwe leider en de NPS en de KTPI zijn (de eerste nadrukkelijker dan de laatste) op zoek naar een nieuwe leider.
Fernandes Mendes, auteur van onder andere Onafhankelijkheid en parlementair stelstel in Suriname: hoofdlijnen van een nieuw en democratisch staatsbestel, hield het goed opgekomen publiek voor dat de machtsbasis van de traditionele partijen in Suriname in de afgelopen twintig jaar ingrijpend is versmald. Het electoraat heeft de traditionele wijze van politiekvoering afgestraft en de partijleiders zijn onmachtig gebleken om de kiezers het vertrouwen te geven dat de ontwikkeling van Suriname bij hen in goede handen is. Fernandes Mendes zoekt de oorzaak van het sterk teruggelopen vertrouwen in de traditionele leiders in de persoonlijke politiek die zij hebben gevoerd. Met een verwijzing naar The Origins of Political Order van de politicoloog Francis Fukuyama vergeleek hij hen met de Wantoks in Melanesië, een stam die geleid worden door de Grote Man. Iedereen kan de Grote Man worden, maar deze positie is weggelegd voor degene die de behoeften van de stamleden het beste kan vervullen. De introductie van een moderne staat naar Westminster model en van attributen als een parlement, politieke partijen en een leger bracht de Wantoks in verwarring, want zij konden deze vernieuwingen niet accommoderen met de directe bevrediging van hun materiële behoeften door de Grote Man. In veel staten – Suriname is er maar één van – heeft de persoonlijke politiekvoering door de Grote Man kunnen voortbestaan, ondanks de staatsrechtelijke evoluties die bedoeld waren deze politiekvoering in te bedden in een systeem van checks and balances.
Zoals het Wantok-systeem etnische wortels heeft, zo zijn ook de traditionele politieke partijen in Suriname vanaf hun oprichting in de tweede helft van de jaren veertig belangengroepen geweest op een etnisch-religieuze en etnisch-culturele grondslag. Sterke persoonlijkheden wierpen zich op als leider van deze belangengroepen en verdedigden deelbelangen in plaats van nationale belangen. Als Grote Mannen beloonden zij hun kiezers door hen materiële gunsten te verlenen. De groei van de NDP na 1987 en het verwerven van de regeermacht door deze partij in 2010 heeft het failliet aangetoond van de politiekvoering van de traditionele partijen. Dit failliet schrijft Fernandes Mendes vooral toe aan de lange zittingsduur van de leiders van deze partijen. Kiezers raken uitgekeken op weinig daadkrachtige Grote Mannen, die decennialang de teugels in handen houden, zich omringen met slippendragers, slecht kunnen omgaan met kritiek, hervormingen en vernieuwingen tegenhouden, initiatief en debat ontmoedigen en publiekelijk nauwelijks verantwoording afleggen voor hun daden.
Een andere oorzaak voor de neergang van de traditionele partijen zoekt Fernandes Mendes in de veranderde positie van Suriname in de wereld. Vooral de integratie van het land in de eigen regio heeft in de afgelopen twintig jaar effect gehad. De grenzen van Suriname gingen open en frequente bezoeken aan het land door vertegenwoordigers van internationale organisaties en buitenlandse bedrijven en door toeristen hebben het isolement van het land doorbroken en de samenleving van een nieuwe dynamiek voorzien. Was de politiekvoering voorheen vooral naar binnen gericht en konden onwetende kiezers gemakkelijk door gewiekste leiders worden gepaaid, de verbreding van de politieke horizon, ook bij het electoraat, vraagt om een andere aanpak en duidelijker antwoorden op de eisen van de moderne tijd. Grote Mannen kunnen niet langer volstaan met het debiteren van patriottische leuzen en het vrijblijvend aanwakkeren van hoop, maar dienen zich wezenlijk te verhouden tot de snel veranderende wereld en hun werkwijze hierop af te stemmen.
Hoewel Fernandes Mendes concludeerde dat de traditionele politiekvoering achterhaald is, meende hij dat het Wantok-systeem in de kern onaangetast is gebleven. Dat is een interessante bevinding, waar hij overtuigende argumenten voor aandroeg. In zijn analyse betrok hij vooral de NDP. Deze geldt als een multi-etnische partij die meer voeling lijkt te houden met de moderne tijd dan concurrerende partijen. Dit laat onverlet dat de NDP een scherp oog heeft voor de etnische afkomst van de bewoners van de kiesdistricten en bij parlementsverkiezingen de kandidaatstelling daar grotendeels van laat afhangen. Binnen de huidige regeringscoalitie is etniciteit bovendien niet zelden een bepalende factor bij het toewijzen van functies bij de overheid, in staatsbedrijven en op diplomatieke posten. Tenslotte kiest NDP-leider Bouterse er meer dan eens voor om zelf zijn etnische wortels te benoemen. Dat wan ptjin ingi boi (een kleine Indianenjongen) het tot het hoogste politieke ambt van het land heeft gebracht, geldt in Suriname inmiddels als een gevleugelde uitspraak van de president.
Het commentaar van referent Hans Ramsoedh, onder historici vooral bekend als schrijver van het standaardwerk Suriname 1933-1944: koloniale politiek en beleid onder gouverneur Kielstra, had vooral het karakter van een aanvulling. In zijn betoog vroeg Ramsoedh aandacht voor een ander aspect van het werk van Fukuyama, namelijk het onderscheid tussen ‘low trust societies’ en ‘high trust societies’. Volgens hem was Suriname een voorbeeld van een low trust society, een bewering die hij staafde met statistische gegevens waaruit bleek dat het vertrouwen van Surinaamse kiezers in hun leiders zorgwekkend laag is en dat zij opvallend ontevreden zijn over het functioneren van de bestaande politieke instituties. Naar het oordeel van Ramsoedh laten deze data zien dat de legitimiteit van het democratisch bestel in het geding is. Het gebrek aan vertrouwen dat Surinaamse kiezers hebben in hun leiders houdt zijns inziens onder meer verband met de wijdverbreide opvatting dat politici onvoldoende zijn toegerust voor de functies die zij bekleden en met de op ruwe confrontatie gerichte stijl waarmee leden van de Nationale Assemblee elkaar bejegenen. Ramsoedh wees daarnaast op de onvoorspelbaarheid van politieke leiders, die zich zelden laten betrappen op uitgewerkte maatschappijvisies of concrete ideeën over de inrichting van de staat. Als de verkiezingen voorbij zijn, gaat het de Grote Mannen om het verwerven van politieke macht. Bij de onderhandelingen hierover zijn de antecedenten van coalitiepartners bijzaak en worden de historische verhoudingen tussen de deelnemende partijen bij voorkeur buiten de discussie gehouden. De formatie van de zittende regering door politieke leiders die jarenlang elkaars gezworen vijanden waren, heeft volgens Ramsoedh het vertrouwen van het electoraat in de politiek alleen maar verder uitgehold en de instabiliteit van het democratisch bestel versterkt.
De zaal reageerde geanimeerd op het betoog van Fernandes Mendes en de repliek van Ramsoedh. De vragen en opmerkingen uit het publiek gingen onder andere over de achtergronden van de verkiezing van Bouterse tot president, de bijdragen van Euro-Surinamers aan de Surinaamse politiekvoering en de agenda van de zittende regering, meer in het bijzonder op het gebied van het ontwikkelingsbeleid en de relaties met het buitenland. De gepresenteerde opvattingen lieten een voorzichtig optimisme zien over de politieke daadkracht van de regering, die financieel orde op zaken wenst te stellen, economisch met elan aan de weg wil timmeren en afstand wenst te houden tot Nederland. Anderzijds heerste er ook scepsis over de autocratische tendensen van het huidige regime dat hoe dan ook in control lijkt te willen blijven, profiterend van de gezonde monetaire situatie die de vorige regering heeft achtergelaten en ogenschijnlijk onbezorgd over het risico dat de oude afhankelijkheidsrelatie met Nederland voor een nieuwe afhankelijkheidsrelatie met Brazilië of China wordt ingeruild. Fernandes Mendes en Ramsoedh lieten de aanwezigen ruimhartig van hun deskundigheid profiteren en vonden een goede balans tussen reflectie op historische en actuele ontwikkelingen.
Zal de politiekvoering onder de traditionele partijen spoedig veranderen? Bij de VHP lijkt hier een serieus begin mee te zijn gemaakt. In ieder geval is het stokje hier overgenomen door een betrekkelijk jonge en energieke leider die zijn partij een moderner aanzien wenst te geven. Of hij hier werkelijk in zal slagen, zal in de komende jaren blijken. Over de bewegingen binnen de NPS en de KTPI bestaat vooral onduidelijkheid. Voorzitter Venetiaan heeft te kennen gegeven het leiderschap van de NPS te willen overdragen, maar onder de tien leden die publiekelijk hebben aangegeven interesse te hebben in de functie bevinden zich maar enkelen die noemenswaardige ervaring hebben als parlementariër of minister en die in staat moeten worden geacht een aansprekend verhaal te presenteren waarmee de partij zich kan onderscheiden van de NDP. Bij de KTPI heeft één van de ondervoorzitters zich gemeld als uitdager van partijleider Soemita, die op zijn beurt heeft aangegeven in de race te willen blijven voor een nieuwe termijn als voorzitter. Zijn tegenstrever laat er geen gras over groeien. Hij heeft zich in het parlement als een zelfstandige fractie van de KTPI afgesplitst en doet van zich spreken als stichter van nieuwe partijkernen en fel criticaster van de zittende leider. Wie de nieuwe Grote Mannen of Vrouwen van de NPS en KTPI ook mogen worden, wat telt is dat zij hun partij uit het Wantok-systeem manoeuvreren en eigentijdse oplossingen formuleren voor eigentijdse problemen.
Vanavond derde Van Lier-lezing
Vanavond, vrijdag 10 februari 2012, houdt Hugo Fernandes Mendes de derde Van Lier-lezing, over politieke cultuur en leiderschap in Suriname, in Leiden. Hans Ramsoedh is referent. Klik hier voor meer informatie.
Een Joods kolonisatieplan voor Suriname
door Hans Ramsoedh
Het Saramacca project is een studie over het plan van de Freeland League for Jewish Territorial Colonization (Liga) om dertigduizend Joden in de naoorlogse periode in Suriname te vestigen. De jurist en oud-Nederlandse diplomaat Alexander Heldring promoveerde eind 2010 op deze studie.
Rechts: de oprichter van de Freeland League, Isaac Nachman Steinberg in 1918
Als diplomaat op de Nederlandse ambassade in Polen begin jaren zeventig leidde Heldring een afdeling die verantwoordelijk was voor de afgifte van Israëlische visa aan Poolse Joden die door het communistische regiem het leven ernstig zuur werd gemaakt. Op verzoek van Jeruzalem behartigde de Nederlandse ambassade in Warschau de belangen van Israël. Begin jaren tachtig was Heldring werkzaam op de Nederlandse ambassade in Paramaribo. Zijn aandacht werd getrokken door een bladzijde in de Encyclopedie van Suriname waarin summier naar het Joodse kolonisatieplan van de Liga in Suriname werd verwezen. Na zijn uittreden uit de diplomatieke dienst wilde hij een politieke thriller over dit kolonisatieplan schrijven. Uitgevers toonden echter geen interesse en Heldring besloot het hele onderwerp van een historische en feitelijke kant te beschrijven.
De Liga werd in 1935 in Engeland opgericht tegen de achtergrond van de steeds ernstiger wordende Jodenvervolging door de Nazi’s. Zij zocht naar een dunbevolkt gebied waar Joodse kolonisten zich zouden kunnen vestigen zonder daarbij te streven naar een onafhankelijke Joodse staat. Op grond van deze doelstelling noemde de Liga zich ‘territorialistisch’, dit in tegenstelling tot de zionisten die wel naar een onafhankelijke Joodse staat streefden. Palestina was voor de Liga geen optie, omdat het nog onder een Volkenbondmandaat van de Britse regering stond, die een beperkt toelatingsbeleid voor Joden toepaste. Met haar doelstelling werd de Liga de concurrent van de zionisten. De laatsten vreesden namelijk dat de Britse regering (en later de Verenigde Naties) de territoriale plannen van de Liga als een acceptabel alternatief voor een Joodse staat in Palestina zouden beschouwen. Op het hoogste niveau in zionistische kringen werden territoriale plannen van de Liga als een dreiging opgevat. Hun inspanningen richtten zich op het dwarsbomen van de plannen van de Liga. Zo verspreidden zionisten de fabel dat de Liga als doel had van Suriname een Joodse staat te maken die zich van Nederland zou afscheiden.
In Het Saramacca project ligt de focus op het ontstaan en het verloop van de onderhandelingen tussen de Liga en de Surinaamse en Nederlandse autoriteiten en op de factoren die uiteindelijk hebben geleid tot het mislukken van dit plan. Deze studie is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. In de inleiding bespreekt de auteur de keuze van de Liga voor Suriname en de bronnen die hij voor zijn onderzoek heeft gebruikt. In het tweede hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan de orde: een eerder plan van de Liga om vóór de Tweede Wereldoorlog vijfenzeventigduizend Joden in Australië te vestigen, het Plan Mussert uit 1938 van de Nederlandse Nationaalsocialistische Beweging om een Joods Nationaal Tehuis in de Guyana’s te vestigen, de eerste besprekingen tussen de Liga en Nederland en het eerste debat in november 1947 in de Surinaamse Staten.
In het derde hoofdstuk behandelt de auteur de geëmotioneerde debatten in de Staten over de plannen van de Liga en de reacties in de Surinaamse pers. Hoewel de Staten in april 1947 met een kleine meerderheid akkoord gingen met de immigratie van dertigduizend Joodse kolonisten in Suriname was er tegenstand, vooral van de zijde van de Creoolse Nationale Partij Suriname (NPS). Deze partij vreesde een politieke en economische overheersing door de nieuwe Joodse immigranten en een verlies van haar leiderschapsrol in de Surinaamse politiek. De vrees bij de NPS werd ook nog gevoed door de zionisten die, zoals eerder gesteld, hun eigen agenda hadden.
In het vierde hoofdstuk gaat Heldring in op de financiële aspecten van het plan, de toenemende zionistische tegenstand, de groeiende weerstand in Den Haag tegen het kolonisatieplan, de ontwikkelingen in Palestina als gevolg van de stichting van de staat Israël in 1948 en de weerslag daarvan in Suriname. Aanvankelijk enthousiasme van Nederlandse zijde voor het Joodse kolonisatieplan maakte plaats voor groeiende weerstand die onder meer samenhing met de Koude Oorlog. De Nederlandse regering vreesde namelijk dat door de kolonisatie grote groepen politiek ongewenste elementen (lees communisten) Suriname binnen zouden komen.
In hoofdstuk vijf bespreekt de auteur het kantelpunt in het proces rond dit kolonisatieplan, waarna het bergafwaarts ging met de plannen voor het Saramacca-project. Daarbij ging het onder meer om de gewijzigde verhoudingen tussen Nederland en Suriname, de grotere invloed van de NPS in het Surinaamse politieke bestel na invoering van het algemeen kiesrecht in Suriname en spanningen binnen de Freeland League en met name tussen het hoofdkwartier in New York en de officiële vertegenwoordiger van de Liga in Nederland.
In het voorlaatste hoofdstuk behandelt Heldring de laatste fase van het Saramacca-project, een fase die de auteur typeert als ‘gerommel in de marge’. Tot februari 1956 koesterde de Liga de hoop dat het in Suriname nog zou lukken met haar kolonisatieplan. In februari 1956 schreef de toenmalige Surinaamse minister-president Ferrier aan de Liga dat de regering in Paramaribo het kolonisatievoorstel zou bestuderen: ‘Zodra een besluit tot stand is gekomen, zullen we u dit laten weten’ aldus Ferrier (p. 299). Ferrier nam hierna geen actie meer en zijn brief kan worden beschouwd als de slotscène in het drama van het Saramacca project. Hierna viel definitief het doek. Het laatste hoofdstuk is een slotbeschouwing waarin de auteur resumerend ingaat op de deelvragen in de inleiding.
Deze studie kent een aantal omissies. De eerste betreft de bestaansmiddelen van de Joodse kolonisten. Zij zouden zich gaan richten op agro-industriële ontwikkeling. De lezer blijft in het ongewisse wat voor soort agrarische en industriële activiteiten het precies betrof. Een tweede onderbelicht thema betreft de financiën. De Liga verwees naar invloedrijke Joodse organisaties en personen die grote belangstelling toonden voor de oprichting van een fonds, maar heeft nimmer namen van deze organisaties genoemd. Hoe serieus waren deze toezeggingen? Heldring gaat hier al te makkelijk aan voorbij door te stellen dat er geen financiers over de brug zouden komen zolang er geen bindende overeenkomst met de Surinaamse en/of Nederlandse regering bestond. De Liga had de totale kosten begroot op dertig miljoen dollar, dat wil zeggen duizend dollar per persoon, een irrealistisch bedrag voor een kolonisatie van een groep met een dergelijke omvang. En hoe zat het met het levensonderhoud in de beginperiode van de kolonisatie? De kosten gaan immers voor de baat uit. Een derde punt dat onderbelicht blijft, betreft de werving van Joodse kolonisten uit de overlevingskampen en uit Oost-Europa. Onduidelijk blijft hoe de Liga dacht de kolonisten te werven en te vervoeren naar Suriname. Een laatste aspect dat eveneens onderbelicht blijft en dat de slagingskans van dit kolonisatieplan zeer zeker in negatieve zin zou hebben beïnvloed, betreft de relatie met de concurrerende en invloedrijke zionistische beweging die zowel vóór als na de stichting van de staat Israël als doel had zoveel mogelijk Joden naar de nieuwe Joodse staat over te brengen. Het is niet ondenkbeeldig dat de kolonisatieplannen van de Liga bij een effectuering zouden zijn gedwarsboomd door de zionistische beweging, zoals zij dat in een eerder stadium had gedaan. Was het kolonisatieplan van de Liga daarom niet meer dan een hersenschim van enkele idealisten met oprechte en humanitaire bedoelingen? Na lezing van deze studie ben ik, in alle voorzichtigheid, geneigd deze vraag bevestigend te beantwoorden.
Ondanks deze tekortkomingen heeft de auteur een lezenswaardige studie geschreven. Heldring is erin geslaagd het Joodse kolonisatieplan in Suriname, zoals hijzelf schrijft, onder het vloerkleed van de geschiedenis te voorschijn te halen en een plek te geven in de Surinaamse, Nederlandse en Joodse historiografie. Een interessante vraag is uiteraard hoe de geschiedenis van Suriname zou zijn verlopen als het kolonisatieplan van de Liga wel was gelukt. Maar dit is meer een thema voor speculatieve fictie of een politieke thriller.
Alexander Heldring, Het Saramacca project; Een plan van joodse kolonisatie in Suriname. Hilversum: Verloren, 2011. 348 p., ISBN 978 90 8704 207 3, prijs € 35,00.
[uit Oso, 2011, nr. 2]
Zie ook The Saramacca Project