blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Rahan Stuart

Badal: de verandering van Anil Ramdas?

door Stuart Rahan

“Ik zou Badal lezen als een gewone fictieve roman”, zegt schrijver en essayist Anil Ramdas over zijn nieuwste boek en eerste roman Badal. De titel verwijst naar de hoofdpersoon in het boek, Harry Badal, die het evenbeeld is van de schrijver: als jonge hindostaanse student naar Nederland geëmigreerd, raakt in conflict met de overheid over zijn proefschrift inzake asielprocedures, journalist, essayist, presentator met het enige verschil dat Harry Badal nog voor hij zijn opdracht voltooid zelfmoord pleegt door in de zee te lopen.

read on…

Vijf succesvolle jaren Fatu

door Stuart Rahan

Wat wil je voor je verjaardag? Najib Amhali!? De populairste comedian van Nederland op dit moment was het hoogtepunt van de vijfde verjaardag van Fatu, de maandelijkse comedyshow van het Kratertheater in Amsterdam Zuidoost. “Wij hebben vijf jaar lang geprobeerd hem te boeken en nu is het ons uiteindelijk gelukt om Najib Amhali aan ons eigen publiek te presenteren”, spreekt een trotse MC, Jeffrey Spalburg.

Samen met Maureen Healy, artistiek leider van het Kratertheater, heeft Spalburg vijf jaar geleden het idee opgevat om ook in de Bijlmer een eigen comedycorner te beginnen. Er moest nog een dj gevonden worden, maar dat was geen onoverkomelijk probleem.

Dj Phantom is zo goed als vanaf het begin erbij geweest en met succes. In een terugblik en een dankwoord door Healy werden voornamelijk de perikelen rond MC Jeffrey Spalburg met de uitverkochte zaal gedeeld: van een gebroken hart tot een nieuwe liefde met binnenkort de geboorte van zijn eerste kind.

Spalburg moest al deze in’bere tori met lede oren aanhoren. Nu had hij het deze keer niet voor het zeggen, zoals wanneer hij mensen op de voorste rij te kakken zet. Een beetje ongemakkelijk moest hij deze gesel ondergaan, tot hij samen met dj Phantom de vijf kaarsjes mocht uitblazen.

Beiden kregen een T-shirt met daarop hun functie gedrukt. Voor een vrouwelijke bezoeker was een speciaal cadeau bedacht, omdat zij alle veertig voorstellingen van de afgelopen jaren bezocht had. Een T-shirt met gouden opdruk kreeg zij persoonlijk overhandigd door Spalburg, nadat hij haar eerst bij wijze van grap een man op de voorste rij had aangeboden. “Je weet dat je altijd de lul bent, toch zit je elke keer weer op de eerste rij”, grapte Spalburg de hele middag door. Najib Amhali zong een Surinaams liedje, “Buku a ba’nansi”, als eerbetoon aan de jubilarissen, tot grote hilariteit van het publiek. Eerst had hij het publiek over zijn eigen integratie in Nederland verteld, die niet zo vlekkeloos was verlopen, om vervolgens het overwegend Surinaams publiek op hak te nemen.

Als comedian is hij vijf keer in Suriname geweest, waarvan hij de vliegreis naar het land als beste herinnering heeft: “Na een half uur roept de captain dat de drank op is en dat de passagiers slechts cola kunnen krijgen. Dan gaan de eigen flessen open.” Het Surinaamse publiek kon het hardst lachen om dit herkenbare tafereel. Een verhaal over een gevecht tussen stewardessen en zuipende reizigers werkte helemaal op de lachspieren. “Wat, wat ga je doen als ik toch mijn eigen drank drink?” Johan van Gulik vertelde dat er onderscheid is tussen de verschillende duiven in Nederland. De Surinaamse, met een gouden ring om hun poot, roepen steevast “duku, duku”. Bij de komende editie van Fatu, die gepland staat voor 27 maart, zijn het opkomende theaterduo Deng boy fu a birti, stand up comedian Anuar en cabaretier Dolf Jansen te gast.

[uit de Ware Tijd, 02/03/2011]

Vincent Henar geridderd

door Stuart Rahan

Sinds deze week mag Vincent Henar, oprichter en bandleider van Fra Fra Sound, zich Ridder in de Orde van Oranje Nassau noemen. Zondag kreeg Henar namens de koningin de bijbehorende versierselen opgespeld door de Amsterdamse wethouder van Cultuur, Carolien Gehrels. Dat gebeurde tijdens een optreden in het nieuwe MC theater.

Het is de eerste onderscheiding die Vincent Henar, en in het verlengde daarvan zijn band Fra Fra Sound, in zijn muzikale carrière in ontvangst mocht nemen. Wethouder Gehrels verraste de band kort na de pauze met de ridderorde als blijk van waardering voor de manier waarop Henar en zijn band de stad Amsterdam uitdragen en de multiculturele samenleving gestalte geven. Als ambassadeur van de Nederlandse en Surinaamse cultuur zet hij zich al jaren in voor (jong) muziektalent en muzikale scholing. Daarnaast is hij de drijvende kracht achter de band, die al dertig jaar lang succesvolle internationale tournees maakt en haar roots heeft in Amsterdam.

Fra Fra Sound heeft in de afgelopen dertig jaar op concertpodia in meer dan vijftig landen gestaan. Onlangs sloot zij een succesvolle tour af door Frans Guyana en Suriname met als absolute hoogtepunt de viering van het dertig jarig bestaan in het Bimhuis. Daarvoor waren verschillende artiesten waar de band de afgelopen jaren mee gespeeld heeft, uitgenodigd om het jubileum luister bij te zetten. Verrast en trots legt Henar uit deze waardering zeer op prijs te stellen. Hij is daarom de mensen uit voornamelijk de Surinaamse kunst- en artiestenwereld, die hem hebben voorgedragen voor deze onderscheiding, daarom zeer erkentelijk. “Het is de eerste onderscheiding voor mij, die ik ook opdraag aan de band.

Maar het publiek geeft in feite al jaren die onderscheiding door de concerten van Fra Fra Sound te bezoeken.” Hij zegt er twee dagen beduusd van te zijn geweest, maar hij staat nu weer met beide benen op de grond. “Ik moet weer gewoon aan het werk, want het leven houdt niet op bij deze onderscheiding”, reageert hij nuchter. Nu is het nog hopen dat de grote muziekorganisaties ook overstag gaan en de goede muziek van Fra Fra Sound vaker onder de aandacht brengen van het muziekliefhebbende publiek. De band combineert verschillende elementen uit de zwarte muziek tot een eigen sound. Het is jazz met wereldse invloeden; van de Noord-Amerikaanse Jazz en Funk, Surinaamse kaseko, kawina en winti tot Afrikaanse ritmes. In de dertig jaar sinds de oprichting heeft Fra Fra Sound zich ontwikkeld tot een instituut voor Afro-Caribische bigband-jazz en is het een belangrijk platform voor nieuwe generaties musici.

[uit de Ware Tijd, 24/02/2011]

Tye poti Meye

door Stuart Rahan

Een “populistisch besluit” dat een vloek van tegenspoed is die over de natie Suriname is uitgeroepen. Zo noemt de zelfbenoemde bisschop Steve Meye van Gemeente Gods Bazuin de beslissing van de regering-Bouterse/Ameerali om een zelfstandige Palestijnse staat te erkennen. De Palestijnse staat moet officieel nog geproclameerd worden maar het onvervreemdbare recht om een eigen thuis te hebben, wordt ontkend door een evangelist ten faveure van het machtige Israël dat geen gelegenheid voorbij laat gaan om stenengooiende onderdrukten met zwaar geschut terug te dringen. Het buitenproportionele krachtsvertoon wordt door Meye niet ter discussie gesteld. Sterker nog, er wordt met geen woord gerept over het ontstaan van de Staat Israël in 1948, toen de Verenigde Naties als gevolg van de jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog besloot de joden een thuis te geven. Het Palestijnse volk moest wijken.

Bijbel en geschiedenis bevatten feiten die niet altijd met elkaar stroken. Voor God is iedereen gelijkwaardig maar in de ogen van Zijn tussenpersoon, Steve Meye, is het joodse volk uitverkoren. Als zodanig is het ook verheven boven het arme Palestijnse volk en de rest van de wereld, inclusief de gemeente van de zelfbenoemde bisschop. Hoe onnozel moet je niet zijn om je te verlagen tot zulk allooi. Maar het meest verachtelijke van zijn houding is dat Meye weet hoe godvrezend het grootste gedeelte van de Surinaamse samenleving is en dat hij bewust de mensen verwarring en angst aanpraat. Schermen met natuurgeweld als bijvoorbeeld orkaan Katrina met de zogenaamde “desastreuze gevolgen” voor de Amerikaanse economie en bevolking, alsof dat de straf is van God, is goedkoop en achterhaald.

De enige ramp die Suriname overkomt is Meye zelf. “Heer vergeef het hem, want hij weet niet wat hij doet”, geef ik hem mee ter overdenking. Onze voorouders stonden in nauw contact met de natuur. Zij hebben wijsheden ontdekt en beheerst, tot de blanke overheersers arriveerden en in hun obsessie hun geloof opdrongen als het ware geloof. Weinig respect tonen voor andersdenkenden staat gelijk aan hen als inferieur beschouwen.

Natuurgodsdienst is geen afgoderij. Na san y’e bribi, na dat’ e yep’ yu! In plaats van te streven naar een hecht leven met je medemens, ongeacht afkomst of overtuiging, denkt de gemeente zich het recht te moeten toe-eigenen om er aanvallen op te plegen. Iemand die aanvallen pleegt, heeft wat te verdedigen en blijkbaar Steve Meye ook. Zijn het zijn lammeren die na de kerkdienst toch stiekem de natuurgodsdienst als redmiddel zien? In de slavernijperiode mochten wij onze voorouders niet eren; na de afschaffing was er enige hoop op een openbare herleving van die religieuze traditie, maar helaas willen kerkelijke leiders als Meye nog steeds dat het verboden wordt.

De regering zou hem eerst moeten consulteren alvorens een besluit te nemen. Dat Meye zich God waant binnen zijn gemeente, tot daar aan toe, maar dat hij over zijn grenzen mee zou willen beslissen als in de Palestijnse kwestie, dat grenst aan superioriteitswaanzin. Onze Elly Purperhart heeft nog nooit iemand verboden zich bij zijn kerkgemeenschap aan te sluiten, laat staan iemand te verplichten een owru yari-wasi bij haar te nemen; toch moet zij het elk jaar weer ontgelden.

Nu wordt gedreigd het aanstaande owru yari-festijn te verstieren met een tegenmanifestatie. Pure intimidatie. Het zou een mooi schouwspel zijn als Missi Purperhart voor de verandering niet op het Onafhankelijkheidsplein, maar voor de ingang van de kerk van Meye, op de openbare weg, met groot gevolg en niet te vergeten kappa, elk zelfstandig gemeentelid een stevige wasi zou geven, inclusief de voorganger. De god van zijn gemeente zal deze handreiking met een open mind ontvangen. En ef’ a pori, dan mek’ a pori. Heb je naaste lief, gelijk jezelf.

[uit De Ware Tijd, 10/02/2011]

Rihana Jamaludin en Tessa Leuwsha op Winternachten

door Stuart Rahan

Den Haag – Zij wonen en leven in elkaars geboorteland: de schrijvers Rihana Jamaludin en Tessa Leuwsha. Rihana Jamaludin is geboren in Suriname en Tessa Leuwsha in Nederland. Jamaludin is geboren uit Surinaamse ouders en Leuwsha heeft een Surinaamse vader die als verstekeling vluchtte uit Suriname.Hij wilde zijn aanstaande gezin een betere toekomst geven. Daarom was hij ook niet blij met het besluit van zijn dochter Tessa, toen zij terugging naar het land dat in zijn ogen geen toekomstperspectieven heeft. Jamaludin en Leuwsha horen beide tot de jonge generatie schrijvers die Suriname het laatste decennium rijker is geworden.

read on…

Sonny Boy

door Stuart Rahan

De première van de film Sonny Boy was spectaculair met het Circustheater als decor van tout filmminnend Nederland. Hollywood aan het Scheveningse strand, een grote familie maar tegelijkertijd een kleine wereld. De kleine wereld waar iedereen elkaar kent, die verschrompelt tot een smoezelig dorpje met haar typische persoonlijkheden. Iedereen kent elkaar, of van de televisie of van de film. Radio is een beetje lastig of je moet de hele tijd kakelend rondlopen. “Hey, jou ken ik. Jij bent toch…” “Ja, ik ben die en die maar volgens mij vergis jij je.” Daar sta je dan in je volle overtuiging dat je die en die kent en dat die en die je nu dist. “Syene mi boi, syene”, zou Norman uit Wan Pipel roepen.

Bij de rode loper stonden veel media opgesteld. De nationale roddelbladen, de nationale roddeltelevisie en een enthousiaste radioverslaggever die bijna alle rode overlopers vroeg wat zij van de voorstelling verwachtten, of zij het boek gelezen hadden en of zij wel voldoende zakdoekjes hadden meegenomen. Sommige rode overlopers stelden de wedervraag wat hij zelf van de film vond. “Ik ga niks verklappen, je moet het maar zelf zien”, beet hij van zich af. Net voor de voorstelling vroeg ik hem wat hij zelf van het boek vond. “Ik heb het boek nog niet gelezen”, zei hij zonder syene. Hij had de klok horen luiden maar was de klepel kwijtgeraakt.

Er waren ook mediawerkers die de meeste van de rode overlopers niet van naam en gezicht kenden. Ik was er ook een van. Geen schande want een goede acteur die voor grote en sterke rollen gevraagd wordt, haalt zeker het grote nieuws en is niet alleen bekend van de roddeljournalistiek. De roddeljournalistiek is ook een manier om bekendheid te genieten. Het zoveelste vriendje, een poliepje op de stembanden, er vandoor gaan met de vriend van je beste vriendin of weer eens in een of ander chique afkickkliniek worden opgenomen voor seks-, drugs- of gokverslaving. Sommigen doen er alles aan om de aandacht op zich gevestigd te krijgen. Als die er niet is, zijn de aandachtsjunks een nobody.

Op die rode loper komen ook mensen voorbij die helemaal niets van die aandacht willen weten. Je ziet ze heel schichtig over het tapijt voorbijsnellen in de hoop dat niemand ze herkent of ze rare vragen stelt. Zeker niet op het moment dat je met een ander dan je echtelijke wederhelft aanwezig bent. Zal je partner thuis kijken naar zo’n boulevardprogramma en je geflankeerd zien met iemand anders. “Maar schat, je ging toch naar een lezing?” Was dan maar naar die lezing gegaan en had Sonny Boy in de reguliere voorstelling bekeken. Zo duur zijn bioscoopkaartjes ook weer niet.
Maar desondanks heeft Sonny Boy de genodigden een leuke, meeslepende, emotionele, bitterzoete, herkenbare, opgeluchte avond bezorgd, getuige het minutenlange spontane applaus.

Ik dacht even dat zij die niet klapten alsnog voor het kaartje moesten betalen, zo uitgelaten was men. Na afloop twee buffetten. Een Hollandse met haring en uitjes, bitterballen met zure mosterd en kroketten met chilisaus. Ik liep regelrecht door naar de Surinaamse afdeling die drukker bleek. Broodje pom, bara met chutney, roti vegetarisch, roti kip en heel veel salade. Patricks Catering had weer alles uit de kast gehaald om de onbekende boer kennis te laten maken met een deel van de Surinaamse keuken. “Hmm, lekker maar wat is dat?” Tja, wat moet je daarop antwoorden? Niks dus. De Surinaamse afdeling had ook een poku. Jetty Mathurin rigeri tak’en futu bigin hat’en. En zoals het een echte Srananman betaamt, Jetty nam ook haar eigen pakketje mee naar huis.

[uit de Ware Tijd, 20/01/2011]

Verhalenbundel gedoopt: ‘Ik voel het Surinaamse DNA in mij’

door Stuart Rahan

In een stampvol literair theater Perdu in Amsterdam werd zaterdag de bundel Voor mij ben je hier; verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers ten doop gehouden. De eerste exemplaren werden aangeboden aan twee auteurs van de roemruchte generatie van de jaren ’60: Rudy Bedacht en John Leefmans.Na het welkomstwoord van Meulenhoff uitgeefster-ad-interim Michaëla van Grinsven werd de literaire aftrap gegeven door Mala Kishoendajal, een van de zestien auteurs die met een verhaal in de bundel vertegenwoordigd zijn. Daarop ging Patrick Meershoek, journalist bij Het Parool en de Parbode, in gesprek met Rihana Jamaludin, Johan Herrenberg en Karin Amatmoekrim. Rihana Jamaludin ˗ pas laat doorgebroken met haar grote historische roman De Zwarte Lord ˗ zei het belangrijk te vinden te kunnen bijdragen aan de literatuur van Suriname. Voor de andere twee schrijvers aan tafel gold dat veel minder. ‘Ik ben geboren in Nederland uit een Surinaamse vader en een Nederlandse moeder, en ik voel het Surinaamse DNA wel in mij,’ zei J.Z. Herrenberg, ‘maar ik ben nog nooit in Suriname geweest en mijn oom, Henk Herrenberg, heeft wel beloofd ons tickets te sturen, maar dat heeft hij nooit gedaan. Ik ben óók Nederlands en vind mijn inspiratie bij Rilke, Mann en andere Europese schrijvers.’ Enig tumult veroorzaakte zijn opmerking dat hij al veertien jaar lang werkt aan een 800 pagina’s grote roman die volgend jaar moet uitkomen, ‘maar of Meulenhoff daarvoor goed genoeg is, weet ik nog niet.’

In een kort interview met Michiel van Kempen, de samensteller van de bundel, gaf deze aan vooral te houden van eigenzinnige, zo niet eigenwijze schrijvers. Hij gaf als voorbeeld dat Johan Herrenberg per se geen punt achter een bepaalde zin van zijn verhaal wilde, wat strubbelingen gaf met de tekstcorrector. Goede literatuur laat zich niet dwingen en gaat over alle grenzen. De titel Voor mij ben je hier ˗ ontleend aan een zin uit het verhaal van Joanna Werners ˗ geeft zo ook mooi de verbondenheid van mensen aan twee kanten van de oceaan weer. De keuze van Rudy Bedacht (Corly Verlooghen) en John Leefmans om de eerste exemplaren te ontvangen verklaarde Van Kempen ook vanuit dat idee: ‘Zij hebben de moed gehad om in een nationalistische tijd hun heil ver buiten hun land te zoeken (Leefmans in onder meer Chili, Trinidad en Zimbabwe, Bedacht in Spanje, Zweden en Bonaire) en ook werk te schrijven dat eigenzinnig was, en dat niet met de grote stroom mee ging. Daarvoor zijn zij niet altijd naar waarde beloond geweest.’

Clark Accord bood daarop de eerste exemplaren aan. Hij memoreerde daarbij hoe hij zelf als 19-jarige met zijn eerste tekst voor goede raad aanklopte bij Edgar Cairo, ‘maar die leek er vooral op uit mij te willen versieren.’ Bedacht las een verhaaltje voor over taal en identiteit en bracht zijn gedicht ‘Kevertijd’.

Daarop las Garrie van Pinxteren, China-correspondent van het NOS-Journaal en aangetrouwde tante van Iraida Ooft, een ingekorte versie voor van Oofts verhaal ‘High Maintenance’. Iraida Ooft, woonachtig in Paramaribo en zelf afwezig, is de enige echte debutante in de bundel. De andere schrijvers maakte allemaal hun debuut de laatste tien jaar.

Vervolgens wist Raj Mohan, begeleid door de gitarist Lourens van Haaften, de zaal tot tranen toe te beroeren met een intimistische voordracht van twee liederen in het Sarnami, een op een tekst van hemzelf, de ander een vertaling van het bekende gedicht ‘Suriname’ van Shrinivási.

Een tweede tafelgesprek werd voorgezeten door Gloria Wekker, hoogleraar gender en diversiteit. Zij confronteerde Henna Goudzand Nahar, Clark Accord en Carry-Ann Tjong-Ayong met haar interpretatie van hun verhalen. Accord merkte op dat Van Apoera tot Oreala zijn dierbaarste boek is, omdat hij er helemaal uit zijn cultuur moest komen en zich verplaatsen in die van de Indianen. Herman Hennink Monkau sloot op het gesprek aan met een speciaal voor de gelegenheid geschreven column.

Twee topmusici sloten de avond muzikaal af: Pablo Nahar, contrabassist van de oudere generatie, met het grootste jazztalent van de jongste generatie: Sanne Landvreugd op altsax. Een staande ovatie viel hun ten deel.

Sytske Jellema, journaliste bij Omroep Gelderland, maakte als presentatrice benauwde momenten mee met het kritische publiek dat elke verspreking (Parimaribo) ongenadig corrigeerde, maar sloeg zich met flair en vrolijkheid door het programma.

Coronie blues!

door Stuart Rahan

Als ik aan Coronie denk, denk ik aan een kort gedichtje. K’koloni, klein maal plettig, Zo je lenne, Zo je valle, Zo je bleke je stene balle. Grappig voor allochtone Coronianen, maar de oer-Coroniaan kan daar niet om lachen. Coronie leeft bij veel Surinamers slechts in de herinnering, omdat een levendige voorstelling weinig tot de verbeelding spreekt. Kokosnoten, honing, varkens en een steeds kleiner wordend gebied als gevolg van de opslokking door de zee zijn reacties die je krijgt als je over Coronie praat. O ja, vergeet de muskieten niet. Over ontwikkeling wordt nauwelijks gesproken want in plaats van een bevolkingstoename tonen bevolkingscijfers aan dat er sprake is van een negatieve geboorteaanwas. Klinkt raar, maar er verlaten meer bewoners hun Coroniaanse geboortegrond dan er Coroniaantjes ter wereld komen. Hoe weinig mensen er wonen, bleek ook tijdens de afgelopen verkiezingen. Toen de stembussen landelijk om 19.00u sloten, wisten Anton Paal en Remie Tarnadi om 19.05u dat zij de nieuwe assembléeleden waren van hun district.

 

Zo snel waren de weinige stemmen geteld in het district, dat rond de drieduizend bewoners telt. Het lijkt allemaal somber als je bedenkt dat ontwikkeling voornamelijk door menselijk kapitaal tot stand komt. Van de volwassenen werkt bijna tachtig procent in overheidsdienst – een vorm van verkapte bijstand – of krijgt geld van Sociale Zaken. Een man op een bank in de schaduw vraagt: “Zie je die drie dames aan de overkant? Ze zijn aan het werk, ze zijn van Milieubeheer.” “Ze zitten te zitten”, zeg ik en ik schiet in de lach. “U lacht”, zegt de man. “Ik kan ook huilen”, zeg ik, “want het is triest.” We praten nog wat tot de man zegt dat ik een andere keer terug moet komen, hij moet nu met de bus naar Paramaribo. Ik neem afscheid. Als ik na een uur dezelfde weg terug wandel, zitten niet alleen de drie dames nog op dezelfde plek, maar ook de man. “Is de bus niet gekomen?”, vraag ik. “Hij komt zo”, is het antwoord. Dit zou zomaar een scenario kunnen zijn uit een slapstick maar helaas is dit de pure werkelijkheid in het Coronie van 2010, opgetekend in Dromers, doemdenkers en doorzetters. Verhalen van mensen en gebouwen in Coronie. De samenstellers zijn Fineke van der Veen, Dick ter Steege en Chandra van Binnendijk en de uitgever is KIT Publishers Amsterdam.

De overwegend verveloze en vaak krom en scheef staande woningen, die overigens ooit in prachtige bouwstijlen zijn neergezet, geven een beeld van een landschap dat langzaam dreigt weg te zakken in een moeras van de eigen vergane folkloristische glorie. De wil en moed om er een halt aan toe te roepen lijken vergaan. Dat Coronie nu op deze manier vastgelegd wordt, is prijzenswaardig. Prijzenswaardig omdat met het tempo van verval wij misschien over enkele decennia zullen zeggen: “Gelukkig hebben wij de foto’s nog.” Maar de uitgave van dit historische overzicht kan ook gezien worden als een initiatief om te komen tot serieuze wederopbouw. Het boek bevat ook bouwtekeningen van de bestaande architectuur en met een beetje geld, inzet en creativiteit kan het comateuze kokosdistrict weer tot leven worden gewekt. Jaren geleden verhuisde ik mijn grootmoeder naar Wageningen toen op de vroege ochtend een varken zo groot als een ezel voor mijn auto opdook. Remmen en ontwijken lukten niet meer. Ik sloeg het beest omver. Na een paar seconden stond het beduusd op en liep door als uit een coma ontwaakt. Dit varken kan symbool staan voor Coronie want zoals Coronianen over hun district zeggen: A tranga n’agu, a swit’ n’agu nanga a moi n’agu. [Het is sterk als een varken, lekker als een varken en mooi als een varken.]

[uit De Ware Tijd, 2 december 2010]

Edgar Cairo laat zich niet inkaderen

door Stuart Rahan

Het is documentairemaakster Cindy Kerseborn die, samen met de Werkgroep Caraïbische Letteren, Edgar Cairo en zijn nalatenschap in ere wil houden. Haar Stichting Cimaké Foundation (SCF) riep 2010 uit tot het Cairojaans jaar dat op 16 november in Nederland, tien jaar na zijn dood, wordt afgesloten met de première van de documentaire Ik ga dood om jullie hoofd.

Het was niet slechts Cairo zijn eigenwijze omgang met het Sranan, maar vooral het constante gevecht om in Surinaams-Nederlands niet alleen lezers aan zich te binden maar om literair Nederland te bewijzen dat met zijn taalgebruik er best prachtige verhalen te vertellen waren. Een taal die door veel lezers afgedaan werd met: “Zo praten we niet.” Behalve in de veertig boeken en gedichtenbundels, was zijn schrijfstijl elke week te bewonderen in de Volkskrant. Edgar Cairo was de eerste zwarte columnist van wiens penverdiensten een Nederlandse krant gebruik maakte.
Judith Leysner, een Cairo-interpreterende kunstenaar, vat zijn kracht samen in directheid, strijdvaardigheid en originaliteit. “Op zijn eigen manier vertelt Cairo het verhaal van de zwarte mens, in dit geval de Surinamer. Onze interesses overlappen elkaar. Wij hebben het onderzoekende en de Surinaamse cultuur gemeen.” Judith Leysner liet zich inspireren door zijn gehele oeuvre en staat momenteel met nog drie andere beeldend kunstenaars op een tentoonstelling over Edgar Cairo in CBK Amsterdam Zuidoost.
.

Hoogbegaafd
Edgar Cairo liet zich niet voor één gat vangen. Intellectuelen, die hem bestuderen, proberen hem steeds onder een eigen bepaalde noemer, een soort nyunmannem, te plaatsen. Hij was schrijver, columnist, performer en schilder, die barstte van ideeën en idealen. Vooral het laatste, het schilderen, deed hij heel excessief in zijn laatste levensjaren. Als door een winti bevangen, verwerkte hij alle in hem opborrelende verhalen in schilderijen. De meeste schilderwerken hebben geen titel, waarmee je alvast een handvat krijgt aangereikt. Een eigenschap die je niet zo gauw van Cairo verwacht. Hij benoemde namelijk alles. “Cairo was een bezetene, een intellectuele waaghals die op het randje schreef en schilderde. De verf mocht niet ‘mooi’ worden. Mooie dingen werden door tweederangs kunstenaars gemaakt, die geen flauw benul hadden van poëzie”, beschrijft bewonderaar en schrijver/kunstenaar/curator Michael Tedja hem. “De hoogbegaafde Cairo, die dus in amper een week tijd een hechte roman kon schrijven (De smaak van Sranan libre), is ook in zijn schilderijen aanwezig. Zijn beeldtaal, die gelijk staat aan zijn schrijftaal, is stuwend van karakter. Zijn verhalen zijn geen begeleidende teksten en zijn schilderijen zijn geen illustraties bij de verhalen. Hij schiep een elitaire kunst in een tijd waarin de zwarten als inferieur werden gezien. Dat is pure noodzaak gebleken”, analyseert Tedja het werk en de persoon van Edgar Cairo.

Jezus Christus
De schilder Cairo werd geboren in de laatste tien jaar van zijn leven toen hij problemen kreeg met zijn geestelijke gezondheid. Schrijver Dirk van Weelden benoemt deze periode als te zijn een noodsituatie waar een briljante geest in terecht was gekomen. “Het zijn aan de ene kant de vrije improvisaties van een scheppende geest in een voor hem nieuwe kunstvorm, met alle speelsheid, onhandigheid en onevenwichtigheid van dien. Maar”, zo vervolgt van Weelden zijn visie op Cairo, “de schilderijen zijn ook sporen van een overlevingsstrijd. Met kleuren en penseelstreken, met symbolen en beelden bezwoer hij zijn demonen, zijn wanhoop.” Het schilderen ziet Van Weelden dan ook als een soort van laatste sprankje hoop om de confronterende schrijver weer tot leven te wekken. “Schilderen was ook het blazen in de gloeiende as om het vuur weer te laten opvlammen, het gaande te houden, het licht te redden.” Het was ook een periode waarin Cairo, volgens hoogleraar Caraïbische Letteren en Cairokenner Michiel van Kempen, in de waan verkeerde een directe zoon van de hemel te zijn. Jezus Christus in hoogsteigen persoon, die zijn volgelingen met verborgen verhalen, parabels achterliet, die maar na zijn dood ontcijferd moesten worden. Het tempo waarin hij schilderde en schreef was vrij hoog. Zij, die Cairo bestuderen, beweren zelfs dat hij zijn vroege dood wel zag aankomen en dus intensief en agressief te werk ging. Voor zijn schilderwerk gebruikte Cairo weinig doeken maar veel hout. Grote, kleine, langwerpige of vierkante stukken. Van sommige schilderwerken was duidelijk te zien wat er geschilderd was. Dieren of mensen van wie de kunstenaar het niet zo nauw nam met de anatomie, maar eerder met het verhaal, terwijl veel schilderijen kleurrijke uitingen zijn. Misschien dat je daaruit zou kunnen afleiden dat Cairo in ieder geval in een vrolijke stemming verkeerde en de mindere felle kleuren ook een iets mindere positievere afspiegeling van zijn geestelijke toestand waren. Volgens Tedja kun je geen krachtige beelden oproepen, intelligente verhalen vertellen en een inhoudelijke bijdrage leveren, als je fundament instabiel is.

Eenzame koning
De tentoonstelling Edgar Cairo (1948-2000), de schrijver als schilder laat Cairo-aanhangers de visuele kant van hun held zien. In de daarbij behorende catalogus vertellen vijf Cairo-kenners vanuit hun persoonlijke ervaringen. Hun verhalen zijn verschillend, maar bevlogen tegelijk. Dirk van Weelden noemt Cairo de eenzame koning, naar een soortgelijk schilderij en gedicht. “Zo statig en groots als de klank is van dit gedicht, zo bescheiden en stilletjes is dit kleine schilderij van de zwarte koning. Het schilderij is een echo van de hooggestemde idealen achter Cairo’s schrijverschap. De weigering zich te laten vastleggen tot een keus tussen Nederland en Suriname, tussen het Sranan en Nederlands, tussen geletterd en oraal, tussen mannen en vrouwen, tussen wetenschap en winti, tussen schrijven en optreden.”
Schrijver en columnist Stephan Sanders vergelijkt de taalstrijd van Cairo met de Zuid-Afrikaanse variant, het Kaapse Afrikaans. Sanders noemde de poging van Cairo voor erkenning van het gecreoliseerde Nederlands marginaal, omdat hij dat deed als Surinaamse neger, zoals Cairo zich consequent noemde. Dat in tegenstelling tot de Zuid-Afrikaanse schrijver en kunstenaar Breyten Breytenbach, die als blanke zoon van een Boeroe in het openbaar verklaarde: “Afrikaans is ’n bastertaal, en ons is ’n bastervolk.” De impact was toen, in 1973 ten tijde van de Apartheid veel groter. Sanders ontmoette Cairo slechts één keer in 1983 en zegt met de kennis van nu dat Cairo met zijn pleidooi voor een Surinaams-Nederlands bastaardtaal wel degelijk een wereldpoging ondernam voor de erkenning. Hieruit blijkt dat praten, schrijven over Edgar Cairo je niet uitsluitend over een bepaald aspect van de beleving van zijn persoon kunt bespreken zonder zijn veelzijdigheid te erkennen.
De schrijver Cairo staat niet los van de dichter Cairo en nog minder van de schilder Cairo. En om in de termen van Michael Tedja te spreken: “Eat the frame. Cairo laat zich niet inkaderen.” Cairo is de verpersoonlijking van het wezen om door taal en beeld prachtige verhalen te scheppen met het Surinaams-Nederlands als voertaal.
De leerstoel Cairojaans aan welke Nederlands sprekende universiteit dan ook, is het overdenken waard. O, zoals hij het zelf ooit zei: ‘Het Cairojaans is nie fo domme achtersloot-mensen. Met een studie Cairojaans zou je nu wel een papier (diploma) kunnen halen’. De jarenlange sluimerende discussie in Suriname over wat nu de juiste voertaal moet worden, heeft er een alternatief bij. Een alternatief waar geen enkele Surinamer zich voor hoeft te schamen. Het is een taal die zich net zo vlot heeft ontwikkeld in de Nederlandse koloniale in loop der eeuwen als het Sranantongo. Beide talen kunnen zelfstandig hun mannetje staan en overleven.

[Overgenomen uit Parbode (Surinaams opinieblad) van vrijdag 22 oktober 2010.]

Derde Caraïbische Letterendag: Overspel in politiek en liefde

door Stuart Rahan

Amsterdam Zuidoost – Als wij theatermaker Sharda Ganga en de Surinaamse samenleving mogen geloven, staan een aantal zaken in Suriname bijna wetmatig vast. Politici kunnen herrijzen, zij worden gerecycled en er is altijd een weg terug. In haar voorgedragen column, zaterdagavond tijdens de Derde Caraïbische Letterdag, neemt zij de Surinaamse politiek en politici van de afgelopen dertig jaar op de hak.

read on…
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter