blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Portugal/Portugezen

Asiento (7)

De slavernij van de Oudheid tot nu

 
door Fred de Haas

De Portugese Zeevaarders
 
De Grieken, Romeinen en Phoeniciërs kenden maar een beperkt deel van Afrika, o.a. de kuststrook langs de Middellandse Zee en een stukje West-Afrika, waarschijnlijk tot Kaap Bojador die op 220 kilometer ten Zuiden van de Canarische eilanden ligt. Bij Bojador stonden sterke stromingen die je alleen maar door slimme navigatie kon vermijden. De Portugezen ontdekten hoe ze dat moesten doen. Je kon alleen maar om Kaap Bojador heen als je 25 tot 30 zeemijlen uit de kust en buiten de stroming bleef. Daarna kon je de kust weer volgen naar het Zuiden. Terug was moeilijker omdat het schip bij nadering van Bojador West-Noord-West moest varen, loodrecht op de kust, vervolgens met de passaatwind meezeilen en pas als de Azoren in zicht kwamen naar Zuid-Portugal kon koersen.
De ‘ontdekkingstochten’ op de Atlantische Oceaan begonnen in de 13e eeuw. In 1339 stonden de Canarische eilanden al op de kaart van Angelino Dulcert. Begin 15e eeuw kwamen ze in bezit van de Spaanse Kroon.
Een belangrijke rol bij de Portugese ontdekkingen speelde de Portugese Infante Dom Enrique ‘O Navegador’ (Hendrik de Zeevaarder). In 1437 mocht hij van zijn broer, koning Duarte, het Marokkaanse Tanger aanvallen. De expeditie werd een ramp en de Portugezen mochten zich alleen terugtrekken met achterlating van veel krijgsgevangenen. Ook de jongste broer van Hendrik, Fernando, viel in handen van de Marokkanen. Na zijn dood werd zijn lijk aan de benen opgehangen aan een kanteel van de muren van Fez.
De Portugezen konden sinds 1455 hun gang gaan in Afrika omdat zij hiervoor toestemming hadden gekregen van Paus Nicolaas V.
Verdrag van Tordesillas
Langzamerhand werd de Westkust van Afrika door de Portugezen verkend: de Goudkust, de Niger delta, de eilanden in de Golf van Guinee. Op 21 december 1471, de dag van de heilige Thomas, ontdekten ze een onbewoond eiland dat ze São Tomé noemden. Een ander eiland kreeg de naam Ano Bom (Goed Jaar) omdat het helemaal in het begin van januari werd ontdekt.
In 1494 werd er een soort ‘Jalta’ overeenkomst gesloten met Spanje, het zogenaamde verdrag van Tordesillas. In dit verdrag, opgesteld onder supervisie van Paus Alexander VI, werd vastgesteld dat alles ten Westen van een meridiaan die op 370 mijlten Westen van Kaapverdië lag aan Spanje kwam en het gebied ten Oosten daarvan aan Portugal. Door dat verdrag kregen de Portugezen het voor het zeggen in West-Afrika en later in Brazilië. Toen kon de zoektocht naar de weg die naar India zou leiden eindelijk goed beginnen.
De reden dat men probeerde een andere weg naar Azië te vinden lag in het feit dat de Ottomaanse Turken aan het eind van de 14eeeuw tot in de Balkan waren doorgedrongen en de tot dan toe gebruikelijke handelswegen naar Azië onveilig maakten.
Gewaagdere tochten op zee werden in die tijd mogelijk door de uitvinding van nieuwe navigatie instrumenten en de productie (1430) van een nieuw model Portugees schip, het karveel (Portugees: ‘caravela’). De Santa Maria van Columbus was een karveel van 39 meter lang, 8 meter breed en een diepgang van 3 meter.
Bartolomeu Diaz kon in 1488 een ‘pedrão’ (een stenen zuil met de wapens van Portugal) neerzetten op de uiterste zuidpunt van Afrika dat hij de naam gaf van ‘Cabo da Boa Esperança’, Kaap de Goede Hoop.
In 1498 bereikte Vasco da Gama en zijn Portugese bemanning het lang gezochte India.

[wordt vervolgd]

De expansie van Portugal

door Michiel van Kempen

In Lissabon is vorig jaar aan de Avenida Brasilia aan de oevers van de Taag een nieuw museum geopend in een voormalig pakhuis: het museum voor Aziatische kunst en de expansie van Portugal in het Oosten, het Museu do Oriente. Het beslaat zeven verdiepingen, maar twee ervan zijn werkelijk magnifiek ingericht met topstukken uit China, India, Indonesië, Japan enz. en natuurlijk uit de gebieden waar de Portugezen hun handelsrijk uitbreidden: Macau, Goa enz. Er zijn koloniale documenten te zien, religieuze voorwerpen, keramiek, beelden, doeken, schilderijen, allemaal op de grens van gebruiksvoorwerp en pure kunst. Maquettes tonen hoe de koloniale nederzettingen eruit zagen. Op andere verdiepingen zijn er conferentieruimtes, de museumwinkel, het documentatiecentrum, de stafruimtes, een ruimte voor actuele wisselexposities en een culinair restaurant met uitzicht op de grote hangbrug over de Taag. Maar ik dwaalde urenlang door de tweedonkere tentoonstellingsverdiepingen vol met prachtig uitgelichte Aziatische schatten, elkaar spiegelend in de grote glaswanden, als in een spiegelpaleis. Er was niemand, er was een Hollands migrantenboertje uit de 18de eeuw in glanzend keramiek, en een glimmende Chinese taoïstische priester, en een verliefd stelletje van wie ik de stemmen hoorde uit telkens andere hoeken, zonder hen te zien.

.
Voor de website van het museum: klik hier
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter