blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Porter Nicolaas

Leven in de diepste zin van het woord

door Nicolaas Porter

Michiel van Kempen. Portret door Nicolaas Porter
‘Treinen gaan twee kanten op. Je weet waarheen maar niet waarom.’ Deze regel uit een gedicht van Michiel van Kempen is de facto een samenvatting van alles wat zich ooit als leven manifesteerde. Er is geen mens op deze aarde die niet weet waarheen. Het is de dood. Onontkoombaar, onvermijdelijk en zonder aanzien des persoons. En zelfs mensen die uitgaan van een leven na de dood kunnen de waaromvraag niet beantwoorden.
Met deze dichtregel plaatst Van Kempen zijn leven binnen een kader waaruit geen ontsnapping in makkelijke zingeving mogelijk lijkt. Dat zou een gevoel van beklemming en wanhoop kunnen oproepen. Maar in deze debuutbundel is nauwelijks beklemming of wanhoop aanwezig. De bundel heeft een titel die bij mij ondubbelzinnig het gevoel oproept dat Van Kempen bijna streng en wetenschappelijk te werk gaat bij het beschrijven van ‘zijn’ werkelijkheid. In dat opzicht is de combinatie van wetenschapper en dichter aangenaam  helder en duidelijk. Tekens lijken wel sporadisch aanwezig in de belevingswereld van Van Kempen maar vervagen even snel als de wind die door het gras waait. In de binnenwereld van Van Kempen lijken dromen en associaties zin te geven aan iets wat is wat het is. Hij kan en wil het leven niet ontkennen maar weigert daar consequent enige andere betekenis aan toe te kennen dan het leven zelf. Met andere woorden: het leven heeft genoeg aan zichzelf. Het zoekt geen bestaansrecht in menselijke gevoelens of gedachten.  Met deze duidelijke maar ook theoretische begrenzing van de werkelijkheid kan er naar hartenlust gespeeld worden binnen de grenzen van een schijnbaar tastbare omgeving en een grensoverschrijdende binnenwereld. De dichter Van Kempen schuwt er niet voor terug die werkelijkheid onder ogen te zien maar fixeert haar nergens. Hij leeft zich  moeiteloos uit in paradoxen en contradicties, ‘want wat niet zinkt en wat niet drijft en wat niet zweeft en wat geen teken is maar leeft en is en is en is, begraaft de waan, het is van geen betekenis geweest’. Het taalgebruik van Van Kempen is zeer nauwkeurig en soms bedriegelijk eenvoudig maar veel zinnen vragen van de lezer dezelfde nauwkeurigheid, om de gelaagdheid van zijn werk ook werkelijk te kunnen ervaren.
Hoe de innerlijke wereld van de dichter probeert te interacteren met de wereld daarbuiten laat zich lezen in de zin: ‘daarginds een dode boom, hier in mijn hoofd een runenteken op de buiging van de wind.’ Deze woorden voeren mij terug naar mijn kindsheid. Van school naar huis. De stoeptegels waarvan sommige vermeden moesten worden op straffe van hel, verdoemenis en pijn. Michiel van Kempen is er in geslaagd zijn kinderlijk magische verhouding met de wereld te behouden en tegelijkertijd is hij het die deze magie relativeert met volwassen nuchterheid en zachtaardig cynisme. Bij Van Kempen lijkt afscheid nemen van een geliefde niet hetzelfde als ontkenning van wat liefde leek en was, eerder is het een ezelsoor in een bladzijde van een boek dat nooit een einde krijgt. Hij plaatst poëtische merktekens op wat is en blijft. Voor altijd. Waar noodgedwongen afscheid van genomen moet worden, blijft vervolgens in hem. Niet als een vage herinnering maar als een levend deel van hemzelf. Het verleden en een mogelijke toekomst zijn delen van het nu.
En zo vinden de gedichten een verankering in een diep geworteld filosofisch uitgangspunt. In zekere zin heeft zich een belangrijke ontmoeting voorgedaan in zijn leven. Een ontmoeting van een wetenschapper en een dichter die, nu in hem verenigd, samen de wereld trachten te bezweren. Dat gebeurt met passie, verfijnd relativeringsvermogen en duidelijk vakmanschap. Deze bundel is een teken van leven in de diepste zin(geving) van het woord en verdient het om gelezen te worden Vele malen achtereen.
Michiel van Kempen: Wat geen teken is maar leeft. Haarlem: In de Knipscheer, 2012. ISBN 978-90-6265-698-1

Aad Sterrebaan

Portret van de Nederlands-Surinaamse dichter Aad Sterrebaan, gemaakt door de in Suriname werkzame fotograaf Nicolaas Porter. Nr. 166 in de reeks fotoportretten die Porter in opdracht van de Werkgroep Caraïbische Letteren maakt. Voor informatie kunt U mailen naar: nicolaasporter@hotmail.com. Wie de hele reeks wil zien kan hieronder klikken op het label Werkgroepportretten.

Composities van een uitgesteld leven (15)

door Willem van Lit

 
Ira en invidia, woede en afgunst, de collectivistische tegenhanger van het westerse complex hooghartigheid en schraapzucht. Met de vraag wat hekserij daarmee te maken heeft.

Hekserij, echt of niet: ira en invidia.
Hekserij of tovenarij, bestaat dat dan? Is dat iets van mensen die dichtbij de natuur zeggen te staan? Volkeren die de band met het paradijs nog niet hebben doorgesneden of die de streng waarmee ze verbonden zijn met de allereerste geboorte van de mens als pas gebeurd nog voelen?
Signer zegt: “Hexerei ist eine Realität – keine ‘materielle’ aber eine soziale”[1]. (“Hekserij is realiteit, niet in ‘materiële’ zin, maar in een sociale”). Wat hij in feite zegt, is dat het niet eens belangrijk is te weten of hekserij ook echt bestaat; het gaat er om te ervaren wat het fenomeen betekent voor de maatschappelijke relaties en wat de effecten ervan zijn voor mensen en hun bedoening, huishouding of woonverbanden. Men kan hekserij als zodanig niet veronachtzamen; of het al dan niet bestaat is in zoverre relevant dat het wel veel sociale en psychologische verbanden en uitingen ervan kan verklaren.
In onze westerse opvatting kijken we naar hekserij – voor zover we erin ‘geloven’ – als iets wat iemand persoonlijk (of de groep) kan treffen. In Afrikaanse contreien heeft hekserij te maken met het absolute verband tússen mensen en wel vanuit een strikt perspectief, zoals Signer aanduidt, namelijk de manier waarop afgunst zich manifesteert van de een op de ander. Afgunst en boosheid bepalen de sociale verhoudingen zelf. Hekserij heeft steeds te maken met het boze en dát – het kwaad – komt steeds van buiten degenen die getroffen worden. Als je iets overkomt (een ziekte, ongeval of bijvoorbeeld een financiële tegenvaller), dan komt dat van iemand anders. Het is bepaald door de verhouding die die ander met jou heeft. Het is te beschouwen als sociaal materialisme: het functioneren van mensen is totaal gedetermineerd door de gemeenschap, een kenmerk van de collectivistische samenleving. Afgunst en woede zijn de drijvende krachten en dat betekent dat de mens in het onderhoud van zijn betrekkingen door deze twee krachten wordt gestuurd: zij bepalen de collectivistische verhoudingen met een latente aanwezigheid van angst[2].
Je bezoekt een medicijnman, een tovenaar, heks of waarzegger om een aantal redenen. Het kan zijn dat je hem opzoekt voor genezing van een kwaal. Het kan ook zijn dat je iets ingrijpends van plan bent, zoals een reis of een huwelijk en je wilt weten of dat dat goed zal gaan. Het kan ook zijn dat je persoonlijk in problemen bent geraakt (een ongeval of een financieel debacle). Misschien wil je over je vijand een vloek laten uitspreken. Kortom, de tovenaar is er voor een scala van zaken. Steeds staat in de consultatie centraal dat het kwaad van buiten komt. Een ziekte of een lichamelijk ongemak is iets dat voor jou is bepaald vanaf buiten, gedetermineerd door afgunst en boosheid. Verstoorde huwelijksrelaties, geldelijke problemen of ellende met de buren zijn zaken die een oorzaak hebben buiten jezelf; het is je immers overkomen.
De medicijnman of tovenaar zal de patiënt nooit bevragen zoals een arts dat normaal doet. Hij gaat met zijn attributen aan de gang. Hij raadpleegt zijn stenen, schelpen of het bloed van kippen of iets dergelijks. Uit de tekenen die deze intermediaire middelen vertonen, maakt hij jou duidelijk wat het probleem is en waar het vandaan komt. Het is zijn stiel om te ‘zien’, om te duiden. Op basis hiervan maakt hij medicijnen en vraagt hij de patiënt bepaalde dingen te doen, zoals het brengen van offers. Hij zal trachten de relatie met de patiënt te blijven onderhouden door andere voorspellingen te doen, die als een halve dreiging blijven hangen; steeds is er iets dat weer verklaard moet worden en hij vraagt steeds verschillende offers (ook betalingen). Hierdoor continueert hij de verbondenheid en blijft de patiënt ook binnen zijn sfeer van beïnvloeding. In zekere zin is het geruststellend te weten dat het kwaad dat je overkomt, van buiten komt. Hierover doet de tovenaar uitspraken. Hij kan het afweren of bezweren. De patiënt weet niet altijd waarvandaan het kwaad komt, maar in de meeste gevallen heeft het te maken met anderen die hem niet goed gezind zijn. Die ban moet men zien te breken. De tovenaar zal de patiënt vertellen en laten zien hoe hij de stroom van de vloek kan keren.
Djaran kepang. Foto @ Nicolaas Porter
Hekserij, zoals Signer het aangeeft, is een verzameling van uiterst verfijnde complexen waarbij het vooral gaat om Afrikaanse ideeën en opvattingen over de samenhang van de psyche bij individuele beleving en in collectieve verbanden. Hierbij worden de grenzen tussen het ik, het niet-ik, het lijf, de geest, het biologische, geestelijke en sociale voortdurend doorbroken. Daarbij komt ook nog het conglomeraat van voorouders (en de verering), de geesten, de groepsidentiteit (stam, clan, familie), het ‘ondeelbare’ van je eigen identiteit, de dodenverering, het geloof in ‘zieleneters’, fetisjen, totems, enz.[3].
De tovenaars, waarzeggers en medicijnmannen bedrijven hun praktijk door uitspraken te doen over een circulair gevormde realiteit, dat wil zeggen als zichzelf herhalende en voorspelbare gebeurtenissen en dit als interpretatie van het kwaad dat al is geschied (achteraf herkennen en reageren) en die terug kan keren naar een nieuw evenwicht. De wereld in zijn geheel moet worden geduid, geïnterpreteerd en uit dat complex van externe oorzaken, kunnen zij de uitwerking verklaren op individueel niveau. Signer schrijft:
“In gewisser Hinsicht ist die ‘heidnische Logik’ konstruktivistisch: Das Wirkliche ist nie gegeben, evident, sondern muss immer erschlossen, gelesen, rekonstruiert werden, und zwar im Umweg über das Abwesende, ‘Surreale’, Geheime, Unsichtbare. Dieses andere ist aber nicht ein Transzendentes, Metaphysisches in abendländischen Sinne, sondern primär sozial bestimmt: So wie der andere als Patron, grand-frère oder allgemein Mächtiger/Reicher über mein Wohlergehen entscheidet, so ist es auch die Interpretationsfigur des ‘anderen’ in Form des Hexers, der für mein Unglück, mein Misslingen, meine Krankheit verantwortlich ist”. (“Op een bepaalde manier is de ‘heidense logica’ constructivistisch van aard: het werkelijke is nooit gegeven, het ligt niet voor de hand, maar dat moet steeds ontsloten, gelezen en gereconstrueerd worden via een omweg, namelijk via dat wat afwezig is, het ‘bovenwerkelijke’, het geheime, onzichtbare. Dit is niet – zoals wij in westerse wereld dat zien – iets transcendents of metafysisch, maar voor alles sociaal bepaald: zoals de ander als baas, grand-frère of in het algemeen als de meer machtige of rijkere over mijn staat van welvaart beslist, zo is ook degene die voor mij de werkelijkheid en ‘die anderen’ interpreteert – in de vorm van de heks – dan verantwoordelijk voor mijn ongeluk, falen en mijn ziekte”) [4].
(wordt vervolgd)
[1] Signer, Die Ökonomie der Hexerei, oder Warum es in Afrika keine Wolkenkratzer gibt, pag. 31.
[2] Het sociaal materialisme is een analogie voor het door Karl Marx ontwikkelde idee van het historisch materialisme; hierbij is de positie van de mens gedetermineerd door de geschiedenis van de productieverhoudingen. Signer gebruikt het sociaal gedetermineerd zijn in dezelfde lijn. Signer, pag. 27 en 28.
[3] Signer, Die Ökonomie der Hexerei, oder Warum es in Afrika keine Wolkenkratzer gibt, Pag. 31.
[4] Signer, Die Ökonomie der Hexerei, oder Warum es in Afrika keine Wolkenkratzer gibt,  Pag. 31.

Ruud Mungroo

Portret van de Surinaamse schrijver Ruud Mungroo, gemaakt door de in Suriname werkzame fotograaf Nicolaas Porter. Nr. 59c in de reeks fotoportretten die Porter in opdracht van de Werkgroep Caraïbische Letteren maakt. Klik op afbeelding voor groter formaat. Voor informatie en bestellingen kunt U mailen naar: nicolaasporter@hotmail.com. Wie de hele reeks wil zien kan hieronder klikken op het label Werkgroepportretten.

Gouden handel: roman over de slavernij

Cynthia Mc Leod. Foto © Nicolaas Porter

Op woensdag 21 november wordt het boek Gouden handel van Kees Uittenhout, roman over de slavernij, ten doop gehouden in Burgerzaal van het Stadhuis in Middelburg. Het eerste exemplaar ontvangt de Surinaamse schrijfster Cynthia Mc Leod. Tijdens de presentatie wordt opgetreden door de befaamde Surinaamse zangeres Denise Jannah onder begeleiding van Robby Alberga en voorgedragen door de Curaçaose actrice Izaira Kersten. Boekhandel De Drvkkery zal het boek verkopen.

Indien u de presentatie bij wilt wonen, laat dit ons ivm de beperkte beschikbare ruimte  voor 16 november weten, info@conserve.nl
Lucas Geluck woont met zijn ouders en zusje in een steeg aan de Middelburgse Dokhaven. Als op een nacht brand uitbreekt, verliest hij zijn familie. Scheepschirurgijn Van Spilberghen brengt hem naar een weeshuis met de belofte dat hij over drie jaar als zijn assistent mee mag op het schip Het Pleyzier.
Shala Bachogu leeft in een awi in Angola. Een Ashanti-overvalcommando sleept alle ouderen en jongelingen als slaven mee en laat de ‘nutteloze’ kinderen achter. Shala komt terecht op een missiepost, waar hij Lucas ontmoet. Als vrienden gaan ze op weg naar Suriname. Als vijanden komen ze er aan.
Dochter van een suikerplanter Mijntje Hadeweyn heeft een jonge slavin Amada als kindermeisje en de oude slaaf Bruno als vriend en verhalenverteller. De plantage bezit tachtig slaven en Mijntje
beschouwt dit als de gewoonste zaak van haar wereld. Als verpleegster in een veldhospitaal ontmoet ze Lucas.
Zo ontspint zich het verhaal waarin een beeld wordt geschetst van de rollen van Nederland, Curaçao en Suriname in de slavernij. In de drie verhaallijnen wordt deze periode in een geromantiseerde aanpak verbeeld, in haar rauwe koloniale wreedheid en met recht aan de tijdgeest en de historie.
Kees Uittenhout is volbloed Hollander. Het kan bijna niet anders of in zijn DNA zijn resten te vinden van voorvaderen die zich met slavenhandel of slavernij hebben beziggehouden. Odet Sleeswijk
heeft een Surinaamse vader en een Curaçaose moeder. Het kan haast niet anders of in haar DNA zijn resten te vinden van voorvaderen die als slaven op een MCC-schip naar ‘De Wilde Kust’ zijn getransporteerd. Vanuit dit gegeven is Gouden Handel geschreven; met Kees als schrijver en Odet als zijn muze.
Kees Uittenhout – Gouden handel – Roman over de slavernij, 500 pagina’s plm., ISBN 978 90 5429 339 2, uitgeverij Conserve, verkoopprijs € 24,99 De afbeelding op het omslag is afkomstig van de Gouden Koets waarmee koningin Beatrix haar intrede doet bij de Staten-Generaal.

De Zwarte Lord in paperback

Een Zwarte Lord. Foto @ Nicolaas Porter
Posted by Picasa

De tweede druk van de historische roman De Zwarte Lord, van schrijfster Rihana Jamaludin, is uitverkocht. Vanaf eind november is de paperback editie verkrijgbaar bij boekhandels en via internetbookshops. Prijs Euro 24,95. Ook de roman Kuis, over de ongewone combinatie van erotiek en spiritualiteit, is nog verkrijgbaar. Prijs Euro 17,50.

Website: www.rihanajamaludin.com

Composities van een uitgesteld leven (13)

door Willem van Lit
In deze 13e aflevering een ander spoor in de Afrikaanse connectie met David Signer, een Zwitsers antropoloog.Hard werken, maar het levert niks op
Als het aan publicisten als Girigori ligt – zie mijn verhandeling over zijn heimwee naar de leefwijze die hij tambú noemt eerder in dit hoofdstuk – moeten we terug naar het collectivistische Afro-originele paradijs, waar mensen nog een grote verbondenheid met de natuur konden ervaren. Denkt Girigori.

David Signer is een Zwitserse antropoloog die gedurende een aantal jaren onderzoek heeft gedaan in West-Afrika. Van hem is het volgende verhaal dat ik hieronder in het kort weergeef [1]. Abou is een jongeman die ergens in de buurt van een stad in West-Afrika een telefoonhuisje uitbaat. Bij hem kan men komen bellen en hij verkoopt ook spullen voor de telefoon. Abou is ijverig en toegewijd. Hij werkt hard, maar hij geeft aan dat hij nooit vooruit zal komen. Hij zegt dat het beter is niet te werken dan wel; het schiet allemaal niet op. Abou wordt dagelijks belaagd door allerlei mensen, die zelf niets bezitten en die hem constant onder druk zetten hen geld te lenen of gratis te laten bellen. Velen noemen zich zijn broertje of neefje. Ze hangen de godganse dag rond zijn cabine en Abou kan hen niet weerstaan. Ze blijven aandringen. Het is doodvermoeiend hen van zijn lijf te houden. Signer vertelt dat Abou twee spreuken aan de wand van zijn cabine heeft hangen: “L’enfer c’est les autres” (“De hel dat is de anderen”) en “L’homme n’est rien sans l’homme” (“De mens is niets zonder de mens”). Het geeft precies de kwelling in zijn dilemma aan. Op de vraag wat er zou gebeuren als hij niet zou toegeven, antwoordt Abou: “’On va trop me fatiguer’, sagt er selbst. ‘Man wird mich ermüden, fertig machen’. Das is buchstäblich zu nehmen. All die selbst ernannten petits-frères würden den lieben lange Tag in seiner Kabine sitzen und ihn mit ihrem Gejammer an den Rand des Nervenzusammenbruchs treiben. Er kann ja nicht weg, er ist ihnen ausgeliefert! ‘On va gâter mon nom’, sagt er auch. ‘Man wird meinen Namen in den Schmutz ziehen’. Das hieße, die Kunden blieben aus”.

Men zou mij uitputten, zegt Abou, helemaal ruïneren. Dat is letterlijk te nemen. Al die zelfbenoemde ‘broertjes’ zouden de godganse dag in zijn cabine hangen en ze zouden hem met hun gejammer aan de rand van een zenuwinstorting brengen. Hij kan ook met geen mogelijkheid weg en hij zegt verder dat ze zijn naam door de modder gaan halen als hij niet toegeeft. Hierdoor zouden ook zijn reguliere klanten (die wel betalen voor de diensten) weg blijven. Abou zegt dat je altijd vriendelijk moet blijven, vooral tegen degenen die zich tot je familie rekenen. Vóór alles speelt bij hem de angst behekst te worden. Die allesoverheersende angst is in Afrika nog zeer pregnant aanwezig, zegt Signer. Het is zelfs die angst, die in feite alle sociaaleconomische relaties en daardoor de maatschappelijke verhoudingen volkomen beheerst. Signer vertelt met verbaasde en op betrokken toon over Abou. Je ziet hem daar direct naast hem staan; hij heeft zijn vertrouwen kunnen winnen en hij moedigt Abou aan zijn verhaal te vertellen. Abou doet dat en zonder opsmuk.

Onze Vlag, Redmondstraat, Paramaribo, 1965

Abou zegt: “Immer will jemand etwas von dir, und wenn du es ausschlägst, machen sie dir das leben zur Hölle”. (“Altijd wil iemand wel iets van je en als je dat afslaat, dan maken ze je het leven tot een hel”). Hij zegt verder dat heel veel jongeren naar de steden komen, de dorpen verlaten. De familie die achterblijft, verwacht dat degene die is vertrokken, hen wel zal blijven onderhouden. Zo niet, dan is de kans groot dat iemand uit jouw familie of clan jou iets aandoet, dat wil zeggen op afstand behekst. Het is zowat onmogelijk je daartegen te verzetten.

Man with hat. Foto @ Nicolaas Porter

Op internet is een filmpje te zien van een interview met een Curaçaose jongeman, Orlando. Bijna elke dag is Orlando te vinden bij het kruispunt op Biesheuvel op het eiland. Het is een punt waar veel auto’s dagelijks passeren bij verkeerslichten. Orlando verkoopt kauwgum (van het merk PK) aan automobilisten die wachten voor de verkeerslichten. Hij is volhoudend en hij heeft door zijn optreden en doorzettingsvermogen in de loop van de jaren al veel aandacht getrokken. Ikzelf passeerde daar ook dikwijls en hij heeft mij ook wel eens wat verkocht (hoewel ik die kauwgum niet bijster lekker vind). Ik heb me vaak afgevraagd wat deze jonge vent, die op mij als knap, energiek en kien overkomt, bezielt om dit elke dag weer te doen. Het verkopen van alleen maar kauwgum op deze intensieve manier lijkt me niet al te veel op te brengen. Het is ook geen manier van werken, waar uitdaging aan zit en waar je veel van opsteekt. Het lijkt mij in feite tijdrovend niets, terwijl ik Orlando in zijn voorkomen en werklust beter schat voor een heel ander leven dan dit.

Ik vraag me af waarom ik bij het lezen van het verhaal over Abou automatisch moest denken aan die Curaçaose jongeman op het kruispunt bij Biesheuvel. Ik zag een aantal gelijkenissen: beiden zijn jong en ze werken hard genoeg. Ze zijn intensief bezig, maar het lijkt me ook dat Orlando niet rijk zal worden van zijn handeltje. Ze zijn beiden gedoemd dit te blijven doen en arm te blijven. Abou lijkt niet te kunnen ontsnappen aan zijn situatie, Orlando lijkt het niet te wíllen. Er zit wel verschil in beide situaties: Abou wordt dagelijks omringd door uitvreters en dat is de hoofdreden van zijn stilstand. Orlando werkt alleen; bij hem zie je geen anderen die aan hem hangen. Dat is althans niet zichtbaar.

Rinaldo Klas – Een beetje goud

Orlando lijkt alleen te willen opereren; door zijn manier van werken wil hij anderen niet om zich heen hebben. Zijn manier van werken is niet aantrekkelijk; het heeft geen enkel aanzien en geen status en het wekt niet op tot navolging. Hij blijft op afstand van anderen. Men weet dat er bij hem weinig te halen valt; hij zal wel een armoedzaaier zijn. Abou wil wel van zijn “petits-frères” af, maar dat lukt hem niet. Zijn handel trekt anderen aan; zijn klanten zijn niet mobiel (zoals de automobilisten van Orlando); het is gemakkelijk voor hen bij zijn cabine rond te hangen, terwijl dat bij Orlando (op een druk kruispunt zonder beschutting tegen felle zon of regen) veel minder aantrekkelijk is.

Het zijn beiden wél doorzetters ondanks dat het werk relatief gezien weinig opbrengt. Abou zegt dat werken of niet werken in feite weinig verschil uitmaakt. Toch moeten beiden hun motivatie om ermee bezig te blijven, wel ergens vandaan halen en dat op zich wekt al bewondering. Het is niet duidelijk waar beiden op praktisch niveau hun motivatie aan ontlenen. En dat komt vreemd over. Beiden hebben niet voor niets de aandacht getrokken; anders was er geen verhaal over hen geweest.

 

 

Voor Abou geldt waarschijnlijk dat hij zich verplicht voelt ten opzichte van zijn familie. Die houdt hem onder druk om zijn opbrengsten te delen. Orlando zegt in het interview dat hij positief wil blijven en zelf in zijn onderhoud wil voorzien op een eerlijke manier. Hij is rasta en zegt gemotiveerd te zijn vanuit zijn geloof. De interviewer suggereert Orlando dat hij ook drugs had kunnen gaan verkopen; dat brengt waarschijnlijk meer op. Dat is geen optie voor hem omdat hij op dit punt ook door zijn God wordt gestuurd, zegt Orlando. De vraag blijft of hij buiten kauwgum misschien ook ander snoep of lekkernijen zou kunnen verkopen. Dat zou zijn mogelijkheden misschien vergroten. Die vraag werd niet gesteld.

Het gaat hier in beide gevallen om het arm en behoeftig blijven. Beiden zullen wel vooruit willen en niet blijven hangen in hun behoeftige staat, maar beiden kunnen of willen geen keuzes maken zich verder te ontwikkelen naar een ander niveau van welvaart of uitdaging. In materieel opzicht falen beiden indien men het bekijkt vanuit de gangbare en dus dominante opvatting van het sociaaleconomisch functioneren: winstmaximalisatie door ondernemerschap. Zowel Abou als Orlando lijkt niet verder te komen.

En deze vraag is bij mij al vaker opgekomen: wat is er precies aan de hand met de kauwgumverkoper bij de verkeerslichten op Biesheuvel? Volgens mij is het een jongeman die veel meer in zijn mars heeft. Maar in feite is de reikwijdte van de vraag groter: dergelijke gedachten ontstaan ook bij veel andere gelegenheden. Stagnatie. En hoe moeten we dit kunnen vatten?

[wordt vervolgd]

[1] Signer, David, Die Ökonomie der Hexerei, oder Warum es in Afrika keine Wolkenkratzer gibt. Peter Hammer Verlag GmbH, Wuppertal 2004, pag. 12–14.

 

Surianto

Portret van de Surinaamse dichter Surianto, gemaakt door de in Suriname werkzame fotograaf Nicolaas Porter. Nr. 165 in de reeks fotoportretten die Porter in opdracht van de Werkgroep Caraïbische Letteren maakt. Voor informatie kunt U mailen naar: nicolaasporter@hotmail.com. Wie de hele reeks wil zien kan hieronder klikken op het label Werkgroepportretten.

Zoveel ik kon/ heb ik de straat bezongen

door Nicolaas Porter

Wie behoefte heeft om de mens Michaël Slory te leren kennen zou beslist het geschreven portret van Michiel van Kempen moeten lezen. Te vinden in het nawoord van de nieuwe bundel Torent een man hoog met zijn poëzie. Op overtuigende wijze schetst Van Kempen met woorden een beeld van een wel heel bijzonder mens.

read on…

Elodie Heloise

Portret van de Curaçaose schrijfster Elodie Heloise, gemaakt door de in Suriname werkzame fotograaf Nicolaas Porter. Nr. 155b in de reeks fotoportretten die Porter in opdracht van de Werkgroep Caraïbische Letteren maakt. Voor informatie kunt U mailen naar: nicolaasporter@hotmail.com. Wie de hele reeks wil zien kan hieronder klikken op het label Werkgroepportretten.

Martha Tjoe Nij

Portret van de Surinaams-Nederlandse dichter en actrice Martha Tjoe Nij, gemaakt door de in Suriname werkzame fotograaf Nicolaas Porter. Nr. 164 in de reeks fotoportretten die Porter in opdracht van de Werkgroep Caraïbische Letteren maakt. Voor informatie kunt U mailen naar: nicolaasporter@hotmail.com. Wie de hele reeks wil zien kan hieronder klikken op het label Werkgroepportretten.

Jos de Roo 70

Op 18 september j.l. bereikte Jos de Roo zijn 70ste verjaardag. De op Aruba gevestigde oud-journalist bij Radio Nederland Wereldomroep schreef verschillende boeken en tal van artikelen en recensies over Antilliaanse en Surinaamse literatuur voor de dagbladen Amigoe en Trouw en in tal van tijdschriften. In opdracht van de Werkgroep Caraïbische Letteren maakte de in Suriname werkzame fotograaf Nicolaas Porter bovenstaand portret. Nr. 163 in de reeks fotoportretten die Porter in opdracht van de Werkgroep maakt. Klik op afbeelding voor groter formaat. Voor informatie kunt U mailen naar: nicolaasporter@hotmail.com. Wie de hele reeks wil zien kan hieronder klikken op het label Werkgroepportretten.
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter