blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: piraterij

Hoe John Rackham de Caraïben onveilig maakte in gouden eeuw voor piraterij

Kapitein John Rackham was in de achttiende eeuw een beruchte piraat in de Caraïben, middenin de ‘gouden eeuw voor de piraterij’. Tegelijkertijd met onder meer ‘Zwartbaard’ maakte Rackham de zee onveilig, maar erg succesvol was hij niet. Op woensdag 18 november is het driehonderd jaar geleden dat Rackhams piratenleven ten einde kwam.

read on…

De piraten van Jean Hamlin eindigden aan de galg

door Bart Funnekotter


Aan het vrolijke piratenleventje van de mannen van kapitein Jean Hamlin kwam in 1684 een einde – bungelend aan een touw. Twee jaar lang hadden ze met hun schepen Trompeuse en Resolution de wateren van het Caribisch gebied onveilig gemaakt en daarbij een afschrikwekkende reputatie opgebouwd. Ingrijpen van de Engelse marine maakte een einde aan hun schrikbewind.

read on…

Caraïbische Zeekapers aan Hof te Suriname voorgeleid

door William Man A Hing

Tot in de 19e eeuw bleef het onveilig in het Caraïbische Zeebekken. Koopvaarders werden er vaak het doelwit van piraten.  Onder deze omstandigheden besloot Nederland maatregelen te treffen voor het beveiligen van de internationale vaarroutes rond de eigen Antillen. Na aanhouding werd een kaper in 1829 met bemanning en buit naar Suriname meegenomen voor berechting van de schuldigen. read on…

Waarde en waardigheid (11)

door Willem van Lit

 

Dit is deel 11 van hoofdstuk 2 van Cariben laten we het onmogelijke vragen.

De beleving van de ruimte en het uitgestelde leven
Een andere dimensie van het leven op de Caribische eilanden is het idee van het uitgestelde leven. In de weidse ruimte van het overvloedige licht in het Caribische bekken heb ik me dikwijls afgevraagd wat nu de precieze reden of oorzaak is van het extra gevoel van vrijheid, de magnifieke grootsheid van de ruimte waarin je lijkt te bewegen en de bredere beleving van schoonheid in uitbundigheid van kleur en leven waardoor ik steeds werd bevangen door een vliesdunne huid van lichte droefenis. read on…

Zeepiraterij afgenomen

Paramaribo – De gewestelijke politiecommandant (gpc) van Nickerie, Stanley Benschop, zegt dat de zeepiraterij voor de kust aan het afnemen is. Volgens hem is dit te danken aan de instelling van de Kustwacht. De afgelopen maanden heeft de politie geen gevallen van zeepiraterij geregistreerd in Nickerie. Ook de afdeling Marine van het Korps Politie Suriname voert regelmatig controle uit tot en met Boskamp en ook tot Apoera. Benschop meent dat de politie de rivier geheel onder controle heeft. De gpc is blij dat de zeepiraterij een terugval kent.

De vissers moeten zich volgens hem veilig voelen en rustig hun werk doen. De politie heeft in het verleden ernstige vormen van zeepiraterij meegemaakt, waarbij vissers ontvoerd en beroofd werden van al hun bezittingen.
[van nospang.com, vrijdag 17 januari 2014]

Buitgemaakt en teruggevonden

Nederlandse brieven en scheepspapieren in een Engels archief

Op 19 november 2013 verschijnt een nieuw deel in de reeks Sailing Letters met de titel Buitgemaakt en teruggevonden. Nederlandse brieven en scheepspapieren in een Engels archief. In dit dubbeldikke vijfde en laatste deel komt een veelheid aan verloren gewaande brieven en scheepspapieren aan bod. Zo is er een verslag van het vertrek van de Hollanders uit Nieuw-Amsterdam, een relaas van de opstand aan boord van een Zeeuws slavenschip, uniek drukwerk van het Bataviaas Genootschap en een onbekend gedicht uit Suriname, de beschrijving van de vracht van het laatste porseleinschip uit China en de perikelen rondom een saluutincident op de Antillen, alles buitgemaakt en teruggevonden in een Engels archief.Nederland en Engeland hebben nogal wat zeeslagen met elkaar uitgevochten. Over en weer werden schepen tot zinken gebracht of veroverd. Scheepsladingen werden, samen met de aanwezige post, tot ‘prijs’ verklaard. De Engelsen maakten keurige beschrijvingen van de Nederlandse buit en de bemanningen van de gekaapte schepen werden uitvoerig verhoord. De verslagen daarvan werden – samen met honderdduizenden in beslag genomen papieren – eeuwenlang bewaard, aanvankelijk in de donkere kelders en tochtige zolders van de Tower of London en later in The National Archives. Niemand keek ooit om naar deze unieke verzameling, die meer dan 38.000 zakelijke en persoonlijke brieven bevat van en aan Nederlandse zeelieden, kooplieden en hun familie. Veel van deze brieven bereikten nooit hun bestemming. Sommige zijn tot op de dag van vandaag niet eens geopend. Pas in 1980 werden deze Prize Papers door een Nederlandse onderzoeker ontdekt. De omvang van het materiaal is indrukwekkend en uniek en de brieven zelf geven een goed beeld van het alledaagse leven in de 17de en 18de eeuw.

Het project Sailing Letters is een initiatief van de Koninklijke Bibliotheek in samenwerking met het Nationaal Archief, de Universiteit Leiden en de Samenwerkende Maritieme Fondsen. Ieder Sailing Letters Journaal bevat transcripties van opmerkelijke brieven en documenten met afbeeldingen op de bijbehorende dvd. Erik van der Doe (1957), Perry Moree (1960) en Dirk J. Tang (1947) zijn allen maritiem-historici.

Erik van der Doe, Perry Moree & Dirk J. Tang (red.) m.m.v. Peter de Bode,
Buitgemaakt en teruggevonden. Nederlandse brieven en scheepspapieren in een Engels archief,
Uitgeversmaatschappij Walburg Pers, ISBN 978.90.5730.918.2, prijs € 24,95 – 352 pagina’s.

Michiel de Ruyter: Zeeheld of piraat?!?

door Marcel van der Voort
Vlissingen – Raar eigenlijk dat de Vlissingse zeeheld Michiel de Ruyter steeds vaker als een piraat wordt bestempeld. Komt dat door de populaire piratenfilms die er in de bioscoop en op de televisie zijn te zien? Of wordt De Ruyter veelvuldiger in verband gebracht met toenmalige slavenhandel en raken zijn heldendaden daardoor op de achtergrond?
De Ruyter is hoe dan ook nog steeds één van de bekendste zeehelden in de Nederlandse geschiedenis. Hij wordt algemeen beschouwd als de grootste admiraal. In de eerste drie Engels-Nederlandse Oorlogen speelde de Vlissinger een belangrijke rol. Daarnaast nam de Ruyter deel aan diverse oorlogen in de Oostzee en tegen piraterij in de Middellandse Zee.
De Ruyter was in dienst van de staat en van reders. En was ook nog een periode als zelfstandig ondernemer werkzaam in de walvisvaart. Volgens een historicus komt de zelf aangenomen naam De Ruyter waarschijnlijk uit de kaapvaart en is zij ontleend aan het “ruiten” oftewel roven door zijn kaperschip. Kapers wilden nog wel eens piraterij begaan en de Engelsen verdachten De Ruyter hiervan. De Ruyters schip is daarom, terwijl hijzelf de Franse stad Calais bezocht, met bemanning in beslag genomen en naar de marinebasis Sandwich in Engeland gebracht. Michiel zou zijn schip en bemanning achterna zijn gereisd om te protesteren.
[van zeeland.blog.nl, 24 oktober 2013]

Graven 18de-eeuwse Amerikaanse zeekapiteins in Oranjetuin

Op de Nederlandse koloniale begraafplaats Nieuw Oranjetuin aan de Dr. Nassylaan in Paramaribo liggen de graven van twee achttiende-eeuwse zeekapiteins van het Amerikaanse New England.

Een grafsteen, met daarop het jaar 1758, is van kapitein Michael Burnham van Middletown, een roekeloze avonturier die fortuin maakte als een kaper en waarschijnlijk handelde in slaven. De andere grafsteen is gemaakt van bruinrode zandsteen uit Portland en markeert de laatste rustplaats van kapitein William Barbut van New London. In de buurt van deze graven zijn die van de kooplieden kapitein Nathaniel Angel en kapitein William Gardner Wanton van Rhode Island. De graven zijn op 29 oktober vorig jaar ontdekt door onderzoekers die met houwers de oude grafstenen bevrijdden van het welig tierend onkruid.

Eén van die onderzoekers, is een voormalige inwoner van Connecticut, Tom Hart. Hij deelde zijn ontdekking onmiddellijk mee aan de Middlesex County Historical Society. Paramaribo-historicus Bas Spek leidde de expeditie. Het verhaal is opgetekend door The Courant van de Amerikaanse staat Connecticut. Hart zei in een e-mail dat de locatie van de graven van de oude zeekapiteins bekend was bij een paar inwoners, maar dat ze nooit officieel zijn gedocumenteerd. Hij hoopt dat de ontdekking de belangstelling voor deze zeevarenden zal aanwakkeren en de nauwe banden die New England eens had met deze subtropische regio zal hernieuwen. “Ik denk dat de bijdrage die we leverden, de belangstelling was die we hadden voor deze Amerikanen… en het brengen van de informatie onder de aandacht van potentieel geïnteresseerde Amerikaanse instellingen,” schreef Hart.

Enthousiast
Middlesex Historical Society-directeur Debbie Shapiro was enthousiast toen ze vernam over de verbinding van Middletown met Suriname in de dagen toen de stad een belangrijke zeehaven was, met schepen die voeren naar exotische landen. “Ze zeggen dat het internet de wereld kleiner heeft gemaakt, maar hoe meer we leren, hoe meer we ontdekken dat het toen ook een kleine wereld was,” zei ze.

De Nieuw Oranjetuin begraafplaats stond vroeger bekend om zijn weelderige sinaasappelboomgaarden. Opgericht in 1755, was het de belangrijkste begraafplaats van de Nederlandse Hervormde Kerk. Sommige van de graven zijn vrij uitgebreid; er is weinig gebouwd van rode baksteen en marmer. De grafstenen van de Yankee kapiteins daarentegen, liggend in de zandgrond, zijn duidelijk. De vier mannen werden begraven tussen 1758 en 1765. De inscripties geven geen idee hoe ze zijn gestorven. Wel is bekend dat de handel – gebaseerd op de alomtegenwoordige plantages van de suikereilanden waar met slaven werd gewerkt – deze pientere inwoners van New England trok naar het gebied.

Burnham als opperbevelhebber
Kapitein Burnham, werd als opperbevelhebber in de Provinciale marine, belast met de bescherming van deze handel tijdens de Franse en Indische oorlog (1754-1763) toen Franse zeerovers de Amerikaanse en Britse scheepvaart in het Caribisch gebied onveilig maakten. Burnham werd in 1757 gedirigeerd naar West-Indië met de opdracht “om de vijanden van Zijne Majesteit te kwellen …” De 52-jarige commandant had de leiding van de 24-gun Brigantine Tartar met een bemanning van 100. Kapitein Burnham had brieven van de markies van de Britse kroon, waardoor hij in staat was Franse oorlogsbuit te bemachtigen.

Of de Middletown kapitein ook slaven verhandelde – een gangbare praktijk in die tijd – is niet bekend, maar Suriname was op dat moment één van de belangrijkste bestemmingen voor Rhode Island slavenhandelaren, die paarden, hout, rum en Afrikaanse slaven uitwisselden voor suiker, koffie en cacao – de beruchte driehoekshandel.

Illustere clan
Kapitein William Gardner Wanton, die naast Burnham begraven ligt in Paramaribo, behoorde inderdaad tot een illustere clan van Newport kooplieden die berucht waren om hun slavenhandel. In die clan zat ook gouverneur Joseph Wanton van Rhode Island, voormalig kaperkapitein en slavenhandelaar, die is afgebeeld in een beroemd schilderij van dat tijdperk van John Greenwood, getiteld Sea Captains Carousing in Surinam.

Joseph Wanton was tijdens de Franse en Indische oorlog, kapitein van het kapersschip ‘King of Prussia’. De Fransen namen het schip in 1758 in beslag in de Bahama’s. In het schip bevond zich een landing stofgoud, rum en 54 slaven. In hetzelfde jaar overleed kapitein Burnham op 54-jarige leeftijd en werd hij begraven in Paramaribo te midden van de kokospalmen en sinaasappelbomen.

De inventaris van zijn landgoed, vervat in vijf 40 centimeter brede kolommen van “goed geschreven tekst,” bestond uit gepoederde pruiken, karmozijn vesten, zijden stropdassen, gouden manchetknopen en een zwaard met een zilveren handvat, inclusief wonderbaarlijke hoeveelheden Madeira en Jamaicaanse rum.
Tot zijn nalatenschap behoorden ook drie mensen, Afrikanen, een vrouw Sue, een jongen Julius en een jongeman Cape Coast. De waarde van de drie mensen was 58 Britse pounds.

[van Starnieuws, 3 januari 2012]

Schepen van Francis Drake ontdekt bij Panama

We kennen allemaal wel de stoere verhalen over piraat, avonturier en zeeheld Francis Drake die in de zestiende eeuw het Caribisch gebied onveilig maakte. Hij won soms wat van de Spanjaarden, en soms verloor hij wat. Schepen met zilver bijvoorbeeld. Zegt men. We zullen het binnenkort misschien weten. Archeologen denken namelijk dat ze twee van Drakes schepen hebben ontdekt voor de kust van Panama.

Maandag maakten ze hun vondst bekend. De onderzoekers vonden drie scheepsdelen vermoedelijk van de Elisabeth en de Delight, in de Caribische wateren waar de legendarische avonturier zijn zeemansgraf zou hebben, in een loden doodskist. Voor het localiseren van de schepen, maakten ze gebruik van technologieën de gebruikt worden door de olie-industrie.

Volgens de archeologen is ‘het bewijs overweldigend’ dat de schepen inderdaad deel uitmaakten van de expeditie van Drake. Zo zijn de wrakstukken gevonden in de buurt van Drake’s eiland, een klein eilandje waar Drake zijn zeemansgraf zou hebben. Eerste onderzoeken wijzen uit dat de scheepsbouwtechnieken overeenkomen met de technieken uit de tijd van Drake.

Drake (1540-1596) maakte in zijn tijd vooral in Engeland, met de zegen van Koningin Elisabeth, furore door talloze schepen te overvallen, waaronder een aantal Spaanse zilvertransporten. Ook in militair opzicht had hij successen. In 1588 versloeg hij als viceadmiraal van de marine de Spaanse Armada. Door zijn preventieve aanval op de vloot moesten de Spanjaarden hun geplande invasie van Engeland een jaar uitstellen. Voor Spanjaarden was Drake dan ook een gehate piraat.

Drake was de eerste Engelsman en de derde Europeaan die met zijn schepen rond de wereld zeilde. Hij vervoerde niet alleen buitgemaakt Spaans zilver, maar ook slaven. In 1596 kwam hij aan zijn einde door dysenterie, enkele weken nadat hij de slag om San Juan (Puerto Rico) had verloren van de Spanjaarden.

[Bron: Stentor/Caribe Magazine]

Vierde Pirates of the Caribbean haalt miljard op

Walt Disney Pictures en Jerry Bruckheimer Films hebben sinds afgelopen weekend al meer dan een miljard dollar verdiend met Pirates of the Caribbean: On Stranger Tides. Dat maakte Disney bekend in een persbericht.

read on…

Om piraterij uit te roeien moeten walproblemen worden opgelost

Macht en onmacht van rechtsvervolging

door Karel de Vey Mestdagh

Piraterij heeft heel wat juridische kanten. Om te beginnen is er de definitie in het internationale recht (het VN-Zeerechtverdrag) die zegt dat je alleen van piraterij mag spreken als een schip op de volle zee wordt aangevallen. Binnen de territoriale wateren wordt gesproken van gewapende overvallen op zee (armed robbery at sea), oftewel zeeroof. In de volksmond zijn piraterij en zeeroof natuurlijk uitwisselbaar en in de praktijk is er ook weinig of geen verschil. Maar toch, waar de misdaad plaatsvindt, is juridisch van groot belang, omdat daarmee wordt bepaald wie tegen de vrijbuiters mag optreden. Tegen gewapende overvallen binnen de territoriale wateren is alleen de kuststaat bevoegd iets te ondernemen. Er is, juridisch gezegd, alleen nationale rechtsmacht. Ten aanzien van piraterij – op volle zee dus – bestaat van oudsher zogenaamde universele rechtsmacht. Dat betekent dat ieder land piraten mag oppakken en berechten, ongeacht waar ze vandaan komen, waar ze op volle zee hun sinistere bedrijf uitoefenen, of onder welke vlag het aangevallen schip vaart.

Veiligheidsraad
Dat zien we nu precies gebeuren in de Golf van Aden en op Indische Oceaan. De Europese Unie, de NAVO en een aantal afzonderlijke staten (o.a. Rusland, China en Japan) zijn er actief om de internationale scheepvaartroutes zo veel mogelijk vrij te houden van Somalische piraten. Daarmee wordt invulling gegeven aan een van de verplichtingen uit het VN-Zeerechtverdrag om internationaal samen te werken bij de bestrijding van piraterij. Bovendien zijn er sinds 2008 – in de periode dat de piraterij voor de kust van Somalië echt uit de hand begon te lopen – een aantal resoluties aangenomen door de Veiligheidsraad van de VN. Daarin staan regels die de hele wereldgemeenschap binden en die vreemde mogendheden bovendien onder bepaalde voorwaarden toestaan – alle juridische begrenzingen ten spijt – tegen piraten op te treden binnen de territoriale wateren (ja, zelfs op het vaste land) van Somalië. Dat laatste is in het internationale recht een ongekende maatregel, die in dit geval wel moest worden genomen omdat Somalië als (functionerende) staat ter ziele is. Het land is wat ze tegenwoordig een failed state noemen en is zelf niet bij machte de orde in de eigen wateren te handhaven.

Bezemactie
Zoals bekend, neemt de Koninklijke Marine deel in missies van zowel de EU als de NAVO. En dat het hard nodig is om zo onze eigen en andermans belangen te verdedigen, blijkt wel uit de cijfers. In de eerste helft van 2010 werden 57 van de 78 aanvallen van kapers daadwerkelijk afgeslagen en kon een veelvoud daarvan worden verijdeld door voortdurende veegacties. Toen de Hr. Ms. Tromp eind april in Den Helder afmeerde, na een missie van enkele maanden in de Golf van Aden en het Somalië Bassin, had de commandant een bezem in de mast laten binden – in navolging van de roemruchte naamgever van zijn fregat admiraal Maarten Harptszoon Tromp. Het schip was uitermate succesvol geweest in het aanhouden, ontwapenen en zelfs overmeesteren van piraten: 83 in getal, waarvan 10 tijdens een gewapende ontzetting van een Duits koopvaardijschip. Daarnaast vernietigde het fregat dertien skiffs. Ook in de tweede helft van 2010 werden door de Nederlandse marine veel kapingen voorkomen en piraten opgepakt. Bij één actie waren dat er zelfs 18 (na het ontzetten van een Zuid-Afrikaans zeiljacht). Datzelfde geldt nu al voor 2011. De Koninklijke Marine is opnieuw vele malen in actie gekomen. Hoewel door intensief patrouilleren het aantal kapingen in de Golf van Aden meer dan gehalveerd werd, baart het zorg dat piraten zich steeds verder op de Indische Oceaan wagen. Dit jaar zijn er in het eerste kwartaal alweer 83 incidenten gemeld en werden 14 schepen daadwerkelijk gekaapt met inbegrip van 250 bemanningsleden. De Koninklijke Marine ontzette nog begin april met geweld een gekaapt Iraans schip en arresteerde weer 16 piraten. Zeer verontrustend is dat de kapers steeds meer geweld gebruiken tegenover de gegijzelde bemanningen en er zelfs niet meer voor terugschrikken te doden.

Vissers
De grote vraag is wat je met al die opgepakte piraten aan moet. Als jurist moet ik mezelf dan eigenlijk al onmiddellijk corrigeren. Het gaat formeel gesproken nog om verdachten van piraterij. En ook al jeuken je vingers, je moet erg op je tellen passen. ‘Geen woorden, maar daden’ is nog altijd een prachtig Rotterdams credo, maar de wereld zit als het gaat om vervolging en berechting toch anders in elkaar. Ook zeerovers zijn onschuldig totdat het tegendeel is bewezen. Bij op heterdaad betrapte onverlaten, die al aan boord van een koopvaardijschip gingen, lijkt het bewijs simpel te leveren, maar bij al die tientallen groepjes die in hun skiffs over de zee zwalken (op zoek naar een prooi) is dat veel lastiger. Wanneer zo’n scheepje wordt opgebracht, zijn de wapens vaak al overboord gegooid. Als dat niet is gebeurd, is steevast het verweer dat het vissers zijn die wapens aan boord hebben om zich te beschermen tegen piraten. En dat kan nog waar zijn ook! Vrijwel iedereen die voor de kust van Somalië de zee op gaat, doet dat bewapend. Er wordt zelfs gevist door in het water te schieten, om zo de vis op te jagen. ’s Lands wijs, ’s lands eer. Desondanks stuit men al te vaak op scheepjes met wel heel veel vissers aan boord… Wil je dergelijke lieden dus kunnen vervolgen en veroordelen, dan zal ieder flintertje belastend bewijsmateriaal moeten worden verzameld. Ook piraten hebben recht op een eerlijk proces. Getuigenissen van de bemanning van een aangevallen schip, onder ede afgelegd voor een rechter op de wal, kan daarbij doorslaggevend zijn. Maar mag je van schepelingen die de wereldzeeën bevaren verwachten dat ze komen opdraven voor een rechtbank in Mombasa of Rotterdam? Zeker is wel dat de bewijsvoering erbij gebaat is. Te hopen valt dat rechters meer genoegen gaan nemen met via teleconferenties (verhoor) afgelegde getuigenverklaringen.

Verontwaardiging
Hoewel iedere rechter waar ook ter wereld piraten zou mogen berechten (vanwege de universele rechtsmacht), is tot op heden de grootste vraag welke rechter er het meest voor in aanmerking komt. Het spreekt bijna vanzelf dat je als politieagent niet iedere verdachte die je arresteert mee naar je eigen huis kunt nemen. Toch is er veel onbegrip en verontwaardiging over het feit dat marineschepen die patrouilleren voor de kust van Somalië niet alle piraten die ze oppakken aan boord houden en naar het eigen land overbrengen. Het Nederlandse openbaar ministerie vervolgt bijvoorbeeld alleen piraten wanneer Nederlandse belangen in het geding zijn; d.w.z. wanneer het aangevallen schip onder Nederlandse vlag vaart, de bemanning Nederlands is, of de lading een duidelijk Nederlands belang vertegenwoordigt. Datzelfde geldt wanneer een schip in Curaçao is geregistreerd, alleen is het dan in eerste instantie aan het openbaar ministerie in Willemstad om te beslissen over vervolging. Veel voeren een eender beleid. Het opportuniteitsbeginsel (d.w.z. zelf uitmaken wie je vervolgt) speelt ook hier een grote rol. Daar komt bij dat het verre de voorkeur verdient om piraten – voor het merendeel toch gewone criminelen en gelegenheidsboeven – in het eigen land of de eigen regio te berechten en gevangen te zetten. Je zit dan minder met taalbarrières en houdt de verdachte in zijn eigen omgeving en cultuur. Rechtspraak in de regio ligt dan ook voor de hand.

Ontzag
Als daar reden voor is, onttrekt Nederland zich zeker niet aan zijn verplichtingen. Dat mag blijken uit de wereldwijd geprezen veroordeling van vijf piraten tot forse gevangenisstraffen door de rechtbank in Rotterdam, in juni 2010. Het ging daarbij om piraten die door de Deense marine waren opgepakt toen ze in 2009 probeerden een onder Nederlands-Antilliaanse vlag varend schip te kapen. De tien piraten die onze mariniers in 2010 overmeesterden op de Duitse vrachtvaarder, werden voor berechting uitgeleverd aan Duitsland. Die gewapende ontzetting door de Koninklijke Marine en de afhandeling ervan boezemden ontzag in bij de partnerlanden. Als je daarbij de vele andere acties van onze fregatten optelt, levert Nederland een grote bijdrage aan de piraterijbestrijding. Soms doen we zelfs meer dan van ons verwacht mag worden: van de 18 piraten die werden opgepakt na de bevrijding van het Zuid-Afrikaanse zeiljacht, najaar 2010, werden er 5 voor berechting overgebracht naar Nederland, hoewel er geen rechtstreeks Nederlands belang in het spel was. Geen van de direct betrokken landen wilde in dat geval vervolgen ofschoon er een overdaad aan hard bewijs was gevonden. Het tegengaan van straffeloosheid lukt overigens alleen als er nauw internationaal wordt samengewerkt en in Den Haag de ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie en Justitie (incl. het OM) heel goed op elkaar zijn ingespeeld. Want er gelden allerlei regels van nationaal en internationaal recht die zeer dwingend zijn en bij niet-naleving roet in het eten kunnen gooien. Om de internationale coördinatie en samenwerking goed te laten verlopen, wordt bovendien zeer regelmatig overlegd tussen alle betrokken landen. Daarbij worden zowel operationele zaken, als juridische procedures op elkaar afgestemd. Nuttig en concreet werk!

Bottleneck
Omdat Somalië, als failed state, zelf geen optie is om piraten aan over te dragen, wordt met man en macht geprobeerd buurlanden zo ver te krijgen gevangen genomen piraten te berechten. Landen die bereid zijn dat te doen, krijgen veel financiële steun van onder andere de Verenigde Naties en de Europese Unie. Op dit moment hebben de EU en een paar afzonderlijke landen afspraken met Kenia en de Seychellen. Dat is nog niet voldoende en Kenia vraagt terecht om een eerlijker lastenverdeling. Het land heeft in een jaar tijd al zo’n 120 piraten overgenomen van patrouillerende marineschepen. Vervolging en berechting is overigens in Afrikaanse landen niet het enige dat zwaar valt. Het is vooral ook de gevangenhouding van veroordeelde piraten, waartegen veel verzet bestaat. Veroordelingen tot soms wel 20 jaar vormen een grote belasting voor het lokale gevangenissysteem. Bij voorkeur zouden de piraten hun straf moeten kunnen uitzitten in Somalië, maar daar zijn domweg geen behoorlijke gevangenissen. Dat is nog steeds een echte bottleneck in de onderhandelingen met landen in de regio. Gesprekken gaan wel voortdurend door; bijvoorbeeld met Mauritius en Tanzania. Hopelijk helpt het dat binnen afzienbare tijd met VN-steun gebouwde gevangenissen in Somaliland en Puntland opengaan. Met deze twee noordelijke provincies van Somalië, waar eigen overheden zorgen voor enige rust en orde, wordt in toenemende mate zaken gedaan.

Bewijs
De bereidheid van landen om piraten over te nemen wil nog niet zeggen dat iedere aangehouden verdachte ook kan worden overdragen en berecht. De landen in de regio zijn zeer beducht voor verdachten van wie uiteindelijk voor de rechter niet kan worden bewezen dat ze daadwerkelijk van plan waren een schip te kapen. Het juridische systeem wordt ermee belast, en ook van een onschuldige piraat ben je niet zomaar af. Zodra men twijfelt aan de hardheid van het bewijs, wordt een overdracht zonder meer geweigerd. Dat heeft ertoe geleid dat marineschepen verdachte piratenbootjes regelmatig aanhouden en ontwapenen, om ze daarna weer af te duwen met voldoende benzine en leeftocht om land te bereiken. Bij het schoonvegen van de wateren rond Somalië kom je eenvoudigweg te veel vrijbuiters tegen, om ze allemaal met uitzicht op veroordeling voor een rechter te krijgen. Dat is zeer frustrerend – in de eerste plaats voor de mannen en vrouwen van de marine – maar het doet gelukkig niet af aan het belang van hun actieve aanwezigheid. Kapers wordt de wind uit de zeilen genomen en er wordt veel wapentuig in beslag genomen. De bezem mag wat dat betreft in top blijven.

Hoofdprijs
Straffeloosheid van piraterij moet worden voorkomen. Dat staat ook bij Nederland hoog in het vaandel. Om dat te bereiken, moeten er nog heel wat juridische hordes worden genomen. Maar zelfs dan zijn we er niet. Om echt een halt toe te roepen aan kapers op de Somalische kust, moet het land erachter weer een staat worden, met een regering met gezag en macht. Eerst moet in Somalië de vicieuze cirkel van wetteloosheid, geweld en wanhoop worden doorbroken. Dat lukt alleen als zich daar een begin aftekent van economische ontwikkeling en ordeherstel, waaruit de verarmde bevolking vertrouwen voor de toekomst kan putten. De paupers van de kust zoeken hun geluk als piraten op zee. En daarbij gaan ze inmiddels voor de hoofdprijs van miljoenen euro’s losgeld per schip. Voor het uitroeien van hun criminele bedrijf (en dat van hun masterminds) dienen de problemen aan de wal te worden opgelost. Ook daarbij moeten wij proberen te helpen; in ons eigen belang. Want met juridische handgrepen alleen zal het niet lukken. En ook met de bezem in de mast bestrijden we slechts symptomen – hoe onvermijdelijk, noodzakelijk en nuttig ook.

[Een eerder versie van dit artikel verscheen in Schuttevaer, 122e jaargang, nr. 48.]

Diplomaten tegen piraten

Karel de Vey Mestdagh is diplomaat en schrijver. Hoe komt iemand op het ministerie van Buitenlandse Zaken verzeild in maritieme aangelegenheden? En dan nog wel bij piraterijbestrijding!

‘Het ligt niet direct voor de hand, maar als je bent geboren en getogen in het havenkwartier van Rotterdam heb je, het kan haast niet anders, iets met schepen. Om mijn vakanties bij elkaar te sparen, voer ik in de jaren zestig van de vorige eeuw een aantal zomers als matroos op de watertaxi van de Spido-havendienst. Een kleiner vaartuig kon haast niet, al kwam je wel langszij de allergrootste zeekastelen. Je meldde je bij het kantoor van Smit aan de Willemskade en een dag later kon je aanmonsteren in de Leuvehaven. Zo gemakkelijk ging dat toen. Het is inmiddels bijna een halve eeuw geleden dat ik om ‘hamerstelenvet’ naar de shipchandler werd gestuurd, maar de geur van diesel, sisal en teer zijn mij altijd dierbaar gebleven.

Kustwacht
‘Het zou ruim dertig jaar duren voordat ik weer met schepen te maken kreeg. In 2001 werd ik, namens het ministerie van Buitenlandse Zaken, lid van de toenmalige Kustwachtcommissie van de Nederlandse Antillen en Aruba. Plotseling ging het over cutters en RHIB’s (Rigid Hull Inflatable Boats) en waren er van tijd tot tijd de oude vertrouwde geuren die voor mij bij een havenkade horen. Parera, Savaneta: de lucht van stookolie aangelengd met een fikse vleug tropenhitte. Ik kreeg te maken met schepen die zich, in nauwe samenwerking met de Koninklijke Marine, bezighielden met search and rescue, en vooral ook met het onderscheppen van drugstransporten afkomstig uit landen als Colombia en Venezuela. Onverwacht kruiste overigens vervoer van een heel ander kaliber mijn pad: in oktober 2001 verscheen een supertanker met illegale olie uit Irak op de rede van Curaçao. In strijd met de boycot van Irak was lading opgetopt. Het ging om en miljoenenfraude. Plotseling zat ik middenin een affaire met een crimineel lange en ingewikkelde nasleep.’

Zeerovers
‘Bijna negen jaar later, in 2009, werd ik gevraagd mij met de juridische vraagstukken van de piratenbestrijding te gaan bezighouden. Het maritieme wel en wee hield mij duidelijk in zijn greep. Diplomaten tegen piraten! Het leek mij een boeiende uitdaging die ik graag aannam. Hugo de Groots vrijheid van de volle zee was mij al in mijn studietijd ingeprent en nu kon ik meehelpen die te verdedigen. Uit de media kende ik de berichten over de toenemende piraterij voor de kust van Somalië, maar veel wist ik er nog niet van. Piraten en kapers waren voor mij in de eerste plaats een boeiend fenomeen uit een ver verleden: de Barbarijse zeerovers, de boekaniers in de Cariben en natuurlijk de Duinkerker kapers, waarvan ikzelf – volgens een twijfelachtige familielegende – nog af zou stammen. Maar of ik dat laatste moest willen? De vervloekte broeders van de kust, zoveel wist ik heel goed, maakten nog altijd de zeeën onveilig. Zelfs weer in toenemende mate. De Zuid Chinese Zee, de Straat van Malakka, de Baai van Bengalen, de Golf van Guinee, en sinds een paar jaar de Golf van Aden en het Somalië Bassin, je moest je er als zeevaarder maar niet te lang ophouden. Dangerous places!

Inspiratiebron
‘Vijftig jaar geleden speelde ik op de pontons in de Rotterdamse Zalmhaven en tussen de opgestapelde kratten aan de Parkkade. Daar droomde ik van verre reizen, van aanmonsteren op een van de schepen van de HAL die in die tijd aan de overkant lagen afgemeerd. En al ben ik dan nooit een zeeman geworden, ik voel me wel thuis in de wereld van de koopvaardij en de marine. Die wereld figureert niet voor niets in de boeken die ik de laatste jaren schreef. De Rotterdamse haven komt op meer plaatsten terug in mijn debuut Onder een hemel van tin (Vorroux 2005). De affaire met de illegale olie uit Irak leidde tot mijn in 2010 verschenen roman Ruwe olie (In de Knipscheer), waarin de tankervaart een belangrijke plaats inneemt. Werken op Buitenlandse Zaken, ik kan het niet ontkennen, is een rijke inspiratiebron gebleken voor mijn literaire aspiraties. En dat ik als jurist en diplomaat mijn steentje kan bijdragen aan de bestrijding van piraterij sluit daar wonderwel bij aan.’

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter