blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Peru

Amazone-top: Geen ontbossingsdoelstelling bereikt

Acht Amazone-landen zijn het dinsdag eens geworden over een lijst van verenigd milieubeleid en maatregelen om de regionale samenwerking te versterken tijdens een grote regenwoudtop in Brazilië. Ze zijn er echter niet in geslaagd overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijk doel om een einde te maken aan ontbossing. Minister Albert Ramdin van Buitenlandse Zaken, Internationale Samenwerking en International Business (Bibis), heeft de top bijgewoond.

read on…

Over het werk van Mario Vargas Llosa

door Els Moor

Boekerij Meulenhoff te Amsterdam heeft het in het Nederlands vertaalde werk van Mario Vargas Llosa uitgegeven. Zeventien romans en één verhalenbundel, zijn debuut uit 1959. Zijn eerste roman, De stad en de honden, vertaling van 1963, is gebaseerd op ervaringen van de jonge auteur op de militaire academie. In 1965 verscheen Het groene huis. Voor Suriname is dat een boeiende roman, die voor een deel in het bos speelt met rivieren, bootjes met ‘botoman’ en dorpen waar verschillende talen gesproken worden, en voor een deel in een stadje, waar een onbekende man een hoerentent bouwt. Woede van de pater! Het is fictie, maar realistische fictie. De structuur is knap met verschillende verhaallijnen die langs elkaar lopen, maar de lezer ontdekt dat ze wel met elkaar te maken hebben. read on…

Fragment uit De bescheiden held van Mario Vargas Llosa

[Felícito, de bescheiden held, zit met een collega van een ander vervoersbedrijf koffie te drinken in een cafeetje:]

‘Is jou nooit zoiets overkomen?’ vroeg Felícito. ‘Heb jij nooit zo’n briefje ontvangen waarin ze je chanteren?’ Hij zag tot zijn verbazing dat de Rooie Vignolo een rare uitdrukking op zijn gezicht kreeg, zich verslikte en even niet wist wat hij moest antwoorden. Er was een schuldig lichtje in zijn omfloerste ogen, hij knipperde voortdurend en vermeed de blik van de ander. read on…

De bescheiden held: recente roman van Mario Vargas Llosa

door Els Moor

Van de Peruaanse auteur en Nobelprijswinnaar Mario Vargas Llosa (1936) is in 2013 weer een roman verschenen, de Nederlandse vertaling is van 2014. De thematiek van dit lijvige werk (346 pagina’s) heeft alles te maken met chantage, bedrog en jaloezie en dat alles uiteraard vanuit de enorme geldzucht in onze kapitalistische wereld. Overal spelen deze problemen, vooral in steden, ook in ons continent. read on…

Geïsoleerde Amazone-stam maakt voor het eerst contact met buitenwereld

door Astrid Snoeys

Een inheemse stam heeft in het Braziliaanse Amazonewoud voor het eerst contact gemaakt met de buitenwereld. Ze zouden op de vlucht zijn voor illegale boskappers. Dat schrijft de wetenschapswebsite Live Science. read on…

Joran van der Sloot trouwt zwangere vriendin

Oranjestad/Lima — De plaatselijke autoriteiten meldden gisteren dat de 28-jarige Nederlander Joran van der Sloot vrijdagavond (Nederlandse tijd) in de gevangenis Piedras Gordas ten noorden van de Peruaanse hoofdstad Lima getrouwd is met zijn 24-jarige zwangere vriendin Carol ‘Leydi’ Figueroa Uceda. read on…

Brieven aan Poseidon

Cees Nooteboom (1933) is een Nederlandse schrijver, wiens werk vaak vertaald is. Hij kreeg vele prijzen, onder andere de P.C. Hooft-prijs (2004) en de prijs der Nederlandse Letteren (2009). Zijn meest recente werk is ‘Brieven aan Poseidon’ (2012), een bundel met brieven aan de klassieke zeegod, afgewisseld met kleine essays. Nooteboom heeft het in de brieven aan de god met de drietand over het leven, over zijn kijk op goden en God en hij geeft zijn persoonlijke visie op mythen. Ook schrijft hij over reizen. Nooteboom heeft veel gereisd en daar ook over geschreven. Ook over Suriname in De koning van Suriname (1993). Hieronder een reisbelevenis in Latijns-Amerika, een tocht over een rivier in het tropisch regenwoud in Peru. Hij bezoekt een eiland, Santa Rosa, leest u maar: het binnenland van Suriname heeft veel gemeen met dat van andere Zuid-Amerikaanse landen.Rivier   Leticia. Een helling van modder daalt af naar de rivier. Mensen, varkens, honden, alles krioelt door elkaar. Beneden aan de oever de smalle boten met roeiers die je naar de overkant brengen, naar het kleine eiland dat Fantasia heet. Achter me de markt, de vruchten, de vissen. Iemand helpt me de gladde helling af naar de vlonder waar motorboten aanleggen. De anderen zijn er al. Drie Colombianen uit Cali, twee Nederlanders. Twee mannen die ons zullen varen, honderd kilometer stroomopwaarts. Een zit buiten op de voorplecht, ik zit naast de ander, die stuurt. Zodra we de haven uit zijn lijkt het of de rivier opengaat, een vergezicht van metalig schitterend water tussen lage oevers die steeds verder weg komen te liggen.  

De kleine boot snijdt het water open, het snerpende geluid klopt niet met de onmetelijke stilte die midden op het wijde water moet heersen. We stoppen bij het natuurpark van Amacayacu, een pad, uitgezet in het regenwoud, vlonders waar het te drassig is, de orgiastische gloed van duizend kleuren groen, bladeren uit verkeerde dromen, messen, gekarteld en geslepen, een vijver met rottende waterplanten onder een lucht die steeds donkerder wordt, uit de verte gegrom van groot onweer. Een aap met een geschminkt gezicht gaat naast me zitten en kijkt me aan of hij een gesprek over godsbewijzen wil beginnen, maar dan komt de regen die niet valt, maar staat, een grijs, nauwelijks doorzichtig scherm van water, als het ophoudt begint de grond te dampen alsof de modder gekookt wordt, het licht wordt nu van zink en van ijzer, als we weer gaan varen doet het pijn aan de ogen. We zullen roze dolfijnen zien die met ons meedansen en wolken die voortdurend van gedaante veranderen, duizenden kilometers lang is de rivier, ik zou willen doorvaren naar Iquitos, naar de Andes, het geluid van de motor is bedwelmend, we komen haast niemand tegen, af en toe een van die lage boten met de smalle gestaltes van indianen, urenlang dezelfde oevers, groen, groen, met de raadsels van het leven dat zich daar afspeelt in een wereld van nergens wegen en auto’s, tot we na uren omdraaien en met de stroom mee terugvaren naar het eiland van Santa Rosa, Peru. De grond is van slijk, bomen met in elkaar gegroeide bovengrondse wortels, verderop een kale boom vol gieren, houten huizen op palen, een groep vrouwen in een halve cirkel. Het zijn er een stuk of tien, en elke vrouw heeft een dier in haar armen. Een luiaard, een papegaai, een alligator, een jonge krokodil, een waterschildpad, een leguaan, een reuzenkikker. Het is duidelijk afgesproken, wat die vrouwen daar doen is werken, later zal de bestuurder van de boot ons een bijdrage vragen. Opzij van de vrouwen zit de enige man. Hij heeft een klein soort jaguar aan een touw die begint te blazen zodra ik dichterbij kom. Ons kleine gezelschap staat tegenover de vrouwen en kijkt naar de dieren, een absurdistische scène, de koningin op werkbezoek. De vrouwen zijn van verschillende leeftijden, ze dragen T-shirts en korte broeken. Wat ze denken is op hun gezichten niet zichtbaar. Op de onze ook niet, denk ik, een krokodil streel je niet, de luiaard lijkt in een diepe slaap, de schildpad is tweehonderd jaar oud en weet alles al. Ik loop van de groep weg over een zanderig veld waar een houten gebouw staat in roze en lichtgroen, Asamblea Tradicional de Dios, Iglesia Evangélica. De goden zijn nooit ver weg. Ik ga over het wankele trapje naar binnen en sta in een grote lege ruimte. Voorin een soort altaar met een lezenaar voor het Woord, erachter vijf helgroene plastic stoelen, ervoor zes smalle houten banken zonder leuningen. Licht valt door sponningen en kieren in de houten muren. Het is er vredig, en stil. Waar veel gebeden wordt heerst het goddelijke, heeft de filosoof gezegd die zelf niet in God geloofde. Ik sta daar even in de stilte, en hoor dan hoe de motor van de boot aanslaat. Als we wegvaren zie ik de groep nog staan die snel onzichtbaarder wordt en dan verdwijnt in het verre groen van de oever alsof er een tekening wordt uitgeveegd, een dorp op een eiland in de rivier aan de grens tussen Peru, Colombia en Brazilië, op oneindige afstand van de hoofdstad Lima, waar niemand weet hoe het heet.    

In: Cees Nooteboom: Brieven aan Poseidon. Amsterdam: De Bezige Bij, 2012. ISBN 978 90 234 7432 6

Inheemse klederdrachtencontest voor opkrikken cultuur

door Audry Wajwakana

Paramaribo – Het inheemse klederdrachtencontest wordt dit jaar strakker georganiseerd. In tegenstelling tot het eerste jaar worden ontwerpers deze keer opgeroepen zich te laten inschrijven tot 15 mei en uit de inzendingen zullen tien inheemse ontwerpers worden geselecteerd om mee te doen aan het contest. Het ontwerpcontest dat om het ene jaar door Indigenous Evenement wordt georganiseerd, vindt in november plaats.

read on…

Nobelprijs Literatuur 2010 voor Mario Vargas Llosa

door Michiel van Kempen

Met de toekenning van de Nobelprijs voor de Literatuur vandaag aan Mario Vargas Llosa zet het Nobelprijscomité een oud tekortschieten recht. Vargas Llosa had de meest prestigieuze literatuurprijs ter wereld al twintig jaar geleden kunnen hebben. In de kringen van het comité – maar wie weet nou echt het naadje van de kous? – wordt al jaren gefluisterd dat men het decennialang toekennen van prijzen aan mannen wilde doorbreken. En dat is gelukt als je kijkt naar de laatste twintig jaar kregen zes vrouwen de prijs, meer dan in al de jaren daarvóór. Bovendien was Vargas Llosa een behoudend politicus in een land dat nog altijd tot de zgn. ‘Derde Wereld’ wordt gerekend. En misschien speelde ook nog een rol dat zijn onderwerpen – voor wie het kortzichtig wil zien – echte, mannelijke onderwerpen waren: het militairisme zoals in de korte roman De jonge honden van Miraflores (roman, 1959) (Los jefes) en de roman De Stad en de honden (roman, 1963) (La ciudad y los perros); het bordeel in Het groene huis (1966) (La casa verde) en Pantaléon (1973) (Pantaleón y las visitadoras), de oorlog in De oorlog van het einde van de wereld (1981) (La guerra del fin del mundo). Nogal wat Nederlandstaligen menen dat Hugo Claus de pech had dat zijn werk door meer mannen dan vrouwen binnen het Nobelprijscomité werd beoordeeld, en dat de prijs aan zijn neus voorbijging omdat zijn werk een te hoog gehalte aan machismo bevatte. Als dat waar is, is dat een droevig soort politieke correctheid die eerst en vooral treurig is voor de literatuur.

 

Alleen al voor het magistrale epos De oorlog van het einde van de wereld had Vargas Llosa de Nobelprijs dubbel en dwars verdiend. Heel weinig schrijvers zijn in staat om zo’n groot en complex werk te schrijven en dat stilistisch en vormtechnisch uitdagend op het allerhoogste niveau te doen, als Mario Vargas Llosa dat deed met zijn boek over de Chaco-oorlog. De Nobelprijs 2010 is natuurlijk een eerbetoon aan een groot schrijver. En een nieuw groots moment voor de Latijns-Amerikaanse letteren. Maar het is tegelijkertijd een groots ijkpunt voor de Nobelprijs zelf.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter