blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Pengel Cobi

Surinaamse kinderliteratuur

door Els Moor

Cher, een slim meisje van negen jaar, komt vaak bij mij en dan leest ze Surinaamse kinderboeken. Ik heb ze bijna allemaal. Ik vroeg haar welk boek ze het mooiste of leukste vindt en of ze wil opschrijven waarom ze dat vindt. Ze kwam met een boek van Nowilia Tawjoeram-Sabajo, Shaggy de superhond. Het is een eenvoudig verhaal over een jongen, Ramon, die een hond heeft, Shaggy. Als Ramon een keer niet thuis is, ziet zijn moeder Shaggy nergens. Ze is ongerust. Als ze in Ramons kamer moet zijn, ziet ze dat Shaggy ligt te slapen op het bed van zijn baasje. Als Ramon weer thuis is, lachen ze allebei erom. Op iedere bladzijde van het boek staat een grote tekening, zonder kleuren. De lezertjes kunnen aan het kleuren slaan! ‘Ik vind het boek leuk omdat het verhaal leuk is en ik vind die tekeningen mooi. En ik zou ze graag willen kleuren. Alles ervan vind ik mooi’, is het commentaar van Cher. read on…

S’77 presenteert nieuwe boeken in Tori Oso

Op 28 oktober presenteert Schrijversgroep ’77 enkele nieuwe boeken in Tori Oso, Fred Derbystraat te Paramaribo. read on…

Reacties op De Kleine Prins

De redactie van de Ware Tijd Literair vroeg schrijvers, medewerkers en andere lezers om hun reactie geven op ‘De Kleine Prins’ Hieronder volgen de reacties die we binnenkregen: read on…

Arjuna’s overwinning: nieuw boek Cobi Pengel

Arjuna’s overwinning is Cobi Pengels nieuwste en alweer zesde kinderboek. Het gaat over een jongen die het kwaad overwint. Het is een sprookjesachtig boek voor kinderen vanaf 10 jaar. De spirituele figuur, Masra fu Stari Kondre, die het geheel van de wereld overziet zorgt voor een helpster om het kwaad, in de figuur van Ridrie Pierelier, te bestrijden. Het sprookjesachtige karakter van het boek wordt versterkt door de veleprachtige tekeningen van Gerold Slijngard. Het boek heeft een mooi groot formaat, met een stevige kartonnen kaft. De tekst is op overzichtelijk gelayout en op glanzend papier gedrukt. Het boek is full color. De prijs is 25 srd. Te koop bij Cobi, de boekhandels en binnenkort via de scholen. read on…

Avonturen met jeugdboeken

Muloleerlingen en zesde klassers van Albina en omgeving beleefden avonturen op het Kinderboekenfestival. Er waren spannende spelen, uitdagende opdrachten, het ontcijferen van een geheimschrift bijvoorbeeld en avonturen met boeken. Enkele voorbeelden:
Avontuur bij de grote rivier van Natasia Agard gaat over de verzieking van het bos en de dieren doordat de goudzoekers met kwik werken. De dieren houden een krutu en eensgezind besluiten zij de goudzoekers weg te jagen. Dat gebeurt. De klas splitst in tweeën, de ene helft bestaat uit alle soorten dieren, de andere uit goudzoekers. En hoe de dieren die mannen verjagen en nog lang achter ze aan rennen – harde dierengeluiden makend – over het festivalterrein, dat zullen ook de bezoekers niet gauw vergeten.
En dan van Sherida Sabajo’s Okorié en Agambé, over twee jongens, een uit een inheems en een uit een marrondorp langs dezelfde rivier. Ze verdwalen toevallig op dezelfde dag in het bos en komen elkaar tegen. Hoe vinden ze hun dorpen terug? De telefoonboom brengt redding. Ze slaan er keihard op… het geluid klinkt door het bos, de vaders horen het en vinden hun zoon. Van twee kanten komen ze. Hoe die twee verdwaalde jongens slaan op die wortels… en hoe hard de klas dat laat klinken. Het geluid klinkt door het hele festival. En dan die blijdschap als de jongens gevonden worden! Spannend, beeldend en vooral herkenbaar voor kinderen uit het binnenland.
De vierde klas mulo van Albina luistert naar ‘Witte lelies’ uit de bundel Carrousel van Marylin Simons, voor oudere jongeren en volwassenen. Het is een zielig verhaal over twee jonge geliefden die hun kindje verliezen, dat niet aankunnen en niet meer kunnen communiceren. In een prachtige stijl geschreven. ‘Ronny had me nog nooit geschijnd’… zo begint het verhaal en bij die eerste zin gaan alle hoofden omhoog! Na afloop zegt een jongen dat hij het verhaal niet mooi vindt, omdat het zielig is. Dan volgt een gesprek over het leven, dat toch ook vaak zielig is. Waaraan de juf actief en gedreven deelneemt. Kalm gaan de leerlingen weg na afloop. Op hun gezichten staan emoties te lezen.
Tot slot: in een van de boeken van Cobi Pengel, Wolkje en de groenhartboom is een deel van de thematiek hoe mensen hun bewoonde wereld vervuilen en hoe een groenhartboom daaronder lijdt. Aan het eind trekken alle groenhartbomen hun wortels uit de grond en vliegen naar hun familie in het binnenland. Daar houden ze een krutu: hoe pakken we die smerige mensen aan. Twee meisjes mogen meevliegen op de takken van de groenhart, maar ze verstaan de bomen niet. Het zal niet lekker zijn wat de bomen van plan zijn met de mensen. Een zesde klas uit Albina volgt het verhaal. Ze knikken, en knikken… ‘Willen jullie ook een krutu houden?’ vraagt juf. ‘Ja, en we willen ons dorp schoonmaken.’ En dat wordt afgesproken: in de afgelopen week al zijn de leerlingen de straat opgegaan met materiaal om het vuil van de straten te verwijderen… vooral bij bomen, ook een groenhart?
Zo zie je dat boeken aanzet kunnen geven tot emoties en ook tot daden. Je herkent het leven, je denkt erover na en wie weet… verandert er iets ten goede!

Dieren in de Surinaamse kinderliteratuur: info voor jeugdbegeleiders

door Els Moor

Kinderen hebben over het algemeen belangstelling voor dieren. Ze vinden het dan ook fijn om verhalen over dieren te horen of om er boeken over te lezen en de plaatjes te bekijken. In ons land met zijn rijke natuur leven veel-veel dieren, van verschillende soorten. Wilde dieren in het bos, maar ook tamme bij mensen. Er zijn verhalen over dieren van vroeger, zoals over Kantjil en Anansi, maar kinderboekenschrijvers van nu hebben zelf verhalen verzonnen waarin dieren een belangrijke rol spelen, of boeken met illustraties zodat kinderen de verschillende dieren leren kennen. We geven hieronder een overzicht van kinderboeken waarin dieren belangrijk zijn. Dat zijn er heel wat, maar vanwege de ruimte moeten we een keuze maken.

read on…

Nieuwe kinderboeken: dat rood-wit-blauw op de voorkant is echt niet nodig

door  Christine F. Samsom en Ilaya
 
Kinderen en beetje-kind-gebleven volwassenen zullen genieten van de fantasie waarmee Cobi Pengel in haar vijfde boek Wolkje en de groenhartboom (stichting PCOS, 2013. ISBN 978-99914-56-18-8) haar lezer(tje)s weer verrast. Wolken hebben mensen altijd gefascineerd, maar elke natuurliefhebber in ons land heeft ook grote bewondering voor de groenhartboom. Wie weet er niet in zijn buurt zo’n machtige, geelbloeiende boom te staan die ons aankondigt dat de regentijd voorbij en de grote droge tijd aangebroken is? Dat groenhartbomen kunnen lopen en vliegen, laat Cobi ons weten via de tienjarige natuurvriendin Cynthia met (tot wanhoop van haar moeder) haar laatste aanwinst, een slimme, spierwitte konkoni die als wolkje via de regenboog bij Cynthia terecht is gekomen. Haar vriendinnetje Viola die prachtige vliegers maakt en verkoopt om schoolspullen voor het nieuwe schooljaar te kunnen kopen, mag een nacht bij Cynthia blijven, en samen gaan ze midden in de nacht op stap met Mamabon. Alle groenhartbomen in de stad zijn ongelukkig over al het lawaai van het verkeer en de poku, over de uitlaatgassen, over de petflessen tussen hun wortels en mannen die tegen hun stam plassen. Van ellende en uit protest verliezen ze hun goudgele bloemen.
Maar nu klagen ook de groenhartbomen in het binnenland. Het bos wordt vernietigd door goudzoekers en daarom is er een groenhartbomen-krutu georganiseerd. Die mogen Cynthia en Viola meemaken. Vanuit de lucht zien ze de kale plekken, horen ze de jammerende bomen die zijn gekapt. Wat op de krutu wordt besproken, wat er terug in de stad met Wolkje gebeurt, hoe de petrea op het erf eindelijk is gaan bloeien… in elk geval laat het boek je nadenken over wat wij mensen de natuur aandoen. En ja, het begraven van een geliefd dier maakt ook deel uit van het kinderleven. Ik denk wel dat de schrijfster nog eens heel goed moet kijken naar de groenhartboom: Eerst vallen de bladeren af, de boom is een tijdje kaal en opeens: daar zijn die gele bloemen en als die beginnen te vallen, komen ook de nieuwe bladeren. Wel is het zo dat delen van de boom soms eerder bloeien dan andere takken. De illustraties van Leo Wong Loi Sing op bijna elke pagina geven de sfeer van het verhaal goed weer en de lay-out van Jessica Polanen is prima verzorgd. Een boek om zelf aan te schaffen en cadeau te geven.
ELF, ook uitgegeven door de stichting PCOS (ISBN 978-99914-56-16-4), is een verhalenbundel van Marja Themen-Sliggers die ons vorig jaar verraste met ‘Draken en Heksendrank’. Ook deze bundel met elf verhalen staat vol vreemde, ongewone zaken: spookhuizen, een hoofd-elf, ronddolende gestorven zielen, Sophie Redmond aan de telefoon, een sprekende uil, een boot zonder stuurman die zijn pagaai zoekt, noem maar op, de fantasie van de schrijfster lijkt onbeperkt. ‘Elf is het gekkengetal’, staat er achter op de bundel, maar zijn het gekke gebeurtenissen waar je om moet lachen? Ik vraag het aan Ilaya, vijftien jaar, vierde mulo, gezegend met een leisibakru! ‘Nou, gek…? Meer vreemd, het kan niet echt gebeuren. Er zijn mensen die erin geloven’. Het enige gekke, humoristische verhaal vindt ze dat over Stanleyyyyyy die steeds gestoord wordt door zijn luie moeder en oma om allerlei klusjes te doen, terwijl hij vliegers moet maken om wat geld te verdienen voor het nieuwe schooljaar (ja, net als Viola in Wolkje en de groenhartboom). Voor de staart van de gigantische vlieger haalt hij van de waslijn… de directoires van die ‘twee ouwe taarten’. Over het verhaal over Sharif die verliefd wordt op Aisa, een tienermoeder uit het binnenland (waarom toch het ouderwetse ‘boslandcreoolse’ gebruikt?) en daarbij het advies van zijn overleden oma volgt: ‘Altijd je hart volgen én praktisch zijn’, is Ilaya kort: ‘Dat is de realiteit’ Ze vindt het goed dat de huidige problemen van jongeren aan de orde komen: een buurjongen, door drugsgebruik zwerver geworden, een meisje met een beperking die toch kan fietsen op een driewieler, verliefdheid, de dood van een geliefde door een verkeersongeluk, stakende docenten, computerspelletjes, gierige ouders, enzovoorts. Ilaya vindt het in ieder geval een leuke bundel met afwisselende verhalen.
Het woord ‘onderwied’ over een groot erf (p. 46) begrijp ik wel, maar ik twijfel of je het zo kan gebruiken. Ook vind ik de woordkeus soms wat deftig: ‘…ze mag zich niet met vreemden inlaten’ (p. 63), dat zegt geen tiener. Gewoon ‘ze mag niet met vreemden bemoeien’. De illustraties van Samuel Woolthuis, zijn best wel apart, modern, alleen dat rood-wit-blauw op de voorkant is echt niet nodig voor een Surinaamse verhalenbundel.

Schrijversgroep ’77 presenteert gedichtenbundel Fri

De gedichtenbundel Fri met 48 gedichten is een uitgave van de Schrijversgroep’77 in verband met de herdenking van 150 jaar afschaffing van de slavernij. Het idee voor de bundel ontstond in 2012. Een commissie onder leiding van Johan Roozer, waarvan verder Arlette Codfried en Sombra lid waren, riep dichters op hun emoties rond vrijheid te verwoorden.

Hein Eersel zal op uitnodiging van de Schrijversgroep’77 zijn licht laten schijnen op de bundel. Er zullen tien gedichten uit deze bundel worden voorgedragen. Naast bekende dichters zoals Sombra en Alphons Levens hebben ook nieuwe dichters werk aangedragen, zoals Cobi Pengel, Rose-Marie Maître, Hermien Wimpell, Josta Vaseur, Judith Ruimwijk, John Verwey, Patricia Rotgans, Raoel Doelahasori en Jennifer Lawson.

Ook is een uniek project opgenomen, waarbij het Nederlandstalig gedicht Vrijheid in vijf Surinaamse talen is vertaald door onder andere Dorus Vrede, Jit Narain en Kadi Kartokromo. Ook zal eindredacteur Robby Parabirsing (Rappa) vertellen hoe de productie van manuscript tot eindproduct is verlopen. Dit is vooral interessant voor opkomende dichters die meer willen weten over de mogelijkheden om hun werk te publiceren.

Op woensdag 26 juni 2013 zal de Schrijversgroep’77 de gedichtenbundel ‘Fri’ in Tori Oso aan de Frederik Derbystraat presenteren. Aanvangstijd: 20.00 uur.

Liber Amicorum Els Moor

Ter gelegenheid van haar 75ste verjaardag heeft Els Moor een vriendenboek gekregen. Het werd haar officieel aangeboden op zondag 22 juli van het afgelopen jaar ten huize van Hilde Neus, die samen met Jan Bongers de redactie voerde van het boek. De titel is Uitlandig. In het nawoord zeggen de samenstellers: Ze is van hier, hoewel ze voor sommigen altijd een uitlandige blijft.
Els Moor betekent veel voor de literatuur in Suriname. Het is dan ook een bundel over en met literatuur in 22 nieuwe bijdragen, allen zeer passend in de Surinaamse context. De bijdragen zijn geschreven door Jannus H. Mulder, Lila Gobardhan-Rambocus, Marja Themen-Sliggers, Joop Vernooij, Thea Doelwijt & Marijke van Geest, Ed van den Boogaard, Ismene Krishnadath, Michiel van Kempen, Cynthia Mc Leod, Wim Rutgers, Robertine Romeny, Jerry Egger, Hilde Neus, Cobi Pengel, Jerry Dewnarain, Anne Huits, Guus Rekers, Ellen Ombre, Christine F. Samsom, Anne Marie Uhlenbeck, Marieke Visser en Jabón. Het omslag is van Nicolaas Porter.
 Els Moor was er erg blij mee.
Voor meer informatie over de artikelen en de bundel: Hilde Neus: heneus@sr.net
ISBN 978-99914-7-186-0

Er waren eens…

 door Cobi Pengel
 
een koning, een baobab (apenbroodboom) en… een kleine prins. De koning woonde in Afrika en in een legende over de ijdele koning en een al even ijdele baobab menen ze allebei de mooisten op aarde te zijn. De koning ontsteekt in woede en laat de baobab uit de grond rukken en hem er ondersteboven weer in zetten. Alle andere baobabs verklaren zich solidair en doen hetzelfde. Daarom ziet een kale baobab er uit alsof hij ondersteboven in de grond staat, met zijn wortelstelsel als kroon.
De laatste van dit drietal is een kleine prins die eigenlijk niet bij de legende hoort, maar een verhaal apart vormt. Ook voor hem zijn de baobabs een ergernis, zij het op een andere manier dan voor de koning in de Afrikaanse legende. Eenieder die van poëtische, sprookjesachtige verhalen houdt, zal zich onmiddellijk Antoine de Saint-Exupéry’s Le Petit Prince herinneren, een klein juweel over een kleine prins die op een kleine planeet – een asteroïde – woont. Hij koestert er een roos, verzorgt drie vulkanen en trekt elke dag opnieuw de talloze, hardnekkig opkomende jonge baobabplantjes uit die, als hij dat te laat doet, zijn planeetje zullen vernietigen.
Op een dag besluit de kleine prins via enkele andere kleine planeten de grote planeet aarde te bezoeken. Hij komt terecht in de Sahara waar hij een gestrande piloot (de schrijver zelf) ontmoet. Ze voeren diepzinnige gesprekken. De kleine prins legt de piloot bijvoorbeeld uit dat het een kwestie van discipline is om de baobabs vooral niet te laat uit de grond te trekken omdat ze een kleine planeet als de zijne uit elkaar kunnen laten spatten als ze te groot worden (p. 24 in de Nederlandse vertaling van Ernst van Altena). Evenals de vulkanen die hij schoonmaakt, de roos die hij koestert, vervullen de steeds opkomende, maar niet gewenste zaden van de baobabs een magische rol in het verhaal. Ze maken deel uit van het leven van de kleine prins op zijn kleine planeet.
Na een jaar van belevenissen en diepzinnige gesprekken keert de kleine prins terug naar de plaats waar hij op de aarde gevallen is. Het lijkt slecht met hem af te lopen, maar schijn bedriegt wel vaker… Hij laat zich opzettelijk bijten door een giftige slang om te kunnen terugkeren naar zijn drie vulkanen, zijn geliefde roos en zijn niet-geliefde baobabs. ‘Het is te ver. Ik kan dit lichaam niet meenemen. Het is te zwaar’, zegt hij tegen zijn vriend de piloot. En: ‘Maar het is net als een afgedankte oude schors. Oude schorsen zijn niet verdrietig.’(p. 88)
De piloot vindt echter de volgende dag het kleine lichaam niet terug. De kleine prins heeft zijn kringloop volbracht en is met lichaam en ziel teruggekeerd naar zijn ster in het immense heelal.
De koning van de legende heeft nooit bestaan, de kleine prins leefde slechts in de verbeelding van de schrijver…, maar de baobabs leven voort als heilige bomen, hoog als kerktorens, in sommige Afrikaanse landen, waar ze aanbeden worden als godheden.

In verhalen klimmen we in bomen

door redactie dWTL

‘Wan bon/ someni wiwiri’ zijn de eerste twee regels van het bekendste gedicht in de Surinaamse literatuur, van Dobru/ Robin Ewald Raveles. Die ene boom met zoveel bladeren is symbolisch voor ons land met zijn grote verscheidenheid aan culturen. En dan: is er nog een land in de wereld met zoveel bomen, bossen en zo weinig mensen? Uren zit je in een vliegtuig dat je van Paramaribo naar het uiterste zuiden brengt en je ziet alleen maar bos, bos, bos, met af en toe een rivier die er doorheen kronkelt. Helaas zijn vanuit een vliegtuig ook grove open modderpoelen en zandplekken zichtbaar, plaatsen waar het bos vernield wordt vanwege kapitaaleconomische activiteiten zoals goudwinning. Het draait dan alleen maar om geld, veel geld en men is onverschillig voor die andere grote rijkdom van het bos, het oerwoud, de BOMEN!
Bomen komen veel voor in de literatuur, overal ter wereld, maar in ons land steeds meer. De laatste jaren zijn er nogal wat kinderboeken verschenen waarin bomen een belangrijke, vaak symbolische, rol spelen. Ook in de Surinaamse literatuur voor volwassenen, in poëzie en proza, komen we veel bomen tegen. In gedichten van Edgar Cairo bijvoorbeeld met een sterke symboliek in verband met het leven van de mens, die immers ook ‘wortelt in de aarde’. In de komende tijd willen we regelmatig een gedicht of een prozafragment publiceren waarin ‘wan bon’ centraal staat. Een terugkerend thema! Vandaag beperken we ons tot Surinaamse kinder- en jeugdliteratuur en een klassieker uit de wereldliteratuur, De kleine prins, van de Franse auteur Antoine de Saint-Exupéry. Bomen: ze wortelen in de aarde. Ze groeien naar de zon met veel groen, geven ons schaduw en heerlijke vruchten, kunnen opspelen bij storm en rustig hun schoonheid uitstralen. Maar dan komt er een zaag… Lijken bomen op mensen?
Noni Lichtveld: Mijn pijl bleef in de kankantri (1993)
Een eeuwenoud rijmpje, waar Noni Lichtveld een prachtig boek van maakte:
Mi peiri de na kankantri,/ kankantri doifi de na mi,/ mi doifi de na granmisi,/ granmisi pampun de na mi,/ mi pampun de na temreman,/ temreman tiki de na mi,/ mi tiki de na kawman,/ kawman merki de na mi,/ mi merki de na gotroman,/ gotroman kroiwagi de na mi,/ mi kroiwagi de na strafman,/ strafman gowtu de na mi,/ mi gowtu de na kownu,/ ke mi kownu – ke mi kownu,/ san yu go gi mi?/ Kownu gi mi wan eeeeeeer’ pisi kondre!
Francis Vriendwijk: Bigi-bere, Bigi-ede èn Fini-futu (1997)
Het verhaal over drie wandelende poppen die een manjeboom vol rijpe vruchten tegenkomen, is bekend en geliefd bij alle kinderen. Bigi-ede klimt in de boom om manjes te plukken, maar ze gooien naar de twee anderen die verlangend ondrobon staan… ho maar! Bigi-ede is een gierige pop. Hij eet ze alleen zelf. Het loopt heel slecht af met de drie poppen. Ondanks het mooie versje dat Fini-futu zingt als Bigi-ede in de boom klimt: ‘Manja’s hangen aan de bomen/ honderden dicht bij elkaar./ Het is alsof ze samen roepen/ kom mijn vriendje, pluk me maar.’
Maar die manja’s willen wél dat alle vriendjes van ze genieten. En niet maar eentje!
Monique Pool: Charlize gaat naar het bos/ Charlize goes to the forest (2005)
Dit is een bijzonder boekje! Het heeft alleen tekeningen, van Chad Abdoellah, die ons het bos met zijn dieren laten zien en hoe het meisje Charlize, die met haar ouders kampeert, meegenomen wordt door een aap op zijn rug voor een tocht van boom naar boom. Veel dieren leert ze kennen en later brengt aap haar weer bij mama in de hangmat. De tekeningen van het bos met al die bomen en dieren laten je de avonturen meebeleven, zonder woorden erbij. De kinderen kunnen hun eigen verhaal maken en later op een cd het verhaal in het Nederlands of Engels horen. Een zeer creatief boek over het bos vol bomen!
Eveline Wielzen: Tjubi ú matu! (Red ons bos!) (2006)
‘Red ons bos!’ is de ondertitel van het boekje van Eveline Wielzen waarin het grote probleem van grondeigendom in het binnenland aan de orde komt. Mma Afaina, een oma die in een dorp woont met haar familie, wordt op een zandweg bijna aangereden door een grote truck. Een van de mannen praat later met haar, agressief, over de eigendomsrechten van het bos. Vreemden hebben er niets te zoeken, vindt zij, maar de man zegt alles te kunnen doen met het bos. Een krutu wordt belegd over de kwestie waar de mannen, zelfs met geweld, duidelijk laten merken dat het hun om niets anders dan geld gaat, dat is de waarde van bomen voor hen. Mma Afaina stelt voor een offer te brengen bij de kankantri en bescherming te vragen aan de vooroudergeesten. Voordat de plechtigheid kan plaatsvinden is de heilige kankantri echter al gekapt! Niet alleen de rijkdom van de natuur wordt aangevallen door geldzucht van derden, maar ook de cultuur van de bosbewoners.
Aly Hilberts: Kamiel redt een super REUS (2006)
Iedereen vindt Kamiel dom: hij wil niet meer naar school. Maar als zijn grote vriend Superreus, de machtigste boom van het bos, dreigt te worden gekapt voor de aanleg van een weg, begint hij het belang van school in te zien, ‘want daar leer je dat er mensen zijn die niets om het regenwoud geven. Ze willen het hele bos kaalkappen voor een zak geld.’ Hij mobiliseert het hele dorp om de wegenbouwers tegen te houden. De mensen ontdekken hoe belangrijk het is om zich samen te verzetten tegen de vernietiging van hun leefomgeving. En Kamiel gaat nu wel naar school, hij wil later bosopzichter worden.
Natasia Agard: Avontuur bij de grote rivier (2007)
Ook in dit boek is er sprake van een krutu waarin vernietiging van het bos centraal staat. Deze keer geen krutu van mensen, maar van alle dieren van het bos. De aanleiding is de ziekte van het bos en zijn dieren door het kwik waarmee de ‘mens-mannen’ het water vergiftigen om aan goud te komen. De dieren zingen een lied als ze allemaal bij elkaar zijn: ‘Wij zijn de dieren van het bos. Tralalalala./ Wij zijn de dieren van het bos. Tralalalala./ Dieren van het bos. Rom bom bom./ Wij redden ons bos. Kom, kom, kom!’ Zelfs kaiman zingt mee! En dan springen of vliegen alle dieren op en ze stormen op het kamp van de mens-mannen af. Die vluchten weg met hun boten en komen nooit meer terug! Het is te gevaarlijk voor hen geworden! Een goed boek om uit te beelden via toneel met een klas: de dieren die de mensen bestormen!
Sherida Sabajo: Okorié en Agambe(2008)
Op Kinderboekenfestivals in het binnenland blijkt hoe geweldig kinderen uit inheemse en marrondorpen dit boek vinden dat gaat over een ingi- en een marronboi. Twee jongens uit twee verschillende dorpen. Ze verdwalen in het bos en komen elkaar tegen. Ze lopen en lopen samen, maar vinden de weg naar hun dorpen niet terug. Tot… ze een grote boom zien, met zijn wortels boven de grond. Okorié weet van zijn opa dat het ‘een telefoonboom’ is en als je hard met stokken op de wortels slaat… De jongens doen het en het wonder gebeurt: de vaders en ooms die naar de jongens zoeken, horen het en vinden hen. Dat is een van de wonderen van het Surinaamse bos en kinderen genieten van dit verhaal.
Cobi Pengel : De gele papegaai en… verhalenbundel (2009), De grote en de kleine hengelaar, verhalenbundel (2010)
In de werken van Cobi Pengel spelen bomen een belangrijke rol. In haar eerste verhalenbundel hangen jongens ’s avonds netten tussen de bomen waarin de papegaaien slapen, met de bedoeling om ze de volgende ochtend uit de netten te halen en te verkopen. Als de vogels wakker worden krijsen ze van ellende: ze kunnen niet wegvliegen. Maar ze worden gered, en wel door een grote, glanzende, goudgele papegaai, Pageri. Bezit deze onbekende vogel toverkracht? In ieder geval komt hij in opstand tegen het roven van papegaaien uit hun slaapbomen. En dat roven is geen fantasie: het gebeurt héél vaak. En weer om geld!!!
In het verhaal ‘De vakantie van Bo’ in de tweede bundel van Cobi Pengel krijgt Bo, een schitterende grote boom, de koning van het bos, het verlangen om wat van de wereld te zien: de stad en de huizen van de mensen. De vogels hebben hem erover verteld. En die raden hem af om te gaan. Hij heeft niet voor niets wortels om te blijven waar hij is. Maar Bo neemt zijn ‘vakantie’ tegen alle goede raad in en weet zijn wortels los te rukken uit de grond. En hij loopt en loopt. Maar hoe dichter hij bij de stad komt, hoe meer dat vreselijke lawaai hem hindert. Hij wordt er moe van. Bovendien pissen ‘vieze honden’ tegen hem aan. Met moeite weet hij de kracht op te brengen om terug te keren naar zijn plek in het bos. Nóóit zal hij die meer verlaten voor vakantie!
Cobi Pengel: Wolkje en de groenhartboom (nog te verschijnen)
Tijdens het Kinderboekenfestival later dit jaar in de stad wordt het nieuwe boek van Cobi gepresenteerd. Wij mogen nu al even uit de school klappen. Het is een mooi en spannend verhaal over twee meisjes en een konijntje – eigenlijk een wolkje – die met de groenhartboom uit hun buurt (Mamabon!) naar het binnenland vliegen waar al alle goudgele familieleden van de groenhartboom in het binnenland hen opwachten voor een krutu. In hun eigen taal praten de bomen over de mensen, hoe slecht die omgaan met de bomen in het bos en hoe vies zij de stad maken door hun rommel neer te smijten aan de voet van die mooie bomen. Het is een realistisch verhaal, maar ook sprookjesachtig. Meer dan dit laten we nu niet los. Het is goed hoe steeds meer schrijvers op een boeiende manier aandacht besteden aan de schandelijke manier waarop mensen te vaak met de rijkdom van onze natuur omgaan. Om geld, of gewoon uit ongeïnteresseerde en niets ontziende slordigheid!
 
Wim Veer: De tuinman en de apen (2011)
Wim Veer heeft veel boekjes gemaakt over Surinaamse dieren, met weinig tekst en prachtige foto’s. De tuinman en de apenis anders. Met tekeningen in plaats van foto’s en het speelt in een ver land met een koning. Als de tuinman van de koning voor langere tijd weggaat, gaan de vele apen op het erf van de koning voor de jonge vruchtboompjes zorgen. Maar om te kijken of ze genoeg water krijgen trekken ze de plantjes aan hun wortels uit te grond. Koning is boos als tuinman terug is en de plantjes dood zijn. Wie is dommer: de apen die de jonge boompjes doodgemaakt hebben… of de man die dacht dat apen zijn tuin konden verzorgen?
Susan Leefmans: Boompie (2012)
‘Boompie’ gaat over Richie, een jongen in Brokopondo die achterblijft als hij met z’n moeder en broers naar de kostgrond gaat en dan bij de ‘boommensen’ terechtkomt, in ‘Boompie’. Wie daar verzeild raakt, kan er eigenlijk niet meer weg, maar Richie heeft geluk: hij leert er veel, onder andere dat bomen kunnen praten, zingen en ogen, oren, een neus en een mond hebben. Hij raakt bevriend met de boommensen en krijgt van de fabelachtige vogel Garuda een geluksveer en een wonderfluit. Wanneer hij toch terugloopt naar zijn familie, ziet hij de kankantri naar hem knipogen!
Tot slot een legendarische uitspraak van een Noord-Amerikaanse indianenstam tijdens de oorlog tegen de Amerikanen:
‘Als jullie de laatste rivier vervuild hebben,
als de laatste vis gevangen is,
als de lucht te vies is om in te ademen,
en als de laatste boom is omgehakt,…
Dan zullen jullie je te laat realiseren,
dat je al je geld niet kunt opeten!’

Drie generaties voorleesplezier

door Christine F. Samsom

Mijn vader kwam uit een gezin van dertien, één vader, één moeder. Zelf wilde hij een dozijn kinderen naar analogie van het boek Voordeliger per dozijn van Ernestine en Frank Gilbreth, dat naast de Bijbel één van zijn favoriete boeken was, maar het lukte niet omdat mijn moeder na de moeilijke geboorte van nummer tien geen kinderen meer mocht van de huisarts.

read on…
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter