blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Penard gebroeders

Universiteit Leiden haalt Vids naar Nederland

Van 8 tot en met 22 mei brengt een delegatie van de Vereniging van Inheemse Dorpshoofden in Suriname (Vids) een bezoek aan Nederland.  De delegatie vertrekt op uitnodiging van de Universiteit en Museum van Leiden. De instanties hebben documentatiemateriaal gevonden dat meer dan honderd jaar oud is de Inheemse gemeenschap rakende. De documenten hebben een culturele waarde, vandaar dat er ook sjamanen in de delegatie zijn opgenomen. Deze mededeling deed Lesley Artist, voorzitter van de Vereniging van Inheemse Dorpshoofden in Suriname (Vids), afgelopen zondag bij de aanwijzing van de nieuwe dorpsassistent van Christiaankondre.
Artist  zei verder dat de Vids het grondenrechtenprobleem in 3 fasen wil aanpakken. Ten eerste zal de Vids streven naar de erkenning van het traditioneel gezag in de grondwet van Suriname. Er zijn al wetsvoorstellen gemaakt die ingediend zullen worden bij het parlement. Er zullen geen concessies meer uitgegeven worden binnen de woon- en leefgemeenschappen van de Inheemsen. Uitgegeven concessies zullen ingetrokken worden. De derde fase betreft een goede afspraak die gemaakt moet worden met de overheid, zodat zaken duidelijk voor beide partijen zijn. “De Vids is niet van strategie veranderd”, zei Artist zelfverzekerd.
Dit jaar zal de Inheemse organisatie binnen haar structuren de Dag der Inheemsen op een centrale plaats organiseren. In de afgelopen jaren waren er organisaties die op verschillende plaatsen in Suriname de dag vierden. ‘Dit is niet bevorderlijk voor de Inheemse gemeenschap.’ De Vids-voorman wist ook te vertellen dat een speciale dag voor de Inheemsen uitgetrokken wordt tijdens Carifesta XI in augustus in ons land. Om de communicatie binnen de gelederen van de Vids beter te bevorderen, worden een snelle boot en een auto aangeschaft voor de ondervoorzitter van de vereniging.
[uit Dagblad Suriname, 27-04-2013]

Samenwerkingsverband tussen inheemse en wetenschappelijke deskundigen

door Jimmy Mans

Onlangs waarschuwde bibliothecaris David Stuart-Fox van het Museum Volkenkunde conservator Laura van Broekhoven dat er mogelijk nog meer Penard-materiaal gevonden was. In 2002 was er namelijk al een twintigtal schriften gevonden in de bibliotheek van het museum met Kari’na tekeningen die de gebroeders Penard gebruikt zouden hebben voor het schrijven van een Encyclopedie van de Caraïben. Zoals bekend was deze encyclopedie, die het vervolgwerk had moeten worden op de Menschetende Aanbidders der Zonneslang, uiteindelijk nooit gepubliceerd en het manuscript verloren gewaand. Totdat Laura van Broekhoven en Jimmy Mans samen het nieuwe materiaal gingen bekijken. Bij het openen van de doos werd het al snel duidelijk: dit was de Penard encyclopedie!

Na onderzoek in het handgeschreven correspondentie-archief van het museum bleek dat het manuscript in 1950 vanuit de Verenigde Staten, via de erfgenamen van Thomas Penard, in het Rijksmuseum voor Volkenkunde terecht was gekomen. In die periode was er echter geen expertise in het museum om er iets mee te kunnen doen en zo is het manuscript uiteindelijk weer in een doos verdwenen. Om een beeld te krijgen van de informatie die in dit manuscript staat, zijn de museummedewerkers nu sinds enkele weken begonnen met het transcriberen van het document. Uit de eerder gevonden contextuele informatie bleek dat een groot deel van de inhoud die in de encyclopedie is opgenomen afkomstig is van Kari’na ‘pijai’ uit het eerste decennium van de 20ste eeuw. Door het feit dat voornamelijk pijai (sjamanen) als informanten zijn geraadpleegd voor dit werk, wordt al snel duidelijk dat het hier om gevoelige informatie gaat voor de Kari’na.

Sinds de afgelopen jaren heeft het Museum Volkenkunde een samenwerkingsverband met vertegenwoordigers van verschillende inheemse dorpen (Kari’na, Lokono, Wayana en Trio). Deze vertegenwoordigers zijn de afgelopen jaren als gastconservatoren bij het museum in Leiden op bezoek geweest en hebben een selectie van hun overzeese erfgoed (fotomateriaal en objecten) bekeken en bediscussieerd. Een van de zaken die daaruit naar voren kwam, was de vraag hoe er omgegaan moet worden met de kennis die de gastconservatoren met het museum deelden. Er moest een onderscheid gemaakt worden in informatie die aan iedereen meegedeeld kan worden en gevoelige informatie waarbij dat niet wenselijk is (voornamelijk sjamanistische zaken).

Geleerd uit deze ervaring ontzegt het museum nu externe partijen (onderzoekers en pers) toegang tot de kennis die in de encyclopedie besloten ligt, totdat de inhoud ervan beter met de Kari’na, in zowel Suriname als in Nederland, besproken is. Inmiddels heeft het Museum Volkenkunde ook contact gehad met de besturen van de verschillende inheemse volken, VIDS, en is het belang van dit voornemen nogmaals benadrukt. In augustus van dit jaar is er reeds een evaluatie van het project gepland in Paramaribo met de gastconservatoren die de afgelopen jaren op bezoek waren bij het museum. Het museum wil deze gelegenheid dan ook aangrijpen om de Kari’na goed te kunnen informeren over de specifieke inhoud van het manuscript van de Penard-encyclopedie.

Uitdrijving van een priester uit de Indiaanse hemel

door F.P. en A.P. Penard

[fragmenten]
Penalo ame weipiompo
Eertijds… voor nog de grootvader van mijn grootmoeder geboren was, werden de oevers van de Boven-Marowijne door talrijke Indianen bewoond. Maar hun aantal slonk bij de dag, omdat zij veel te lijden hadden van allerlei Boze Geesten, die zich niet door piaaien lieten verdrijven. Vele Roodhuiden verlieten dan ook de behekste streken teneinde zich te begeven naar Mazwano, een plaats die zij reeds menigmaal in hun dromen hadden bezocht. Ontelbare Roodhuiden woonden daar in kampen, die elke morgen schitterend verlicht werden door de morgenzon.

In het midden stond het wonderkamp van Tamoesi (de Grote Geest/God). De grond was wit als het glinsterende witte kwartszand van de savanne. Wit was ook de kleur van de wateren die om ditaards Paradijs vlieden.

De Indiaanse God zag er geweldig uit. Zijn huid had, zoals vanzelf spreekt, een rode kleur. Hij was versierd met vederen, franjes en kralen. In zijn hand hield hij een ongehoord grote Maraka of Piaairatel, waarin zich de geesten bevonden van alle wezens; de steel was als een boa bewerkt.
Als Tamoesi aan het piaaien was, kon het geluid dagreizen ver gehoord worden. Priesters (blanke priesters) en andere Boze Geesten vluchtten dan ijlings naar de duistere wateren, zodat de omtrek der Mazwano steeds rein en wit bleef. […]
[…] Door de Piaaimannen werd het losbreken van de Boze Geesten toegeschreven aan een Pater, aan wie het gelukt was vele Indianen tot het Christendom te bekeren. En, zeiden zij, zo dit niet ophield, zou de Marowijne geheel ontvolkt worden, omdat alle Indianen zich naar het Paradijs zouden begeven. De Priester, die van zijn volgelingen vernomen had, wat de Roodhuiden tot de Mazwano aantrok, besloot een bezoek aan die plaats te brengen. Zulk een stoutmoedig plan verbaasde de Indianen ten zeerste. Ga niet, waarschuwden zij, want Paters worden niet in de Mazwano toegelaten.
De Priester luisterde echter niet, doch vertrok, vergezeld van enige van zijn bekeerlingen, in een boot. De reis duurde drie weken. […]
[…] In het Paradijs der Roodhuiden werd lustig feestgevierd. De lucht daverde van het geroffel der samboela’s ( trommen) en het eentonig geluid der kwama’s (fluiten). Het aantal vrouwen was zó groot, dat de Indianen die in hun hangmatten lagen, slechts de hand behoefden uit te strekken om een wonderschoon meisje beet te pakken.
Niemand voelde ooit honger, doch slechts een voortdurende dorst naar paiwari (drank).Bij het aanschouwen van dit, in zijn ogen zo vreselijk Paradijs, kon de Priester niet nalaten een zucht te slaken. De piaaimannen lieten hem echter niet de tijd om zich te bedenken. “Welkom vriend, in de Mazwano,”riepen zij hem toe, “gij zult hier een heerlijk leventje hebben.”
Verscheidene beeldschone meisjes naderden thans met kalebassen vol drank. De Priester weigerde.
“Wat!”riepen de Piaaimannen uit, “drinkt gij niet?”
“Ja,”antwoordde de Pater, “maar slechts met mate.”
“Danst gij?” ”Neen.” “Hebt gij geen vrouwen?” “O! Neen.”
“Dan, “schreeuwden de Piaaimannen gebelgd, “moet gij nog de genoegens van het leven leren kennen.” Zij wierpen zich nu op de weerloze Pater, rukten hem de kleren van het lijf, besmeerden zijn lelijk wit lichaam met mooie, rode koesoewe, trokken hem een kamisa aan en versierden hem met veren, kralen en franjes. Toen werden hem opnieuw kalebassen met drank aangeboden. “Drink,”, riepen de Piaaimannen. De Priester weigerde echter, doch toen hij de dreigende gezichten en de opgeheven apoetoe’s( knotsen/strijdbijlen) om zich heen zag, dronk hij achtereenvolgens drie kalebassen leeg.
“Braak,”werd hem toegebulderd. En hij braakte, waarna hem wederom drank werd aangeboden. Toen moest hij dansen en zingen tot hij van uitputting neerviel en in een hangmat werd gelegd om zijn roes uit te slapen.
Toen hij de volgende morgen wakker werd, voelde de pater iets naast zich in de hangmat. Hij keek en daar lag een beeldschoon Indiaansmeisje. Vlug (volgens de verteller uiterst vlug) sprong hij op en wilde wegvluchten. Maar de Piaaimannen grepen hem aan, en riepen hem toe: “Nu kent gij de genoegens van het Paradijs; wilt gij hier blijven?”
“Neen,”antwoordde de Pater. […]

Uit: KRI, KRA! Proza van Suriname. Bloemlezing samengesteld door Thea Doelwijt, Bureau Volkslectuur, Paramaribo 1972

 

 

De gebroeders Penard weer zichtbaar in Leiden

door Thea Doelwijt

Niet te geloven.
Met een gehele encyclopedie, geschreven op kleine blaadjes, laten de gebroeders Penard hun gezicht weer zien in Leiden. Ze waren daar al, maar ondergesneeuwd… En nu toont de Nederlandse televisie wat de Surinaamse broers zo’n honderd jaar geleden hebben opgetekend. Hun vrienden, indianen die aan de Waterkant afmeerden om ‘dingen’ te brengen, kregen schriften (van de firma Kersten!) mee, plus potloden, om verhalen op te tekenen en te illustreren.
Ook Jimmy Mans, archeoloog, onderzoeker van de Suriname-collectie van het Museum Volkenkunde te Leiden, is verrast door de inzet van de Nederlandse televisie. Er zijn zoveel belangrijke (noodlottige) berichten in de wereld en dan toch!
De bezoekers die worden uitgenodigd het werk van de broers Penard te bezichtigen, staan nog voor een lege ruimte, met enkele tekeningen en verhaalfragmenten. En natuurlijk ligt daar het boek De menschetende Aanbidders der Zonneslang, dat ik thuis heb.
Dus ben ik daar, met Marijke (ja, juf van Geest!). Voorlopig als enigen. Ik zou en wou en ik móest zien wat daar verborgen lag. Zovele malen heb ik mij immers laten inspireren door de indianenverhalen* van de Penards.
Ik zie nog hun huis voor me aan de Waterkant, hun magazijn… Dat heb ik ooit onderzocht. Hun gezichten ken ik niet. Tot de heer Mans mij een foto laat zien van broer Thomas, die vroeg naar Amerika verhuisde om geen lepra te krijgen zoals zijn broers.
Wij laten ons in- en voorlichten door de heer Mans, voor wie ik uiteindelijk toch maar Geen geraas of getier op tafel leg, verschenen in Paramaribo in 1974.
Hij heeft het al thuis liggen… sinds kort! En is blij mij die het boek heeft samengesteld, te ontmoeten.
In augustus gaat het Museum Volkenkunde, Leiden, een presentatie in Suriname houden. Nu moeten zij nog van alles uitzoeken, tyekken, toestemming vragen aan onder anderen de sjamanen/piaiman van Suriname.
Terwijl ik met de heer Mans praat, en hem om foto’s en teksten vraag, maakt Marijke aantekeningen.
De heer Mans zegt, dat niet alles zomaar mag/kan gepubliceerd worden. Er moet eerst overleg gepleegd worden met de vertegenwoordigers van de Kalinja-indianen (Caraïben) of het niet al te geheim is. Niet iedereen mag alle geheimen van de Caraïben kennen.

Dat was Leiden.
Dat was Surinaamse geschiedenis.
Spannend , spannend, spannend!

*Werk van Thea Doelwijt, met verhalen van/of geïnspireerd door de Indianen van de gebroeders Penard:
Wajono, Paramaribo 1969
Kri, kra, bloemlezing, Paramaribo, 1972
Geen geraas of getier, bloemlezing, Paramaribo, 1974
Kainema de Wreker en de menseneters, Paramaribo, 1977

Manuscript van Penards indianenencyclopedie teruggevonden

Museum Volkenkunde in Leiden heeft manuscripten gevonden met waardevolle informatie over het geloof en de cultuur van Kari’na indianen in Suriname. De informatie biedt een uniek kijkje in de geesteswereld van de Inheemsen van honderd jaar geleden. De manuscripten zijn vanaf dinsdag te zien in het museum.

Vrouwensymbool uit de encyclopedie van de Penards

De handgeschreven Engelstalige documenten lagen in dozen in het museum. De bibliothecaris vond ze bij het ontruimen van de bibliotheek, die verbouwd gaat worden. De Surinaamse broers Frederik en Arthur Penard hebben de documenten verzameld. Ze doen verslag van de taal en spiritualiteit van de Inheemsen, en vooral de sjamanen (medicijnmannen), aan het begin van de 20ste eeuw.

In die tijd was er weinig belangstelling voor ‘heidense’ spirituele zaken. De beschrijvingen zijn historisch, maar ook van groot belang voor de hedendaagse Surinaamse Inheemsen. Er is veel kennis van hun cultuur verloren gegaan. Lange tijd was het verboden door zendelingen en missionarissen om deze kennis over te dragen aan jongere generaties.

Broers Penard
De broers Penard verzamelden in 1908 onder meer aantekeningen van indiaanse medewerkers, nagetekende versieringsmotieven, taalkundige aantekeningen en verhalen. Ze wilden een encyclopedie uitgeven, maar daar kwam het niet van. In 1912 werd de complete collectie van zo’n 250 objecten, brieven en schriften aan het Museum Volkenkunde geschonken. De broers Penard, die aan melaatsheid leden, zijn in 1909 en 1932 overleden.

In augustus gaat een delegatie van het Museum Volkenkunde naar Suriname om daar te overleggen hoe de informatie ontsloten kan worden. Ook gaan zij op zoek naar erfgenamen van de voornaamste medicijnmannen van de gebroeders Penard om de informatie te delen en bespreken. Eerst bestuderen een aantal mensen hier in Nederland de manuscripten intensief.

Schadelijk
Kaptens (voormannen van Inheemsen) in Suriname zijn intensief betrokken bij de ontdekking. Veel van de informatie over hun voorouders wisten ook zij niet. Sjamanistische informatie kan volgens hen schadelijk zijn voor niet-ingewijden.

Van 12 tot 29 april is het materiaal te zien het het Museum Volkenkunde in Leiden. In overleg wordt besloten hoe het daarna toegankelijk kan worden gemaakt. Mogelijk is dat online, maar het kan ook een boek worden, zoals de broers Penard het hadden bedoeld.

[bron: Rijksmuseum Volkenkunde/NOS]

Klik hier voor de video van de NOS

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter