Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Verdraagzaamheid, een programma voor vrijheid (7)
Ter inleiding keer ik terug naar de aanhef van dit hoofdstuk omdat ik dat als een belangrijk uitgangspunt beschouw: “Wie streeft naar het waarlijk goede, kan zich niet afwenden van het ongeluk van anderen”. Deze uitspraak heb ik verbonden met een samenleving waarin mensen waarheid en vrijheid moeten kennen en ervaren. Tolerantie is een voorwaarde om dit te bereiken. Mensen moeten bij hun streven naar het goede, ware en de vrijheid zich richten op de ander en zij ontkomen niet aan verdraagzaamheid. Het gaat juist om die specifieke combinatie. Alle componenten zijn even belangrijk. Ik gebruik hier het woord “naastenliefde” met opzet niet en dat zal later duidelijk worden.
Veranderbaarheid. Daar zit voor een deel de crux van deze beschouwing. Als tolerantie een menselijk vermogen is, dan betekent dat dat het actief ontwikkeld kan worden. Het betekent ook dat je als mens alleen maar een zinnig debat kunt voeren als je jezelf bewust bent van dit vermogen te veranderen. Je kunt in een debat inzichten verwerven. Inzichten verwerven betekent dat je kúnt veranderen, je jezelf anders leert kennen en je perspectief op de werkelijkheid (de feiten) mede verandert. Ken uzelf betekent dus ook dat je veranderbaar bent. Guépin heeft in dit verband een aantal opmerkingen gemaakt dat ook in het beeld van dit boek past. “Een door mensen veroorzaakt kwaad wordt of aan domheid of aan slechtheid toegeschreven (…). Als het kwaad aan domheid wordt toegeschreven, lijkt het nog het meest op natuurrampen, voor zover de domheid erfelijk wordt bevonden. Het is dan progressief – want alleen domheid is veranderbaar – om ook de domheid als gevolg van slechtheid van anderen te zien: vals bewustzijn, misleide geesten, kanslozen, allemaal verdrukten” [4].
Vreemdelingen in het paradijs (12)
door Willem van Lit
[Voortzetting van het verhaal over de migranten en de nostalgie van ontworteling in Caribische sferen. Deze keer o.a. met Rose Mary Allen en Jandi Paula.]
Passanten. Iedereen is passant in het Caribische gebied. Op een tweetal eilanden zijn nog mensen te vinden die afstammen van de originele Cariben, het indigene precolumbiaanse volk. Ook in Suriname vinden we mensen die we indiaan noemen. Voor het overige is de geschiedenis ook helder: uit alle windstreken zijn er mensen aangekomen en aangespoeld op deze soms oogverblindende stranden; ze kwamen vrijwillig of onder bedreiging van geweld. Dit proces van vermenging gaat nog steeds door. Ook de Afro-Caribische mens, die vanaf de 16e eeuw hier onder dwang verscheen, is op zoek geslagen naar zijn oorsprong sinds de verhalen over de slavenhandel opnieuw tot leven werden gewekt. Het leven in het oude Afrika wordt door sommigen geïdealiseerd en geromantiseerd. Anderen zeggen dat veel mensen zich juist schamen voor het feit dat zij Afrikaanse voorouders zouden hebben. Het liefst ontkennen ze dat. Maar ook hierdoor wordt duidelijk dat men zich bewust is van de Afrikaanse connectie.[1] Op zoek naar kleine geschiedenissen; dat zijn de verhalen van het dagelijkse leven uit het verleden en mensen willen daarbij zoveel mogelijk achterhalen. Men wil weten wat de motieven waren van mensen in die verloren gegane jaren, wat hen dreef, hun streven en bedoeningen. Geschiedenis is populair geworden op de eilanden. Men wil vooral de kleine geschiedenis groot maken, de geschiedenis van de migratie.
Rose Mary Allen heeft de geschiedenis van een deel van de bevolking van Curaçao gereconstrueerd vanaf 1863. Dit onderzoek was voornamelijk gericht op de emancipatie van de Afro-Curaçaoënaars.[2] In “Geschiedenissen” schrijft ze over deze studie. Ze zegt dat ze voornamelijk geïnteresseerd is in de sociale veranderingsprocessen waaruit duidelijk wordt hoe mensen zich verzetten (of juist berusten). Ze wil onderzoeken hoe de volksklasse heeft geleefd en ze wil hen een stem geven omdat ze zelf weinig aan het woord komen. Ze wil schrijven over migratie, de zoektochten naar werk en geld, vooral ook de manier waar op deze mensen hun verzet tegen ongelijkheid hebben vorm gegeven. Het gaat haar om de vormen van kritiek, de ontwikkeling van de Nanziverhalen (over de opportunistische spin; de verhalen die overgeleverd zijn uit Afrika), de tambú, een muzieksoort en dans die “als functie het ondermijnen van autoriteit” had, de stiekeme feesten, de hekelmuziek van de Calypso (die kennelijk ook een uiting is van sociaal verzet), de status van de ex-slaven, de functie van huidskleur, de woede en frustratie.[3]. Ze wil met haar studie de mensen eigenwaarde teruggeven. Ze schrijft: “Ik denk dat benadrukt moet worden dat Afrika een belangrijk continent voor de ontwikkeling van de mensheid is geweest zonder dat dat gepolitiseerd wordt. Er gebeuren ook positieve dingen in Afrika, ondanks de problemen die er zijn. Vooral als de zwarte Curaçaoënaar weet dat Afrika een belangrijke rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van de mensheid, verhoogt dat zijn eigenwaarde. We zijn niet alleen slaaf geweest. Wij komen ook van een belangrijk continent waar een rijke cultuur is geweest”. Zij zoekt de mooie verhalen uit het verleden met het doel die bepaalde groep mensen trots te laten zijn. Dit kan dan geprojecteerd worden op een glanzende toekomst, denkt ze. Haar onderzoek naar authenticiteit is dus heel specifiek gericht op tekenen van verzet, kritiek en woede. Dit zou moeten uitgroeien tot een nieuw bewustzijn: een nationalistisch streven. Het is het verzet als nostalgie, zoals het hier naar voren komt.
Jandi Paula ziet in dit verband ook een probleem. Hij zegt dat vooral op Curaçao de negroïde bevolking het verleden (als slaaf en onderdrukte) stelselmatig ontkent. Mensen proberen zelf het verleden uit de collectieve herinnering te wissen. Hierdoor zou men vervreemd zijn van de eigen oorsprong.[4] Hij zegt: “Want iedere breuk met de eigen traditie betekent noodzakelijkerwijs een breuk met de voedingswortel. En de weigering voort te bouwen op het verleden zal zich vroeg of laat wreken”. Geen toekomst zonder het verleden dus. Paula suggereert dat er een diepgaande studie over twee jaar slavernij “een gevoel van solidariteit” zou kunnen bewerkstelligen tussen de huidige generatie en die van de voorouders en uit zo’n gevoel van solidariteit zouden volgende generaties “kracht voor een waardevol bestaan kunnen putten”. Volkeren die hun verleden ontkennen, zouden richtingloos zijn omdat zij “geenszins tot rijpheid” komen. Het ontbeert de negroïde bevolking aan identiteit. Paula besluit zijn betoog met “Het is immers duidelijk dat een breuk met het verleden, afgezien van het feit dat het ons berooft van een waardevol erfgoed, bovendien ook desintegratie teweegbrengt in de hedendaagse gemeenschap. Dit omdat de leden de meest fundamentele bindingsfactoren ontberen die nodig zijn ten einde een ware eenheid te bevorderen tussen de individuen”.
Ik denk hierbij terug naar de “kleine geschiedenis” van mijn grootvader, de ellende die hij zich in de jaren her heeft moeten getroosten en waarvan ikzelf los ben geraakt. Ook die geschiedenis, die psychologisch gezien diepe wonden moet hebben geslagen, is teloor gegaan voor velen. Niemand herinnert zich nog de ingrijpende gebeurtenissen in die boerengemeenschap. Ik weet niets van het verdriet of de opstandige gedachten die ook hij moet hebben gehad. De vraag hier is of dit niet kennen van deze verhalen desintegratie teweeggebracht heeft en of ook mij de fundamentele bindingsfactoren ontberen. Ik ken ze niet en dan weet ik het ook niet. Ik heb de kennis over dat verleden niet nodig voor de toekomst. Het zou mij niets extra brengen als ik mijn “wortels” zou kennen. Misschien omdat ik geen migrant ben, terwijl ik toch ben weggetrokken van mijn geboortegrond.
[wordt vervolgd]
[1] Zie o.a. Rose Mary Allen in Geschiedenissen, pag. 33 en 34. Het ontkennen van de Afrikaanse afkomst zou deel zijn van het schaamtecomplex dat met de slavernij samenhangt, zoals Allen zegt.
[2] Rose Mary Allen, Di ki manera? A social History of Afro-Curacaoans 1863 – 1917
[3] Allen, Curaçao geschiedenissen, pag. 28 – 34
[4] Jandi Paula in “Ontkend verleden, verzwakte toekomst” uit Emancipatie en acceptatie, Curaçao en de Curaçaoënaars, een verzameling essays onder redactie van R.M. Allen, C. Heyes, V. Marcha, uitg. SWP 2003.
Nieuwe naam Peter Stuyvesant College bekend
Het Peter Stuyvesant College (PSC) op Curaçao heet vanaf 1 augustus Kolegio profèsor dòkter Alejandro ‘Jandie’ Paula (KAP). Dat heeft demissionair minister René Rosalia (Onderwijs) bekendgemaakt op 18 maart. De jury die opties voor een nieuwe naam voor de school moest selecteren, speelde uiteindelijk twee namen door aan Rosalia: het hoogst scoorde Alejandro ‘Jandie’ Paula, tweede keus was Pedro Tirso Sprockel. Ook Cola Debrot behoorde bij de voorstellen.
Lees hier verder
De slavenopstand van 1795
door Stephanie Meulens
Ruim driehonderd mensen bezochten de Tula-herdenking in de Muiderkerk in Amsterdam op 17 augustus j.l.. Centraal stond een nieuw boek over het verhaal achter de grote slavenopstand van leider Tula op 17 augustus 1795 op Curaçao. Het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NINsee) organiseerde de herdenking voor de zesde keer. De organisatie vindt het belangrijk dat Antillianen, Nederlanders en Surinamers weten wat de geschiedenis van Tula is en hoe hij de slavenstrijd aanvoerde.
read on…