blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Para Theo/Does Henry

Negationisme à la Simons

door Theo Para

DNA-voorzitter Jennifer Geerlings-Simons heeft in Starnieuws de politici die tegen de Amnestiewet 2012 zijn, ervan beschuldigd verantwoordelijk te zijn voor het feit dat de mensenrechtenschendingen van de jaren tachtig ‘na 1987’, tot nu toe niet zijn onderzocht. Met de amnestiewet 2012 is het de huidige coalitie die nu eens eindelijk ‘voorgoed’ de decembermoorden en andere schendingen van de mensenrechten ‘oplost’. En met een ‘waarheidscommissie’ zal dan de ‘echte waarheid’ naar voren komen. Evenals haar partijgenoot-president, de hoofdverdachte van de decembermoorden en zelfverklaard verantwoordelijke voor de massaslachting te Moiwana, hanteert de partijdige DNA-voorzitter de tactiek van ‘de dief die roept: “houdt de dief” ‘.

De politici die zich, evenals de nabestaanden, maatschappelijk en religieuze organisaties keren tegen de Amnestiewet ‘12, willen juist dat het 8 decemberstrafproces wordt afgerond. Zij hebben sinds 2000 tot en met 2010 de infrastructurele voorwaarden en de veiligheidssituatie geschapen voor het gerechtelijke onderzoek, de vervolging en berechting van de decembermoorden. Sinds Simons de hoofdverdachte van de decembermoorden de presidentsketen heeft omhangen, nam de ondergraving van de voorwaarden van het 8 decemberstrafproces een aanvang. Te beginnen bij het plaatsen van de beveiliging van rechterlijke macht in handen van de veiligheidsdienst van de president-hoofdverdachte.

Medeplichtig
Het zijn juist de pro-Amnestiewet ’12 politici die de afronding van het strafproces – het eind is nabij! – willen belemmeren. Het merkwaardige is dat Simons dit een ‘oplossing’ noemt. Het kenmerkende van de Amnestiewet 2012 is dat zij daders van zeer ernstige schendingen van de mensenrechten, zonder enige vorm van het afleggen van verantwoording, vrijstelt van strafvervolging. Gezien die extreme eenzijdigheid is de typering daderswet dan ook passend. Dat de indieners van het omstreden wetsvoorstel ook nog de (president-)hoofdverdachte van de decembermoorden die wet willen laten bekrachtigen, is illustratief voor de belangenverstrengeling. Omdat daders jouw partij- of coalitiegenoten zijn, mogen zij rekenen op straffeloosheid. Leve de willekeur van de barbarij!

Dat daarbij ook nog tegen de grondwet en internationale verdragen in de onafhankelijke rechtsgang wordt belemmerd, maakt de DNA-leden die de Amnestiewet 2012 helpen aannemen, inclusief de partijdige DNA-voorzitter, tot medeplichtigen van de daders; ongeacht de drogredeneringen die zij aanvoeren om dat te vergoelijken. Wat Paul Somohardjo demagogisch ‘vergeven’ noemt, is niets anders dan het in ruil voor posities en privileges (Romeo en Julia in Jakarta), de grondrechten van de slachtoffers en nabestaanden verkwanselen ten gunste van moordenaars en folteraars, die in hun hunkering naar (internationale) acceptatie kennelijk amnestie behoeven.

Straffeloosheid
Omdat Simons de criminaliteit in de politiek (massamoord) verdedigt door strafvervolging te ondermijnen, moet zij in haar doodsstrijd om geloofwaardigheid woorden van hun betekenis beroven. Terwijl elk verstandig mens, nationaal en internationaal, in de Amnestiewet ’12 een probleem ziet, noemt zij het een ‘oplossing’. Jawel, een oplossing voor de daders, maar een megaprobleem voor de nabestaanden, de samenleving en de rechtsorde. Want wat de Amnestiewet ’12 doet is het wettelijk sanctioneren van de cultuur van de straffeloosheid, die sinds 1980 de Surinaamse samenleving verdeelt en belemmert in haar vrije ontwikkeling.

De oorzaak van deze langdurige straffeloosheid ligt in het gegeven dat de daders tot de tanden gewapend bleven en forse invloed bleven behouden in politiek en staat (leger). De democratische politici die omzichtig met die situatie omgingen, deden dat omdat zij, in de woorden van ex-president Venetiaan, een ‘shoot out’ wilden voorkomen. Zij zochten naar wegen de cultuur van de straffeloosheid te beëindigen, zonder dat het moeizaam op gang gekomen democratiseringsproces zou stagneren of terugvallen. Misschien waren ze daarin te voorzichtig en soms tranga ede (Amnestiewet ’92). Maar toen door het initiatief van nabestaanden en sympathiserende maatschappelijke organisaties het Hof van Justitie in 2000 besloot dat de decembermoorden moesten worden vervolgd en berecht, gingen de democratische politici aan de slag. Anders was het met de inzet van Simons, die sinds de jaren tachtig het tot haar levenswerk heeft gemaakt politieke invloed en staatsmacht te verwerven in kritiekloze kameraadschap met de verantwoordelijken van ernstige schendingen van de rechten van de mens. In de verkiezingen deed zij evenals Melvin Bouva en André Misiekaba haar kiezers nog geloven dat zij de onafhankelijke rechtsgang ongemoeid zou laten. Maar dat blijkt nu onmiskenbaar kiezersbedrog. Zij is persoonlijk medeverantwoordelijk te achten voor het ontstaan en voortduren van de cultuur van straffeloosheid in Suriname. Haar verdediging van de Amnestiewet ’12 vormt van die inzet de apotheose.

Negationisme
Simons gunt met de Amnestiewet ’12 de Krijgsraad niet eens het recht om na ruim vier jaren onderzoek, waaronder forensisch onderzoek en het horen van verdachten, getuigen, advocaten en aanklagers, te vertellen wat haar onderzoeksbevindingen zijn en wat haar conclusies. Laat staan dat zij de Krijgsraad de ruimte laat tot het uitspreken van een vonnis. Nee, zij weet zeker, nog voordat iets bekend is over vorm, inhoud en samenstelling van een post-amnestie ‘waarheidscommissie’, dat die zal vertellen wat de ‘echte waarheid’ is. Wat een arrogantie en zelfingenomenheid! Haar opvattingen zijn verontrustend, omdat die ‘echte waarheid’ gezien haar politieke lijn van de straffeloosheid, niets anders kan betekenen dan negationisme. Dat is een vorm van herschrijven van de geschiedenis die de ernstige misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en/of genocide ontkent, minimaliseert of vertekent, alles met het doel de dadersbelangen te beschermen.

Internationaal bekende vormen van negationisme, door sommigen ook historisch revisionisme genoemd, zijn de ontkenning van de Holocaust en de Armeense genocide. De psychologie van de straffeloosheid is ontkenning. Zo kon Bouva met de stelligheid van de aanhanger roepen: ‘In onze partij zijn geen moordenaars!’ Waarom dan de Krijgsraad het zwijgen opleggen? Feiten die de ‘echte waarheid’ voor de voeten lopen zijn ongewenst, de boodschappers van die feiten moet de mond worden gesnoerd.

[ook in Starnieuws, 31 maart 2012]

Theo Para schrijft voor Parbode

Essayist Theo Para schrijft vanaf de december-editie van Parbode maandelijks een essay in dit in Suriname en Nederland verschijnende maandblad. Zijn eerste essay heet ‘De liegmacht’.

read on…

Suriname & ik

door Alex van Stipriaan

In het verlengde van een vergelijkbaar boek over de Antillen En Ik (2008) vroegen de beiden uit (deels) Surinaamse ouders geboren bekende Antilliaanse Nederlanders John Leerdam en Noraly Beyer 55 mensen hun relatie met Suriname te beschrijven. De ondertitel, dat het hier de persoonlijke verhalen van bekende Surinamers over hun vaderland betreft, is overigens enigszins misleidend. Zo zou het voor velen passender zijn hen als Surinaamse Nederlanders te omschrijven gezien het feit dat ze al het grootste deel van hun leven aan deze kant van de oceaan wonen of zelfs hier geboren zijn (onder andere Antoine de Kom, Ricardo Burgzorg, Ernestine Comvalius, Gerard Reteig, Hans Pos, Clayde Menso). Daarnaast is zeker eenvijfde van de auteurs nou niet direct een bekende Surinamer. Althans, ik denk niet dat een aantal in Nederland geboren en getogen onderzoekers en journalisten zonder Surinaamse voorouders zichzelf zo zou omschrijven (onder andere Gert Oostindie, Wim Hoogbergen, Bonno Thoden van Velsen, Dirk Kruijt, Peter Meel, Hans Buddingh’, John Jansen van Galen, Gerard van Westerloo). Dat geeft natuurlijk direct ook de problematiek van dit soort bundels weer: wie vraag je om een bijdrage en waarom? Waarom bijvoorbeeld wel ex-minister Roger van Boxtel (‘Wat is een bezoek aan Paramaribo zonder een Parbobiertje bij ’t Vat’) en niet Jörgen Raymann, Def Rhymz, of Umberto Tan? Waarom wel Hans Pos, wiens grootvader uit Suriname kwam en er zelf pas in 2010 voor het eerst is geweest en niet Jetty Mathurin of een van de tientallen beroemde voetballers met een Surinaamse achtergrond? Waarom wel zoveel schrijvers (onder andere Anil Ramdas, Thea Doelwijt, Henna Goudzand, Jenny Mijnhijmer, Michiel van Kempen, Henry Does) en bijvoorbeeld geen enkele beeldend kunstenaar zoals Remy Jungerman, Patrica Kaersenhout, Gillion Grantsaan, Natasha Kensmil, of een succesvolle ondernemer, of een geslaagde crimineel, of…. ? Jammer genoeg ondernemen de samenstellers ook geen poging daar in de inleiding – alleen door Leerdam geschreven − enige opheldering over te geven. Het gaat hen om personen ‘die Suriname een warm hart toedragen’ en ‘een platform te bieden aan individuele verhalen over de relatie met Suriname, belevenissen in dat land en ervaringen in Nederland afgezet tegen de Surinaamse achtergrond.’

Natuurlijk levert dat een onevenwichtig boek op, al was het maar omdat de een echt kan schrijven en een pareltje van een short story bijdraagt (Michiel van Kempen) en de ander niet meer dan een korte opsomming van het eigen cv inleverde (Elvira Sweet). Waarschijnlijk de twee meest voorkomende zelfstandig naamwoorden in dit boek zijn ‘afscheid’ en ‘vliegtuig’, meer dan eens in combinatie met elkaar. Er wordt wat afscheid genomen en er wordt wat afgemijmerd op weg naar, in en na het vliegtuig. Dat geeft tegelijk een van de nadelen van zo’n bundel weer: dezelfde soort emoties en metaforen blijven niet boeien.

De meest voorkomende naam in het boek, al of niet expliciet genoemd, is die van Bouterse. Voor velen overschaduwt hij, en alles waarvoor hij staat, de herinnering aan, en persoonlijke banden met Suriname. Na meerdere van zulke bespiegelingen (onder andere Noraly Beyer, Joanna Werners, Mirto Murray, Sandew Hira, Theo Para, Gerard Spong), die door de rauwere emotie dan die van ‘afscheid’ wel blijven boeien, vraag je je (opnieuw) af hoe het kan dat Suriname deze man tot president heeft gekozen. ‘Journalist Hans Buddingh’ probeert daarop een antwoord te vinden door een oud-premier aan te halen die de huidige president vergelijkt met de aantrekkingskracht van Anansi die steeds iedereen te slim af is: een mengeling van vrees en bewondering. Dat er nauwelijks protest te horen is verklaart de oud-premier met de woorden: ‘huwelijken hebben van recente vijanden wederzijdse schoonouders gemaakt en wederzijdse families […] nader tot elkaar gebracht’. Oftewel, zegt Buddingh’, ‘de kleinschaligheid van de Surinaamse samenleving lijkt begrippen als schuld en boete te vertroebelen.’ Ook anderen houden zich met deze kwestie bezig. Zo laat Gerard van Westerloo een neuroloog in Suriname uitleggen dat Surinamers schizoïde zijn en in verschillende werkelijkheden tegelijk kunnen leven, terwijl Gloria Wekker min of meer de Anansi verklaring onderschrijft met haar verwijzingen naar het ‘big man’-syndroom en de populariteit van wakaman koni.

Naast dit soort tamelijk fundamentele thema’s komen er, logischerwijs, veel persoonlijke herinneringen aan bod. Bij sommigen is dat aan iemand die vormend is geweest voor de eigen ontwikkeling, zoals ouders, een familielid of een leermeester (onder andere George Khemradj, Adjiedj Bakas, Hugo Fernandes Mendes, Chan Choenni). Anderen vertellen over hun jeugd en/of de oude buurt waarin ze zijn opgegroeid (onder andere Ernestine Comvalius, Gerda Havertong, Rabin Baldewsingh, André Pakosie). Die soms ‘paradijselijke’ jeugd geeft tegelijk echter ook het – vaak impliciete – dilemma van velen aan: door Suriname ben ik geworden wie ik nu ben, daarvoor zal ik het altijd in mijn hart meedragen, maar ik pas er niet meer (Manoushka Zeegelaar Breeveld, Tanja Jadnanansing). Impliciet blijkt dat ook uit de stukken die, soms letterlijk (Ronald Snijders), ‘het Surinaams gevoel’ proberen te beschrijven, maar dan wel vanuit Nederland (Mireille Kroonenberg, Denise Jannah).

Een laatste thema dat onlosmakelijk verbonden is aan een bundel als deze is natuurlijk: de eerste keer, of breder: de buitenstaander, of hilarischer: bakra in Suriname. Dat varieert van de teleurstelling dat het Suriname uit de familieverhalen iets was ‘dat elk familiefeest [in Nederland] van hand tot hand ging en elke keer iets meer werd opgepoetst’ (Jörgen Tjon A Fong) tot en met de humor van Suriname die uitmondt in de grap: ‘Raymann is briljant, maar bij Bouta gaan de mensen dood van het lachen.’(Guus Pengel).

John Leerdam en Noraly Beyer, Suriname en ik; Persoonlijke verhalen van bekende Surinamers over hun vaderland. Amsterdam: Meulenhoff, 2010. 286 p., ISBN 9789029087193, prijs € 19,95.

[uit Oso, 2011, nr. 2]

Horb is vermoord

door Theo Para

Roy Horb, de in ongenade gevallen tweede man van het toenmalige Militaire Gezag, is vermoord. De lezing van het militaire regime dat Horb zich op 2 februari 1983 in zijn cel in Fort Zeelandia ‘met het koord van zijn onderbroek aan een spijker’ had verhangen blijkt gelogen. Horb zou eerst met behulp van ‘een arts’ om het leven zijn gebracht, daarna hingen zijn moordenaars hem met een koord op aan een spijker in de muur van zijn cel.

De getuigenis van oud-politieofficier Herman Doorson liet er geen misverstand over bestaan. De voormalig politieman verscheen op 8 juli als getuige à décharge voor de Krijgsraad in het 8 december strafproces. Dat Doorson als ‘vriend van Bouterse’ deze onthullende verklaring aflegde draagt bij aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van zijn versie van de noodlottige epiloog van de decembermoorden van 1982.Bouterse en zijn groep wilden met de brandstichtingen, folteringen, decembermoorden, mediaverboden en afschaffing van verkiezingen niet alleen afrekenen met de democratische volksbeweging, zij wilden ook andersdenkenden binnen hun regime liquideren. In het boek Decembermoorden in Suriname. Verslag van een ooggetuige (1983) liet Horb zijn getuigenis optekenen door ex-minister Jan Sariman. Hij vertelt daarin dat hij door Bouterse ‘werd gedwongen’ mee te doen aan de moorden op 8 december 1982. De ‘Leider van de Revolutie’ wilde van hem af omdat hij zich niet kon vinden in de koers richting een ‘linkse’ totalitaire staat in Suriname. Om hem te compromitteren liet Bevel, Horb op de televisie met de aangeslagen journalist Jozef Slagveer verschijnen.

Slagveer las onder geweldsdreiging een valse zelfbeschuldigende verklaring voor waarin de gearresteerden van 8 december 1982 van een staatsgreep en samenzwering met buitenlandse machten werden beschuldigd. Ook André Kamperveen, een ander 8 decemberslachtoffer, moest zo een valse verklaring voorlezen. Hij verscheen niet op de televisie, slechts op de radio was zijn gebroken stem te horen. Pas veel later, in een zitting van het 8 december strafproces, zouden filmbeelden van zijn verklaring worden vertoond. Op die beelden, die op 8 december 1982 in het Fort Zeelandia waren geschoten, was ook zijn verhoorder te zien: Desi Bouterse. Voor de goede verstaander was daarmee de hoofdverdachte op heterdaad betrapt, hij was wel in het Fort tijdens de folteringen en moorden. Toen de VN rapporteur voor de mensenrechten mr. Amos Wako verhaal kwam halen bij de legerleiding was het duidelijk in welke schoenen de schuld zou worden geschoven. Sgt. Majoor Zeeuw, toenmalig ondercommandant van de Militaire Politie en vertrouweling van Bouterse, vertelde volgens de rapportage van Wako het volstrekt ongeloofwaardige verhaal dat ‘een soldaat’ met een ‘Bren gun’ plots begon te schieten op de ‘gevangenen’, omdat hij ‘waarschijnlijk ten onrechte dacht dat ze zouden vluchten’. Op de vraag wie de soldaat dan wel niet was, zei hij dat het een ‘dienstplichtig soldaat’ betrof ‘die alleen majoor Horb kende’. Zowel naar verklaringen van Zeeuw, kapt. Graanoogst, als lt. Gorré was alleen (!) Horb in Fort Zeelandia. En Horb was er niet meer. Maar Horb was voorzienig en liet deze getuigenis optekenen: ‘Als ik mocht doodgaan bij een verkeersongeluk, door verdrinking of wat dan ook, weet één ding: ik ben vermoord. Vermoord door Desi en zijn bende.’

Meineed als ‘geheugenverlies’

Irwin Kanhai, advocaat van de hoofdverdachte, was als PALU-kaderlid in 1982 militant van de ‘revolutie’, lees de militaire dictatuur. Hij verdedigt met de hoofdverdachte ook zijn eigen politieke biografie. De ethische gedragscode van advocaten vraagt om onafhankelijkheid van de advocaat in relatie tot zijn cliënt en diens belangen. Bij Kanhai lijkt die onafhankelijkheid zoek, niet alleen vanwege zijn politieke affiliatie met de hoofdverdachte, maar ook vanwege zijn meer politiek-ideologische, dan juridische strategie in de rechtszaal. Kanhai tracht met juridische middelen de desinformatie en lastercampagne van het toenmalige militaire regime tegen zijn slachtoffers en de laffe, valse alibiverhalen van de hoofdverdachte legitimiteit te verschaffen. Hij tracht de leugen dat de decembermoorden het antwoord waren op een dreigende invasie en staatsgreep, waaraan de slachtoffers zouden hebben deelgenomen, kredietwaardigheid te verschaffen. Maar de decembermoorden waren geen antwoord op een dreigende invasie, zij waren als volkenrechtelijk misdrijf tegen de menselijkheid juist aanleiding tot overwegen van een buitenlandse humanitaire interventie. Kanhai poogt slachtoffers en daders met elkaar te verwarren. Maar het is zoals de OAS in haar rapport over de decembermoorden stelde: ook al waren de slachtoffers voornemens een staatsgreep te plegen, dan nog rechtvaardigt niets het martelen en zonder vorm van proces executeren van ongewapende mensen. Soerendre Rambocus en Jiwan Sheombar werden zelfs uit hun gevangeniscellen in Santo Boma gehaald om hen op Bastion Veere dood te schieten. Wat Kanhai tracht te verhullen is dat de decembermoorden onderdeel waren van een totalitaire machtsgreep, waarvan hij en zijn politieke partij ruimschoots hebben geprofiteerd. Uit de kruitdampen van 8 december 1982 verscheen splinterpartij PALU in de totalitaire regering van 1983 als partij met de meeste ministersposten en het premierschap.Met Doorson trachtte onze politieke advocaat weer het invasiefabeltje iets van geloofwaardigheid te verschaffen. Hij had daarbij, ongetwijfeld tot zijn ergernis, niet alles in de hand. Want naast de ontboezeming over de moord op Horb, verklaarde deze ‘vriend van Bouterse’ ook nog dat oud vakbondsleider Fred Derby, anders dan Bouterse beweerde, geen ‘mol’ van het militaire bewind was en dat het ‘op de vlucht neergeschoten’ verhaal van bevelhebber Bouterse niet waar was. Deze toenmalige politieofficier was gedetacheerd bij Procureur Generaal R.Reeder, die hem na de decembermoorden vroeg gegevens te verzamelen omdat mogelijk strafbare daden waren gepleegd. Er werden geen mensen verhoord. Bovendien kreeg hij na de dood van Horb van de PG te horen dat hij ook met dat gegevens-verzamelen moest stoppen. Doorson zei nadrukkelijk dat het niet om een onderzoek en zeker geen strafrechtelijk onderzoek ging. De bewering van Bouterse, veel later, dat er onder zijn bewind na 8 december 1982 onderzoek was verricht, maar dat het was kwijtgeraakt, was dus de zoveelste leugen. Ook in het rapport (1985) van Wako vinden we daarvan de bevestiging. De VN rapporteur schreef dat ‘Lt.Kol. Bouterse’ tegenover hem had verklaard dat ‘er geen poging is ondernomen om een onderzoek naar de gebeurtenissen in te stellen.’ Doorson maakte van zijn verzamelde gegevens een dossier in drievoud. Twee exemplaren bewaarde hij op het kantoor van de PG en een gaf hij vertrouwelijk – ‘een vriendendienst’ – via toenmalig directeur Jozef Brahim in bewaring bij De Surinaamsche Bank. Ter zitting bleek dat alle drie exemplaren waren verdwenen. ‘Een groot raadsel’ zei getuige Jozef Brahim, die vertelde dat in 1993, toen hij met pensioen ging, het bankexemplaar er nog was. Toen de rechters aan getuige Doorson vroegen wat hij zich kon herinneren van zijn gegevens, zei hij dat hij zich had aangeleerd na een ‘zware zaak’ de gegevens uit zijn geheugen ‘te wissen’, want ‘anders word je gek’. Voor een ieder met enige kennis van de werking van het menselijke geheugen is die bewering lariekoek. De hersenen zijn geen computer. Treffend gebruikte auditeur-militair Roy Elgin het begrip ‘delete’ voor de ongeloofwaardige pretentie van de getuige. Maar het delete-knopje van Doorson werkte selectief. Want hij wist wel zich te herinneren dat in het dossier ‘90% harde informatie was dat Nederland Suriname zou binnenvallen’. Derby zou dat aan Horb gezegd hebben. Nee, hij herinnerde zich geen details, ook wist hij geen namen, geen gebeurtenissen, geen feiten, alleen van-horen-zeggen. Horb en Derby zijn er niet meer, het dossier is foetsie, we moeten het dus alleen doen met het delete-geheugen van de ‘vriend van Bouterse’. Dat deze getuige buiten zijn rol ging van vertolker onder ede van wat hij heeft waargenomen, bleek uit zijn verdachtmaking (www.caribiana.nl) dat het exemplaar uit de kluis van de bank mogelijk is weggehaald door de Nederlandse ambassade of door Ilse Labadie, voorzitster van de Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede, die toen bij de bank werkte. Zowel Nederland als de nabestaandenzouden er baat bij hebben dat informatie over de ‘invasieplannen’ niet naar buiten zouden komen. De getuige verraadde hiermee niet alleen zijn partijdigheid, hij laadde ook de verdenking op zich de dief te zijn die roept ‘houdt de dief’. Want behalve Jozef Brahim en Herman Doorson wist niemand anders van het exemplaar in de bankkluis en de afspraak was dat alleen als de laatste erom vroeg het uit de kluis zou worden gehaald. En waarom heeft Doorson, toen midden jaren negentig bleek dat het exemplaar uit de bankkluis was verdwenen, geen onderzoek naar de verdwijning laten instellen?! In 1997 werd hij door het regime Bouterse-Wijdenbosch benoemd tot hoofd van de Centrale Inlichtingen Dienst (CID). Zijn ‘vriend’ en naar het unanieme verhaal van alle ooggetuigen de opdrachtgever van de decembermoorden, had alle belang bij de verdwijning van het dossier en waarom zou de gecompromitteerde Doorson zijn Baas daarbij niet van dienst zijn?! Als het gaat om zijn getuigenissen à décharge marcheert Doorson in de parade van pro-Bouterse-getuigen die meineed vermommen als ‘geheugenverlies’. Maar ook om andere reden is Doorson- die terloops, in lijn met de leugens van Bouterse en Kanhai, alle schuld in de schoenen van de nu overleden Paul Bhagwandas tracht te schuiven – als getuige à décharge onbetrouwbaar. Het NRC Handelsblad van 17 mei 1997 citeerde uit een vertrouwelijk proces-verbaal van de Haagse regionale criminele inlichtingendienst dat ‘H.C.E. Doorson, die in het dagelijks leven bij het korps politie Suriname werkt als inspecteur een cocaïnelijn heeft opgezet. Doorson zou een koelvrieshuis hebben in het bedrijf NV Doroe in Suriname alwaar cocaïne geprepareerd zou worden in bevroren vis, bestemd voor Nederland. Doorson heeft zakelijke belangen met Lowes en Bouterse.’

Heropening onderzoek

De justitiële autoriteiten in Suriname moeten op straffe van verlies van geloofwaardigheid onmiddellijk het onderzoek naar de dood van Roy Horb heropenen. Doorson moet worden verhoord, terwijl ook de ‘arts’ die mogelijk op flagrante wijze zijn medische eed en de mensenrechten heeft geschonden flink aan de tand moet worden gevoeld. Gezien de huidige ongunstige politieke omstandigheden, waarbij de hoofdverdachte president is, is internationale betrokkenheid bij het onderzoek belangrijk voor borging van procedural justice en de geloofwaardigheid van de onderzoeksresultaten. De Surinaamse staat is deze inzet tot waarheidsvinding verplicht aan de Surinamers en de collega’s, vrienden en nabestaanden van Roy Horb.

10-07-2011

Para neemt bibliotheek in gebruik

De kinderen in het Surinaamse district Para kunnen binnenkort in hun eigen bibliotheek terecht. De officiële opening werd vandaag verricht, maar de verdere inrichting moet nog plaatsvinden. Het vervallen gebouw waarin radio Boskopu Para was gevestigd, was aangetast door termieten die samen met Braziliaanse bijen daar huis hielden. Het gebouw is gesloopt. De Amerikaanse humanitaire missie, ‘Continuing Promise’ zorgde samen met het ministerie van Defensie en Onderwijs & Volksontwikkeling voor de realisatie van de bibliotheek.

De stichting Studenten Ontwikkeling en Educatie Para (Stoep) zal namens het commissariaat Para het beheer hebben over de bibliotheek. Er komt ook een computerhoek en internetverbinding, waarbij de ruimte ook toegankelijk zal zijn voor kinderen die hun huiswerk kunnen maken. De Amerikaanse ambassadeur John Nay zei dat de missie in november werd onderbroken, maar een team kwam terug om het project af te ronden. Hij wees op de goede samenwerking tussen de legers van zijn land en het Nationaal Leger. Minister Lamuré Latour van Defensie stimuleerde de kinderen om goed gebruik te maken van de bibliotheek. Hij sprak zijn dank uit voor de samenwerking en projecten die uitgevoerd worden door de Amerikaanse ambassade.

Alle sprekers benadrukten het belang van de bibliotheek voor de kinderen van Para. Om boeken te kunnen lenen, moesten de scholieren naar de stad. De bibliotheek biedt de mogelijkheid aan de schooljeugd om kennis vergaren voor betere schoolprestaties. Nay overhandigde aan stichting Stoep als motivatie, het boekwerk The Bridge over het leven de Amerikaanse president Barack Obama.

[uit Starnieuws, 7 april 2011]

8 december 1982 – 8 december 2010

De ter slachtbank gevoerden

Vanmorgen werd ik verrast -maar niet blij- door een nieuwe StarNieuws columnist, Arline Blanker, die haar 8 december duit in het zakje komt doen. Om zeker te zijn dat ik mij niet vergiste, heb ik maar even nagekeken in het colofon wie de vaste columnisten zijn, maar nee, Arline Blanker komt er inderdaad (nog) niet in voor, nieuw dus. Welkom, zou ik bijna zeggen, maar zoals gezegd, ik ben niet blij verrast en ik zal u uitleggen waarom.

Het begint al met de titel van het verhaal: “Moeten ze stil blijven”, een mystiek die aan mij niet is besteed, kennelijk ontleend aan Spreuken 14:10: “Alleen je eigen hart kent je diepste verdriet, in je vreugde kan een ander niet delen”, waarvan de diepere wijsheid mij echter te enen male ontgaat. Volgt een geforceerde, nergens op slaande intro: “Ryan is vermoord in ZA”, als voorbode van Blanker’s eigenlijke onderwerp: spijt, verantwoording, vergeving en verzoening: 8 december 1982.

Deze column is een duidelijk voorbeeld van de spagaat waarin Suriname en de Surinamers verkeren sinds 8 december 1982. Bouterse moordenaar, Bouterse President: het onverzoenlijke moet verzoend worden, koste wat het kost. Lees wat Blanker schrijft: “Toen in augustus de uitslag bekend werd dat Desiré Bouterse de nieuwe president werd van de Republiek Suriname, was ik ergens blij voor hem. Blij dat eindelijk voor hem zijn droom uitgekomen was.” Eerder had Blanker al geschreven: “Kan dat wel, mag ik dat voelen? Mag ik erover schrijven, zonder dat ik op mijn vingers getikt wordt of dat het als verraad wordt gezien? Maakt dat mijn familie kwetsbaar?”

Ik gun Blanker alle verantwoording, vergeving en verzoening van de wereld, maar dat impliceert niet dat een moordenaar president moet kunnen worden. Eerst als wij die ‘verknoping’ uit ons hoofd halen, eerst dan geraken wij uit die spagaat die nu al 28 jaar voortduurt. Helaas zal Blanker niet krijgen wat zij wenst, een wens die eerder is uitgesproken door ‘Bishop’ Meye en die vandaag met zijn ingezonden stuk in de Ware Tijd zo treffend wordt verwoord door Theo Para. Duidelijk is dat Blanker Bouterse een herkansing gunt, een herkansing waarvoor het lopende proces echter geen ruimte mag openlaten. Dat verzuimd is dit bij wet vast te leggen, is een omissie die ons nog zuur kan opbreken. Vergeving en verzoening geven nog niet het recht op herkansing.

Op geen enkele manier kan ik de fascinatie van Blanker begrijpen, laat staan delen, voor het zich voor onze ogen afspelende schaakspel en de gedachtengang daarbij van de man aan zet. Als kiezers hebben wij onszelf willens en wetens buitenspel gezet om nu met lede ogen het nakijken te hebben. Niet dat het veel helpt, maar gelukkig kent Blanker ook nog haar twijfels, getuige haar laatste regels van deel 1: “Dat anderen buiten iemand om, misdaden plegen terwijl de verantwoording bij jou ligt? Doen ze dat om iemand te duperen? En wie dan?”

Toch ben ik niet gerust op het vervolg!

Theo Para: ‘Bouterse werkt aan democratuur’

Essayist Theo Para schrijft in de jongste editie van het weekblad De Groene Amsterdammer dat president Bouterse ‘van de democratie een democratuur zal pogen te maken.’, ‘..een autoritaire quasi-democratie waarin de oppositie dusdanig verzwakt wordt dat ze slechts een rol mag spelen in het optuigen van de democratische façade.’ In het essay ‘Bouterse zegt eenzijdig de vriendschap op; Liever geen band met Nederland’ analyseert Para hoe Bouterse het Raamverdrag voor vriendschap en nauwere samenwerking uit 1992 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname ‘tot fictie maakt’. ‘Het isoleren van de Surinaamse bevolking van haar belangrijkste democratische bondgenoot past binnen het ontdemocratiseringsproces.’ Para is ook kritisch over de aangekondigde dienstplicht: ‘Door onder het mom van dienstplicht de jeugd te militariseren – een maatregel die Bouterse bewust aan het oog van de kiezer heeft onttrokken – hoopt hij zijn politieke draagvlak voor de verre toekomst veilig te stellen.’ Volgens Para zal Bouterse langdurig president willen blijven ‘omdat dat hem feitelijk straffeloosheid garandeert en immuniteit biedt die hem mogelijk maakt te reizen.’

Theo Para is auteur van het boek De schaduw van Bastion Veere, om de rechtsorde in Suriname, dat inmiddels in tweede druk is verschenen bij Uitgeverij Van Gennep in Amsterdam. Zijn essays verschijnen ook in de dagbladen De Ware Tijd (Suriname), Antilliaans Dagblad (Curaçao) en Diario (Aruba).

 

Theo Para bij De Groene Amsterdammer

De bekende Suriname-essayist Theo Para is in de jongste editie van De Groene Amsterdammer zijn medewerkerschap als essayist begonnen bij dit Nederlands weekblad. Para schrijft in zijn nieuwste essay, getiteld ‘Ik weiger Bouterse’s hand, Bouterse, Chávez en de teloorgang van de rechtsorde’, voor het eerst over zijn getuigenis in het 8 decemberstrafproces tegen de verdachten Desi Bouterse en Marcel Zeeuw.

De Groene Amsterdammer bestaat sinds 1877 als onafhankelijk weekblad dat intellectueel, vrijzinnig en sociaal geëngageerd is. Volgens Wikipedia heeft het weekblad ook veel aandacht voor de derde wereld en verschijnen regelmatig artikelen tegen elke vorm van dictatuur. Bij Para’s artikel in De Groene Amsterdammer is de auteur ook geïntroduceerd aan de lezers door verwijzing naar zijn laatste boek De schreeuw van Bastion Veere – om de rechtsorde in Suriname (Van Gennep, 2009), die inmiddels in tweede druk is verschenen. Para waarschuwde daarin voor een ‘autoritaire terugval’ in zijn geboorteland Suriname.

De turbulente biografie van een boek

door Christine Samsom en Els Moor

Het aprilnummer van OSO, tijdschrift voor surinamistiek en het Caraïbisch Gebied, is bijna helemaal gewijd aan 75 jaar Wij slaven van Suriname met als ondertitel De turbulente biografie van een boek. Een uitdagende titel! Kan een boek een biografie hebben, zoals levensbeschrijvingen van mensen, van de wieg tot het graf? Wij slaven van Suriname is nog lang niet dood. Dat blijkt wel uit dit nummer van OSO.

read on…

75 jaar Wij slaven van Suriname

Op 7 november a.s. staat het Colloquium van het Stichting Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek in het teken van Anton de Kom: 75 jaar Wij slaven van Suriname: de turbulente biografie van een boek.

read on…

De schreeuw van Bastion Veere

Op vrijdag 2 oktober a.s. vindt de presentatie plaats van een nieuw boek van essayist Theo Para: De schreeuw van Bastion Veere; om de rechtsorde in Suriname. ‘Bastion Veere’ verwijst naar fort Zeelandia, en Theo Para’s boek is dan ook een politiek-maatschappelijke analyse van de impact van de decembermoorden in Suriname en het nu al 27 jaar durende proces om de daders te berechten, de nakomelingen van de slachtoffers genoegdoening te verschaffen en de rechtsorde in Suriname haar beloop te geven.

read on…
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter