blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Pakosie André

André Pakosie

Portret van de Surinaams-Nederlandse schrijver, dichter en fytotherapeut André Richard Matiematie Pakosie, gemaakt door de in Suriname werkzame fotograaf Nicolaas Porter. Nr. 113 in de reeks fotoportretten die Porter in opdracht van de Werkgroep Caraïbische Letteren maakt. Voor informatie kunt U mailen naar: nicolaasporter@hotmail.com. Wie de hele reeks wil zien kan hieronder klikken op het label Werkgroepportretten.

Kunstenaars over Amnestiewet

Kompe,

Met de aanname van de amnestiewet 2012 in de Nationale Assemblee van Suriname is de periode van willekeur aangebroken in Suriname. De dictatuur van de democratische meerderheid heeft bewezen weinig gevoel te hebben voor de gevoelens van de minderheid, slachtoffers en nabestaanden van geweldadige misdrijven tijdens de militaire periode in de jaren tachtig. Met een zogenaamde democratisch gekozen meerderheid hebben de politieke machthebbers de wet naar hun hand gezet. Er zijn verschillende afkeurende geluiden gehoord over de aanname van de amnestiewet. Meer nog dat het jammer is dat de daders hun straf ontlopen. Echter, zeker naar de jeugd toe, heeft de aanname van de wet wegen vrijgemaakt voor het straffeloos vernietigen van de toekomst van het land. Als vrijdenkers en geweten van de samenleving vraag ik bij deze wat jouw mening is. Wat denk jij ervan? De verschillende meningen wilde ik samenvatten in een stuk/verklaring ter ondersteuning van de stille protestmars die op dinsdag aanstaande in Suriname wordt gehouden. Mijn verzoek is om in maximaal honderd woorden elkaar zowel in Suriname als in Nederland een hart onder de riem te steken.
We hebben allemaal een mening, laat je horen. Alleen dan weten alle Surinamers zich gesteund door de uitdragers van het vrije woord.

Tan bun,
Stuart Rahan

(NB Niet alle reacties konden worden geplaatst, er werd gekozen voor het symbolische getal van 15, zie hieronder)

Ook ik ben met stomheid geslagen. Woorden schieten te kort. Er gaat wel door m’n hoofd: ‘wij (wij want dit is grensoverschrijdend) hebben besloten te vergeten’ las ik op Facebook. En zo is het. Iets vergeten wil niet zeggen dat het niet heeft bestaan. Een volk dat vergeet, vergeet ook het recht op bestaan. Als je vergeet te bestaan kun je ook niet verder. Verder willen we allemaal, dus laten we niet vergeten. Nooit! We moeten blijven praten. Altijd! Sari odi. Manoushka Zeegelaar-Breeveld (Theatermaker)
Met het aannemen van de amnestiewet heeft Suriname zichzelf neergezet als een kortzichtige natie, die het ontbreekt aan zowel toekomstvisie als historisch besef. In plaats van de nabestaanden van de decembermoorden te steunen in hun verlangen naar rechtvaardigheid, planten wij hen een dolk in de rug. Elke fatsoenlijke Surinamer zou van zich moeten laten horen, zodat de wereld weet dat ons land, ons volk, niet uitsluitend uit boeven, opportunisten en onnozelaars bestaat. Opo kondreman, un opo! Karin Amatmoekrim (Schrijver)

Suriname laat een kans liggen, een kans op waarheid en op recht. Hoe kunnen volksvertegenwoordigers zichzelf zo misleiden? Weten ze niet dat wat ze vandaag aanrichten door de rechterlijke macht opzij te zetten, niet enkel gevolgen heeft voor de slachtoffers en hun nabestaanden van het regime Bouterse, maar ook gevolgen heeft voor de lange termijn? Geven ze hun president (en nog toekomstige machtshebbers) willens en wetens een vrijbrief om het recht naar hun hand te zetten? Dit is een bijna even zwarte dag in de geschiedenis van Suriname als 8 december 1982. Rihana Jamaludin (Schrijver)

Mijn zoon is 8, groeit op in Nederland en krijgt les over de tweede wereldoorlog. Daardoor heeft hij een hekel aan Duitsers. Ik wil mijn zoon leren niet te haten. Bij de Duitsers kan dat, omdat de daders zijn gestraft. Ik zal deze dinsdag met hem meelopen in de stille tocht tegen de straffeloze amnestieverlening voor de daders van de decembermoorden. Ik zal hem vertellen wat er is gebeurd. Als hij daarna de daders haat, kan ik hem begrijpen. Helaas. Als hij na de mars het onvoorstelbaar vindt dat Surinamers een moordenaar als president kiezen, kan ik hem begrijpen. Als hij het daarna moeilijk vindt om te beseffen dat hij Surinamer is, zal ik hem zeggen dat hij niet moet zeuren. We zijn Surinamers in goede en in slechte tijden. Guus Pengel (Schrijver/Theatermaker)

Ik vergeef wel, maar ik vergeet niet. De dag van de decembermoorden zal ik ook niet vergeten! Maar ja, JA IK WIL SURINAME WEL ZIEN VOORUITGAAN EN DIE VRIJHEID EN DEMOCRATIE IS GEBLEKEN…! Razia Barsatie (Kunstenaar)
Een volk van ongeveer een half miljoen Surinamers is wakkerder dan ooit dankzij de Amnestiewet en de democratische processen zoals die zich in onafhankelijke naties als Suriname ontvouwen. Als je de stille tocht in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Groningen zou laten plaatsvinden, krijgen nabestaanden van slachtoffers van Nederlandse willekeur en terreur ook een podium om zich tegen dwaling van de rechtstaat Nederland uit te spreken. Gelukkig is de kans klein dat de falende rechtspraak in Nederland onder vergelijkbare loupe wordt bekeken want dan zou men een permanente stille tocht langs zien komen van slachtoffers van falende rechtstaat principes. Forward ever! Laat de geschiedenis geen strop voor de toekomst worden. Soso lobi. Tide tamara Sranan e stree gi wan moro switi tratamara. Martha Tjoe Nij (Dichter/Theatermaker)

Opportunisten en lafaards, die zich bestuurders noemen, beseffen niet dat zij met ondertekening van de barbaarse Amnestiewet Suriname buiten de gemeenschap van beschaafde landen plaatsen. Het isolement waarin ons land zal geraken treft dan helaas ook de goedwillende Surinamers. Wat men hiermee komende generaties meegeeft is dat leugen, lafheid, bedrog en egoïsme wapens zijn die gebruikt mogen worden in de strijd om zelfverrijking en nepotisme: het doel heiligt immers de middelen. Dit is het absolute dieptepunt van Sranan. Lydia Emanuels (Schrijver/Radiomaker)
Ik zou graag willen reageren. Ik heb ook wel een mening maar mijn woorden zijn verstomd. De borst van Suriname brandt van pijn en niemand lijkt iets te kunnen doen. Toch gebeurt er veel. Ik zou zeker wat willen zeggen maar… Ik wens ons allen veel troost en kracht toe. Brasa! Raj Mohan (Zanger/Dichter)

Den man di a Sranan pipri piki meki wi sabi fa den e denki. Suma na mi? Ala di a de so taki mi no agri taki suma di kiri no e kisi den strafu, mi feni taki wi no mu waka leki fowru sondro frustan na Ptata baka. Wi mu sabi wi historiya. Dan te wi luku wi historiya wi e syi taki ten biten suma ben e kiri trawan, dan kaba den no ben kisi den pai. Mi ati de na den pitani di gro tron bigiman nanga -uma sondro papa na den sey. Ma ete efu a Sranan pipri no agri nanga san e pasa nownow, dan na fu tra leysi te den musu poti den sten, den sorgu taki den man disi no kon moro. Dan mi sabi taki awinsi na baka dritenti yari, den man di kiri brada fu soso o kisi den pai. Sranan pipri sabi yu historiya, dan na a kaba yu o de winiman nomo nomo. Romeo Grot (Skrifiman)

Wat gaat er gebeuren, Met mijn kinderen, Die de geschiedenis van hun land niet kennen? Wat gaat er gebeuren, Met mijn dochter en mijn zoon, Die ik nooit iets heb verteld, Van die nacht in december, Een nationale schande. Wat is er gebeurd die nacht, Wacht, wacht, wacht…, Ik weet het, je bent nog niet gehoord, Je bent nog niet verhoord, Je hebt nog niemand vermoord. Wat doe je met de dood, Van mensen op je geweten, Wat doe je met je eigen lafheid, Wat rijmt er op lafheid… SCH… verwijt. A bun, mi e stop, Onze woorden zijn nog niet op, Maar er zijn grenzen aan mijn zinnen, M’e begi un alamala, Laten wij ons bezinnen. SLOTWOORD 2012: GAAT ALLES (HOPELIJK NIET ALLES) ZICH HERHALEN? Thea Doelwijt (Theatermaker)

Het verleden waar zij het over hebben, is ook het verleden waar méér dan 15 mensen…
mensen van alle rangen en standen, van elke kleur, uit de stad en het binnenland, genadeloos en zonder vorm van proces werden vernederd, gemarteld en vermoord. Dat moeten we vanaf nu gewoon vergeten. De rechter mag daar niet meer over oordelen. De 28 parlementariërs hebben dat namens u, volk van Suriname, besloten. Voordat deze wet er was, wisten we wie er verdacht werden van de gruwelijkheden uit dat verleden. Zekerheid hadden we (nog) niet, want je bent onschuldig tot het tegendeel wordt bewezen. Dat is in een rechtstaat zo. Maar nu? Nu weten we wie de daders zijn, omdat ze er alles aan hebben gedaan om aan het oordeel van de rechter te ontkomen. Het lukte ze in drie dagen. Jessica Dikmoet (Journalist)
Als we onszelf niet de hoogste waarde toekennen, kunnen we ook niet het hoogste goed in de wereld bereiken: Liefde en Rechtvaardigheid! Nu wordt in ons geliefd Suriname de Rechtvaardigheid geweld aangedaan. Waar eerst, als in een echte democratie, de verdachten van bloedbaden (Moiwana) en moordpartijen (Fort Zeelandia), via de rechtsgang ter verantwoording werden geroepen, wordt nu, middels een politiek machtsspel, de rechtsstaat terzijde geschoven. Surinamers, waar ook ter wereld, het is onze taak en onze plicht dat licht brandende te houden. Het licht van de menselijke waardigheid, de rechtstaat, de democratisch bepaalde grondwet, de gemeenschappelijke idealen van onze voorouders uit India, Afrika, Java en waar ook ter wereld. Gezamenlijk tegen rechtsongelijkheid en moreel verval – geen tropische, morele, duisternis meer! Felix Burleson (Acteur)

Surinames internationale reputatie is verkwanseld door opportunisme en eigenbelang, onder het mom van”volksvertegenwoordiging”. Ik schaam me diep. Vast staat nu wel dat de coalitie zó zeker was van een op handen zijnde veroordeling -dus schuldigverklaring!- van hun grote leider dat alles op alles gezet is om een vonnis te voorkomen. Onze grootste opdracht nu is om de woorden “Recht en Waarheid maken Vrij” weer zeggingskracht te geven, door met name de jongeren te doen inzien dat de nu gepredikte rechteloosheid slechts een teken is van moreel verval en absoluut niet deugt. Opgeven is geen optie. Die –vele!- zielen verdienen rust! Gado blesi wi kondre… Denise Jannah (Jazz zangeres)

Hoe laag kan een land, een volk, een parlement geraken, dat koelbloedige moorden legitimeert, om behoud van macht? Hoe gemeen, laag, laf kunnen parlementariërs zijn die doden in klassen verdelen, door voor amnestie te stemmen ter vrijwaring van de moordenaars van de ene (december 1982) koelbloedige moorden terwijl zij tegen amnestie zijn voor de moordenaars van de andere (Moiwana, 1986) koelbloedige moorden, alsof de slachtoffers van de ene koelbloedige (Moiwana, 1986) moorden, menselijk waardiger zijn dan de slachtoffers van de andere koelbloedige (december 1982) moorden. Hoe gemeen, laag, laf kunnen parlementariërs zijn die een dergelijk amnestiewetsvoorstel indienen, die zo een wet verdedigen, die voor zo een wet stemmen. Maar ook, hoe gemeen, laag, laf kunnen parlementariërs zijn die niet krachtig TEGEN de amnestieverlening stemden, maar zich slechts van stemming onthielden. En dus stilzwijgend instemden. André Pakosie (Fytotherapeut)

Makandra Sranan, Brudu ben lon pasa skin, Miti goron.
Mama Aisa, Mi afo kruderi, Lontu miti, Libi suma kondre, Pe surdati e go barpuru, Rumuru sa e tan degedege na ini den ede, Fu sribi kondre no e tan tiri, Uma nanga bere de bari na uma ede, Di no ben sabi sondu pe pasa, Di brada du, No ben de, fu syi.
No frigiti, Te yu du wan sani, Na ini dungru, pe alasani tiri, Dungru, e tyari nyun siri, Prani wi sa prani, Baka, sibibusi, Oten a siri sa gron?, Meki wi ala sa nyan!
Makandra Sranan, Kreiwatra na ai, Di wi famiri, Sof´ den nanga nen, Ma sof´ den n’abi nen, Oten den sa drai kon na oso baka?, Makandra Sranan, Makandra Sranan.
Grontapu sondu alontu a de, Winsi tori e draitapu, Makandra Sranan, Drei yu krei ai, Sabi tamara, na esde nanga tide wi sa de. Orsine ‘Hansé Muye’ Walden (Spoken word Artist)

Sranan e krei watr’ai

door André Pakosie

Het is triest wat zich heeft afgespeeld in Suriname de afgelopen nacht/dag. Een parlement dat mensenrechtenschendingen met de voeten treedt. Dat de harten van de directe nabestaanden van de 8 decembermoorden met een spies heeft doorboord: de weduwen, de zonen, de dochters, de vaders, de moeders, de broers, de zussen, de neven, de nichten, die allen moeten ervaren hoe hun geliefden in 2012 opnieuw zijn vermoord. Dit keer door het democratisch gekozen parlement van hun land. Hoe laag kan een land, een volk, een parlement geraken, dat koelbloedige moorden legitimeert, om behoud van macht? Hoe gemeen, laag, laf kunnen parlementariërs zijn die doden in klassen verdelen, door voor amnestie te stemmen ter vrijwaring van de moordenaars van de ene (december 1982) koelbloedige moorden terwijl zij tegen amnestie zijn voor de moordenaars van de andere (Moiwana, 1986) koelbloedige moorden, alsof de slachtoffers van de ene koelbloedige (Moiwana, 1986) moorden, menselijk waardiger zijn dan de slachtoffers van de andere koelbloedige (december 1982) moorden. Hoe gemeen, laag, laf kunnen parlementariërs zijn die een dergelijk amnestiewetsvoorstel indienen, die zo een wet verdedigen, die voor zo een wet stemmen. Maar ook, hoe gemeen, laag, laf kunnen parlementariërs zijn die niet krachtig TEGEN de amnestieverlening stemden, maar zich slechts van stemming onthielden. En dus stilzwijgend instemden. Hoe gemeen, laag, laf kunnen jongeren zijn, die beweren dat zij geen weet hebben van wat zich tijdens de militaire dictatuur in Suriname heeft afgespeeld, en daarom de dictator in zijn nieuw jasje ondersteunen. Vandaag vloeien de tranen langs de wangen van Mama Sranan, Sranan e kré watra ai. En als doden ook zouden kunnen huilen, zouden de 15 slachtoffers van de decembermoorden vandaag opnieuw huilen. Om hun dood om niets, om hun land, om hun volk.


 

André Pakosie scherp tegen Christendom; Marrontradities moeten hooggehouden worden

door Euritha Tjan A Way

Elk nadeel in een voordeel omzetten. Dat is wat kabiten André Pakosie zichzelf heeft aangeleerd. De natuurgeneeskundige en geschiedschrijver is in Suriname om de overleden granman Matodja Gazon te begeleiden naar zijn laatste rustplaats. “Ik was op Drietabbetje toen Pai Amatodya overleed. Ik heb al de ceremoniën toen genoteerd en ga mijn bijdrage nu leveren om zijn opvolger Matjodja Gazon, te begeleiden naar zijn laatste rustplaats.”

Pakosie werd in 1955 geboren op Drietabbetje. Hij was altijd bij de ouderen en speelde zelden met leeftijdsgenoten als hij in het dorp was. “Dat mocht als ik mijn mond maar hield. Dat vond ik nier erg, ik leerde veel. Ik was tot mijn vijfde jaar overwegend in Paramaribo met mijn vader, waar de kok van mijn vaders werkgever mij bezighield door mij het alfabet te leren. Maar terug in het dorp mocht ik niet naar school. Mijn moeder en vooral mijn oma wilden niet dat ik naar school ging. In de omgeving van de Tapanahonyrivier waren de EBG-scholen waar kinderen werden geslagen. Het onderwijs was gericht op het leren lezen en begrijpen van de Bijbel. Mijn moeder en oma wilden dat niet voor mij. Zij geloofden dat als ik het christendom zou leren, ik mijn cultuur en daarmee mezelf zou verliezen. Ook geloofden ze dat ik dan in de militaire dienst zou belanden en zou moorden. Iets dat absoluut niet met mij mocht gebeuren!” Dat de lessen van de kok effectief waren, bewees Pakosie op tienjarige leeftijd toen hij uiteindelijk toch naar school mocht in Albina in 1965. Hij doorliep in een jaar het eerste, tweede en derde leerjaar van de basisschool en mocht op dertienjarige leeftijd naar Paramaribo voor vervolgonderwijs.

Discriminatie
In Paramaribo werd Pakosie voor het eerst geconfronteerd met discriminatie tegen de marrons. “De onderwijzers en leerlingen plaagden ons vanwege ons accent en het gevolg was dat je als marron geen initiatieven meer durfde te nemen. Ik vond hun gedrag dom, want wie niet beseft dat iedereen gelijk is en alles aan kan leren, is in mijn ogen dom.” Pakosie ondernam actie tegen dit onrecht. Hij slaagde als enige van de Zuiderstadsschool voor de muloschool. “Daarmee heb ik een statement gemaakt. Ik ging daarna van huis naar huis in Paramaribo om marronjongeren op te roepen, om ze aan te leren hoe je in de stad kon presteren zonder je cultuur en de daarmee gepaard gaande tradities te grabbel te gooien. Zo richtte ik de Algemene Binnenlandse Jongeren Organisatie (Abjo) op. We hadden ons clubgebouw aan de Calcuttastraat met een ledental van bijna 3000.”

Wis wasi
Pakosie stimuleerde ook het behoud van de marroncultuur door op zijn schooluniform een pangi te dragen en zelfs naar recepties op het Presidentieel paleis toog hij in traditionele kledij. “Na lang vragen kreeg ik ook zendtijd op de STVS en de SRS om de marroncultuur en tradities te promoten. Ik heb echt mijn best gedaan”, legt Pakosie kalm uit, terwijl zijn blik gericht is op het voormalige clubgebouw naast de Fatimakerk op Abra Broki. Op de vraag of Pakosie gezien zijn inzet toentertijd tevreden is met de ontwikkeling die de marrons nu doormaken, is het antwoord verbazingwekkend. “Ja en nee. Ja, omdat ik zie dat marrons en vooral vrouwelijke marrons hoge opleidingen en functies hebben en nee omdat ik zie dat de traditionele sociale structuur nu te grabbel is gegooid. De sociale controle van de familie die via de moederlijn (matrilineair) liep en die van de totale marrongemeenschap, is weg komen te vallen.” Pakosie meent dat de oom bijvoorbeeld niet meer de centrale figuur is in de families, mensen zijn individualistisch geworden. “Nu vindt niemand het erg als hij of zij een wis wasi man genoemd wordt. Dat was vroeger anders. Je hele familie maakte je te schande als je iets deed dat niet toegestaan was. Je dacht twee keer na omdat je wist wat de gevolgen zouden zijn.”

Kunu
Op de vraag of de kerk nu de sociale en controlerende rol van de gemeenschap heeft overgenomen is Pakosie keihard. “Nee, de kerk is in mijn ogen de brenger van alle kwaad. Ik heb op jonge leeftijd bijbelstudie gedaan bij zowel de Baptisten, de Rooms Katholieken als de EBG-ers. Daarbij kwam ik tot de conclusie dat de Bijbel een systeem is voor de blanken om onderdrukking te rechtvaardigen. De missionarissen kwamen met de Bijbel in één hand en met de zweep in de andere. Het christendom is in mijn ogen datgene wat de cultuur van de Afro-Surinamers vernietigt.” Als voorbeeld noemt Pakosie de giften die hij van de Baptisten gemeente kreeg toen hij tijdens de Binnenlandse Oorlog in Frans-Guyana was bij vrienden.

“We kregen voor de derde keer giften. Echter, deze keer zei de geestelijke mij dat Jezus ervoor gezorgd had dat ik de gift kon ontvangen en dat ik Jezus moest aanvaarden voordat hij me ze gaf. Hij zei dat Jezus voor mij aan het kruis was gestorven. Ik zei hem dat ik de kunu van Jezus niet wilde. Hij mocht alles weer wegbrengen. Dat soort godsdienst noem ik promotiegodsdienst. En dat deden ze ook in de vluchtelingenkamp. Weet jij hoeveel mensen daar toen het eten zo nodig hadden dat zij daarom alleen al bekeerden? Ik zie nu in de stad nog steeds hoe de kerk een splitsing brengt in familierelaties. De ene zuster gaat naar de kerk en bemoeit niet met de andere die niet naar de kerk gaat. Dat is toch verschrikkelijk”, zegt Pakosie mijmerend. De kabiten roemt de stadscreool voor het feit dat zij zich toentertijd uit noodzaak ook bekeerden, maar hun cultuur kibri kibri toch uitoefenden.” De marron echter gooit alles overboord. Zo zie ik deze mooie cultuur verdwijnen en dat vind ik erg.”

Biografie
Pakosie werd in Suriname vooral bekend om de biografie die hij schreef over het leven en werk van granman Matodja Gazon. Maar hoe kwam hij daarop? “Ik schreef mijn eerste boek, De dood van Boni, toen ik zeventien jaar was. Ik wilde het perspectief van de marrons vertellen. Ik verdeelde driehonderd van die boeken uit in het binnenland, want ik wilde aanpassingen horen. De granman was één van de mensen die aanpassingen voor mij had. Hij zei dat hij niemand anders had in het Tapanahonygebied met wie hij dit soort dingen kon bespreken.” Eenmaal in Nederland werd het contact met de granman frequenter. Dat gebeurde door ingesproken boodschappen. Pakosie wilde de granman al heel lang vragen om zijn biografie te schrijven. “Maar door mijn opvoeding die leerde respect te hebben voor ouderen, durfde ik het hem niet te vragen. In 1996 vroeg hij mij het zelf en in 1999 had ik het boek af.”

Nederland
Pakosie heeft ook in het buitenland de achterstand van de marrons weten te keren in hun voordeel. Zo zette hij in Utrecht een fytotheek en het marroninstituut stichting Sabanapeti op dat een documentatiecentrum beheert voor marronculturen. Hij legde zich ook toe op het schrijven van artikelen in het blad Siboga [Wegwijzer]. In 1974 stelde hij in Nederland de Dag van de Marrons in waarop de Surinaamse marrons gezamenlijk de strijd van hun voorouders tegen slavernij en voor vrijheid, herdenken en vieren. Hij ontving als eerste de Gaanman Gazon Matodja Award en in 2000 werd André Pakosie door Gazon benoemd tot kabiten in Nederland. Dat is niet niks. De eerste kabiten in een land die geen in stamverband wonende marrons kent. Waarom dat instituut? “ Er is enorm veel behoefte aan dit liefdeswerk. Ik zal een tipje van de sluier lichten. Veel overledenen moesten in Suriname begraven worden en als een vrouw haar man had verloren, moest zij door de familie in Suriname in rouw gedompeld worden, om na zes maanden eruit gehaald te worden. Dat kostte veel op en neer reizen met als gevolg verlies van veel geld en in het uiterste geval je baan. Door het instituut van Kabiten in 2000 in te stellen, kunnen deze zaken op verzoek van familie in Suriname in Nederland afgehandeld worden door het aanwezig gezag aldaar.”

De cirkel is nu rond. Pakosie die toen ook de ceremoniën van de dood van Pai Amatodya meemaakte, mag nu middels zijn geschriften over die gebeurtenis, bijdragen aan de begrafenis van Matodja Gazon. Hij beschrijft zijn heengaan dan ook als het einde van een era voor de Aucaanse gemeenschap. Over de opvolging van Gazon wil Pakosie het traditiegetrouw niet hebben. “Daar praat je pas na de rouwperiode over”.

[uit de Ware Tijd, 24/02/2012]

Gaanman Gazon Matodja herdacht

door Carry-Ann Tjong-Ayong

De zaal in Trefcentrum Oase stroomt vol. Uit het hele land komen zij, de Marrons van Suriname, de Okanisi vooral, die wij stadscreolen, Aukaners of Ndyuka noemen. Maar ook de Pamaka, Aluku, Saamaka en de andere stammen zijn vertegenwoordigd om eer te betuigen aan de grote der grootsten, de koning van de binnenlandbewoners, zoals een van zijn onderdanen hem jubelend bezong toen hij zijn gouden kroon en staf van hem kreeg eerder dit jaar.

Ik ben een bewonderaar van deze charismatische, visionaire leider met zijn prachtige tradities. Natuurlijk speelt mijn leeftijd een rol. De jeugd van tegenwoordig heeft het treurigmakende schisma niet te weten waar zij staan in deze chaotische wereld die hen verwart en tot daden dwingt. Hoe kun je dan de leiders volgen die leven volgens de wetten van een andere eeuw?
Dat is voor hun ouders en grootouders. Later, veel later zullen zij pas inzien wat de waarde hiervan is. Maar zij, die nu aanwezig zijn, hebben toch van hun ouderen iets meegekregen van de bewondering voor een groot man, een gaanman, een groot leider, wat de juiste vertaling is, leren wij.

Ik word begroet door André Pakosie, de edekabiten in de diaspora. Hij wijst mij op het kleed waarop iedere aanwezige zijn naam en een laatste groet mag schrijven, zodat alle goede wensen straks door hem worden meegenomen naar Diitabiki. Wij krijgen een plaats aangewezen in de 2e rij van de genodigden, zodat ik de rituelen goed kan volgen.

Erna Aviankoi is de gastvrouw die de avond presenteert, wat zij met flair, humor en respectvol doet. Zij leidt André Mosis in die vakkundig de apinti bespeelt, verrassend van achter een gele muziekstandaard met bladmuziek. De kabiten en basya tegenover mij gezeten voor de Toowewataa lachen mij vriendelijk toe, ook degenen die mij nog niet kennen.

Na het rituele water in de kalebas gieten, gevolgd door rum, gaat de kalebas rond onder al de aanwezige kabiten en basya. Wij genodigden krijgen een bekertje water.

Mooie woorden recht vanuit het hard zweven door de lucht, blijven hangen bij de met prachtig geborduurde en geappliqueerde pangi aan de wand bij de foto van Gaanman Gazon met gouden kroon. Hij is niet meer, na 107 jaren. Een rijk gevuld leven met ook tegenslagen, de binnenlandse oorlog, de massamoorden bij Moi Wana, de wijze, waardige beslissingen die hij vaak moest nemen.

Anekdotes over de zware regeringsdelegatie die onder aanvoering van premier Johan Adolf Pengel, door de Marrons “Pen Pen” genaamd, de heer Gazon kwam installeren tot Gaanman. Volslagen ongepast en respectloos. Immers, de Marrons beëdigen altijd eerst zelf hun leider na een langdurend ritueel van opvolging in hun eigen tradities. Pas dan brengen zij hun Gaanman naar de stad om hem door de regering te laten erkennen. De regeringsdelegatie moest dus na een beleefd verzoek onverrichterzake te vertrekken…..

Dat geeft aan hoe weinig de stadscreool zich, zelfs nu nog, op de hoogte stelt van de traditionele normen en waarden in het binnenland.

De afgevaardigde van de Surinaamse Ambassade, spreekt met respect over de grote diplomaat die voor hem summa cum laude is geslaagd in zijn missie.

Het meest indringend is het betoog van edekabiten André Pakosie, die de Gaanman als persoonlijke vriend regelmatig bezocht en meermalen in zijn woning in Utrecht ontving. In 2000 vroeg Pakosie mij de Gaanman voor te stellen aan burgemeester Annie Brouwer. Ik was toen lid van de gemeenteraad en kon dit snel realiseren, na een paar telefoontjes en een opgestuurd C.V. We zaten in vol ornaat in de ontvangkamer van de burgemeester, die zich zichtbaar onder de indruk liet informeren over zijn onderdanen, zijn plannen en de ontwikkelingen in het binnenland. Deed de regering van ons eigen land het maar op deze wijze dacht ik treurig.

De dvd over het leven van de grootste, oudste, langstzittende Gaanman geeft ons inzicht in zijn bijzondere leven. Zo was hij. Zo is hij opgegroeid om te worden wie hij was. De gekroonde koning van de Marrons.

Vandaag wordt de Gaanman met veel respect herdacht. De oude tradities herleven. De onderdanen en vrienden lachen vrolijk, zingen, dansen, slaan de apinti, drinken uit de kalebas.
Geen tijd voor tranen meer. Gaanman Gazon Matodja leeft altijd voort in onze harten.

cat 17 december 2011

Herdenkingsbijeenkomst Sokoton Gazon Matodja

Op donderdag 1 december 2011, is de zeer gerespecteerde leider van de Okanisi Marrongemeenschap in Suriname Gaanman Sokoton Gazon Matodja heengegaan. Hij heeft de reis naar de voorouders aanvaard. De raden van Marron traditionele gezagdragers in Nederland:
* Raad van Kabiten en Basiya van de Okanisi Marrons;
* Raad van Kabiten en Basiya van de Pamaka Marrons; en
* Collectief van Saramakaanse Gezagdragers,
nodigen u hierbij uit voor het bijwonen van de traditionele Sidonbookodé (herdenkingsbijeenkomst) ter nagedachtenis van deze markante persoonlijkheid.

Programma

19:30 – 20:00 uur Ontvangst
20:00 – 20:05 uur Welkomstwoord door Kabiten Erna Aviankoi
20:05 – 20:20 uur Ceremoniële opening met de Apinti door
basiya André Mosis
20:20 – 20:30 uur Towéwataa-ceremonie (plengoffer), door: Kelepisi Theo Adang, basiya Marius Nengdisi, basiya Frans Weewee, basiya Johannes Papotto
20:30 – 20:35 uur Toespraak kabiten Cornelis Sanna van de Pamaka
20:35 – 20:40 uur Toespraak vertegenwoordiger Surinaamse Ambassade
20:40 – 20:45 uur Toespraak hedikabiteni Mutu Poeketie van de Saamaka
20:45 – 21:00 uur Een in memoriam van gaanman Gazon Matodja, door kabiten André R.M. Pakosie van de Okanisi
21:00 – 21:20 uur Videodocumentaire over gaanman Gazon Matodja
(onder voorbehoud)
21:20 – 21:30 uur Ceremoniële afsluiting officieel gedeelte met de Apinti door basiya André Mosis
21:30 – 22:00 uur Pauze
22:00 – 00:30 uur Gelegenheid voor o.a. Anainsi-verhalen en Marron traditionele zang en dans die bij een Sidonbookodé horen
00:30 – einde

Datum: Zaterdag 17 december 2011
Tijd: 20:00 uur
Adres: Trefcentrum Oase, Cartesiusweg 11, 3534 BH Utrecht
Namens de raden van Marron traditionele gezagdragers in Nederland, Kabiten André R.M. Pakosie der Okanisi Marrons in Nederland

Dood Gaanman Gazon Matodja, het einde van een tijdperk

door Kabiten André R.M. Pakosie

Gaanman Gazon Matodja is niet meer. Op donderdag 1 december 2011 heeft deze markante persoonlijkheid de reis naar de voorouders aanvaard. Gazon Matodja werd rond 1904 geboren in zijn vadersdorp Moitaki aan de Tapanahoni rivier in het binnenland van Suriname. Hij behoorde tot de Baakabee, een tak van de Otoo-lo. Zijn moeder heette ma Asafii (Otoo-lo) en zijn vader da Sadepai (Misidyan-lo). Zijn vader gaf hem bij zijn geboorte de naam Sokoton en zijn moeder de naam Gazon. De Otoo-lo is de matrigroep waaruit de gaanman van de Okanisi, vanaf 1767 voortkomt. Vanwege de matrilineaire ordening die de Surinaamse en Frans-Guyanese Marronsamenlevingen kennen in hun maatschappelijke bestel, wordt de afstamming van een persoon via de moederlijn gerekend, en vindt de erfopvolging ook langs de lijn van de moeder plaats. Op grond hiervan werd Gazon Sokoton Matodja, na de dood in 1964 van zijn oom gaanman Akontu Velanti, aangewezen als opvolger. In 1966 werd da Gazon Matodja in het dorp Puketi door het Okanisi volk beëdigd tot hun gaanman. Gazon Matodja werd hiermee de 14e gaanman van de Okanisi gerekend vanaf 1759. In de tijd dat da Gazon geboren werd, 1904, was er lang nog geen geboorteregistratie mogelijkheden bij de Marrons. Dit is iets van heel latere jaren. Da Gazon had dus geen geboorteakte en dus was niet exact bekend op welke uur, dag, maand en jaar hij werd geboren. Daarom moest er in 1966, bij zijn erkenning als gaanman door het gouvernement, een aanvulling plaatsvinden van het geboorteregister van het district Marowijne, waar da Gazon geboren is en woonde. Zijn leeftijd werd op grond van een schatting vastgesteld. Er werd bij de Burgerlijke Stand vastgesteld dat Gazon Matodja geboren is in het Binnenland op 20 april 1920. Hiermee is zijn leeftijd maar liefst 16 jaar te laag geschat. Hij zou dus op 91-jarige leeftijd zijn heengegaan, maar in werkelijkheid is hij op 107-jarige leeftijd van ons gescheiden.
Gaanman Gazon Matodja stond tot aan zijn dood bekend om zijn verfijnde diplomatie, zijn wijsheid, welbespraaktheid, vooruitstrevendheid en heldere geest. Hij was een gezaghebbende persoonlijkheid en gaat de geschiedenis in als de langstzittende gaanman van de (Okanisi) Marrons.
Als tienjarige jongen ging Gazon voor het eerst in 1914 met zijn vader Sadépai mee naar Albina om bagasi (vracht) te vervoeren van Albina en Saint Laurent naar het binnenland van Frans-Guyana. Op 31 juli 1916 kwam de pas door de Okanisi aangestelde gaanman Papa Amakiti met een grote delegatie aan in Albina, op doorreis naar Paramaribo voor zijn erkenning door het gouvernement als gaanman. Tijdens verschillende interviews die ik gehouden heb met gaanman Gazon Matodja voor het schrijven van het boek: “Gazon Matodja, Surinaams stamhoofd aan het einde van een tijdperk”, vertelde de gaanman, die toen als jonge met zijn vader op Albina was onder meer het volgende: “Ik heb da Amakiti voor het eerst ontmoet toen hij als gaanman in Albina aankwam op weg naar Paramaribo voor de erkenning door het gouvernement. Ik ging hem samen met mijn vader verwelkomen”. Da Gazon kon dus nooit geboren zijn in 1920 om in 1916 met zijn vader op Albina te staan om de nieuwe gaanman Amakiti te verwelkomen.
Later, toen da Gazon zelf oud genoeg was om voor zijn eigen levensonderhoud te zorgen en de vrachtvaart niet meer winstgevend was, werkte hij zoals vele andere Okanisi in die tijd in de houtkap en als losse arbeider bij onder andere (wegen)bouwprojecten van de overheid in het kustgebied van Suriname. Zo heeft hij als arbeider meegewerkt aan de aanleg van de weg van Albina naar Mongo.
In 1936 werd zijn oom, Pai Amatodja, door het Okanisi volk aangewezen als de opvolger van gaanman Amakiti. Gaanman Amatodja vroeg zijn jongere neef Gazon om hem bij te staan. Da Gazon had toen weliswaar nog geen stem in openbare vergaderingen, maar gaf binnenskamers wel adviezen aan de gaanman. Zo begon stilzwijgend de traditionele vorming van da Gazon tot toekomstige gaanman van de Okanisi. Hijzelf besefte dat toen echter nog niet. Da Gazon verliet zijn geboortedorp Moitaki en vestigde zich definitief opDiitabiki, de residentie van de gaanman van de Okanisi. Hij vertegenwoordigde zijn oom op vele bijeenkomsten, waarbij de gaanman door zijn topadviseurs en kabiten vertegenwoordigd moest worden. Hij zat ook in de delegatie die da Pai Amatodya in 1937 begeleidde naar Paramaribo om door de gouverneur erkend te worden als gaanman.
Krachtens de Okanisi traditie had da Amatodya eerst in het dorp Puketi traditioneel ingewijd moeten worden, alvorens de gouverneur in Paramaribo hem mocht erkennen. Dit gebeurde niet en het feit dat gaanman Amatodya slechts tien jaar als gaanman regeerde en toen stierf, werd toegeschreven aan deze fout. Daardoor ontbeerde gaanman Pai Amatodya volgens ingewijden daardoor de steun van de goden en de voorouders.

In juni 1947 overleed gaanman Amatodya op Diitabiki. Tijdens zijn leven wees hij da Gazon aan als zijn opvolger. Da Gazon vond zichzelf echter te jong voor het ambt van gaanman en vroeg zijn oom da Akontu Velanti het gaanmanschap op zich te nemen. Op 15 april 1950 werd da Akontu Velanti in Puketi geïnstalleerd tot gaanman van de Okanisi.
Op 16 april 1964 overleed gaanman Akontu Velanti.
In augustus 1965 terwijl de Okanisi bezig waren met de voorbereiding van de bookodé (officiële beëindiging van de rouwperiode) voor gaanman Akontu Velanti, arriveerde de toenmalige minister-president Johan Adolf Pengel met een delegatie van ongeveer honderd mensen op Diitabiki. Aanvankelijk dacht men dat hij was gekomen om de bookodé van gaanman Akontu Velanti bij te wonen, maar al snel bleek dat hij de kandidaat-gaanman, Gazon Matodja, wilde installeren als gaanman. Gazon weigerde, hij wilde namelijk niet dezelfde fout maken als zijn oom da Pai Amatodya toentertijd. Gesteund door de meerderheid van de Ndyuka gezagdragers bleef hij vasthouden aan zijn traditie. Pengel en zijn delegatie keerden geïrriteerd en onverrichter zake terug naar Paramaribo. Pengel vatte het op als een persoonlijke belediging en het voorval veroorzaakte tot aan Pengels dood, een spanning tussen hem en gaanman Gazon.

Nadat alle ceremoniën van de bookodé voor Akontu Velanti waren afgerond, werd da Gazon Matodja in een openbare vergadering in 1965 officieel voorgedragen voor het ambt van gaanman. In 1966 werd hij in Puketi geïnstalleerd tot de 14e gaanman van de Okanisi, gerekend vanaf de formatie van deze samenleving aan het eind van de tweede helft van de 18e eeuw. De installatie van een Okanisi gaanman ging gepaard met tal van rituelen en ceremoniën, waarbij de persoon voor het leven werd beëdigd. Na de installatie in Puketi werd de nieuwe gaanman vervolgens naar zijn residentie op Diitabiki gebracht waar ook de nodige rituelen plaatsvonden. Daarna bezocht de nieuwe gaanman nog twee andere heilige plaatsen van de Okanisi, de dorpen Gaanboli en Tabiki. Pas toen dat was gebeurd, was de nieuwe gaanman klaar om naar Paramaribo af te reizen voor de erkenning door de landsregering. In juli 1966 brachten de Okanisi hiervoor gaanman Gazon met een uitgebreide delegatie naar Paramaribo.

Regeerperiode gaanman Gazon Matodja

De regeerperiode van da Gazon is een van strijd en beproevingen, waarbij hij steeds heeft moeten kiezen tussen handhaving van de oude tradities of meegaan met de veranderingen van zijn tijd. Een moeilijke periode voor gaanman Gazon Matodja was de Bouterse-Brunswijkoorlog (1986-1992), waarvan zijn volk het slachtoffer werd. De persoonlijke vete tussen Ronnie Brunswijk, een Okanisi uit het Cottica-gebied, en Desire Delano Bouterse die leider was van het Surinaamse nationale leger, ontketende vergeldingsacties van het leger tegen de Marrons. Mensen werden massaal vermoord (o.a. in Moiwana en Atyoni), hun huizen in brand gestoken en veel Marrons moesten vluchten naar onder ander, Frans-Guyana, Nederland, USA en Canada. Gaanman Gazon kwam onder druk te staan. De Marrons in de vluchtelingenkampen (die hij driemaal bezocht) verwachtten van hem dat hij in het openbaar zou verklaren dat hij achter Ronnie Brunswijk stond. Het militair regime verwachtte van hem dat hij Ronnie Brunswijk de toegang tot het binnenland zou ontzeggen of hem zou uitleveren. De gaanman vond dat hij boven de partijen moest staan en geen mensen mocht aanzetten tot oorlog en moord. Dit standpunt huldigde hij tot aan zijn dood. In de binnenlandse oorlogsjaren reisde hij verschillende keren naar Frans-Guyana om met de Frans-Guyanese autoriteiten en de toenmalige gaanman Tolinga van de Aluku Marrons (de Marronsamenleving in Frans-Guyana) te praten over de vluchtelingen – voor het grootste deel Okanisi van het Cottica-gebied – die in de vluchtelingenkampen verbleven.
In 1987 en 1992 deed gaanman Gazon een oproep via Silvia de Groot en mijnpersoon waarin hij de wereld om aandacht vroeg voor de noodsituatie, die tijdens en na de oorlog in het binnenland was ontstaan. Hij deed een dringend beroep op Nederland om de humanitaire hulp niet stop te zetten. In 1992 leidde hij, op uitnodiging van het COOB (Comité Ondersteuning Ontwikkeling Binnenland, waarvan ik voorzitter was, Silvia de Groot secretaris en Kensly Vrede en Truus Koningsbloem leden), een delegatie van vier gaanman van de verschillende Marrongemeenschappen en een leider van de Inheemsen, naar Nederland om hulp te zoeken voor het binnenland.

Gaanman Gazon Matodja is de eerste gaanman van de Okanisi die buiten Suriname verschillende reizen maakte:
1970 Nederlandse Antillen
1970 Nederland
1970 Ghana, Togo, Dahomey en Nigeria
1977 Nederlandse Antillen
1977 Nederland
1977 Nigeria
1982 U.S.A. (uitgenodigd op voordracht van Prof. R.F. Thompson, door het Timothy Dwight * College, Yale University)
1992 U.S.A., Washington op uitnodiging van het Smithsonian Institution
1992 Nederland, als delegatieleider van de delegatie van Marronleiders, op uitnodiging van het C.O.O.B. (Comité Ondersteuning Ontwikkeling Binnenland)
1996 Nederland
2000 Nederland

In 1994 benoemde gaanman Gazon Matodja voor het eerst in de Surinaamse Marron geschiedenis, vrouwen tot het op een na hoogste bestuurlijke ambt: dat van kabiten. Tot dan toe was dit niet gebruikelijk. Vrouwen werden wel benoemd tot basiya (assistent van de kabiten). In 2000 benoemde gaanman Gazon Matodja tijdens een bezoek aan Nederland, ook als eerste gaanman, één kabiten en een aantal basiya als traditioneel gezag voor de Okanisi Marrons in Nederland. De kabiten en basiya zijn verenigd in de Raad van Kabiten en Basiya van de Okanisi in Nederland. Het doel van deze raad is om volgens de Marron traditie ondersteuning te bieden aan Marrons in Nederland in allerlei zaken, die (Marron)organisaties in Nederland gestructureerd volgens westers model, niet adequaat kunnen oplossen.

Gaanman Gazon Matodja is de meest onderscheiden gaanman in de hele geschiedenis van de Marrons. Voor zijn verdiensten ontving hij in de loop der jaren de volgende onderscheidingen:
1970 Ridder in de Orde van Oranje Nassau
1978 Officier in de Ere-Orde van de Palm
1982 Chubb Fellowship (dit is een gerenommeerde internationale onderscheiding die slechts aan staatslieden van wereldformaat wordt toegekend. Personen die vóór hem deze onderscheiding ook ontvingen zijn o.a. de ex-presidenten van Amerika Harry Truman, Jimmy Carter en Ronald Reagan en de vroegere minister van Defensie van Israël, Moshe Dayan).
1982 Het Ereburgerschap van de stad Croton-on-Hudson in de staat New York
1991 Officier in de Ere-Orde van de Gele Ster
2000 Gaanman Gazon Matodja Award
2000 Jagernath Lachmon Award
2000 Grootlint in de Ere-Orde van de Gele Ster

In 1996 riep het Marroninstituut Stichting Sabanapeti met toestemming van gaanman Gazon Matodja, de Gaanman Gazon Matodja Award in het leven. Een hoge Marrononderscheiding dat wordt toegekend aan personen en instellingen die zich op bijzondere wijze verdienstelijk maakten voor de (Surinaamse) samenleving en in het bijzonder de Marron samenlevingen. De Gaanman Gazon Matodja Award werd op 24 augustus nog persoonlijk door gaanman Gazon op Diitabiki uitgereikt aan een aantal personen, voor wie hij dat had aangevraagd bij stichting Sabanapeti. Het was zijn laatste daad. Een dag daarvoor, op 23 augustus, werd gaanman Gazon Matodja door zijn volk geëerd als hun koning, met een gouden kroon en een gouden staf. De gaanman wist dat zijn einde naderde. Wij hebben regelmatig elke donderdag in de twee weken telefonisch onderhoud met elkaar. De laatste tijd, vanaf augustus, vroeg hij mij uitdrukkelijk om niet meer om de twee weken, maar frequenter met hem te bellen, wat ik ook deed. Nu is hij er niet meer. Maar in de gedachten van menigeen zal hij blijven voortleven. Hoe het gaanmanschap na hem eruit zal zien, zal de geschiedenis ons leren.

Waka bun lespeki gaanman Gazon! Vaarwel gerespecteerde gaanman Gazon!

Met een glimlach naar school

Sinds 2002 doneert het Marroninstituut, stichting Sabanapeti uit Utrecht jaarlijks aan zeventig kinderen uit Paramaribo en omgeving een schoolpakket. Ook dit jaar: De schooltassen met inhoud (taal-, teken- en rekenschriften, potloden, pennen, liniaal, gum, slijper en voor de middelbare scholieren een calculator en passerset) worden op 30 juli 2011 verscheept naar Suriname, waar deze vanaf vrijdag 19 augustus worden gedistribueerd.

“Het doel van ons project ‘Help een kind in Suriname het nieuwe schooljaar goed te starten’ is om jongeren in de leeftijd van zes tot twintig jaar en met verschillende culturele achtergronden te ondersteunen. Zij komen uit gezinnen in Paramaribo en omgeving, die armlastig zijn. Vaak moeten deze kinderen hosselen om naar school te kunnen gaan. Daarom zijn wij erg blij met de donatie van firma Koks Gesto uit Ochten (Nederland) en Fytotheek Pakosie uit Utrecht (Nederland) die ons project een warm hart toedraagt. De kinderen kunnen nu met een glimlach op hun gezicht naar school?”, aan het woord is kabiten André R.M. Pakosie, voorzitter van stichting Sabanapeti en kabiten van de Ndyuka of Okanisi in Nederland. Al twintig jaar zet stichting Sabanapeti zich in voor Suriname.

Speerpunt van haar beleid is het behoud van de Marroncultuur en geschiedenis, waarvoor de stichting inmiddels een indrukwekkend documentatiecentrum (archief en bibliotheek met boeken, video’s, DVD, foto’s, landkaarten en gebruiksvoorwerpen) inrichtte. Wereldwijd maakt men gebruik van de expertise (orale en geschreven kennis) van dit unieke Marroninstituut. Er zijn diverse deelarchieven opgenomen in de collectie van de stichting, zoals het archief van André R.M. Pakosie, wijlen dr. Silvia de Groot, wijlen Thijs Ornstein, Terry Agerkop en de Marronkunstenaar, wijlen Sten Pieka.

Ook is de stichting de uitgever van het tijdschrift Siboga over de Marroncultuur en geschiedenis, dat onder andere in Suriname te verkrijgen is bij drs. Henna Guicherit (vertegenwoordiger van stichting Sabanapeti). Ook zijn alle nummers vanaf 1990 in de bibliotheek van de afdeling Cultuurstudies van het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling aan de Zeelandiaweg 3, te lezen.

Daarnaast heeft stichting Sabanapeti in de afgelopen twintig jaar diverse projecten in het binnenland van Suriname opgezet op het gebied van werkgelegenheid (Houtbewerkingproject), onderwijs (herinrichting van de Granman Akontoe Velantieschool bij Diitabiki, jaarlijkse schooltasproject, gereedschappen voor PAS), vrouwenprojecten (borduurgaren, pinda-dopmachine, cassavemolens, handnaaimachines), woningbouw (20 woningen in het nieuwe dorp Agidipaandasi aan de Tapanahoni) en drinkwatervoorziening (Durotanks voor Agidipaandasi).

Adres: Marroninstituut Stichting Sabanapeti

Postbus 3024, 3502 GA Utrecht, Nederland

E-mail: siboga@maroons-suriname.com

Site: www.maroons-suriname.com

Reisverslagen in Siboga

Siboga, het cultuurhistorische tijdschrift over de Surinaamse Marronsamenlevingen is een uitgave van stichting Sabanapeti, het instituut voor Marrongeschiedenis en –cultuur in Utrecht. Het juninummer van Siboga (jaargang 21, nr. 1, 2011) staat in het teken van drie reisverslagen, die door verschillende Marrons gemaakt zijn. André R.M. Pakosie beschrijft in het artikel ‘Een zeer ontroerende ervaring. Mijn reis door Europa en het Midden- en verre Oosten’ zijn acht weken durende halve wereldreis in 1985 maakte samen met 138 andere vertegenwoordigers van negen grote wereldreligies. Dit gebeurde op uitnodiging van de International Religious Foundation in Barrytown in de staat New York. Pakosie vertegenwoordigde zelf tijdens dit seminar op een indrukwekkende wijze de Orale Religies (religies zonder boek). De landen die hij bezocht waren de V.S., Israël, Turkije, Italië, India, Thailand, Hongkong, Volksrepubliek China, Japan en Zuid-Korea. Hij bezocht vele historische en religieuze plaatsen.

De Marronvrouw Sherida Asinga groeit op in Paramaribo, ver weg van het woongebied van haar voorouders. Zij beschrijft in het artikel ‘Nieuwe herinneringen. Een reisverslag naar de Tapanahoni’ hoe zij oktober 2010 voor de eerste keer per boot vanaf Albina naar het binnenland van Suriname gaat, om kennis te maken met de cultuur en woongebied van de Ndyuka Marrons. In Diitabiki ontmoette zij de leider van de Ndyuka, de hoogbejaarde gaanman Gazon Matodja en maakte de festiviteiten mee rond de Dag van de Marrons, de dag waarop men de heldendaden van de Marronvoorouders herdenkt, waarmee zij de koloniale overheid dwongen om vredesverdragen met hen te tekenen. Inmiddels is deze dag een nationale feestdag in Suriname.

De bekende Surinaamse theatermaker Tolin Alexander van Marron afkomst beschrijft in het artikel ‘Zie waar vrijheid en risico een mens brengen kunnen’ zijn avontuurlijke, maar niet ongevaarlijke reis naar Ecuador, nabij de grens van Colombia in 2010. Hij was daar om theater te maken voor en workshops te geven aan mensen in dorpen en steden, die geteisterd worden door aanvallen van de Farc en andere rebellerende groeperingen.

Siboga is te bestellen via siboga@maroons-suriname.com

André Pakosie – Tide na wan mekunu dei

Tide na wan mekunu dei

Tide mi e sari
Mekiman fu revolutie e tyari noya a moro hei lenti fu grani
Gran fesa gi revo
Wan bondru fu nyun guduwan fu a revo
Ini den denki, lasiman fu a revo no e teri
Tide den di a revo ben kiri e si agen fa den be kiri den
na Moiwana
na Atyoni
na Fort Zeelandia
ofu wan tra presi
Skreki no sa de efu den di revo be kiri, sa drai now ini den grebi, efu den ben abi wan

No kori mi yeye, tide a no dei fu prisiri
Tide na mekunu dei
Na dei fu meki pikiadutrobi
gi den di revo be kiri kaba
Gi den di revo sa kiri ete
Mi ati e brudu fu a afrontu san den lasiman fu a revo e kisi ete, te tide

Today is a cursed day

I’m sad today
Revolution makers are now bearers of the highest honourable decorations
Great celebration for revolution
A regrouping of the new rich from the revolution
In their mind the victims of the revolution don’t count
Today those who were murdered by the revolution, experience once again their murdering
in Moiwana
in Atyoni
in Fort Zeelandia
or somewhere else
It will not surprise if those who were murdered by the revolution turn in their graves now, if they have had one

Don’t tainted my mind, today is not a day to celebrate
Today is a cursed day
A day for a vendetta for those who were murdered by the revolution
For those who will be murdered yet, by the revolution
My heart blood by the insult to the address of the victims of the revolution, even today

Vandaag is een vervloekte dag

Vandaag ben ik verdrietig
Revolutiemakers zijn nu dragers van de hoogste eretekens
Grote feest voor de revolutie
Een hergroepering van nieuwe rijken uit de revolutie
In hun geest tellen de slachtoffers van de revolutie niet mee
Vandaag beleven zij die door de revolutie werden vermoord, nogmaals hun moord
in Moiwana
in Atyoni
in Fort Zeelandia
of ergens anders
Het zal niet verbazend zijn als zij die door de revolutie zijn vermoord vandaag omdraaien in hun graven, als zij er een hadden gehad

Belazer mijn geest niet, vandaag is geen dag om te vieren
Vandaag is een vervloekte dag
Een dag voor een vendetta voor zij die de revolutie heeft vermoord
Voor zij die nog door de revolutie zullen worden vermoord
Mijn hart bloed door de belediging aan het adres van de slachtoffers van de revolutie, zelfs op vandaag

André Pakosie – Mijn reis naar India

Mijn deelname aan het programma van het Youth Seminar on World Religions in 1985 – waar ik een aantal historische religieuze plaatsen van het Jodendom, de Islam en het Christendom in Israël bezocht – leidde mij ook naar andere landen, zoals India. Hier bezocht ik New Delhi en verschillende historische religieuze plaatsen van het Hindoeïsme, Sikhisme, Jainisme en Islam zoals, de Taji Mahal in Agra.

De Taj Mahal in Agra
De Taj Mahal is in opdracht van de Indiase Grootmogol (keizer) Sha Jahan, gebouwd als grafmonument voor zijn hoofdechtgenote Mumtaz Mahal, die in 1631 in het kraambed overleed. Later, na zijn dood in 1666, werd het lichaam van Sha Jahan ook erin bijgezet. Dit mausoleum staat majestueus aan de oever van de Yamuna rivier in de Noord-Indiase stad Agra (Uttar Pradesh). Taj Mahal betekent “Kroon van de gebouwen”. Het is het beroemdste gebouw van India en sommigen vinden het zelfs het mooiste gebouw ter wereld. De bouw van dit prachtige mausoleum, door ruim 20.000 bouwvakkers, duurde van 1632 tot en met 1653, zo’n 22 jaar.
Het volkomen symmetrische gebouw, bestaande uit wit marmer, is rijk versierd met ingelegde stenen. Aan de westzijde van het gebouw die gericht is naar Mekka, bevindt zich een moskee. En aan de oostkant van het gebouw, een gastenverblijf.

Varanasi
Ook bezocht ik Varanasi aan de oevers van de Ganges-rivier. Varanasi, ook wel bekend onder de namen Kashi en Benaras, is in feite de culturele hoofdstad van India. Het is een smeltkroes, waar beide, de dood en het leven werkelijk bij elkaar komen. Varanasi wordt zowel door Boeddhisten en Jaïns beschouwd als een heilige stad, en door de Hindoes als de heiligste plaats ter wereld en tevens, in de hindoeïstische kosmologie, als het centrum van de Aarde.

De Ganges-rivier
Ik maakte een boottocht op de Ganges. De Ganges is in feite de belangrijkste, heiligste rivier van India, en wordt door Hindoes vereerd als de godin Ganga. Veel Hindoes geloven dat het leven onvolledig is als men niet ten minste eenmaal in het leven, een bad heeft genomen in de Ganges. Miljoenen Hindoes nemen dan ook hun dagelijkse bad in de Ganges, terwijl op datzelfde moment ontbindende lijken langs drijven. En op de oevers, in de open lucht, de doden worden gecremeerd. Werkelijk, hier komen beide, de dood en het leven bij elkaar.

Calcutta en Moeder Teresa
In Calcutta had ik een afspraak om Moeder Teresa te ontmoeten, maar helaas, dit ging niet door omdat ze ziek werd.

India, een vreemde bedgenote
India omarmt en omringt je bij binnenkomst met een grote sluier van spiritualiteit. Tijdens mijn verblijf voelde het ook alsof ik in een sub-ultieme spirituele omgeving dwaalde. India fascineert absoluut. Dat land is net als een vreemde bedgenote. Je kunt van haar genieten. En ik heb van haar genoten. Je kunt van haar houden. Zelfs nu nog houd ik van haar. En ik beloofde haar dat ik haar nogmaals zou bezoeken voordat ik sterf.

Een land van grote contrasten
Maar India is ook een land van grote contrasten. Rijkdom en armoede gaan hand in hand. Dat zie je in al haar straten, hoeken en gaten. Er zijn mensen die stinkend rijk zijn en er zijn mensen die zeer arm zijn, armer nog dan een kerkrat. Op het moment dat ik het land bezocht, leefde ten minste 36 procent van de bevolking in absolute armoede. En toch, geeft India ook ontwikkelingshulp aan andere landen. En nu is India hard op weg om een van ‘s werelds belangrijkste economieën te worden.

Mijn bezoek aan Bijbelse plaatsen in Israël en Palestina

door André Pakosie

Vijfentwintig jaar geleden kreeg ik de gelegenheid een kijkje te nemen in de historische kant van de verschillende wereldreligies. Ik kreeg namelijk van een organisatie in Amerika een uitnodiging voor deelname, op hun kosten, aan een ongeveer zes weken durend religieus studieprogramma, het Youth Seminar on World Religions. Deze gelegenheid bracht mij naar Israël/Palestina, Italië (Rome, Anzio, Vaticaanstad), Turkije (Istanbul en Ankara), India (New Dehli, Agra, Varanasi, Calcutta), Hong Kong, Volksrepubliek China (Guangzhou, Shanghai, Beijing), Thailand (Bangkok, Chiangmai), Zuid Korea en Japan, waar ik vele historische plekken van verschillende wereldreligies bezocht.

Deze impressie betreft mijn bezoek aan een aantal historische plekken in Israël, uit de Joodse geschiedenis. Ik bezocht onder meer, Tel Aviv, Jeruzalem, Bethlehem, Jericho, Tiberias, het meer van Tiberias, Haifa, Hebron en de ruïnes van het paleis van koning Herodes en de Hizkia’s Tunnel, ook bekend als de Siloam Tunnel. Deze is gegraven tijdens het bewind van koning Hizkia, onder de Stad van David in Jeruzalem vóór 701 v.Chr. De tunnel werd ontworpen als aquaduct om Jeruzalem te voorzien van water gedurende een belegering door de Assyriërs, geleid door Sanherib. De gebogen tunnel is 533 m lang. Verder bezocht ik de Klaagmuur, de Tempelberg, de hof van Gethsemane, de Olijfberg, Golgotha en het graf van Jozef van Arimathea waar volgens de Nieuwe Testamentische verhalen het lichaam van Jezus, na de kruisiging, zou zijn neergelegd.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter