blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Paasman Bert

Een boekopdracht van Karin Amatmoekrim

Gistermiddag werd bij uitgeverij Prometheus, Keizersgracht 540 in Amsterdam, de nieuwe roman van Karin Amatmoekrim, De man van veel, ten doop gehouden. Uitgever Mai Spijkers voerde het woord, Anton de Kom – kleinzoon van Anton de Kom over wie de roman gaat – las een lang gedicht voor en prof. Bert Paasman, Karins oude leermeester, kreeg het eerste exemplaar aangeboden. En toen was het signeren. Hierboven is te zien wat Karin Amatmoekrim schreef in het exemplaar voor de vriend van haar klein zusje.

Op zaterdag 19 oktober wordt het boek gepresenteerd in hotel Torarica in Paramaribo.

De toekomst van de studie van de (post)koloniale Nederlandse literatuur

Aan de Universiteit van Amsterdam vond op vrijdagmiddag 20 september 2013 een debatbijenkomst plaats, georganiseerd door de hoogleraren Thomas Vaessens en Michiel van Kempen, over de toekomst van de studie van de (post)koloniale literatuurstudie in Nederland. Wetenschappers van verschillende universiteiten bogen zich over vragen naar de status en richting van dit veld van literatuurwetenschap. Hieronder de inleiding die Michiel van Kempen gaf ter opening van de bijeenkomst.

read on…

Kraspoekol – aanklacht tegen slavernij in Oost-Indië

Indië was amper een kolonie, of ze liet zich gelden in het Haagse literaire leven. Op 20 maart 1801 ging Kraspoekol in première in de schouwburg, geschreven door Dirk van Hogendorp, voormalig resident in Indië en oudere broer van Gijsbert Karel die zo’n belangrijke rol zou spelen bij het ontstaan van het Koninkrijk in 1813.  

read on…

Waar blijft een monument ter nagedachtenis aan de slavernij in Oost-Indië?

door Tanja Fraai

Tijdens de Tong Tong Fair, beter bekend als de Haagse Pasar Malam, vraagt Bert Paasman  aandacht voor de afschaffing van de slavernij in ander perspectief. Nu eens niet met ‘De West’ als centrum waar de slavernij plaatsvond, maar ‘De Oost’; Oost-Indië. Paasman is emeritus hoogleraar koloniale en postkoloniale Cultuur- en Literatuurgeschiedenis (UVA) en kent beide werelden goed..  

150 jaar

Waarom was er in 2010, toen de slavernij in Oost-Indië precies 150 jaar geleden werd afgeschaft geen aandacht voor dit feit, vraagt Paasman zich af. Vooral omdat er dit uitgebreid stil gestaan wordt bij 1863, het jaar dat de slavernij in Suriname en de voormalige Antillen werd afgeschaft.   Aantal
Slavernij was er wel degelijk en zelfs op dezelfde schaal als in West-indië; er werden zo’n 600.000 mensen slaaf gemaakt in Oost-Indië. Vanuit India, Ceylon, Bali, Celebes (het huidige Sulawesi) werden de slaven vervoerd naar Java. “Dat waren vaak minder zeewaardige schepen, mensen stierven aan boord.”  illustreert Paasman.  

Huisslaven

Anders dan in de West waren er vrijwel geen plantages dus ook geen plantageslaven die zwaar werk in de brandende zon moesten doen. De Oost-Indische slaaf was een huis-tuin-en keukenslaaf die op het erf aan het werk werd gezet. “Eigenlijk de voorloper van de baboe en de kokki dus het huispersoneel,” voegt Paasman toe. Bij aanleg van steden en forten en in de havens van de VOC verrichtten de slaven echter wel degelijk zware lichamelijk arbeid.  

Verhoudingen

Relaties tussen witte mannen en donkere slavinnen kwamen veelvuldig voor en werden geaccepteerd. De slavinnen moesten Nederlands leren en Protestant worden als ze gingen trouwen. Omgekeerd was een verhouding tussen een witte vrouw en een donkere slaaf uit den boze. Voor de slaaf in kwestie restte de doodstraf als de relatie aan het licht kwam.  

Aandacht

Paasman besluit zijn lezing met een antwoord op de vraag waarom er zoveel minder aandacht is voor die slavernij in de Oost. Om te beginnen is er veel minder onderzoek naar gedaan dan in het West-Indisch gebied. Ook is de oude slavenbevolking geassimileerd met de Indonesische bevolking; nazaten zijn dus nauwelijks meer aan hun uiterlijk herkenbaar. Een derde reden is het ontbreken van wat Paasman noemt pressure groups  dus afstammelingen van nazaten die aandacht vragen.

De lezing werd gehouden op donderdag 23 mei 2013 op de Tong Tong Fair in Den Haag.

Promovendi Surinamistiek & Antilleanistiek bijeen

De Vereniging Ons Suriname bood gastvrijheid tijdens het vijfde promovendiweekend van de leerstoel West-Indische Letteren aan de Universiteit van Amsterdam, op zaterdag 22 en zondag 23 september j.l. Uit alle windstreken waren de promovendi weer bij elkaar gekomen om op zaterdag te luisteren naar PHD-colleges van specialisten op terreinen die voor de post-koloniale literatuur van belang zijn. Op zondag kwamen de promovendi zelf met publieke presentaties. Daarvan hierboven een verslag.

Het pijnlijke Nederlandse slavernijdebat, nu en toen

Lezing door Bert Paasman in het KIT

De activiteiten van nakomelingen van Surinaamse en Antilliaanse slaven hebben de discussie over de Nederlandse rol in slavenhandel en slavernij volop in de publieke belangstelling geplaatst. In 2013 is het 150 jaar geleden dat de slavernij in de West-Indische koloniën werd afgeschaft. Heeft Nederland een slecht geweten en een ereschuld? Waarom is het huidige debat zo uitzichtloos en hoe kan daar verandering in komen?

read on…

Biografie van Dobru onder grote belangstelling gepresenteerd

door Chantal Cooper

Er was geen stoel meer vrij bij de presentatie van de biografie van dichter/schrijver/politicus Robin Raveles welke werd gehouden in de zaal van de Vereniging Ons Suriname op 25 september 2010. Op deze biografie promoveerde Cynthia Abrahams op 24 november 2010 aan de Universiteit van Amsterdam. Zij was hiermee de eerste Surinaamse letterkundige die aan een Nederlandse universiteit een proefschrift schreef over een Surinaams onderwerp. Abrahams was tevens de eerste die afstudeerde onder de bijzondere leerstoel West-Indische letteren. Promotor Michiel van Kempen was jammer genoeg verhinderd door zijn bijdrage aan ‘The 2011 Berkeley Conference in Dutch Literature’. Onder de aanwezigen was wel co-promotor Bert Paasman. Ook de familie van de schrijver was goed vertegenwoordigd.

De middag werd geopend met de vertoning van de dvd van het project Someni Tongo van beeldend kunstenaar Arnold Schalks. Onder drumbegeleiding zeiden 43 Surinamers uit alle bevolkingsgroepen het nationale gedicht ‘Wan bon’ op. Hierna volgde een interview dat Abrahams werd afgenomen door Noraly Beyer. De achtergrond was een gigantische poster van de omslag van het boek met daarop een portret van de dichter geschilderd door Erwin de Vries.
Het gesprek gaf inzicht in de tijd waarin Raveles opgroeide en zich ontwikkelde tot de persoon die hij was. Hoewel het interview langer duurde dan het programma aangaf, verslapte de aandacht van het publiek geen moment. Het interview werd gelardeerd met mooie beelden van Raveles, die o.a. de gedichten ‘Pina’ en ‘Ik wil geen strand zijn’ bracht. De zaal reageerde enthousiast op de authentieke beelden.

Kunstenaar Michael Wong Loi Sing schilderde voor deze boekpresentatie belangeloos het doek ‘Wan bon’ dat die middag werd geveild. De opbrengst is bestemd voor het bejaardenhuis Fatima-Oord in Paramaribo. Abrahams zal de opbrengst binnenkort aan de directie van Fatima-Oord overhandigen.

Het eerste exemplaar van de biografie werd overhandigd aan Dobru’s oudste dochter Rashida Natsja (afgeleid van nationalisme) Raveles, die haar emoties maar nauwelijks kon bedwingen. In haar dankwoord benadrukte zij dat het belangrijk was dat deze informatie nu was vastgelegd. Ook aan schrijfster Thea Doelwijt werd een exemplaar uitgereikt vanwege de rol die zij heeft gespeeld in het literaire leven van Suriname en haar nauwe samenwerking met Dobru in de literaire groep Moetete. Voorts werd aan Eva Essed en Prof. Bert Paasman een exemplaar aangeboden.

De middag werd vervolgd met een optreden van Denise Jannah die een gezongen versie van het gedicht ‘Wan bon’ bracht met gitaarbegeleiding door Benny Alwart. Deze versie had zij eerder vertolkt in o.a. het toneelstuk De tranen van Den Uijl van Hugo Pos. Het publiek werd aangemoedigd de koortjes mee te zingen. Samen met alle aanwezigen zong zij tot slot het bekende ‘Mi kondre tru’, waarbij zij versterking kreeg van Gerda Havertong, die vertelde dat zij van Dobru toestemming had gekregen deze versie van ‘Wan Bon’ ten gehore te brengen tijdens Carifesta 1976.

Er heerste een gemoedelijke sfeer tijdens het informeel samen zijn waarbij het publiek de mogelijkheid had een boek te laten signeren.

De postkoloniale zwijnenstal

In NOS-Eén Vandaag van 23 december 2010 beklaagde emeritus hoogleraar koloniale en postkoloniale literatuur Bert Paasman zich over de wilde zwijnen die over het lage hek van zijn tuin in het Veluwse Putten springen en zijn gazon en bloemperken omploegen. Hij heeft gelijk, een nieuw paradigma is daarmee geboren: de postkoloniale zwijnenstal.

Laudatio bij de promotie van Cynthia Abrahams

door Michiel van Kempen & Bert Paasman

Laudatio uitgesproken bij de promotie van Cynthia Helga Abrahams-Devid tot doctor in de geesteswetenschappen, aan de Universiteit van Amsterdam, 24 november 2010
Door promotor: prof. Michiel van Kempen (1) en copromotor prof. Bert Paasman (2)

(1)
Beste Cynthia, Zeergeleerde mevrouw Abrahams-Devid,

In verschillende opzichten is dit een bijzondere dag. Natuurlijk in de eerste plaats omdat je een intensief onderzoekstraject vandaag beloond ziet met de hoogste academische graad, die van doctor in de letteren. Ik wil je daarmee ˗ mede namens copromotor Bert Paasman die zodadelijk nog het woord tot je zal richten ˗ van harte feliciteren, en ik betrek in die felicitaties ook graag je twee dochters, Raquel en Merrill, die je hebben bijgestaan als paranimfen, en je moeder die zolang naar deze dag heeft uitgekeken, die me nog in maart in Paramaribo aan mijn mouw trok en vroeg of je toch niet binnen drie maanden kon promoveren. Welnu, het werden geen drie maanden, maar toch ook weer niet zo verschrikkelijk veel langer. Het is voor ons allen ook een eer dat de weduwe van Dobru, mevr. Yvonne Raveles-Resida, en Dobru’s zuster, Nadia, speciaal voor deze dag zijn overgekomen om bij deze plechtigheid aanwezig te zijn.

Het is voor mij persoonlijk ook een bijzondere dag, omdat jij de allereerste bent die een proefschrift verdedigt onder de bijzondere leerstoel West-Indische Letteren, die door het Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek in 2006 is ingesteld. Nu zijn er al eerder enkele proefschriften geschreven over onderwerpen binnen de Surinaamse literatuur, maar dat gebeurde altijd door mensen uit andere disciplines – de antropologie of de taalkunde bijvoorbeeld ˗ of, zoals in mijn eigen geval ˗ door iemand die niet van Surinaamse afkomst was. Ik ben eens aandachtig langs mijn boekenkasten gelopen en ik stel vast dat jij de allereerste Surinaamse letterkundige bent die ooit in Nederland promoveert op een Surinaams onderwerp. Dat je daarbij juist R. Dobru tot object van onderzoek koos, is een schot in de roos geweest, want hij is de enige dichter van wie zowat alle Surinamers een gedicht uit het hoofd kennen, hij is de dichter die de meeste Surinamers in hun hart hebben gesloten. Waarom dat zo is, maak je gedetailleerd duidelijk in je dissertatie. Het mooie van je studie is dat je Dobru allereerst in zijn eigen omgeving neerzet, en dat je ook zoveel bladzijden hebt gewijd aan Dobru in zijn contacten binnen het Caraïbisch gebied. Zo geef je invulling aan wat Jack Corzani bepleitte voor de Caraïbische literatuurwetenschap: de recentrage, het terugbrengen van het centrum van aandacht naar de regio zelf en het van binnenuit bezien van de eigen cultuur.

Jij hebt de eerste grote studie geschreven over Dobru. Dat levert niet een radicaal andere Dobru op dan die we kennen, maar geeft ons wel een veel genuanceerder beeld van zijn leven en werk. Je hebt een ontzagwekkende verzameling empirische data weten bijeen te brengen – waaronder ook een pracht van een primaire bibliografie – en het zijn die harde feiten waar de literatuurwetenschappers na jou hun voordeel mee kunnen doen. Bovendien lever je een interessante bijdrage aan de literatuurgeschiedenis met tal van onbekende teksten van Dobru en fragmenten uit correspondentie. Je hebt je nauwelijks gewaagd aan literaire analyse, en je bent ook – in tegenstelling tot je promotor ˗ extreem terughoudend geweest met waardeoordelen over het literaire werk. Ik heb je herhaaldelijk geprobeerd uit je tent te lokken, maar het is me niet gelukt. Maar die aanpak van jou kan juist ook een impuls wezen tot veel studie door latere onderzoekers.

Cynthia, ik heb je de laatste jaren leren kennen als een zeer toegewijd en hardwerkend onderzoekster. In die jaren is nog enorm veel gebeurd. Maar ere wie ere toekomt, de basis van je onderzoek heb je gelegd samen met mijn copromotor Bert Paasman, die de lange eerste en moeilijkste fase van begeleiding op zich heeft genomen. Ik wil de rector daarom verzoeken om hem nu het woord te verlenen.

(2)
Beste, hoewel Zeergeleerde Cynthia,

Je bent nu doctor, en was al huismoeder, grootmoeder, bibliothecaresse, personeelsmanager, docent Engels en Caraïbistiek, bestuurder, juryvoorzitter, festival-presentatrice, toneelspeelster, zangeres etc., je staat van dienst is indrukwekkend! Hoe vond je nog tijd om aan een proefschrift te werken?! Niettemin, in juni 2002 tijdens de receptie na de promotie van jouw huidige promotor, Michiel van Kempen, vertrouwde je me toe dat je ook wilde promoveren, en uit volgende gesprekken bleek dat je de Surinaamse dichter en politicus Raveles/Dobru de plaats wilde geven die hem in de literatuur- en cultuurgeschiedenis van Suriname en het Caraïbisch gebied toekomt. Daarna volgden jaren van hard werken. Dankzij jouw Surinaamse banden bleek je in staat het vertrouwen te winnen van de weduwe Raveles en kon je het kostbare familiearchief doorwerken, waarin je vele schatten aantrof. We mogen mevrouw Yvonne Raveles-Resida en verdere familie daarvoor dankbaar zijn. Verder interviewde je vrijwel iedere Surinamer in Suriname en Nederland die Dobru nog gekend had en dat onderzoek breidde je uit naar het gehele Caraïbische gebied, en zelfs naar de Verenigde Staten. Dat leverde prachtig, onbekend materiaal op.

Zoals ieder van ons had je ook wel eens tegenslagen in je leven, maar je bleef Dobru trouw. Ook het schrijven ging niet altijd van een leien dakje, ‘schrijven doet van au’, formuleringen, vormgeving en verantwoordingen letten nauw. Bovendien, had je niet als de huidige AIO’s een begeleide werkplek op de universiteit en ontving je geen cursussen en instructieweekenden. Je was nog een ‘zondagpromovendus’ die heel veel zelf moest uitvinden – en dat met grote volharding deed. Wij hebben daar grote waardering voor!

Je nam mij mee naar sommige van je optredens, zo herinner ik me jouw lezing voor de Surinaamse sociëteit De Waterkant in Den Haag, daar zaten onder je gehoor maar liefst een stuk of vijf mensen die nog bij Raveles in de klas hadden gezeten en je met spannende informatie bestookten. Ik werd er bovendien professor genoemd, iets wat je aan de Universiteit van Amsterdam niet zo gauw zal overkomen… Ook sleurde je me mee naar het toneel, waar onder bezielende leiding van de schrijfster-historica Cynthia Mc Leod, de Surinaamse geschiedenis in taferelen werd uitgebeeld, met bijzondere artiesten als Gerda Havertong, Denise Jennah en Jetty Mathurin. Jouw dochter Merrell en schoonzoon Jeroen deden mee als de ‘mooie mulattin Joanna’ en kapitein John Gabriel Stedman. Jij was baronnesse Van Heeckeren, eegade van de gouverneur, je liet de toren op het Stadhuis, later Departement van Financiën bouwen (nou ja, in het toneelstuk dan). Die aristocratische rol lag je opvallend goed! Ik werd uitverkoren tot koning Willem III, een frivool heerschap dat evenwel zijn handtekening onder de emancipatiewet gezet had en daarom nu nog in Sranan-liedjes herdacht wordt. Vervolgens zorgde jij ervoor dat ik na afloop publiekelijk verkocht werd (dan voelt een bakra ook eens wat dat is) en eigenlijk bracht ik nog heel wat op, maar na mij werd televisiejournaliste Hennah Draaibaar verkocht en ja, daar kon ik niet tegen op… Een fraaie foto toont de baronnes en de koning tezamen (‘our own people’). Baronnesse Cynthia, de wegen naar een promotie zijn aldus soms ook ondoorgrondelijk en wonderbaarlijk.

Zo werkten we op verschillende fronten samen; na mijn vertrek uit de Faculteit dakloos geworden in Amsterdam, steeds vaker met besprekingen in stationsrestauraties. Vorig jaar moest ik wegens het bereiken van een (naar universitaire normen kennelijk) gevaarlijk hoge leeftijd, het promotorschap overdragen, dat was een moeilijk moment, maar gelukkig kon en wilde mijn opvolger voor West-Indië, Michiel van Kempen, de promotiebegeleiding overnemen en afronden. Je had daarmee meteen de beste Surinamist uit ons vakgebied te pakken, een zeer voordelige wissel! Ik wil mijn collega daarvoor ook van harte bedanken en hem met zijn eerste promotie gelukwensen!

En nu is het zover, het hora est heeft geklonken en het grote feestvieren kan beginnen – en daarna, mogen we hopen, begint de voorbereiding van de editie van de verzamelde gedichten en verhalen van ‘Wan Bon Dobru’!

Dr. Cynthia, Ouders en Kinderen van Cynthia, met dit alles bijzonder veel geluk gewenst!

Proefschrift over R. Dobru

R. Dobru schreef het gedicht ‘De avondklok’ tijdens de duistere periode die Suriname in de jaren ’80 van het militaire bewind doormaakte. Niemand kent het gedicht, het bleef ongepubliceerd. Maar elke Surinamer kent dit gedicht:

Wan bon
someni wiwiri
wan bon.
Wan liba
someni kriki
ala e go na wan sei.

Wan ede
someni prakseri
prakseri pe wan bun mu de.

Wan Gado
someni fasi fu anbegi
ma wan Papa.

Wan Sranan
someni wiwiri
someni skin
someni tongo
Wan pipel.

Wat maakte dit gedicht tot een nationaal gedicht van Suriname? Cynthia Abrahams-Devid legt het uit in haar proefschrift over R. Dobru dat zij op woensdag a.s., 24 november 2010, verdedigt aan de Universiteit van Amsterdam. Daarin drukt zij ook vor het eerst ‘De avondklok’ af en tal van andere teksten van Dobru en mensen met wie hij correspondeerde. De titel van het proefschrift luidt: Wan bon ˗ Wan Sranan ˗ Wan Pipel; Robin ‘Dobru’ Raveles, Surinamer, dichter, politicus, 1935-1983. Promotor is prof. dr Michiel van Kempen, copromotor prof. dr em. Bert Paasman. Voor de oppositie zijn hoogleraren uit drie landen uitgenodigd. In het voorjaar verschijnt ook een handelseditie van dit proefschrift bij Rozenberg Publishers.

De verdediging is voor een ieder toegankelijk en vindt plaats in de aula van de Universiteit van Amsterdam, Singel 411 (hoek Spui), 1012 WN Amsterdam. Aanvangstijd: 13.00 uur precies. In de directe omgeving van de aula is geen parkeergelegenheid. Vanaf CS komen trams 1, 2 en 5 langs de aula, halte Spui.

Cynthia Abrahams promoveert op R. Dobru

Op woensdag 24 november 2010 hoopt Cynthia Abrahams-Devid haar proefschrift over R. Dobru te verdedigen aan de Universiteit van Amsterdam. De titel van haar dissertatie luidt Wan bon ˗ Wan Sranan ˗ Wan Pipel; Robin ‘Dobru’ Raveles, Surinamer, dichter, politicus, 1935-1983. Promotor is prof. dr Michiel van Kempen, copromotor prof. dr em. Bert Paasman. De andere leden van de promotiecommissie zijn prof. dr Ena Jansen (Vrije Universiteit en UvA), prof. dr em. Humphrey Lamur (UvA), dr Peter Meel (Universiteit Leiden), prof. dr Jack Menke (Anton de Kom-Universiteit van Suriname), prof. dr Ieme van der Poel (UvA), prof. dr Wim Rutgers (Universiteit van de Nederlandse Antillen) en prof. dr Gloria Wekker (Universiteit Utrecht).

Cynthia Abrahams gaat uitvoerig in op het leven van R. Dobru, diens ontwikkeling als nationalistisch politicus en dichter, en de vele internationale – en dan met name Caraïbische ˗ contacten die hij in de loop der jaren ontwikkelde. De handelseditie van haar proefschrift zal in de loop van 2011 verschijnen bij Rozenberg Publishers.

De openbare promotieplechtigheid vindt plaats in de aula van de Universiteit van Amsterdam,
Singel 411
1012 WN Amsterdam
Aanvangstijd: 13.00 uur precies.
In de directe omgeving van de aula is geen parkeergelegenheid. Vanaf CS komen trams 1, 2 en 5 langs de aula.

Wikipedia meldt over R. Dobru:
R. Dobru (Paramaribo, 29 maart 1935 – aldaar, 17 november 1983), pseudoniem van Robin Ewald Raveles, was een Surinaams dichter, schrijver en politicus (Statenlid voor de PNR en na 1980 een half jaar onderminister voor Cultuur). Zijn pseudoniem betekent: dubbele R, een verwijzing naar de initialen van zijn voor- en achternaam.

Als dichter en voordrachtskunstenaar was R. Dobru dé representant van het nationalisme, met name met het gedicht ‘Wan’ (de meeste mensen noemen het ‘Wan bon’ – Eén boom) uit zijn debuutbundel Matapi [Cassavepers] (1965), een gedicht dat door zijn eenvoudige woordkeus en structuur gemakkelijk gememoriseerd kan worden en dat veel Surinamers dan ook van buiten kennen. Het werd in veel talen vertaald. Dobru stimuleerde velen tot schrijven in het Sranan en Surinaams-Nederlands en werd door velen nagevolgd. Hij was redactielid van het tijdschrift Moetete (1968-69). Zijn proza in Wasoema [Wasvrouw] verzamelde schetsen uit het leven op een erf van Paramaribo (1967), De plee (wc) en andere verhalen (1968) en de korte roman Oema soso [Enkel de vrouw] (1968) is levendig, maar lijdt aan een teveel aan gepreek. Zijn politieke mémoires verschenen in 1969: Wan monki fri [Een stukje bevrijding]. Hij schreef voorts twee Surinaamse keukenmeidenromans zoals Bos mi esesi [Omhels me snel] die vooral belangrijk zijn om hun levendig Surinaams-Nederlands en een bundel Anansi-Tori [Spinvertellingen] (1979). Zijn poëzie heeft in de vroege jaren enkele zuivere gedichten opgeleverd, maar verviel meer en meer in het afwikkelen van een recept. Hij speelde in op de politieke actualiteit, bijvoorbeeld met het gedicht ‘Gooi een stoel’ toen er op 11 juni 1979 in de Staten van Suriname een vechtpartij uitbrak waarbij er met stoelen werd gesmeten. De invloed van Cuba, Mao en Kim Il Sung leverden de laatste jaren enkel nog politiek getinte publicaties op.

Dobru schreef altijd over twee vaste thema’s: liefde en revolutie. Met de coup van 1980 ging hij enthousiast mee en hij werd op handen gedragen. Van militaire wandaden nam hij nooit afstand. Zijn beste gedichten werden bijeengebracht in Boodschappen uit de zon (1982). Postuum werd hem in 1989 de Gouden Ster van de Revolutie toegekend. In 2006 kreeg hij, eveneens postuum, de Gaanman Gazon Matodja Award.

De R. Dobru-stichting die zijn gedachtegoed levend wil houden, publiceerde een kalender met zijn gedichten, maar liet verder zelden iets van zich horen. In 2006 liet Yvonne Raveles-Resida, weduwe van R. Dobru en voorzitter van de stichting, aan de Nederlandse ambassade weten dat hun verzoek om een gedicht van R. Dobru ter verfraaiing op het hek te mogen aanbrengen niet werd gehonoreerd vanwege de slechte behandeling van Surinaamse staatsburgers in Nederland.

Filmcyclus: Indië verbeeld

De HOVO (Hogeschool voor Ouderen) van de Universiteit Utrecht biedt in het voorjaar van 2011 een cursus aan over Nederlands-Indië, geschiedenis, literatuur en film.

read on…
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter