blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Nankoe Lucia

Vlieg terug naar Afrika

door Hilde Neus

 
De meest indrukwekkende versie die ik ooit las van de slaaf die terugvliegt naar Afrika, is in de roman De hemelvaart van Solomon van de zwarte Amerikaanse auteur Toni Morrison. Het is het verhaal van Macon Dead, wiens zoon beweert dat zijn opa Solomon kon vliegen en als een adelaar weggezeild is naar Afrika. Het is jammer dat dit verhaal niet is opgenomen in De slaaf vliegt weg(samenstelling Lucia Nankoe & Jules Rijssen). Maar ook de vermelding van het motief in het verhaal over Tata Colinvan Ruud Mungroo zou hier niet hebben misstaan. Dit motief van de titel van de bundel komt verder voor als afbeelding van Elis Juliana, met een kleine verklaring erbij. De kern wordt gevormd door lezingen, gepresenteerd op het internationale symposium over de relatie tussen historische romans en de beeldvorming van de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Waar en wanneer deze bijeenkomst werd gehouden staat in een noot vermeld; in de Muiderkerk in 2009. De centrale vraag is of en welke historische romans een rol spelen in de beeldvorming over het slavernijverleden. En hoe ze doorwerken in de hedendaagse discussies en in de persoonlijke beleving van de nazaten. De samenstellers proberen deze vragen in de inleiding te beantwoorden. Ze slagen daar maar deels in, omdat er veel voorbeelden aangehaald worden die allerlei kunstvormen bevatten, maar geen historische romans zijn. Het artikel van Suzanne Diop, ‘Het Eerste Internationaal Congres van Zwarte Schrijvers en Kunstenaars’ (pp. 29-33) is zo’n voorbeeld dat niet over historische romans gaat. (Kijk ook naar het onterechte gebruik van hoofdletters in de titel!)
Mijns inziens betekent het begrip beeldvorming binnen het literaire kader het ontstaansproces van een beeld (in fictie) over een persoon of groep mensen dat niet noodzakelijkerwijs met de werkelijkheid of de feiten overeen hoeft te komen. Als de samenstellers bedoelen dat beeldvorming een visualisatie is die bestaat uit het vertalen van een gedachte naar een beeld of uitdrukkingsvorm, dan klopt de bundel wel. Dan is de opname van veel stukken in de bundel, zoals de verhouding tussen etnische groepen getoond in de film Wan Pipel, wel verantwoord. Er zijn natuurlijk allerlei gevoelige zaken die uitvloeiselen zijn van de slavernij, en zodra die gevisualiseerd worden heb je ook een bepaalde vorm van beeldvorming.
De inhoud van de bundel werkt dus vervreemdend omdat je van de auteur, zelf literatuurwetenschapper, een andere insteek zou verwachten. En zeker als dan blijkt dat er allerlei stukken zijn opgenomen die niet op het symposium voorbij zijn gekomen, terwijl de bijdrage van M. van Kempen, die er wel bij was, vanwege een tekort aan beschikbare redactionele ruimte is teruggetrokken. Dan roept dit vragen op.
Bij zo een titel en inleiding waren mijn verwachtingen anders. Dat neemt niet weg dat de stukken bijna allemaal iets met de slavernij te maken hebben, maar het gevaar is dat de lezer met zo een gevarieerde waaier aan informatie toch blijft zitten met vragen over de context. Je kunt die dan op internet opzoeken, maar is dat de bedoeling van de bundel? Al in het eerste stuk, van Nankoe zelf (‘Reverence’) heeft ze het binnen vier pagina’s over Toussaint Louverture, Edwi[d]ge Danticat, de kunstenaar Basquiat, de zanger Maxwell en de Neville Brothers, auteur Simone Schwartz-Bart en de kunstenaar Frankétienne. Alles wordt even aangestipt en daardoor mist het stuk diepgang.
Cynthia Mc Leod vraagt zich in haar bijdrage af of het aan te bevelen is dat de lezer zich een beeld vormt van de geschiedenis via historische romans. Daar wil ze zich, ondanks de geweldige verkoopcijfers van bijvoorbeeld Hoe duur was de suiker?, niet over uitlaten. ‘Dat zou de uitkomst van het symposium moeten zijn’, is haar mening.
Ik denk dat een symposium over dit onderwerp ook geen uitsluitsel kan geven, daarvoor is het onderwerp te breed en te gecompliceerd. Wel is duidelijk dat historie in vele vormen verwerkt kan worden, letterlijk en figuurlijk. In literatuur, schilderijen, beelden, poëzie en zang, alle denkbare kunstvormen. En door over de slavernij na te denken en die uit te drukken in kunst, kunnen de nazaten van de slaven tevens aan een stukje rouwverwerking doen. En de nazaten van de slavenhouders kunnen zich plaatsvervangend schamen na zich verwonderd te hebben over de verschrikkingen die in die tijd plaats hebben gevonden. Eenieder doet dat op zijn eigen manier. Dat blijkt wél duidelijk uit de inhoud van deze bundel. Met bijdragen van onder meer Anil Ramdas, Rudy Bedacht, Remy Jungerman en Rihana Jamaludin, om maar wat Surinaamse auteurs in deze bundel te noemen.
Lucia Nankoe & Jules Rijssen (samenstelling): De slaaf vliegt weg. Beeldvorming over slavernij in de kunsten. Arnhem: LM Publishers, 2013. ISBN 978-94-6022-274-0

De slaaf vliegt weg

Beeldvorming over slavernij in de kunsten
De kern van de bundel vormen enkele tot essays bewerkte lezingen op het in september 2009 te Amsterdam gehouden internationale symposium over de relatie tussen historische romans en de beeldvorming van de Nederlandse slavernijgeschiedenis, georganiseerd door stichting Podium Kwakoe en het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfgoed (NINsee).
Sprekers waren Lucia Nankoe, Michiel van Kempen, Ernest Pépin, Quito Nicolaas, Cynthia Mc Leod, Rihana Jamaludin, Fausten Charles. Suzanne Diop was afwezig maar stelde haar essay ter beschikking. De lezing van Michiel van Kempen moest van de redactie zo drastisch worden ingekort, dat de auteur zijn inhoud op onaanvaardbare manier zag worden aangetast en hij trok zijn stuk in. Dagvoorzitter was Margot Dijkgraaf.
In het publieke debat worden vaak historische romans aangehaald om standpunten te verdedigen, vooral van succesvolle Caribische auteurs als Edgar Cairo, Lou Lichtveld/Albert Helman, Frank Martinus Arion en Carel de Haseth, waarin het Nederlandse slavernijverleden aan de orde komt. Die auteurs gelden dan als autoriteiten en worden geciteerd in allerlei discussies.
Spelen romans en andere kunstgenres werkelijk een rol in de beeldvorming over het slavernijverleden, en zo ja welke? Welke rol hebben ze in de hedendaagse discussie over de doorwerking ervan in het algemeen en in de persoonlijke beleving van de nazaten van de in slavernij gebrachte Afrikanen?
In deze bundel verwijzen ook beeldend kunstenaars als Frank Creton, Remy Jungerman, Letitia Brunst, Natasja Kensmil, Elis Juliana en Ras Ishi Butcher naar de geschiedenis waarin het thema slavernij centraal staat. Literaire bijdragen zijn van de hand van Rudy Bedacht, Ina Césaire, Léon-Gontran Damas, Gilda Dannarag,
Lucia Nankoe en Jules Rijssen nodigen u – mede namens alle auteurs en beeldend kunstenaars – uit voor de boekpresentatie van De Slaaf vliegt weg, die plaats zal vinden op vrijdag 13 december 2013 in het Stadsarchief Amsterdam (Vijzelstraat 32, 1017 HL Amsterdam). Inloop: 15.30 uur, aanvang 16.00 uur
Organisatie: NiNsee (Het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis). Aan/afmelding: info@ninsee.nl
Na de presentatie is er gelegenheid tot het kopen van het boek.

Humor, weemoed en ontroering in Jouw mooie kapitein

Subliem acteerwerk van Maikel van Hetten

 door Carlo Jadnanansing
Een stoel, een kapmes, een afgedragen jas, een matras op de grond en een cassetterecorder op een wankele tafel, vormden het povere decor van het toneelstuk Jouw mooie kapiteindat op 25 juli 2013 in Surinaamse première ging in theater Unique.

De airconditioning was uitgedaan om het geluid beter tot zijn recht te doen komen. De daardoor ontstane drukkende tropisch hitte versterkte de emotioneel geladen sfeer die het stuk opriep. Er was maar één speler, de Haitiaanse gastarbeider Wilnor, werkzaam in Guadeloupe, verpersoonlijkt door de in Nederland wonende Surinaamse acteur Maikel van Hetten.

Toch was er een constante dialoog in het door de Franse schrijfster Simone Schwarz-Bart geschreven werk. Dit komt omdat Wilnor via een cassetterecorder communiceerde met zijn in Haïti wonende vrouw Marie-Ange (stem van de bekende Curaçaose zangeres Izaline Calister).

De prachtige Nederlandse vertaling is van de hand van Lucia Nankoe, een in Nederland wonende literatuurwetenschapper en expert in de Caribische literatuur, naar wier idee het drama is gemaakt. Het thema van het stuk is universeel en tijdloos. Het is het eeuwige verhaal van een man uit een arm land die om zijn gezin te verzorgen in een rijk land gaat werken met achterlating van huis en haard. De problemen die daarbij ontstaan hebben eveneens een universeel karakter. Hoe zit het met de huwelijkstrouw in de periode van de scheiding door middel van een latos (living apart together overseas) relatie?  “Een vrouw heeft een man nodig en een man heeft een vrouw nodig. Dit is de wet van het leven, teneinde te bewerkstelligen dat het leven voortgang vindt”, aldus de boodschap van het stuk.
Als Marie-Ange per cassetterecorder opbiecht dat ze – zij het onder druk – bezweken is voor de charmes van de koerier die haar de enveloppe met geld moest brengen, breekt de hel los voor Wilnor. Hij kan zijn emoties nauwelijks de baas, maar weet zich op bewonderenswaardige wijze te herstellen. Hiermee toont hij inderdaad een waardige kapitein te zijn die het schip van het leven op kundige wijze weet te besturen.
Van Hetten geeft op unieke wijze niet alleen met woorden, maar nog meer door zijn robotachtige maar ritmische dansbewegingen, uitdrukking aan zijn emoties. Zijn dans lijkt pijlen af te vuren op het publiek, die rechtstreeks het hart treffen. Het literaire taalgebruik is eveneens doeltreffend.
“Scheiding is als een oceaan, waarin menigeen verdrinkt”.
“Tussen waarheid en verdichtsel ligt een glibberig pad”
Van Hetten is er geslaagd vanaf hij het podium betrad, zijn kapmes op de grond wierp,  en een slok nam uit de bijna lege fles met rum, tot aan het einde van het  één uur durende theaterstuk, de aandacht van het publiek vast te houden.
Tijdens de discussie die na het stuk volgde, zei Lucia Nankoe dat zij getroffen was door de waardigheid en vergevingsgezindheid van de hoofdpersoon. De Caribische man zou naar haar zeggen op een voetstuk geplaatst zijn.
Dat een toneelstuk voor verschillende interpretaties vatbaar is, is duidelijk gebleken. Anders dan Nankoe waren enkelen van mening dat Wilnor wel begrip getoond heeft voor het overspel en de daardoor ontstane zwangerschap van zijn vrouw, maar dat het geenszins zijn bedoeling was naar haar terug te keren. Hij zou haar alleen het beste hebben toegewenst en dus slechts afstand gedaan hebben van wraakgevoelens waar velen last van hebben.
Hoe het ook moge zijn, Van Hetten heeft als Wilnor een personage neergezet dat het publiek afwisselend liet lachen en ontroerde. Nu onze oudste theatergezelschap Thalia zich primair lijkt toe te leggen op het verhuren van haar accommodatie, is het voor het theaterminnende publiek een verrassing om op een dergelijk stuk van hoog niveau vergast te worden, ook al moet het van overzee komen. Het verzoek om voorstellingen voor de middelbare-schooljeugd kon door Nankoe niet worden ingewilligd, daar de speler en technici binnen enkele dagen weer moeten vertrekken.
Merci beaucoup au beau capitain Wilnor et toute la organisation!
[uit Dagblad Suriname, 30-07-2013]

 

Première Jouw mooie kapitein weekt emoties los

door Jerry Dewnarain
 
Paramaribo – In een vol Theater Unique heeft het publiek ongetwijfeld kunnen genieten van Jouw knappe kapitein. Het theaterstuk van Simone Schwarz-Bart Ton beau capitaine, door Lucia Nankoe vertaald in Jouw knappe kapitein, is donderdag in première gegaan.
“Ik vond het stuk niet mooi”, zei een bekende advocaat tijdens de discussie die na de opvoering plaatsvond. Niet mooi, omdat het ons confronteert met de harde realiteit van armoede en uitbuiting van onder andere Haïtianen. De tekst, de productie en de opvoering vond ik wel prachtig. Maar nee, ik word er droevig van.”Eenzaamheid

De voorstelling presenteert het hoofdpersonage Wilnor Baptiste, die als veldarbeider werkt op Guadeloupe, terwijl zijn vrouw Marie-Ange achterblijft op Haïti. Gedurende hun lange scheiding communiceren zij met behulp van cassettebandjes. Eenzaamheid, scheiding en ontheemding zijn de thema’s die steeds naar voren komen gedurende de gesprekken tussen Wilnor en zijn vrouw. Ook de ruimte heeft een belangrijke functie in de voorstelling. De kleine kamer van Wilnor ademt een sfeer van armoede en soberheid. De enige meubelen in de kamer zijn: een stoel, een oude krat en een matras op de vloer. Dit doet denken aan een cel in een gevangenis, wat tegelijkertijd ook het thema eenzaamheid benadrukt. Ver weg van zijn land en familie lijkt Wilnor wel veroordeeld tot een eenzaam leven.
Groot en waardig
Het stuk is verdeeld in twee delen: in het eerste deel luistert Wilnor naar de stem van Marie-Ange via de cassettebandjes en geeft af en toe lachwekkende commentaren. In het laatste deel is Wilnor aan het woord wanneer zijn krachtige stem als reactie wordt vastgelegd op de band. Het toneelstuk, gaat van start wanneer Wilnor terugkeert naar huis van de zware arbeid. Het is dan avond. Hij gaat op zijn enige stoel zitten en haalt uit zijn tas een cassetteband die door zijn vriend uit Haïti is gebracht. Hij luistert naar zijn vrouw Marie-Ange. Haar eerste woorden zijn liefdevol: ‘Hallo, hallo Wilnor Baptiste’, wat lijkt op een telefoongesprek. Uit het gesprek blijkt uiteindelijk dat Marie-Ange zwanger raakt van de vriend van Wilnor die haar het geld van haar man uit Guadeloupe brengt. Desondanks accepteert Wilnor de pijnlijke daad van zijn vrouw en hij lijkt haar die te vergeven. Dit maakt dat haar kapitein Wilnor een man is met een mooi hart. Een hardwerkende man in een vreemd land die toch groot en waardig blijft voor zijn vrouw.
Aan de discussie hebben meer mannen deel genomen dan vrouwen. Een notaris zei: “Ik vind dat het stuk de zwarte man niet op een voetstuk plaatst, maar dat er juist een loopje met hem wordt genomen. Dit blijkt uit fragmenten van de tekst waarbij je wel moest lachen.” De première kreeg een staande ovatie van het publiek. Het stuk is zaterdag nog te zien in Theater Unique.
[uit de Ware Tijd, 27/07/2013]

Jouw Mooie Kapitein in Suriname

Opvoering van het literair toneelstuk Ton Beau Capitaine: pièce en un acte et quatre tableaux (Seuil, 1987),  in het Nederlands vertaald als Jouw Mooie Kapitein, in Suriname.
Het Caribisch gebied heeft een rijke vertel- en literaire traditie en kent een groot aantal literaire prijswinnaars, waaronder Nobelprijzen. Veel voorkomende thema’s in de Caribische literatuur zijn het ver van huis wonen en werken van kostwinners en ook hoe mensen en hun families zich ver van hun geliefden handhaven. Dit theaterstuk vertelt van een Haïtiaanse man die als landarbeider op het eiland Guadeloupe werkt om er de kost te verdienen. Hij communiceert met zijn geliefde echtgenote in Haïti via cassettebandjes. De vrouw horen we wel in de opvoering, maar we zien haar niet.

 

Jouw Mooie Kapitein heeft al lange tijd ons hart gestolen. Vandaar dat we verheugd zijn in samenwerking met  de organisatie voor Gemeenschapswerk NAKS en de Nederlandse Ambassade in Paramaribo het theaterstuk op te kunnen voeren in Suriname.
We stellen het zeer op prijs indien u één van de opvoeringen op donderdag 25 juli, vrijdag 26 juli of zaterdag 27 juli 2013 om 19.30 uur wilt bijwonen.
Vanwege de beperkte capaciteit van de zaal is toegang alleen mogelijk na aanmelding via NAKS cultorgnaks@yahoo.com of joronk@hotmail.com; telefoon: 499033
Jouw Mooie Kapitein door Simone Schwarz-Bart
Naar een idee en vertaling van Lucia Nankoe
Plaats: Theater Unique, Frederik Derbystraat 23-25 (voorheen Rust en Vredestraat)
Datum: donderdag 25 juli 2013, vrijdag 26 juli 2013 en zaterdag 27 juli 2013.
Aanvang: 19.30 uur; duur: één uur.
Entree: SRD 25,-.
Vertaling, inleiding en dramaturgie: Lucia Nankoe
Acteur en regie: Maikel van Hetten
Vrouwenstem:  Izaline Calister
Techniek: Brian Maston en Ewald van Es
Muziek: Jacques Schwarz-Bart
Productie: José Komen

A Sranan tori e opo/Het Surinaamse verhaal beurt op

Op zaterdag 20 april 2013 organiseert de Stichting voor Surinaamse Genealogie een nieuwe konmakandra. Het Surinaamse Verhaal gaat over de persoonlijke levensgeschiedenissen van mensen die in het koloniale Suriname hun leven opgebouwd hebben. Het wordt verteld en verbeeld door negen verhalenvertellers: familieonderzoekers, actieve donateurs van de Stichting voor Surinaamse Genealogie, schrijvers en wetenschappers. Moderatoren zijn Lucia Nankoe en Jean Jacques Vrij.

read on…

Jouw mooie kapitein, Simone Schwarz-Bart

Op vrijdag 11 januari wordt het toneelstuk Ton Beau Capitaine: pièce en un acte et quatre tableaux (Seuil, 1987), in het Nederlands vertaald als Jouw Mooie Kapitein door Lucia Nankoe, opgevoerd in Amsterdam.
Het Caribisch gebied heeft een rijke vertel- en literaire traditie en kent een groot aantal literaire prijswinnaars, waaronder Nobelprijzen. In de Nederlandse theaters is deze traditie naar onze mening ten onrechte onderbelicht gebleven. Veel voorkomende thema’s in de Caribische literatuur zijn het ver van huis wonen en werken van kostwinners en ook hoe mensen en hun families zich ver van hun geliefden handhaven.

Het stuk Jouw mooie kapitein vertelt van een Haïtiaanse man die als landarbeider op Guadeloupe werkt om er de kost te verdienen. Hij communiceert met zijn geliefde echtgenote in Haïti via cassettebandjes (een vorm van contact die veel voor komt bij mensen die niet geleerd hebben te lezen en te schrijven).
De vrouw horen we wel in de opvoering, maar we zien haar niet.



Datum: vrijdag 11 januari 2013,
Aanvang: 20.30 uur (zaal open 20.00 uur)
Duur: één uur
Entree: €10,-

Inleiding: Lucia Nankoe
Acteur: Maikel van Hetten
Vrouwenstem:  Izaline Calister
Techniek: Brian Maston en Ewald van Es
Muziek: Jacques Schwarz-Bart
Productie: José Komen

 

Klik hier om  kaarten te bestellen

Who More Sci-Fi Than Us?

Vrijdag 25 mei is de tentoonstelling Who More Sci-Fi Than Us, hedendaagse kunst uit de Cariben feestelijk geopend door Lucia Nankoe (literatuurwetenschapper/ publicist) met de speech: ‘Het Fort is ingenomen door Kunstenaars.’ 

Foto © Michiel van Kempen


Het Fort is ingenomen door kunstenaars

door Lucia Nankoe

De Caribische expositie die vanaf vandaag in Amersfoort van start gaat, is getiteld: Who more sci-fi than us. Deze titel verwijst naar een voetnoot uit een roman van de Dominicaanse schrijver Junot Diaz getiteld: Het korte en wonderbare leven van Oscar Wao. De hoofdpersoon uit het boek – Oscar – is verslingerd aan allerlei verhaalvormen zoals historische romans, games, stripverhalen, films, animatiefilms. Zowel oude als nieuwe vertellingen bekoren hem en maken hem mede daardoor tot een buitenstaander, een buitenaards wezen, die er ook fysiek anders uitziet dan zijn leeftijdgenoten. Oscar is zowel een held, als een anti-held.

De spelregels in deze roman zijn duidelijk: het fictieve verhaal wordt gehoord, maar in de kleine letters wordt het echte gruwelijk verhaal verteld over de geterroriseerde bewoners in de Dominicaanse Republiek onder het bewind van dictator Trujillio, tot zijn dood in 1961. De vorm van de vertelling voegt een adembenemende extra dimensie aan het werk toe.

“Who is more sci-fi than us” , zegt Junot Diaz. Zijn hoofdpersoon Oscar gaat regelmatig vanuit de V.S. Naar de Dominicaanse Republiek op familiebezoek. Hij geniet dan van de schoonheid van het eiland, maar in de suikerrietvelden ervaart hij ook de wrede kant van het dictatoriaal regime.

De titel van deze tentoonstelling Who is more sci fi than us vat in zekere zin de kunstwerken samen die hier tentoongesteld zijn. Het roept associaties op bij de gepresenteerde beelden. Hier kunnen we genieten van de verschillende kunstvormen en tegelijkertijd ‘lezen’ we het politieke en sociale verhaal dat daaraan ten grondslag ligt. Ook hier is sprake van meerdere lagen. Het grensgebied tussen fantasie en werkelijkheid wordt keer op keer onderzocht.

Een mooie illustratie van connotaties waarbij tekst en context nauw verweven zijn treffen we ook in het boek A Small Place van de schrijfster Jamaica Kincaid:

“You are a tourist and you have not yet seen a school in Antigua, you have not yet seen the hospital in Antigua, you have not yet seen a public monument in Antigua. As your plane descends to land, you might say, what a beautiful island Antigua is – more beautiful than any other islands you have seen -” Toeristen die de Caribische eilanden en het Caribisch gedeelte van het vasteland bezoeken, zien meestal slechts de buitenkant. De dubbelheid, de schijnbaar badinerende toon van bovenstaande alinea uit A Small Place, heeft een heftiger impact dan op het eerste gezicht lijkt.

Eenzelfde scherpe blik met een ondertoon van ironie, treffen we ook aan in de tekeningen, schilderijen, foto’s, sculpturen, films en animaties in deze tentoonstelling. Een gefragmenteerde verzameling, denkt u wellicht, maar bij denkers als Edward Braithwaite uit Barbados en Edouard Glissant uit Martinique staat het concept fragmentatie centraal in hun werk. De meer dan 30 kunstenaars hier aanwezig tonen hun veelzijdigheid in allerlei uitingsvormen. Beeldend kunstenaar Tony Monsanto uit Curaçao noemt één van zijn werken ‘créolité makes us strong’ waarmee hij reflecteert op de huidige tijd, zonder het pijnlijk verleden terzijde te schuiven.

Reeds eerder, dat wil zeggen aan het begin van de 20ste eeuw waren Caribische kunstenaars op zoek naar eigen uitingsvormen en smolten ze tradities uit andere continenten samen om zo hun eigen beeld van de omringende wereld te creëren. Om u maar enkele grootheden te noemen:

Aimé Césaire uit Martinique, de dichter die bejubeld werd door de Franse surrealist André Breton heeft de literaire scene van het Franstalig gebied grondig beïnvloed.

Léon-Gontran Damas bezingt met zijn poëtische creaties de Guyanese Bonis en Saramaccaners. Hier volgt een gedicht uit zijn bundel Névralgies:

Il n’est plus bel hommage
Il n’est plus bel hommage

à tout ce passé
à la fois simple
et composé
que la tendresse
l’infinie tendresse
qui entend lui survivre

Een liefdevol en teder beeld spreekt uit bovenstaand gedicht, een eerbetoon aan het verleden en om met één van de werken van Jungerman te spreken: Promise. Deze kunstenaar is een veelbelovende zoektocht aangevangen naar de relatie tussen abstract geometrische kunst en de esthetiek van de Marrons, de bewoners uit het binnenland van de Guyana’s.
De eerste Nobelprijswinnaar literatuur uit de regio Saint-John Perse, geboren in Guadeloupe, gebruikt in zijn poëzie schitterende beeldende taal. Of neem de andere Nobelprijswinnaar, de Trinidadiaanse V.S. Naipaul die in zijn klassiek geworden roman A House for Mister Biswas de Caribische verbeelding ons laat toespreken. Derek Walcott uit St. Lucia en Frankétienne uit Haiti beheersen de verbale kunst en schuwen evenmin de visuele uitingsvorm. Ze zijn zowel schrijver als schilder.
Kunstenaars maken ook meer gebruik van hun moedertaal, zoals beeldend kunstenaar en auteur Frankétienne, die schrijft in het Haïtiaans Creools. Edgar Cairo uit Suriname, schrijft in het Sranan, een Creoolse taal, die hij vermengt met neologismen die rechtstreeks naar zijn culturele erfenis verwijzen. Verschillende kunstdisciplines worden aan elkaar gekoppeld, waardoor een nieuwe taal ontstaat die meerdere lagen heeft.
In de tentoonstelling zult u kunsticonen aantreffen zoals Edouard Duval Carrié uit Haïti die ons keer op keer verrast met zijn kunstwerken. En wat te denken van de jongere generatie zoals Ebony Patterson en Renee Cox uit Jamaica, Wendell Mcshine uit Trinidad, Sheena Rose uit Barbados, Mario Benjamin uit Haïti en de veelzijdige Hew Locke uit Guyana? Deze generatie kunstenaars kiezen voor een nieuwe taal. Ze putten daarbij uit verschillend cultureel erfgoed. Remy Jungermann, Marcel Pinas, Charl Landvreugd – een mooi trio uit Suriname – maken daarbij gebruik van verschillende materialen o.a. metaal, hout, lappen katoen, blauwsel, pimbadoti.

De ketenen zijn afgeworpen en de taal van de kunsten wordt niet meer nageaapt. Het Fort is ingenomen door kunstenaars. Het Caribisch kunstenaarsschap brengt een gedurfd meesterschap voort en curatoren van musea deinzen er niet voor terug om deze authenticiteit te tonen.

Om de Surinaamse dichteres Joanna Schouten–Elsenhout te citeren:

Mi Dren
Yere mi sten

Lek’wan griyo e bari
A baka den bigi krepiston

Een lamento in versregels waarin een apocalyptisch beeld uit het verre of nabije verleden wordt geschetst. Op de tentoonstelling in Amersfoort is ‘The Afro-Curse Exorcizing Machine’ van Tirzo Martha hier een mooi visueel voorbeeld van.

“Who is more sci-fi than us”, zegt Junot Diaz. Schrijfster Pauline Melville uit Guyana verwoordt het zo: “Wij in dit deel van de wereld, koesteren een diepe wens voor de leugen, met al haar consequenties en verwikkelingen. Wij nemen de leugen serieus.” Escapisme wordt dan een stijlmiddel en de relatie tussen het fictieve en feitelijke discours blijkt versmolten te zijn. Alle denkbare schildersstijlen van abstract tot hyperrealistisch worden opgezocht en verkend. De grenzen vervagen en verrassen zoals in het werk van David Bade uit Curaçao, Ryan Daniel Oduber uit Aruba en Michael Mcmillan uit St Vincent.

Misschien kunnen we spreken van de kunstenaar als flexwerker, een flexkunstenaar, in zoverre hij dit niet altijd was, schijnbaar onbekommerd en toch zeer bewust, zigzaggend langs genres, disciplines, taal, stijl zonder enige beperking als een zeedier van eiland naar land. En als hij gevangen gehouden wordt dan nog is er een frisse impuls die op een overtuigende manier een visueel en tekstueel verhaal brengt.

Luistert u naar de dichter Nicolas Guillén uit Cuba met El Caribe uit El Gran Zoo:

En el acuario del Gran Zoo, nada el Caribe. Este animal marítimo y enigmático tiene una cresta de cristal, el lomo azul, la cola verde, vientre de compacto coral, grises aletas de ciclón. En el acuario, esta inscripción: «Cuidado: muerde».

Nogmaals: De Caraibe
In het aquarium van de Grote Dierentuin

zwemt de caribe.
Dit raadselachtig zeedier
heeft een kam van christal,
een blauwe rug, een groene staart,
zijn buik is van compact koraal
en hij heeft grijze vinnen
van cycloon.
Op het aquarium staat geschreven:
‘Pas op, hij bijt.’

Who is more sci-fi than us?

Gens de la Caraïbe et Maryse Condé

par Lucia Nankoe

Les sociétaires de Gens de la Caraïbe ont choisi pour l’année 2011, à l’image d’une soirée léwoz de mettre l’écrivaine Maryse Condé au centre d’une ronde de danseurs et joueurs de gwoka.

read on…

Krik? Krak! Kri, Kra!: Franstalige Caraïbische literatuur

door Els Moor

Suriname maakt deel uit van het Caraïbisch Gebied, op het vasteland van Zuid-Amerika. Waarom zijn wij niet Latijns-Amerikaans? Alle andere landen werden gekoloniseerd door Spanje of Portugal (Brazilië) en het Spaans of Portugees is er de taal. Frans-Guyana, Suriname en Guyana zijn gekoloniseerd door respectievelijk Frankrijk, Nederland en Engeland en de talen van die landen zijn er de officiële taal.

Deze drie landen horen dus bij de Caraïbische eilanden, die – met uitzondering van het Spaanstalige Cuba, de Dominicaanse Republiek en Puerto Rico – Frans, Nederlands of Engels zijn of waren. Met deze landen en eilanden heeft Suriname een stuk geschiedenis gemeen – met de Nederlandse Antillen ook de taal, hoewel het Papiaments daar een veel sterkere rol heeft dan het Sranan bij ons – en culturele kenmerken. Geen wonder dat ook de literatuur van de Caraïbische landen en eilanden veel gemeenschappelijks heeft wat betreft thematiek en in andere opzichten.

‘Krik? Krak!’ is de titel van een verhalenbundel van Edwidge Danticat (1969). Zij is afkomstig uit Haïti en woont in de Verenigde Staten. Kri, Kra! Proza van Suriname (1972) is een bloemlezing, samengesteld door Thea Doelwijt. ‘Krik? Krak!’, ‘Kri, Kra!’, het is de aanhef van orale tori, ook van Anansitori. De verteller riep het en de hoofden van de luisteraars gingen omhoog, Haïtiaanse, Surinaamse: Caraïbische!

Grote thema’s in de Caraïbische literatuur zijn onder andere: slavernij en koloniale geschiedenis, ras en kleur, klassentegenstellingen, Afrika, religie, identiteit, gender en de trek naar metropolen zoals Londen, Parijs, Amsterdam en de Verenigde Staten. Die thema’s herkennen wij ook.

In dit artikel richten we ons op de Franstalige Caraïbische literatuur, van Martinique, Guadeloupe en Frans-Guyana. Deze drie zijn nu delen van Frankrijk in tegenstelling tot Haïti dat in 1804 onder invloed van de Franse Revolutie al onafhankelijk werd en een totaal andere geschiedenis beleefde, vol machtswellust, onderdrukking, corruptie en armoede. De literatuur van Haïti is zeer interessant met figuren als René Depestre (1926), een dichter die in zijn werk evolueert van zeer militant tot beschouwend. In 2002 kwam in vertaling van René Smeets in Nederland een bundel uit met een keuze uit Depestres poëzie. Hij heeft om zijn werk in de gevangenis gezeten en woont nu in Zuid-Frankrijk. Voor ons is ook het werk van Edwidge Danticat belangrijk: gedichten, twee romans, en verhalen, geschreven in het Engels en vertaald in het Nederlands.

Maar het interessantst is het werk van Kettly Mars (1958). Ondanks gewaagde thema’s in haar romans, bijvoorbeeld over het schrikbewind van de Duvaliers, woont ze nog in Haïti en schrijft ze over de worsteling met het bestaan van haar landgenoten. Ze is een laureaat van het Prins Claus Fonds vanwege haar gedurfde onderwerpen. Haar laatste roman, Wrede seizoenen, speelt in de woelige jaren zestig, is in het Nederlands verschenen bij uitgeverij De Geus. Kettly Mars was aanwezig bij de presentatie; Lucia Nankoe ook. Zij is zeer enthousiast over de roman en ook over de schrijfster als mens.

Terug naar de literatuur van Martinique, Guadeloupe en Frans-Guyana. Die heeft een duidelijke indeling in periodes. Uiteraard eerst een orale fase. Veel van die verhalen zijn gelukkig overgeleverd en later vastgelegd. De slimme helden waren in de slaventijd vaak dieren. Zoals bij ons Anansi de slimmerik is, hebben Martinique en Guadeloupe hun Compé Lapin (konijn). Uiteraard zijn er ook laitori en odo overgeleverd. Dit zijn getuigenissen van slaven, die voor de rest niets achterlieten. In de tweede helft van de 19de eeuw ontstaat er een Antilliaanse poëzie, die later ‘hangmatliteratuur’ wordt genoemd, met suiker- en vanillegeur. Je zou ook kunnen zeggen ‘literair exotisme’, de natuur en samenleving gezien door een Franse bril. Langzaam maar zeker ontwaakte echter een bewustzijn van het eigene, van het neger zijn, met als oorsprong Afrika. In de twintiger jaren van de 20ste eeuw komen er lokale protestdichters, jonge anti-burgerlijke kunstenaars. Ze hadden via tijdschriften ook contact met Haïtiaanse kunstenaars. Die hadden relaties in de Verenigde Staten en zo bereikte hen de beweging van Amerikaanse zwarten, ‘Black is beautiful’, terug naar Afrika. Met als grote figuren Marcus Garvey en E. du Bois. Mede onder invloed hiervan ontstond de Négritude-beweging. Studenten in Parijs vonden elkaar en werden de grote dichters van de beweging: Leopold Senghor uit Afrika zelf, Aimé Césaire uit Martinique en Léon Gontran Damas uit Frans-Guyana.

Césaire is wel de grootste dichter van de Négritude. Hij had een brede visie en emotionele kracht. Zijn meest bekende werk is Cahier du retour au pays natale (Logboek van een terugkeer naar mijn geboorteland) in proza en poëzie. Behalve gedichten en proza schreef hij drama. Hij was auteur en politicus en werd burgemeester van Fort de France. De leukste is Léon Gontran Damas, die in zijn poëzie de spot drijft met de Franse burgerlijkheid. De Surinaamse dichter die al vroeg verwantschap toonde met de Négritude is Eugène Rellum (1896-1989). Zijn gedichten zijn vooral verwant aan die van Léon Gontran Damas uit ons buurland. Ook de Curaçaoënaar Frank Martinus Arion voelde zich aangetrokken tot de Négritude, getuige zijn bundel Stemmen uit Afrika (1957). De beweging ‘Wie Eegie Sanie’ zit eveneens op de lijn van ‘eigenheid’, zij het niet zo Afrikaans.

Na de Tweede Wereldoorlog is de terug-naar-Afrika-droom gaan slijten. Vooral opstandige jonge dichters en kunstenaars gaan begrijpen dat de Antillen een heel andere werkelijkheid vertegenwoordigen dan Afrika. De stroming Antillianiteit komt dan op. De centrale figuur hierin is Edouard Glissant (1928-2011), schrijver en dichter van Martinique. Zijn visie op de rol van de schrijver is: meewerken aan de genezing van een zieke maatschappij. Geëngageerde literatuur dus. Schrijvers zoeken naar het ware gezicht van hun land. Het verleden blijft een belangrijk thema, ook kleurvooroordelen, het leven op het platteland en de trek naar de stad.

Belangrijke schrijvers van de moderne Franstalige Caraïbische literatuur – van wie de werken in het Nederlands zijn vertaald – zijn Maryse Condé (1936) uit Guadeloupe, het echtpaar Simone en André Schwartz-Bart (zij van Martinique, hij Fransman van joodse afkomst), en Patrick Chamoiseau (1953) van Martinique. In de komende maanden zullen we werk van hen bespreken. Vooral ook in verband met keuzes ‘voor de lijst’ van de scholieren. Mijn favoriet is De oude slaaf en de bloedhond (2001) van Patrick Chamoiseau, uitgegeven door De Geus in de vertaling van Eveline van Hemert (die naar Suriname kwam om Surinaams-Nederlands te leren en dat gebruikte bij haar vertaling van het gecreoliseerde Frans van Chamoiseau). Lucia Nankoe is de samensteller van de bundel met Caraïbische verhalen, De komst van de slangenvrouw en andere verhalen van Caribische schrijfsters (Van Gennep-Novib-Ncos, 1998). Een herdruk is gewenst, want het is inspirerende leesstof voor iedereen die wil kennismaken met de Caraïbische literatuur.

Lucia Nankoe in gesprek met Hein Eersel

De Caribische literatuur in tekst en context in Galerie Sukru Oso

Op donderdag 26 januari organiseerden de heren dr. Hein Eersel, mr. Carlo Jadnansing en dr. mr. Edwin Marshall een causerie over de Caribische literatuur. De gastspreker was Lucia Nankoe. Zij trad in dialoog met Hein Eersel en het publiek.

De dialoog begint met de vraag van Hein Eersel, taalkundige, aan Nankoe welke literatuur gerekend mag worden tot de Caribische literatuur. Nankoe laat duidelijk blijken dat zijn geen voorstander is om de Caribische literatuur in te delen vanuit een geografisch optiek. Deze kenner van de Caribische literatuur kiest evenmin voor een historische indeling.

Volgens Nankoe is de tijd aangebroken om naar stromingen te kijken, want achter deze stromingen gaan ook veel ideeën, gedachtes en verwachtingen schuil. “Er moet eerder gekeken worden wat er is geschreven en welke stromingen aanwezig zijn”, vindt deze literatuurwetenschapper. Heel duidelijk en met veel enthousiasme onderbouwt Nankoe haar mening. Zo vrij als een vis zich in het water voelt, zo vrij en boeiend vertelt Nankoe over de geschiedenis van de Caribische literatuur waarin de vele literaire stromingen aan de orde komen. Zij geeft veel voorbeelden van schrijvers die thuishoren bij de verschillende stromingen. Ook worden de thema’s bij elke stroming kort belicht.

De Négritude

Zij begint met de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw waarin auteurs uit de verschillende Caribische eilanden toentertijd Afrika idealiseerden. Alles wat Caribisch Gebied was, was Afrika. Afrika was het moederland, Europa, Azië enz. telde niet mee. Frank Martinus Arion met zijn boek Stemmen uit Afrika is een duidelijk voorbeeld hiervan.

Er was een opkomst van auteurs die zich in een beweging, de Négritude, bundelden met name uit het Frans Caribische eiland Martinique. Deze Négritude-schrijvers stelden Afrika centraal in hun werken.

Gedurende de dialoog kwam Nankoe enkele keren terug op het thema Afrika. “Wat je ziet in de Caribische literatuur is aan het begin van de twintigste eeuw en zeker in Londen en met name Parijs dat er studenten uit de verschillende koloniën bijeenkomen.” Deze aanstaande ‘zwarte’ intellectuelen gaan op zoek naar hun verleden. Uit Martinique is bekend geworden Aimé Césaire (Martinique, 26 juni 1913-17 april 2008). Uit Frans-Guyana kwam Léon-Gontran Damas (28 maart 1912-januari 1978). Uit Afrika, Senegal, Léopold Sédar Senghor (9 oktober 190620 december 2001), die later ook nog president wordt. Zij richtten de Négritude-beweging op.

Deze beweging is volgens Nankoe heel erg belangrijk in de literaire geschiedenis van het Caribische Gebied. Er ontstaat zodoende een link tussen Frans-Guyana (Damas) en de rest van de Frans Caribische eilanden (o.a. Cesairé) en een link met Afrika via Senghor. Afrika werd geïdealiseerd, het moederland, maar dit was de eerste aanzet om het Caribische Gebied te herwinnen of te hervinden. Een belangrijke thema hierbij was het idealiseren van de zwarte vrouw. Alle zwarte personages in hun werken waren de mooiste vrouwen of zwarte godinnen. De gedichten van René André de Rooy (Paramaribo, 1917) staan bekend om de verheerlijking van de zwarte vrouw.

Négritude in Suriname: een voorbeeld

Met deze thematiek (Négritude) toonde ook de Surinaamse Eugène Rellum zich verwant aan dichters uit de négritude-beweging en dan met name met de van Cayenne afkomstige Léon Gontron Damas. Een van de bekendste gedichten over de Surinaamse neger zou ‘Negerschap’ worden:

Negerschap
is als bloeiende vanille
hoog in de bomen van het bos;
in wijde omtrek
laat de geur niemand los,
hij dwingt een ieder
om naar hem
omhoog te kijken


Antillanité

Langzamerhand verandert de ‘Back to Africa’-gedachte in de Antillianiteit (Antillanité) met als bekende schrijver Edouard Glissant (21 september 1928 3 februari 2011). Hij is de absolute grote denker die pleit voor het Antilliaan zijn. Daarom moet, volgens Nankoe, deze schrijver uit Martinique zeker op de leeslijst voorkomen van studenten. “Wij zijn niet meer Afrika, India, en China, wij zijn Antillianen! Daar schrijft Glissant over.”

In Suriname lijkt gedurende de jaren ‘60 en de eerste helft van de jaren ‘70 het merendeel van alle schrijvers – en zeker van alle dichters – er zich terdege rekenschap van gegeven te hebben dat hun inzet een ernstig en concreet realiseerbaar doel diende: de strijd voor de onafhankelijkheid van Suriname! De maatschappelijke betrokkenheid van auteurs was ook altijd groot, maar vanaf het einde van de jaren ‘60 zijn alle maatschappelijke ontwikkelingen praktisch van dag tot dag te volgen in vooral de poëzie. De auteurs identificeerden zich met hun land in de meest letterlijke zin. Eugène Rellum:

Sranan na mi,
mi na Sranan.
Suriname ben ik;
ja, ik ben Suriname.
In dit opzicht was de literatuur van Suriname helemaal in lijn met de massa van niet-westerse letteren.

Creolité

Vervolgens komt de nieuwe generatie van auteurs. Hun stroming wordt de la Creolité genoemd. Bekende auteurs zoals Patrick Chamoiseau (Martinique, 1953), Jean Bernabé (Martinique, 1942), Raphaël Confiant (Martinique, 1951). “Dat zijn drie wilde jongens die gigantische veel schrijven. Zij schrijven niet alleen gedichten en of romans. Zij gaan verder. Zij probeerden bepaalde gedachtegoed te verwoorden”, weet Nankoe dit op een humorvolle manier het publiek mee te delen.

In het Frans Caribische Gebied komen de auteurs op het punt dat de natuur belangrijk werd. Uit de andere taalgebieden zou er een raakvlak getrokken kunnen worden om te kijken welke auteur binnen deze stroming past, “want er zijn nog steeds mensen die leven vanuit de literaire ervaring met de Afrika-gedachte”’, eveneens met de ‘India-gedachte’”, volgens Nankoe.

“Dit betekent dus dat de we het Caribisch Gebied de indeling van letterkunde in talen zouden moeten loslaten, concludeert Eersel. “Een regio met een eigen cultuur, een eigen geschiedenis die tot uitdrukking komt in minimaal vier talen: het Engels, het Spaans, het Nederlands en het Frans. Nankoe vult aan, dat tegenwoordig ook het Frans Creools een erkende taal is. Vooral Haïti schijnt hele goede schrijvers in deze taal voort te brengen.

Thema’s

De thema’s die vaak dan nog aan de orde komen zijn: het slavernijverleden, de koloniale geschiedenis, ras, kleur, exodus naar de metropool etc. Eersel geeft een mooi voorbeeld van de Cubaanse dichter Nicolás Guillén (Nicolás Cristóbal Guillén Batista, 10 juli 190216 juli 1989). In een van zijn mooiste gedichten ‘Balada de los dos abuelos’ probeert hij een duidelijke tegenstelling tussen blank en zwart op te lossen in het mulat zijn.

Ook de klassentegenstellingen komen aan de orde. De Surinamer Dobru heeft het over de bakadyari. Dobru doorbreekt het taboe door het naar buiten brengen van het leven op de bakadyari (achtererven) te beschrijven. Maar niet dit alleen, hij doorbreekt ook het taboe op winti en dat is zeker een groot verdienste van deze grote Surinaamse dichter geweest!

Tekst en context

Nankoe vervolgt haar gesprek door te vertellen dat auteurs op gegeven moment naar de metropool (moederland) gaan: Parijs, Londen en Amsterdam. Zij geraken ver weg van de Caribische ervaring. De vraag is in hoeverre zijn deze auteurs nog Caribische auteurs. Als voorbeeld wordt de jonge schrijver Karin Amatmoekrim genoemd. Deze schrijfster is geboren in Suriname, maar is opgegroeid in Nederland. In hoeverre is zij nog een Surinaamse auteur? Want in sommige romans zijn deze auteurs weggeraakt van de Caribische context, want hun verhalen spelen zich dan ook in Europa af.

En als je ver weg bent geraakt van de Caribische cultuur, ben je dan nog een Caribische auteur of een Nederlandse auteur?, werpt Nankoe deze vraag op aan de aanwezigen. Misschien een leuk onderwerp voor een volgende causerie! Nankoes babbeltje in Sukru Oso heeft ongetwijfeld zelfs de aanwezige leek in de Caribische literatuur op deze avond absoluut een interessant beeld over de Caribische literatuur gegeven!

[uit DWT, 28 januari 2012]

Donner gebelgd over Nankoe tijdens causerie

Op 26 januari organiseerden prominente cultuurkenners een causerie over Caribische Literatuur in Sukro Oso. Gast hierbij was drs Lucia Nankoe. Zij is een kenner van vooral de Franstalige Caraibische literuur en doceert deze thematiek in Nederland. Nankoe was in gesprek met Hein Eersel, taalkundige. Don Walther, die de causerie bezocht, ergerde zich over het feit dat Lucia Nankoe, geen Surinaamse boeken besprak en ook geen aanbevelingen wilde doen in deze richting. Het publiek kon zich in het algemeen hierin terugvinden. Inmiddels heeft Donner zijn ergernis verwoordt in een internetschrijven, waarbij hij Nankoe een ‘krabbenmentaliteit’ verwijt. De stoom die Donner blaast, kan een indicatie zijn dat er in inderdaad in Suriname zelf meer discussie moet komen over de producties van Surinaamse schrijvers en hun positie in het literaire en maatschappelijke veld.

[S’77 Info]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter