blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: migrantenliteratuur

Verhalensalon over migratie

Bent u recentelijk of langer geleden als expat, studie- of kennismigrant of om andere
redenen naar Nederland gekomen? Of hebt u ooit (als expat) in het buitenland gewoond en bent u weer teruggekeerd naar Nederland? Neem dan deel aan een inspirerende verhalensalon!

Op zaterdag 5 februari 2011 verzorgt Yvette Kopijn in het kader van de tentoonstelling The Unwanted Land een Verhalensalon. Deze vindt plaats in het Museum Beelden aan Zee in
Scheveningen, Den Haag en is vanaf Den Haag Centraal en Den Haag Hollands Spoor goed te bereiken met de tram. De verhalensalon duurt van 11.00-14.00 uur. Deelname is gratis. (zie http://www.beeldenaanzee.nl/). En natuurlijk kunt u ook de prachtige collectie van het Museum Beelden aan Zee bewonderen.

In de Verhalensalon staat het migratieverhaal centraal. Aan de hand van foto’s en meegebrachte voorwerpen praten we over het vertrek uit het geboorteland en de aankomst en het settelen in Nederland. Ook staan we stil bij thuiskomen en belonging: waar hoor ik thuis? wat zie ik als mijn thuis? en wat heb ik gedaan om voor mijzelf (en mijn kinderen) een nieuw thuis te creëren? Er is plaats voor maximaal 15 personen, dus wacht niet en meld u nu aan! Neem foto’s mee naar de Verhalensalon, het liefst van de dagen voor vertrek, de aankomst en de eerste periode in het nieuwe land. En/of een persoonlijk, dierbaar voorwerp dat u mee wilde nemen toen u uit uw geboorteland vertrok. Voertaal Nederlands en Engels.

Hoe kunt u zich aanmelden?
Per e-mail naar sumterprojecten@gmail.com met daarin de volgende gegevens: uw/jouw persoonlijke gegevens (naam, adres, woonplaats, telefoonnummer, e-mail). Yvette Kopijn zal u vervolgens persoonlijk benaderen.

Wie is Yvette Kopijn?
Yvette Kopijn werd in 1966 geboren uit een Indische vader en een Nederlandse moeder. Ze werd geboren op Aruba (Nederlandse Antillen) en kwam als 4-jarig meisje naar Nederland. Inmiddels is ze moeder van twee prachtige jongens. Als oral historian verzamelt ze al meer dan 10 jaar levensverhalen van migrantenouderen en hun (klein)kinderen. In 2006 werkte ze samen met Helen Sumter aan de website http://www.haargeschiedenis.nl/: een website met levensverhalen van migrantenvrouwen en hun (klein)dochters. In 2008 verscheen van haar hand Stille Passanten (KIT publ.), een boek met levensverhalen van Javaans-Surinaamse ouderen in Nederland. Op 27 november 2010 werden verscheen een nieuw boek Migratie en Cultureel erfgoed: Javaanse Verhalen in Diaspora (uitg. KITLV) en een website(http://www.javanenindiaspora.nl/) met levensverhalen van Javanen, dit keer verzameld in Suriname, Indonesie en Nederland. Naast deze verhalenprojecten en de verhalensalons werkt Yvette aan de afronding van een proefschrift met levensverhalen van drie generaties Javaans-Surinaamse vrouwen in Nederland. Dit boek wordt medio 2012 verwacht.

Herinnering aan Holland

[De 14-jarige Afghaanse Sahar blijft vooralsnog in Nederland. Onze medewerker Hendrik Marsman houdt haar de navolgende beschouwing voor.]

Denkend aan Holland
zie ik breede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan,
rijen ondenkbaar
ijle populieren
als hooge pluimen
aan den einder staan;
en in de geweldige
ruimte verzonken
de boerderijen
verspreid door het land,
boomgroepen, dorpen,
geknotte torens,
kerken en olmen
in een grootsch verband.
de lucht hangt er laag
en de zon wordt er langzaam
in grijze veelkleurige
dampen gesmoord,
en in alle gewesten
wordt de stem van het water
met zijn eeuwige rampen
gevreesd en gehoord.

‘Spelen kan alleen in je moedertaal’

Fouad Laroui – vijf romans in de ramsj – over zijn twee Goncourt-nominaties in Frankrijk

door Birgit Donker

Fouad Laroui schrijft in het Frans, maar is Nederlander, vertelt hij Birgit Donker. „Toen ik als jongetje naar school ging in Casablanca, was mijn vader verdwenen en had mijn moeder drempelvrees.”.

De Nederlandse schrijver Fouad Laroui werd afgelopen jaar twee keer genomineerd voor de Prix Goncourt, de hoogste literaire onderscheiding in Frankrijk. Met zijn novelle Le jour où Malika ne s’est pas mariée (vertaald als De dag dat Malika niet trouwde) en met de roman Une année chez les Français (Een jaar onder de Fransen), die volgend jaar in het Nederlands verschijnt. Nooit eerder werd iemand twee keer in één jaar genomineerd voor de prestigieuze prijs. Nooit eerder werd een Nederlander genomineerd.

„Fantastisch!” vindt Laroui de nominaties. „Des te fantastischer omdat ik geen lobby of netwerk heb in Frankrijk. Ik zit gewoon thuis in de Sarphatistraat vier hoog, ik werk aan de Universiteit van Amsterdam, en dan twee keer genomineerd in Parijs.” Laroui vermoedt dat Fransen zijn stijl interessant vinden omdat die humanistisch is en warm, zeker vergeleken bij het nihilisme van Michel Houellebecq die uiteindelijk won. „Veel commentatoren zeiden dat ik de prijs had moeten winnen en niet Houellebecq met zijn kille, ‘deprimistische’ standpunt. Het is te gemakkelijk om te zeggen ‘het leven heeft geen zin’.”

Afgelopen jaar gingen eveneens de Nederlandse vertalingen van Laroui’s eerste vijf boeken in de ramsj. De reden is dat hij zijn uitgever Van Oorschot inruilde voor De Geus. Dat deed hij omdat Van Oorschot zijn boeken niet wilde uitbrengen als goedkope pocket. „Mensen konden daarom mijn romans niet vinden. En mijn studenten konden ze niet betalen.” Prompt deed Van Oorschot zijn resterende romans in de uitverkoop. Laroui begrijpt het wel. „Wouter [van Oorschot] was heel eerlijk. Hij zei: wat gaan we doen met je boeken?” De schrijver kan er om lachen: nu zijn zijn romans eindelijk voor 5 euro te verkrijgen.

Fouad Laroui praat met evenveel passie als hij schrijft. Hij zwaait met zijn handen en zet een lage stem op als hij iets wil benadrukken. Bijvoorbeeld als hij vertelt hoezeer hij zich verbonden voelt met Nederland. We spreken elkaar in Parijs, waar Laroui is voor een reünie met vrienden. Maar hij wil absoluut niet de indruk wekken dat hij voortdurend in Frankrijk is. Hij zegt: „Ik ben een Ne-der-land-se schrijver, die toevallig in het Frans schrijft. Ik ben betrokken bij Nederland, ik zit in het bestuur van de Erasmusprijs.” En hij herhaalt nog maar eens: „Ik woon in de Sarphatistraat, de mooiste straat ter wereld.”

In 1990 kwam Laroui, 32 jaar oud, naar Nederland om te promoveren. Hij leerde zichzelf Nederlands door iedere ochtend de Volkskrant te lezen met een woordenboek ernaast. En door iedere avond soaps te kijken en die hardop te herhalen. „Ik hou van je, schreeuwde ik de televisie na. En ik niet van jou!” Mensen die jarenlang hier wonen en geen woord Nederlands leren verwijt hij minachting voor de taal.

Dichtbundels
Zijn romans schrijft Laroui in het Frans. Hij kan zich niet anders voorstellen. „Als je met een taal wilt spelen, dan moet dat toch je moedertaal zijn.” Uitdrukkingen bijvoorbeeld blijven lastig in het Nederlands. „Ik heb lang gezegd: de boom uit de kat kijken.” Zijn wetenschappelijk werk schrijft hij in het Engels. In het Nederlands verschenen twee dichtbundels. „Het blijkt wel mogelijk dingen te beschouwen in een taal die niet je moedertaal is.”

Sinds in 1996 zijn eerste roman verscheen, publiceert Laroui ongeveer een boek per jaar. Zijn nieuwste manuscript, een verhandeling over ‘het linguïstieke drama van Marokko’, is alweer af. „Ik schrijf snel”, verklaart hij. „En ik ben laat begonnen, op mijn 36ste.” Zijn stijl is een combinatie van directheid, verwondering en magie. In een verhaal kan zo maar een wandelstok in het niets oplossen. Terugkerend thema is het leven tussen twee culturen. „Daar heb ik zelf van kindsaf ervaring mee. Ik ging op mijn tiende naar het Franse lyceum in Casablanca, maar ik woonde in een volksbuurt.”

Wordt hij in Frankrijk genomineerd voor de hoogste prijzen, in Nederland is Fouad Laroui minder bekend dan Marokkaans-Nederlandse schrijvers als Abdelkader Benali, Hafid Bouazza en Naima El Bezaz. Hij is niet jaloers. „Het zijn allemaal vrienden van me. Ik beschouw me ook niet als lid van die groep, omdat ik in het Frans schrijf. In Nederland kan ik niet meedingen naar de grote prijzen. Daarom blijft erkenning uit. Natuurlijk zou ik graag het succes hebben van Abdelkader en het hoge aanzien van Bouazza. Maar ik vind het ook niet erg, dat ik dat hier niet heb.”

In de tijd dat hij in Nederland woont, zag Laroui de houding ten aanzien van Marokkanen veranderen. „In 1990 was het interessant en hip om Marokkaan te zijn, nu niet meer.” Die verschuiving zie je volgens hem terug in de kaften van de boeken van Marokkaans-Nederlandse schrijvers. „Toen Marokkanen nog werden gezien als verrijking, waren die boekomslagen een beetje oriëntaals. Maar kijk nu naar de omslag van Vinexvrouwen van Naima El Bezaz, daar is niets oriëntaals meer aan!”

Laroui schreef in 2006 een essay over het islamisme. Hij maakt een verschil tussen godsdienst, die altijd met anderen te maken heeft en die mensen uitsluit, en geloof, dat particulier is. Zijn boek is een aanval op ouderwetse godsdienstaanhangers, die niet het individu centraal stellen. Laroui heeft spijt dat hij niet duidelijker heeft gemaakt dat zijn redenering geldt voor iedere religie. „Als ik in discussies kritiek had op de islam, zeiden ze ‘dat is zo waar, je bent zo moedig’. Mijn grote desillusie was dat als ik het wilde hebben over de status van vrouwen bij de SGP of bij ultraorthodoxe joden, iedereen verstijfde, en zei: ‘Dat is niet hetzelfde. Het joods-christelijke geloof is anders want wij hebben de Verlichting meegemaakt’.’’ Hij verheft zijn stem: „Maar dat klopt niet, want de Verlichting was juist tégen religies.”

Wat hem overkwam lijkt op het ontroerende verhaal ‘De antenne van Belbal’, waarin Laroui beschrijft hoe de Marokkaanse hoogleraar Belbal, die is uitgenodigd in een Nederlands praatprogramma, wil vertellen waarom zijn ouders als eersten in hun dorp een televisie kochten. De interviewer trekt onmiddellijk de conclusie dat Belbals ouders hem verre wilden houden van de verderfelijke invloed van tv, terwijl dat helemaal niet is wat de wetenschapper wil vertellen. Zo wordt Laroui zelf ook vaak in een hoek gedrongen. „Het grote misverstand is dat je Fouad heet en daarom geen wetenschappelijke benadering van religie zou kunnen hebben.”

Leerstoel
Op de vraag of hij in de eerste plaats wetenschapper is of schrijver, barst Laroui uit: „Allebei evenzeer. Maar het speelt me parten. Als ik op een leuke baan solliciteer, zeggen ze ‘u doet zoveel verschillende dingen, dat kan niet!’ Enerzijds wordt gezegd dat er meer interdisciplinariteit moet zijn, maar het hoogleraarschap interdisciplinariteit is er nog steeds niet. Die leerstoel zou ik graag bekleden.”

Laroui’s boeken worden ook in Marokko gelezen, hoewel dat erom heeft gespannen. Zijn eerste roman lag in 1996 een paar maanden bij de censuur. „Ze wisten niet of ik voor of tegen het regime was. Toen zei mijn Franse uitgever tegen de censuur: als intelligente mensen als u het al niet weten, dan weet de massa het zeker niet. Daarop mocht het boek verkocht worden.” Zijn moeder leest alles: „Dan zegt ze, Fouad, dat en dat klopt niet, zo ging het niet. Dan antwoord ik: moeder, het is een roman.”

Zijn vader, die actief was bij de vakbond, verdween toen Laroui negen was – een gegeven dat hij verwerkte in zijn debuutroman De tanden van de topograaf (1998). Laroui was de laatste die zijn vader zag. „Zijn bruine sandalen, dat herinner ik me nog.” Het heeft hem geleerd, zegt hij, dat het geen leuke wereld is, waarin mensen zo maar kunnen verdwijnen. „Pas toen ik in Nederland kwam, vond ik weer het gevoel van rust: hier kan me niets gebeuren.” De Marokkaanse overheid heeft later compensatie aangeboden, maar die wilde hij niet accepteren.

Zijn moeder, vertelt hij, kon het verlies van haar man nauwelijks aan. Ze durfde een jaar lang haar huis niet uit. „Dat was mijn verhaal, toen ik als jongetje van tien naar de Franse school in Casablanca ging: een vader die verdwenen was en een moeder met drempelvrees. School gaf me houvast, vooral de getallen. Ik verloor me in de geometrie, want daarin is alles voorspelbaar en op zijn plek. Daar gaat Une année chez les Français over. Daarom vind ik het ook zo aangrijpend dat ik voor dat boek ben genomineerd voor de Prix Goncourt. Dat jongetje van tien met dat rare verhaal, dat ben ik.”

Fouad Laroui’s Het tragische einde van Philomene Tralala, Kijk uit voor parachutisten, De uitvinding van God en andere verhalen, Judith en Jamal en De tanden van de topograaf kosten 5 euro bij diverse ramsjboekhandels.

Fouad Laroui (1958, Oujda) studeerde wis-, en natuur- en daarna bouwkunde in Parijs. In 1990 kwam hij naar Nederland om te promoveren in de econometrie, in 1995 werd hij Nederlander. Laroui doceerde milieu-economie aan de Vrije Universiteit en Arabische cultuur aan de Universiteit van Amsterdam. Nu doceert hij Franse letterkunde aan de UvA. „Maar ik probeer nog steeds alles bij te houden op het terrein van wis- en natuurkunde.” In 1996 debuteerde hij met de roman De tanden van de topograaf. Er volgden vijf romans en een paar verhalenbundels en essays, waaronder het humoristische Vreemdeling: aangenaam. Laroui schreef twee dichtbundels en twee kinderboeken. „Met die kinderboeken voel ik me een kleine bedrieger, want ik heb geen kinderen. Ik moest zelfs bij vrienden informeren of kinderen van vijf al kunnen praten.”

[uit NRC Boeken, vrijdag 31 december 2010]

 

Website Vijf Eeuwen Migratie in Nederland

De feestelijke lancering van de website Vijf eeuwen migratie in Nederland vindt plaats op zondag 28 november 2010 in het Spoorwegmuseum in Utrecht.

De laatste vijfhonderd jaar hebben vele migranten een nieuw bestaan opgebouwd in Nederland. Deze migratiegeschiedenis is nu vastgelegd op een even informatieve en persoonlijke als spannende website, getiteld www.vijfeeuwenmigratie.nl. Op 28 november a.s. wordt de site gelanceerd tijdens een wervende bijeenkomst over migratie, geschiedenis en erfgoed. De website is een gezamenlijk project van het Centrum voor de Geschiedenis van Migranten (CGM), de Samenwerkingsverbanden van het Landelijk Overleg Minderheden (LOM) en het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG). Projectcoördinator is Mila Ernst, het project is verder opgezet door Annemarie Cottaar (CGM), Leo Lucassen (Universiteit Leiden), Susan Leclercq en Erhan Tuskan.
.

Programma

13.30-15.00 Workshop Migratierecht door Betty de Hart en Kees Groenendijk van Centrum voor Migratierecht Radboud Universiteit Nijmegen. U bent welkom in de Bedrijfsschool van het Spoorwegmuseum, waar twee experts u alles uitleggen over het omstreden fenomeen van de dubbele nationaliteit en over de relatie tussen integratie en naturalisatiebeleid. De workshop is toegankelijk voor iedereen die meer wil weten over de grenzen van het beleid. Voor aanmelding: Astrid Verburg: ave@iisg.nl (graag vermelden ‘workshop’) of telefoon 020 66 85 866.

Vanaf 15.30 vindt de feestelijke lancering van de nieuwe landelijke website over de geschiedenis van migratie naar Nederland plaats
15.30 Inloop in de Bedrijfsschool
16.00 Welkom door Aydin Akkaya, coördinerend voorzitter van de LOM-samenwerkingsverbanden
Prof.dr. Leo Lucassen, voorzitter Centrum voor de Geschiedenis van Migranten, over de feiten en fictie rond het thema migratie
Sladjana Labovic en Fidan Ekiz, beiden programmamaakster en journalist, interviewen Lucia Lameiro, directeur stichting Lize, en journaliste Naeeda Aurangzeb aan de hand van persoonlijke foto’s over hun familiegeschiedenis
Gesproken column van journalist Will Tinnemans over 30 jaar Migratiedebat

17.30 Lancering website door CDA Tweede Kamerlid Kathleen Ferrier

Presentatie: Naima Azough

Aansluitend is er gelegenheid tot het nuttigen van een drankje – met mediterrane hapjes – begeleid door de klanken van DJ Ishtar. Neem zelf een (digitale) oude foto mee of een foto van een voorwerp rond de migratiegeschiedenis van uw familie en voeg dat ter plekke toe aan de website.

Aanmelden is absoluut noodzakelijk: info@vijfeeuwenmigratie.nl of telefoon 020 66 858 66 (Astrid Verburg).
Voor de route naar het Spoorwegmuseum, zie http://www.spoorwegmuseum.nl/.

The Yard: een ander beeld van het hedendaagse Curaçao

door Quito Nicolaas

Als je voor het eerst de roman The Yard in handen hebt, deze omdraait en weer op de titel en op de omslag focust; dan denk je al gauw dat het om een doodeenvoudig roman gaat. Maar niets is minder waar. Het is een roman die een thema uit de Curaçaose sociale geschiedenis behandelt, maar dan op een geheel andere manier. Doorgaans lees je een Antilliaanse roman, waarbij soms de werkelijkheid verkracht wordt en de realiteit met de mantel der liefde wordt bedekt. In The Yard heeft de auteur Joseph Hart er voor gekozen om een dwarsdoorsnee van de Curaçaose maatschappij te geven en bepaalde gevoelige kwesties niet uit de weg te gaan.

Het verhaal begint met de herinneringen van Armani, die droomde van een nieuwe toekomst voor haar eiland. Opgegroeid in een van die steegjes in Otrobanda, werd zij door haar oma bijgepraat en zag Armani de verpaupering om zich heen vorm krijgen. Een van die verhalen was die over Shon Janchi’s yard, die haar deed besluiten om actie te voeren voor het behoud van het cultureel erfgoed op het eiland.

Haar zoektocht leidde tot het voeren van diverse gesprekken, bijeenkomsten met actievoerders en een confrontatie met zichzelf. Het is niet de eerste roman die de grondpolitiek als subthema heeft, maar het is wel de eerste die de belangenverstrengelingen bloot legt. Op de achtergrond lees je onder andere over Armani Afrikaanse expeditie en Damian, een neef van Armani, die haar zwanger had gemaakt en zelf ook politieke ambities koestert.

De roman dient echter niet gelezen te worden als een blauwdruk voor het voeren van actie. Vanuit een verschillend perspectief, laat de auteur zien wat de verschillende personages moesten ondergaan en welke offers zij moesten opbrengen. Ook belicht hij de machtsstructuren, de rol van de media en die van de overheid.

Joseph Hart doet met zijn roman een poging om de zwarte pagina uit het slavernijverleden definitief te sluiten en nu het magische datum van 10-10-10 voor de deur staat, met een frisse kijk de wereld te omarmen. In dat opzicht rekent de auteur af met langslepende veronderstellingen,onderliggende vooroordelen, tegenstellingen en koloniale retenties in een verdeelde samenleving.

De personages zijn allen goed geconstrueerd en komen goed tot leven. De karaktereigenschappen zijn aardig uitgediept en maakt van hen een mens van vlees en bloed. Iedere personage kent een scala aan eigenschappen en tegenstrijdigheden in hun karakter, die tot uiting kwam in hun temperament en gevoelsleven. De emotionele momenten zijn goed gedoseerd en door het verhaal heen verspreid.

Het verhaal dat ingebed ligt in een gecompliceerde verhaalstructuur, o.a. het feit dat achteraf blijkt dat Armani al die tijd eigenaar is geweest van Shon Janchi’s woning, maakt het eenmaal een geslaagd roman. Er is door de auteur goed nagedacht over de opzet en uitwerking van het verhaal.

De auteur laat door zijn manier van schrijven blijken dat hij geen verteller is die een oppervlakkig verhaal weet te vertellen. Hij is een schrijver die alle detailles weet te beschrijven, ofschoon het verhaal af en toe de vorm krijgt van een essay en minder die van een literair werk.

Anders is zijn beschrijving van de tweede en derde generatie migranten op het eiland en hun betrokkenheid in de samenleving. De manier waarop de auteur dat in zijn verhaal betrekt is prima, maar het kan ook stigmatiserend werken. Voor sommigen is deze roman pijnlijk, voor anderen is het verhelderend en bevestigend in hun oordeel. Het is in elk geval een verhaal dat inzoomt op de verworven Curaçaose identiteit.

Titel: The Yard
Auteur: Joseph Hart
Uitgeverij: Free Musketeers
Omv: 208 p.
ISBN: 978-90-484-0989-1

Hybride humor

Hybrid Humour; Comedy in Transcultural Perspectives is an interdisciplinary and transcultural study of comedy in a pan-European perspective that include East, West, and Southern European examples. These range from humour in Polish poetry via jokes about Italian migrants in English-speaking TV commercials to Turkish comedy, literature and cartoons in Germany, Turkish, Surinamese, Iranian and Moroccan literary humour in the Netherlands, Beur humour in many media in France, and Asian humour in literature, film, and TV series in Great Britain. The volume is prefaced and informed by contemporary postcolonial theories that show humour not as an essential quality of each particular culture or as a common denominator of humanity, but as a complex structure of dialogue, conflict, and sometimes resolution. The volume is of interest for students and scholars of Comparative Literature, Cultural Studies, and Media Studies as well as for students and experts in the cultures and literatures that are covered in the collection of essays. It is relevant for courses on globalisation, migration, and integration.
.

Table of Contents

Graeme Dunphy and Rainer Emig: Introduction
Alexander Wöll: Hybridity and Humour in Modern Polish Literature
Delia Chiaro: Laughing At or Laughing With? Italian Comic Stereotypes Viewed From Within the Peripheral Group
Michiel van Kempen: Dutch Tulips in Unexpected Colours: Humour in Dutch Migrant Writing: Kader Abdolah, Sevtap Baycili, Khalid Boudou, Edgar Cairo
Hédi Abdel-Jaouad: Beur Hybrid Humour
Graeme Dunphy: Cold Turkey: Domesticating and Demythologising the Exotic in the German Satires of Sinasi Dikmen, Muhsin Omurca and Django Asül
Rainer Emig: The Empire Tickles Back: Hybrid Humour (and Its Problems) in Contemporary Asian-British Comedy
Notes on Contributors

The editors

Graeme Dunphy is lecturer in English at Regensburg University, Germany. His interests include Scotland, Germany, the Netherlands, Literature, Medieval Studies, Historical Linguistics, and Migration Studies. He has published widely on Medieval and Baroque Literature as well as on migrant literature.Rainer Emig is professor of English Literature and Culture at Leibniz University Hanover, Germany. His main interests are English Literature and Culture of the 19th and 20th century, contemporary culture, and Literary and Cultural Theories, including postcolonial approaches and Gender Studies.

Hybrid Humour; Comedy in Transcultural Perspectives. Graeme Dunphy & Rainer Emig (Eds.). Amsterdam/New York, NY, 2010, 192 pp. Series: Internationale Forschungen zur Allgemeinen und Vergleichenden Literaturwissenschaft 130
Pb: 978-90-420-2823-4€ 38 / US$ 55

Lezing: Opkomst van Migrantenliteratuur

Op 6 december a.s. zal de bekende schrijver en essayist Quito Nicolaas een lezing voor de vereniging Caribbean Lagoon verzorgen. De lezing zal als thema: De opkomst van migrantenliteratuur meekrijgen. Tijdens deze lezing zal hij o.a. aandacht besteden aan het fenomeen migrantenliteratuur, de Caribische thematiek, migrantenschrijvers in Nederland, de Antilliaanse- Arubaanse literatuur in Nederland. Ook zal hij een tweetal boeken van Arubaanse auteurs bespreken: Kralen uit de Cariben van Irma Grovell en Dottie, de kleindochter van de oude slavin van R. Arrendell.

Quito Nicolaas – geboren en getogen in San Nicolas – schrijft recensies voor de e-zine Caribe magazine en richt zich voornamelijk op de Arubaanse- en Antilliaanse literatuur. Hij staat bekend als een recensent die met een scherpe pen de geschriften van anderen beoordeelt. Onlangs is zijn essay Behind Literary shadows: Literary development in Aruba, 1971-1986 gepubliceerd. In februari 2010 verschijnt het boek The last remaining colonies in the Caribbean, waarin ook zijn essay Political changes: The language of culture & literature is opgenomen. Op dit moment werkt hij aan een nieuwe roman.

Na afloop zal hij voor belangstellenden zijn boeken signeren.

Tijd: 16.00 – 18.00 Adres: pand Australiëlaan 6, 1ste etage. Plaats: 2526 AB Utrecht.

Migrantenliteratuur: een groter denkwereld

door Quito Nicolaas

 

Als je een roman leest moet dit de deuren openen naar een nieuwe wereld. Een wereld waarin je dan kennis neemt van een andere cultuur, geschiedenis en de verhoudingen tussen mensen. Althans het gevoelsleven van individuen. Veelal schrijft een auteur een verhaal met verwijzing naar een eigen referentiekader. In het geval van een historische roman put hij zijn ervaringen uit een lang verleden tijd, aangevuld met enige aanwezige kennis van het hedendaagse. Soms neemt hij een zekere afstand van de werkelijkheid die hij beschrijft, maar dan is zijn fantasie aan het woord. Landen kennen hun literatuur en schrijvers (Hugo Claus) die tot helden verheven worden. De stromingen in de literatuur zijn eerder gekunstelde constructies die onder invloed van interne factoren ontstaan of overgewaaid uit het buitenland.

Een eerste vraag die zich hierbij voordoet is wanneer de geschriften van een migrantenschrijver tot bijv. de Nederlandse literatuur behoort. In die zin is deze vraag te beantwoorden evenals een internationaal privaatrechtelijke casus. Uitgaande van de factoren thema, woonplaats, land van herkomst en de taal, dan is zowel de taal waarin je uitdrukt en het thema doorslaggevend om tot de Nederlandse literatuur te behoren. In dat verband kan nooit het land van herkomst als aanknopingspunt gelden. In de praktijk zijn er gevallen waarbij men uitsluitend de taal en de woonplaats gemeen heeft. Voorbeeld hiervan is Kader Abdollah. Niet veel anders is het voorbeeld van Abdelkader Benali en Hafid Bouazza – die ondanks hun land van herkomst – gelukkig tot de Nederlandse literatuur behoren. Of je romans gelezen worden of als je erkend wordt als auteur in het Nederlandse taalgebied is een lange weg naar de emancipatie van de Nederlandse literatuur, zoals W.F. Wertheim dat ooit in een andere context zei. Echter ook voor de schrijver die in grotere verbanden moet leren schrijven, is dit een uitdaging en lange weg. Daarmee vermijd je om niet beperkt te blijven tot een schrijver die voor het migrantencircuit schrijft.

Daarnaast heb je met name in de Antilliaanse en Surinaamse literatuur ook de hybride gevallen die zowel tot het ene als tot het andere geval behoren. Ik beperk mij in dit geval tot de Antilliaanse- Arubaanse literatuur. Zo hebben we de auteurs Denis Henriquez, Myra Römer, Giselle Ecury, Jacques Thönissen en Erich Zielinski, waarvan de eerste drie in Nederland en de twee laatstgenoemden respectievelijk op Aruba en Curaçao wonen. Zowel Thönissen en Zielinski hanteren in hun romans thema’s die op Aruba, Curaçao, Bonaire en hier afspelen. Het feit dat de criteria taal en thema uiteen lopen en de woonplaats en land van herkomst samenvalt, kan een reden zijn om beide auteurs niet tot de Nederlandse literatuur te rekenen. En gaat deze redenering op voor J. Thönissen die zich sedert eind jaren zestig blijvend op Aruba had gevestigd? In eerste instantie zou je denken dat Thönissen en Zielinski met hun werk alleen tot de Antilliaanse literatuur behoren. Met de acceptatie destijds van de werken van Cola Debrot, Boelie van Leeuwen, Tip Marugg en Frank Martinus Arion tot de Nederlandse literatuur is een gewoonterechtsregel ontstaan. Een norm die stelt dat ook zij die de Antillen en Aruba als woonplaats hebben, gelet op de taal en minder op het thema, tot het Nederlandse taalgebied behoren.

Deze redenering geldt niet voor de auteurs Denis Henriquez, Myra Römer, Giselle Ecury. In hun geval geldt de taal en thema als vertrekpunt en is de woonplaats bepalend of men hen tot de Nederlandse literatuur rekent. Andersom mogen ze ook wel tot de Nederlandstalige Antilliaanse literatuur gerekend worden. Ook hier geldt de gewoontenorm dat vorengenoemde schrijvers tot twee literaturen behoren: De Nederlandse- en de Antilliaanse literatuur. Deze oefening is van belang als we het volgende voorbeeld in ogenschouw nemen. Een uit Santo Domingo afkomstige vrouw, woont geruime tijd op de Antillen en wordt tot Nederlander genaturaliseerd. Zij volgt een opleiding in Nederland en besluit na haar studie zich in de VS te vestigen. Vanuit de VS vindt zij een Nederlandse uitgeverij die haar Nederlandstalige roman gaat uitgeven die in de VS afspeelt. Het antwoord op deze vraag ligt voor de hand.

Een tweede aspect dat ik wil bespreken is dat van de thematiek.
Betekent dit evenwel dat de Nederlandstalige Antilliaanse of Papiamentstalige literatuur qua thema’s beperkt moet blijven tot zon, zee en een blauwe hemel. Nee, absoluut niet. Zelfs ook in de Papiamentstalige literatuur moet het mogelijk zijn dat verschijnselen in de metropool die ook op een eiland voorkomen, tot de thematiek gaat behoren. Ik denk bijvoorbeeld aan thema’s over: een lesbische relatie, een ontspoorde advocaat, eerwraak en jeugdprostitutie. Zonder dat zo’n roman qua thematiek gediskwalificeerd wordt als niet behorende tot de eigen literatuur. Anders geformuleerd: Literatuur is continu aan verandering en vernieuwing onderhevig. De veranderingen in een samenleving geven automatisch dergelijke impulsen aan of importeert deze van buitenaf.

Hiermee in verband ontstaat de vraag of dit niet zal leiden dat de Nederlandstalige literatuur meer kleur moet krijgen? Allereerst zagen we bij de publieke omroepen, daarna op de krantenredacties en zelfs bij de besturen in de culturele sector werd een poging gedaan om een kleur te geven. Uitgerekend in de literatuur en m.n. in romans is die gedachte niet op grote schaal doorgevoerd. Mag Nederland in navolging van de V.S., Canada en Groot Brittannië zijn zwarte literatuur niet etaleren? Onze hooggeplaatste schrijvers mogen meer aandacht besteden aan hun personages – naast die als buitenvrouw op te voeren – en die inkleuren. Met zwarte literatuur wordt gerefereerd aan die literatuur over nakomelingen van migranten uit de West en die in Nederland afspeelt. Waarom niet, Nederland kent in zijn achtertuin nog altijd de betrekkingen met Aruba, de Nederlandse Antillen en Suriname als voormalige kolonies. Misschien is het juist met het oog op het integratieproces dat hun verhaal in de Nederlandse literatuur doorklinkt. Alleen al het feit dat de huidige generatie Nederlandse scholieren weinig afweet van de achtergronden van voornoemde landen, pleit ervoor dat hun literatuur wordt gestimuleerd. Wellicht moet in dit opzicht de Nederlandse literatuur opnieuw gedefinieerd worden als een literatuur ter weerspiegeling van een samenleving, die zich onderscheidt naar regio, religie, etniciteit en culturele identiteit. Een literatuur waar o.a. de Friese-, Amsterdamse-, Utrechtse- Arabische- maar ook de Antilliaanse- en Surinaamse literatuur beter gewaardeerd worden.

De Nederlandstalige literatuur van Aruba, de Nederlandse Antillen en Suriname wordt thans gedwongen tot de periferie van de Nederlandse literatuur. In een tijdperk dat in politiek Den Haag stemmen opgaan om zich af te schermen van andere culturen, religies en identiteiten wordt er minder van migrantenschrijvers gelezen. Echter dit mechanisme van uitsluiting is nog van tijdelijke aard, hoe krampachtig men ook aan bepaalde normen en waarden blijft vasthouden en deze erfenis koestert. Eenmaal de overtuiging is gegroeid dat ook migranten belangrijke functies als die van burgemeester, korpschef, minister, FNV- of VNO-voorzitter etc. etc. kunnen bekleden zijn we een stap verder. Het wachten is dan dat men vanuit het onderwijsveld aan de literatuurbel trekt. Dan is het vanzelfsprekend dat de zogeheten migrantenliteratuur op grote schaal wordt gelezen en steeds meer via de boekhandel wordt verkocht.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter