Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Eenheid in verscheidenheid werkbaar of staatspropaganda?
door Rolf van der Marck
Minister Moestadja van Binnenlandse Zaken heeft vandaag voor de voltallige vergadering van de ACP/EU-meeting een lezing gehouden met als titel “Eenheid in verscheidenheid, de harmonische, plurale Surinaamse samenleving”. Met de als een ‘leermoment’ op de agenda geplaatste lezing heeft Moestadja, van huis uit antropoloog, de stelling ontkracht dat multiculturele samenlevingen een harmonische samenleving onmogelijk maken, waarmee hij indruk heeft gemaakt op de verzamelde ACP/EU-parlementariërs, zo willen de media ons laten geloven.
Eenheid
Nu krijg ik altijd jeuk zodra die term ‘eenheid in verscheidenheid’ wordt gebruikt, want het is altijd bedoeld om iets samen te binden dat niet of nauwelijks samen te binden valt, het is in de meeste gevallen een excuus voor iets dat niet samengaat of niet wil samen- gaan, het moeizaam goedpraten van een onverhoopte mislukking, of iets dergelijks. In ieder geval de EU-parlementariërs zouden zich dat bewust moeten zijn, want de Europese Unie heeft als motto “In varietate concordia”, waarvan de officiële Nederlandse verklaring luidt: “In verscheidenheid verenigd”. Op het Nederlandstalige gedeelte van EU-website staat dat het motto aangeeft “dat de Europese eenwording een proces is van werken aan vrede en welvaart, dat gevoed wordt door de vele verschillende culturen, talen en tradities van Europa.”
Malcolm X
Toevallig is het vandaag 45 jaar geleden dat El-Hajj Malik El-Shabazz, beter bekend als Malcolm X, werd doodgeschoten in New York. Malcolm X wordt nu herinnerd als held, als Afro-Amerikaans leider en mensenrechtenactivist, vergeten is dat hij aanvankelijk zijn Islamitische broeders en zusters opriep tot gewapend verzet tegen de blanke onderdrukker. Maar na zijn bedevaart naar Mekka was hij bekeerd en was zijn boodschap er een van solidariteit tussen mensen met verschillende huidskleuren en culturele achtergronden. Wat hij in Mekka had gezien had hem voorgoed veranderd, hij besefte dat de Islam niet een religie is van uitsluiting maar van “eenheid in verscheidenheid”, maar hem werd niet meer vergund deze boodschap vreedzaam uit te dragen.
Rig Veda
De term ‘eenheid in verscheidenheid’ is in Suriname overigens al lang bekend en gebruikt, geïmporteerd als het uit de Rig Vedaafkomstig oud Indiaas begrip na de Tweede Wereldoorlog is door de toenmalige ideoloog van de Verenigde Hindostaanse Partij, Jnan Hansdev Adhin, en gebruikt door de Hindostaanse politiek als uitgangspunt voor samenwerking met andere bevolkingsgroepen, echter met nadrukkelijk behoud van de eigen Hindostaanse identiteit. Adhin was voorvechter voor een cultuursynthese waarbij verschillende tradities en godsdiensten naast elkaar bestaan, echter geschraagd door een diepere eenheid. Hij zag geen heil in de uniformiteit van godsdienst en cultuur maar in de culturele verscheidenheid: “Laat elke groep haar taal behouden en tot ontwikkeling brengen, waarbij als eenheidstaal het Nederlands fungeert”, aldus Adhin. Onnodig te zeggen dat deze visie met name door de Creoolse ‘counterpart’ van de VHP werd veroordeeld als zijnde niet nationalistisch.
Terug naar de leerstof van Moestadja. Deze herinnerde zijn gehoor eraan aan dat weinig plurale samenlevingen zich kenmerken door etnische conflicten. In het nieuws worden juist de zeldzame gevallen van soms extreme etnische botsingen uitvergroot. “Wat vaak niet wordt gemeld is dat er dikwijls sprake is van economische, politieke en historische belangen die samenvallen met de etnische groepen”, zegt Moestadja. Volgens hem ontstaat daardoor de indruk dat etnische pluraliteit een probleem is. “Wij in Suriname hebben die ervaring niet. De doden die wij in de Surinaamse politieke geschiedenis hebben te betreuren, zijn gevallen tijdens stakingen, betogingen, en militair optreden. In geen enkel geval was er sprake van etnische onlusten. Dat geldt ook voor spanningen op terreinen als religie en taal. Suriname is niet alleen een beknopte uitgave van de wereld, maar ook, zoals een andere auteur dat formuleerde, een ‘raciaal paradijs’.”
Jnan Hansdev Adhin |
Welke auteur Moestadja hier bedoelde, weet ik niet, maar ook bij het begrip ‘raciaal paradijs’ krijg ik altijd spontaan jeuk. Moestadja heeft slechts half gelijk waar hij zegt dat etnische botsingen plaats- vinden als gevolg van “economische, politieke en historische belangen die samenvallen met de etnische groepen”. Nee, niets toevallig samenvallen, die vormen toevallig het lont in de licht ontvlambare etnische tegenstellingen. Steeds meer krijg ik de indruk, en de leerstof van Moestadja bevestigt mij hierin, dat we hier te maken hebben met staatspropaganda. Omdat het oeroude, van de kolonisator gretig overgenomen en nog altijd volop gepraktiseerde systeem van patronage hoogtij viert bij etnische verscheidenheid, omdat de politiek weigert om dit verwerpelijke systeem los te laten, en evenzeer omdat bijvoorbeeld het Hindostaanse bevolkingsdeel – geheel volgens Adhin – strikt vasthoudt aan de eigen identiteit, moeten wij onze samenleving aanprijzen als een raciaal paradijs. Ik weiger in die opvatting mee te gaan.
Wat Moestadja heeft gepresenteerd is een schaamlap voor de bittere realiteit dat Suriname na 37 jaar onafhankelijkheid nog niet eens een begin heeft gemaakt met het vormen van een natie, en dit begin zal er ook niet komen vooraleer het begrip ‘eenheid in verscheidenheid’ bij het groot vuil is gezet.
Jadnanansing in de slag met Evers & Van Maele
door Rolf van der Marck
De gepensioneerd notaris en rechtskundige Carlo Jadnanansing is ongetwijfeld een veelzijdig scribent, want behalve rechtskundige verhandelingen in vaktijdschriften, dikwijls ook in de krant maar dan in begrijpelijke taal, zien wij – sinds hij er de tijd voor heeft – ook veel muziekrecensies van hem in de krant. Nu heeft hij vriend en vijand verrast met twee volle pagina’s boekrecensie van het boek Bouterse aan de macht van de journalisten Evers & Van Maele in Dagblad Suriname, echter hinderlijk verdeeld over twee dagen (23 en 24 november), zodat je ergens aan begint waarvan je niet weet hoe het afloopt. Zou dat opzettelijk zijn omdat hij ook nog niet wist hoe het zou aflopen?
Dat vond ik al irritant, evenals de veel te lange en ingewikkelde kop, die luidt: “Reflecties naar aanleiding van: ‘Bouterse aan de macht’ | Pleidooi (contrecoeur) voor ons staatshoofd? (deel 1).” Wat ik me afvroeg voor ik eraan begon, bleek achteraf juist, Jadnanansing komt er evenals de auteurs van Bouterse aan de macht niet uit, vandaar waarschijnlijk dat hij het ‘reflecties’ noemt. Jadnanasing volgt als het ware met instemming de benadering van Evers & Van Maele in hun boek, een soort golfbeweging van nauwelijks verholen bewondering voor de ‘good guy’, zo hier en daar onderbroken door de ‘bad guy’, de drugsveroordeelde en van meervoudige moord verdachte couppleger, waar ze uiteraard niet omheen kunnen.
Aan het slot verschuilt Jadnansing zich echter achter de auteurs van het boek waar hij zegt: “Het lijkt erop dat de auteurs aan het einde van hun verhaal gekomen zijnde, beseffen dat de redelijk positieve toon ervan met betrekking tot ons staatshoofd weleens in hun nadeel zou kunnen uitvallen. (…) Vandaar dat de slotzin in mineur geschreven moest worden, teneinde de verkoopbaarheid van het boek niet negatief te beïnvloeden.” Met andere woorden, ook het slot van het boek had in feite redelijk positief van toon moeten zijn. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Jadnanansing daarin volledig meegaat. Hoe dan ook, we komen niet te weten of het een pleidooi is of een pleidooi?.
Carlo Jadnanansing |
Het verwijt van Jadnanasing dat Evers & Van Maele veel te wijdlopig zijn, treft ook hemzelf, twee volle pagina’s DB is wel heel veel van het goede. Met een kritische instelling en een rode pen in de aanslag had hij hooguit driekwart pagina overgehouden, ruimschoots voldoende om zijn boodschap over te brengen. Nu heeft hij ongetwijfeld potiëntiele lezers voortijdig doen afhaken.
Jadnanansing besluit met twee door de auteurs genoemde gevleugelde Surinaamse zegswijzen te citeren, waarvan ik deze wil aanhalen: “Het ondenkbare is in Suriname denkbaar”. Waarom realiseren Evers & Van Maele zich dat al op pagina 28 (volgens Jadnanansing) van hun boek, zonder daar consequenties uit te trekken? Want dat Bouterse president werd, was ondenkbaar. Waarom hebben zij niet gereflecteerd op dat ondenkbare gegeven? En, hoe het ondenkbare weer denkbaar te maken? Ook vanwege de verkoopcijfers?
Srefidensi 2012
door Rolf van der Marck
Vanzelfsprekend is Srefidensi voor een jong land als Suriname de dag bij uitstek om stil te staan bij en te spreken over nationaliteit, nationalisme en natievorming. Betreurenswaardig is echter dat nu al bijna 33 jaar een grauwsluier over deze dag ligt vanwege de nog altijd traumatisch in het collectieve geheugen van de Surinamers opgeslagen sergeanten-coup van 25 februari 1980, die ondanks de overgang van dictatuur naar democratie vandaag de dag, 25 november 2012, nog altijd doordreunt. Dit betekent niet alleen dat het noodzakelijke proces tot natievorming nog steeds niet op gang is gekomen, maar erger nog, dat juist het tegenovergestelde het geval is.
Rolf van der Marck |
Dit jaar nog, na de aanname van de amnestiewet, heeft de President van Suriname het bestaan om het land op te delen in twee kampen: zij die het met hem eens zijn, en zij die het niet met hem eens zijn: de staatsvijanden.
Het is dan ook –alhoewel diep triest– lachwekkend om op deze dag, waarop gelijktijdig de veelbesproken ACP-meeting plaats vindt, een vertegenwoordiger van deze organisatie te horen zeggen geroerd te zijn door de saamhorigheid en het vreedzaam samenleven van het Surinaamse volk, onder de indruk als hij is van het meest versleten cliché in deze: de broederlijk naast elkaar staande synagoge en moskee. Waar staatspropaganda al niet toe in staat is!
Ook de Schrijversgroep ’77 doet bij gelegenheid van Srefidensi een duit in het zakje met een lezing van haar voorzitter Ismene Krishnadath over de invloed van schrijvers op het maatschappelijk denken in Suriname vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw tot heden. Volgens haar is het nationalisme vandaag de dag duidelijk aanwezig in het collectieve denken van Surinamers, ook bij de jongere generatie. Schrijvers hebben hier zeker een bijdrage aan geleverd. Kan het anders in een jonge staat als Suriname? Het is alsof ik een open deur hoor intrappen. Waar het om gaat is echter om dat in het collectieve denken aanwezige nationalisme te kanaliseren tot natievorming, maar daar zijn wij nog lichtjaren van verwijderd. Ook zal Krishnadath ingaan op de relatie met politiek beleid en politieke ontwikkelingen. “In deze analyse wordt de politiek-maatschappelijke positie van Schrijversgroep ’77 meegenomen”, zo zegt Krishnadath.
Nu begrijp ik eerst waarom Krishnadath zo pissig is dat zij lasterverhalen over mij rondstrooit, want ik heb in mijn post “Schrijversgroep ’77 bestaat 35 jaar” “de politiek-maatschappelijke positie” van S’77 juist in twijfel getrokken. Want mij dunkt dat zoiets als een schrijversvereniging, een elitaire clubje met geen of nauwelijks draagvlak, zich verre moet houden van de politiek, tenzij de vrijheid van meningsuiting in gevaar komt. Die komt nu alleen nog maar in het gedrang door zelfcensuur, maar daar maken Krishnadath en S’77 gemakshalve geen gewag van.
In achilleshiel geraakte S’77-voorzitter Krishnadath smijt met modder
door Rolf van der Marck
Kennelijk heeft mijn artikel “Schrijversgroep ’77 bestaat 35 jaar”, op 27 oktober gepubliceerd op Suriname Stemt, op Caraïbisch Uitzicht op 28 oktober en op 7 november in de Ware Tijd, voorzitter Ismene Krisnadath van de Schrijversgroep S’77 pijnlijk geraakt, zó pijnlijk dat ze aan de vooravond van Diváli publiekelijk met een ingezonden brief in de Ware Tijd van 10 november (zie het stuk hier onder) met modder gaat smijten, ondanks dat ik in mijn artikel niet één onwelvoeglijk woord heb gebruikt. Wel heeft ze mij betrapt op een fout, namelijk dat ik Alphons Levens abusievelijk een bestuursfunctie heb toegedicht, maar dat kan niet de reden zijn voor haar moddersmijterij. Jammer genoeg heeft ze zich bij het schrijven van haar artikel niet laten bijlichten door het Diváli-licht, daarvoor was ze te pissig.
Overigens is het wel ironisch dat zij zich zo uitlaat, nadat ik haar als voorzitter van S’77 heb aangevallen op haar recente uitspraak als zou de Schrijversgroep ’77 vanwege zijn politieke onafhankelijkheid “bij uitstek geschikt zijn om te bemiddelen in kwesties waar schijnbaar onoverbrugbare politieke tegenstellingen zijn”. Mijn stellingname had ik als volgt onderbouwd: “Geheel anders moet echter worden geoordeeld over het uitblijven van enige stellingname (van de zijde van S’77, RvdM) inzake de coup van 25 februari 1980 en de toenemende mensenrechtenschendingen sindsdien, zeker nadat de schrijver Jozef Slagveer op 8 december 1982 lafhartig is gemarteld en vermoord. Kennelijk vanwege de revo-sympathieën van onder andere Barron, Mechtelly en Sombra was de Schrijversgroep ’77 niet in staat en/of niet bereid onderscheid te maken tussen deelname aan maatschappelijk debat en verzet tegen dictatuur.” Dat is toch echt niet de “maatschappelijke betrokkenheid “ te noemen waarop S’77 zich voorstaat, maar die kritiek mag ik niet uiten.
De ironie is erin gelegen dat iemand – en dat slaat zowel op Krishnadath als op S’77 in z’n geheel – denkt te kunnen bemiddelen, wanneer zij een afwijkende mening zoals die van mij niet kunnen verdragen en daardoor zózeer op hun ziel zijn getrapt dat ze onmiddellijk – zonder vraag om uitleg of discussie – hun toevlucht nemen tot –ook nog eens slecht gemotiveerde– moddersmijterij. De motivatie voor deze stoot onder de gordel luidt alsvolgt: “Zoals de heer Van der Marck de vrijheid heeft genomen zich op het internet te oriënteren op Schrijversgroep ’77. Zo heb ook ik de vrijheid genomen mij te oriënteren op de heer Van der Marck.” Nu heb ík mij niet geörienteerd op een bericht dat elke willekeurige dwaas op het internet kan plaatsen, nee, ik heb gezegd: “Alvorens onjuiste uitspraken te doen, heb ik mij op Wikipedia geïnformeerd (…)”, en dat maakt een duidelijk verschil, in NDP-termen: dat maakt het verschil.
In haar kippendrift is Krishnadath op het internet op zoek gegaan naar iets om mij te kunnen ‘terugpakken’, en ja hoor, toen ze een artikel zag van een anonymus die mij een pedofiel noemt, had ze het gevonden. Zonder er ook maar aan te denken dit bericht te verifiëren bij de politie, zoals van een verantwoordelijk persoon, en zeker van de voorzitter van zoiets als een schrijversgroep “met maatschappelijke betrokkenheid” mag worden verwacht, heeft ze het bericht domweg in haar reactie gebruikt. Zelfs het ontbreken van de naam van de verantwoordelijke auteur van het omineuze artikel heeft Krishnadath niet kunnen weerhouden, daarvoor was ze te pissig. Als dit soort nuances aan Krishnadath en aan S’77 zijn verspild en als hun ego’s zo groot zij dat ze geen kritiek kunnen verdragen, moeten ze zich maar verre houden van welke bemiddelingspoging ook, politiek of niet politiek. Het is jammer dat deze kleine maar uiterst betekenisvolle nuances de redactie van de Ware Tijd zijn ontgaan, anders zou het ingezonden stuk van Krishnadath/S’77 waarschijnlijk niet zijn geplaatst.
Schrijversgroep ’77 wil bruggen slaan
Illustratie van Ralph Steadman voor Orwells Animal Farm |
.
…maar zekerheid is er niet, en nooit geweest
Michiel van Kempen, wetenschapper & schrijver |
Michiel van Kempen, dichter; foto © Nicolaas Porter |
Schrijversgroep ’77 bestaat 35 jaar
door Rolf van der Marck
De onbegrijpelijke uitspraak van voorzitter Ismene Krishnadath, dat Schrijversgroep ’77 vanwege zijn politieke onafhankelijkheid “bij uitstek geschikt is om te bemiddelen in kwesties waar schijnbaar onoverbrugbare politieke tegenstellingen zijn”, deed mij van mijn stoel vallen van verbazing. Was ik lid geweest dan zou ik onmiddellijk hebben bedankt. Krishnadath noemde als voorbeeld de plannen van het kabinet van de president om het Fort Zeelandia-complex terug te brengen “in de schoot van het beleids- centrum”. Uiteindelijk gingen deze plannen niet door, “maar, mochten er bemiddelaars nodig zijn geweest, dan hadden wij als S’77 een rol kunnen spelen.” Hoe haalt Krishnadath het in haar hoofd?
Doel & leden
Alvorens onjuiste uitspraken te doen, heb ik mij op Wikipedia geïnformeerd over ontstaan, doelstelling en geschiedenis van de groep, die op 31 oktober haar 35ste verjaardag viert. De statuten van de Vereniging Schrijversgroep ‘77 hebben als doelstelling te streven naar de bevordering van de Surinaamse letterkunde, de bevordering van de geestelijke en maatschappelijke belangen van haar leden en de bevordering van internationale literaire contacten, in het bijzonder die van de eigen regio.
Als gewone leden kunnen personen ouder dan 18 jaar worden toegelaten die literair werk hebben geschreven en gepubliceerd in een van de in Suriname gangbare talen en die in het bezit zijn van de Surinaamse nationaliteit, of geboren uit een of twee Surinaamse ouders, of die in Suriname geboren en getogen zijn. De voorwaarden impliceren dat ook Surinaamse schrijvers zonder Surinaams paspoort lid kunnen worden.
De groep werd mede door de inzet van de toen in Suriname wonende en werkende Antilliaanse schrijver Frank Martinus Arion en diens Surinaamse vrouw, de dichter Trudi Guda, op 26 augustus 1977 in Paramaribo opgericht. Het eerste bestuur bestond uit: Mechtelli Tjin-A-Sie (pseudoniem Mechtelly), Harry Reeberg (pseudoniem Imro), Orsine Nicol, Stanley Slijngard (pseudoniem S. Sombra), Eddy Pinas, Gerrit Barron en René Isselt.
Geheel begrijpelijk ebde de belangstelling weg en werd de Schrijversgroep gemarginaliseerd tot een kleine club met over het algemeen zeer matig bezochte avonden rond de figuren Frits Wols, S. Sombra, Mechtelly en Albert Mungroo. Leden als Michael Slory, Shrinivási, Bhai en Orlando Emanuels lieten zich nog maar zelden zien.
De Oranjetuin: slepen aan een dood paard
Het verhaal van Audry Wajwakana in de Ware Tijd van vandaag, “Stichting Oranjetuin wacht op grondbeschikking”, maakt weer eens pijnlijk duidelijk hoe machteloos goedwillende burgers staan bij hun pogingen ons nationale erfgoed te conserveren. In 1985 heeft Rotary Club Paramaribo bij haar 35-jarig bestaan de Oranjetuin geadopteerd en heeft zij de taak op zich genomen de begraafplaats te beheren en te onderhouden, waartoe in 1988 de Stichting Oranjetuin werd opgericht. Het bevreemdt mij dan ook de voorzitter van de stichting, Gerard Alberga, nu te horen zeggen geen beschikkingsrecht te hebben op de begraafplaats, want hoe is beheer mogelijk zonder beschikkingsrecht? Of is het wellicht zó dat in 1985 een toezegging is gedaan die nooit is verzilverd?
Gezicht op het Oranjekerkhof van Paramaribo, buiten de stad. (Litho uit: P.J. Benoit, Voyage à Surinam, 1839) |
In Country Report Suriname, The Atlantic World and the Dutch, 2006, publiceerden Jack Menke & Jerome Egger een casestudy “Oranjetuin”, waaruit blijkt dat Rotary ook een plan had ontwikkeld om wandelpaden aan te leggen op de begraafplaats en een er genealogisch onderzoekcentrum te ontwikkelen, plannen die veel steun kregen vanuit de gemeenschap. De eerste stap bestond uit een inventarisatie van alle daar begraven personen. Netwerken van de leden van het stichtingsbestuur hebben waardevolle gegevens uit in het verleden gedaan onderzoek boven water gebracht. Een goed aanknopingspunt werd bovendien verkregen met de publicatie van Grafzerk en Suikerwerk*), namen op oude grafstenen in Suriname en Brits Guyana, door de Stichting voor Surinaamse Genealogie in 2006.
Helaas heeft ook dit aanknopingspunt nergens toe geleid, althans níet voor de Oranjetuin. Mencke & Egger concluderen dan ook dat 18 jaar later (inmiddels zijn we 24 jaar later!) nog praktisch niets van deze plannen is uitgevoerd. Want zeggen ze, het geeft aan hoe moeilijk het is een dergelijk project te ontwikkelen wanneer het geld niet beschikbaar is en wanneer de specialisten om alle aspecten van het plan aan te pakken niet of niet makkelijk zijn te vinden. Bovendien klinkt het eenvoudig: samenwerking tussen de diverse specialismen, maar zoiets is slechts moeizaam te realiseren.
Graf van Cornelis Jongba |
Punwasi wilde Oranjetuin wegbulldozeren
De in 1926 gesloten Nieuwe Oranjetuin werd in 1951 weer opengesteld, echter voor slechts tien jaar. In die periode werden de medeoprichter van de Nationale Partij Suriname (NPS) Frederik Lim a Po en de oprichter van de Surinaamse Luchtvaart Maatschappij (SLM) Rudi Kappel er begraven. Minder bekend is dat er ook christelijke Hindoestanen in de Nieuwe Oranjetuin werden begraven. In de archieven van Centraal Bureau Burgerzaken (CBB) zijn 1.600 graven geteld, maar Alberga vond er slechts 900 terug. In 1985 trachtte een cultuurbarbaar, de toenmalige minister van Justitie Subhaas Punwasi, de begraafplaats weg te bulldozeren om er een paleis van Justitie neer te zetten. Maar door tegenstand vanuit de gemeenschap werden deze plannen godzijdank niet doorgevoerd.”
*) “Suikerwerk” is de oude benaming voor suikerplantage. Voor het begraven op de oudste begraafplaatsen van Suriname moest met ponden suiker worden betaald.
Stephen Small & Gerard Spong & Slavernijclaim
Paul Middellijn & de cultuurbarbaren
door John Sterkendam
Alhoewel ik Paul Middellijn niet ken, heb ik de pest aan de man, en wel om een aantal redenen. Om te beginnen omdat hij een ‘revo’-visionist is van het eerste uur, mensen die níet vanuit betrokkenheid bij land & volk, maar vanuit het perspectief van persoonlijk gewin – materieel of immaterieel, maakt niet uit – achter Bouterse & trawanten aanhollen. Verder omdat hij er niet voor is teruggeschrokken de functie van Cultureel Adviseur van de President te aanvaarden, en tot slot het voor mij meest zwaarwegende argument, te weten zijn perfide – maar naar het zich laat aanzien voorlopig gestrande – plan om het Fort Zeelandia-complex te annexeren en terug te brengen (!) in de boezem van het Kabinet.
Nu lees ik op de Ware Tijd-online (gelukkig dat die krant eindelijk ook de internetwereld heeft ontdekt!) “met opgeheven hoofd” gehoor heeft gegeven aan de wens van Carifesta Host Country Management Committee-voorzitter Ivan Graanoogst om de commissie met onmiddellijke ingang te verlaten. Overigens is het zeer begrijpelijk dat Graanoogst hiertoe is overgegaan, nadat Middellijn bij een vergadering van de week in Courtyard by Marriott op de vuist wilde met Directeur Cultuur Stanley Sidoel, waarvan omstanders hem uiteindelijk echter hebben kunnen weerhouden. Graanoogst heeft zich nog netjes uitgedrukt door te zeggen dat er met de man niet valt samen te werken.
Desalniettemin heeft Middellijn bij zijn afscheid ook een zeer behartenswaardige uitspraak gedaan, namelijk dat hij van mening is dat er in Suriname nog geen duidelijke cultuurvisie bestaat. “Het inzicht dat cultuur de drager is van de gehele natie, is nog niet in de volle breedte ten uitvoer gebracht. Het feit dat cultuurbarbaren het voor het zeggen hebben in een land zo rijk aan cultuur, maakt mij droevig. Zonder visie kan je nou eenmaal geen plan ontwikkelen, laat staan uitzetten”, aldus Middellijn. Een stelling waarmee ik het volledig eens kan zijn. Blijft echter de vraag waarom Middellijn zich heeft afgegeven met cultuurbarbaren als Bouterse & trawanten.
de Ware Tijd 55 jaar
Suriname krijgt overduidelijk de kranten die het verdient
door Joshua Taytelbaum
Wat een ellende als je beroepsmatig elke goddelijke dag opnieuw alle Surinaamse kranten van voor tot achter moet doornemen, zoals ik genoodzaakt ben te doen. Op de voorpagina van de Times of Suriname staat, het kon niet missen, prominent in kleur (de geur ontbreekt vooralsnog gelukkig) de te Weg aan Zee gedode man, die wordt afgevoerd naar de lijkenauto: nóg mooier dan de gebruikelijke verkeersongelukken. Die zelfde man prijkt ook groot op de voorpagina van Dagblad Suriname, zij het hier zonder foto. Ter compensatie, alhoewel uiteraard niet als zodanig bedoeld, staat er op de voorpagina van de Ware Tijd een ware ‘tear-jerker’: twee als engelen vermomde danseressen die “de magische liefde van een moeder” vertolken. Wat moet de Surinamer hiermee aan?
De meesten zullen, zeker bij Times of Suriname en Dagblad Suriname onmiddellijk overschakelen naar het tweede katern, want dat schijnt voor veel mensen pas echt interessant te zijn: “Ellen Page met de dood bedreigd”, “Ashton Kutcher smeekt Mila Kunis om baby”, George Clooney boos op vriendin om aankoop zonnebank”, “Is Isha Sharvani beter dan andere contestanten in Jhalak Dikhla Jaa?”, “Priyanka Chopra heeft een nieuwe tattoo”, “Kangana voor honeymoon naar Parijs”, en ga zo maar door. Ik heb zo’n vaag vermoeden dat het hier allemaal om film(half)goden en -godinnen handelt, but I couldn’t care less! Bovendien zijn het ‘nieuwtjes’ die echte belangstellenden al lang op het internet hebben gelezen. Waarom in het Engels en niet in het Sranan? Om het wezenlijke nieuws te vinden is altijd een speurtocht nodig: staat het in het Nederlands- of in het Engelstalige deel?
Ja, laten we het daar eens over hebben, waar is dat Engelstalige deel nu helemaal voor nodig? Ik begrijp daar helemaal niets van. Als men delen van de krant naar het Sranan zou vertalen zou ik het begrijpen, tenslotte spreekt zo’n 70% van onze bevolking Sranan, maar Engels? Natuurlijk spreken veel Surinamers ook Engels, maar voor hén is het niet nodig! Maar voor wie dan wel? Waarom zoveel kosten voor elke ontbrekende output? Okay, die verloren – niet-Nederlandse – toerist die eens op een blauwe maandag een Surinaamse krant koopt heeft er misschien profijt van, maar dat kan nooit opwegen tegen de zeer aanzienlijke kosten die zo’n vertaling met zich mee brengt. Waarom wordt dat budget niet aangewend om tot een beter product te komen, want is het nog nodig om te zeggen dat dat product nergens op lijkt?
Allesbehalve perfecte taalbeheersing
Want wat moeten we er nu van denken dat op de voorpagina van de Ware Tijd van vandaag een artikel staat met als kop: “’Taal Politie’ in de fout”. De inhoud luidt:
“Een nieuwe Surinaamse Facebook-groep heeft zich aangemeld: ‘Taal Politie Suriname’. Een mooi initiatief, want jammer genoeg zijn er nog heel wat spelfouten terug te vinden binnen de Surinaamse media. En dan zijn wij, de journalisten en eindredactie van de Ware Tijd, niet bang om onze hand in eigen boezem te steken. Ook wij maken fouten. En wij willen ons daar oprecht voor verontschuldigen. Maar terug naar de ‘Taal Politie Suriname’. Wie zo’n groep opricht, wordt zelf op het kleinste foutje afgerekend en dus moet de Nederlandse taal perfect beheersen.”
De fouten die vervolgens worden aangewezen, zal ik u besparen, maar ik geef de journalisten en de eindredactie van de Ware Tijd ernstig in overweging het Engelstalige deel gewoon af te schaffen. Van de besparing kunnen zij makkelijk een paar correctoren in dienst nemen en dan houden zo nog geld over. Nog mooier ware het als zij het Engelstalige deel zouden vervangen door een Sranan-deel: de verkoopcijfers zullen ongetwijfeld met sprongen omhoog gaan, zodat zelfs die correctoren nog kunnen worden betaald.