blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Manuhutu Wim

Postkoloniale Beeldenstormen

Gert Oostindie geeft 5de Daendelslezing in het Rijksmuseum

 

Historicus Gert Oostindie neemt onze omgang met het koloniale verleden kritisch onder de loep. Ook het actuele, soms hoog oplopende publieke debat daarover komt aan bod. read on…

Vrede van Breda | Mapping Slavery NL

Altijd al willen weten welke koloniale sporen er lopen tussen Suriname, de Molukse Banda eilanden, Nieuw-Amsterdam (nu New York) en West-Afrika? Vrede van Breda is een bijzonder programma waarin kunstenaars, curatoren en onderzoekers in beeld, woord en dans vertellen over de Vrede van Breda en welke sporen dit Verdrag achterliet in ons koloniaal verleden. read on…

Zwart Nederland. Tweedaags symposium/festival

Zaterdag 8 en zondag 9 oktober 2016

Nederland kent in 2016 een hernieuwde interesse in kwesties rondom zwarte identiteit, Nederlands burgerschap en representatie. De discussies hierover zijn voor veel Nederlanders nieuw, met name op het moment dat er een link gelegd wordt met vier eeuwen koloniale geschiedenis. Toch kennen we in Nederland al ruim vijf eeuwen zwarte aanwezigheid. read on…

Vooys over transnationalisme en wereldliteratuur

Het zojuist verschenen nieuwe nummer van het tijdschrift voor letteren Vooys is geheel gewijd aan het thema Transnationalisme & Wereldliteratuur. read on…

Wat is koloniaal aan koloniale fotografie?

Het Tropenmuseum organiseert op 13 september 2012 het debat Wat is koloniaal aan koloniale fotografie? Onderdeel van dit debat is ook een presentatie van het vierde collectieboek, onderdeel van een serie van tien: Photographs of the Netherlands East Indies at the Tropenmuseum.

De deelnemers aan het debat bespreken eerst een zelfgekozen foto uit de collectie van het Tropenmuseum. Daarna volgt een discussie onder leiding van moderator Chris Keulemans, artistiek directeur van de Tolhuistuin. Centraal in het debat is de term ‘koloniale fotografie’. Wat wordt hiermee bedoeld? Refereert de term ‘koloniaal’ slechts aan de periode waarin de foto’s zijn gemaakt of vertelt het iets over de beelden zelf? Wat betekent het gebruik van de naam ‘koloniale fotografie’ voor de interpretatie en waardering van het materiaal? Ontnemen we onszelf niet de mogelijkheid om de beelden een andere rol te geven, in het onderzoek naar het verleden en in het heden?

Deelnemers aan dit debat zijn:
Hans Aarsman, ‘fotodetective’ en schrijver
Edy Seriese, directeur van het Indisch Wetenschappelijk Instituut
Fridus Steijlen, onderzoeker en stafmedewerker bijzondere projecten KITLV
Wim Manuhutu, historicus en erfgoeddeskundige

Dit debat is de derde uit een reeks terugkerende debatavonden georganiseerd door het Tropenmuseum. De voorgaande waren symposia met de titels Colonial Nostalgia en Popular Imagination: fiction with a message.

Keti Koti: afschaffing slavernij herdenken en vieren

Op zaterdag 23 juni 2012 presenteren de Denktank Sociale Cohesie Overvecht, Kosmopolis Utrecht en Tori Oso Utrecht een Keti Koti avond in de Johanneskerk in Utrecht-Overvecht. Met een bijzonder programma wordt aandacht besteed aan de slavernijgeschiedenis van betrokken gemeenschappen. Keti Koti (gebroken ketenen) is een Surinaamse feestdag waarbij de afschaffing van de slavernij wordt herdacht én gevierd.

 

Volgend jaar wordt de 150e verjaardag van de afschaffing van de slavernij in Nederland en tevens 300 jaar Vrede van Utrecht gevierd. In het verdrag van de Vrede van Utrecht zijn bepalingen opgenomen over de slavenhandel. Voor de stad Utrecht is het slavernijthema redelijk uniek, wat het extra interessant maakt om er aandacht aan te besteden, zeker vanuit het perspectief van een gedeelde geschiedenis. In opmaat naar 1 juli 2013 wordt in Utrecht al een aantal activiteiten georganiseerd die aandacht geven aan het Nederlandse slavernijverleden in Suriname, de Cariben en Nederlands-Indië.
Tijdens de Keti Koti avond kunnen bezoekers onder het genot van een Surinaamse maaltijd met elkaar van gedachten te wisselen over de betekenis van onze gezamenlijke slavernijgeschiedenis. Er wordt een drie-gangen-maaltijd geserveerd van pindasoep, Heri Heri en Bojo: traditionele Surinaamse gerechten die gangbaar waren in de slaventijd.Host van de avond is Mercedes Zandwijken, met bijdragen in dichtvorm en gesprek van Lydia Emanuels, Carlo Rijkaard, Esther Captain, Bright Richards en Wim Manuhutu. De muziek wordt door Taste4all (Apintidrum) verzorgd en een hoedenmodeshow door JaneSS.

De catering is in handen van Cornelly Chan A Hung (uit Overvecht) en oma Nel.
Op de bijeenkomst zijn ook stands van cultureel ondernemers: JOMI hair en beauty (natuurlijke producten op basis van planten uit Suriname), Lucinda’s Bookstore (Surinaams en Caribisch assortiment), oma Nel Kloof (Surinaamse koeken) en A Seti van Mireile Stadwijk (sieraden).

Datum: zaterdag 23 juni 2012
Locatie: Johannescentrum, Moezeldreef 400, Utrecht Overvecht
Inloop: vanaf 18:00 uur
Tijd: 18:30 – 22:30 uur
Toegang: 5,- euro (incl. diner)
Reserveren verplicht: torioso@gmail.com o.v.v. keti koti

Postkoloniaal Nederland

door Wim Manuhutu

Postkoloniaal Nederland, het derde en laatste boek dat binnen het programma ‘Bringing History Home’ verscheen, heeft sinds het verschijnen het nodige stof op doen waaien. Dat heeft vooral te maken met een aantal stellingen die auteur Gert Oostindie in de studie heeft geponeerd. In zijn optiek beschikten de postkoloniale migranten bij aankomst over een ‘postkoloniale bonus’ die andere migranten, zoals de arbeidsmigranten uit het Mediterrane gebied niet hadden. Die bonus loopt volgens hem overigens op zijn einde, terwijl begrippen als identiteit en gemeenschap in toenemende mate aan het vervluchtigen zijn als het gaat om de grote – ongeveer één miljoen – en zeer diverse groep postkoloniale migranten uit Oost en West.
De postkoloniale bonus bestond volgens Oostindie uit een aantal elementen. De juridische status van onderdaan of burger van het Koninkrijk zorgde ervoor dat zowel in het geval van de migratie vanuit Indonesië in de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw als die vanuit Suriname in de jaren rondom de onafhankelijkheid in 1975 van een echt restrictief toelatingsbeleid uiteindelijk geen sprake kon zijn, ondanks dat er wel degelijk pogingen zijn gedaan om de toestroom naar Nederland in te perken.
Ook beschikten de meeste nieuwkomers over cultureel kapitaal: kennis over de Nederlandse samenleving, opgedaan in het koloniale onderwijssysteem. Verder verschilde de meerderheid van de postkoloniale migranten in ieder geval in religieus opzicht niet van de autochtone Nederlandse bevolking. Dat gold overigens meer voor de migranten uit het voormalige Nederlands-Indië dan voor hen die uit Suriname kwamen.

Het begrip postkoloniale bonus betreft een relatief begrip: een voordeel ten opzichte van andere niet-westerse migranten die naar Nederland kwamen. De nadruk op dat relatieve voordeel heeft het gevaar in zich het zicht te belemmeren op de verschillende aspecten van verlies die de migratie met zich mee heeft gebracht.
Een van de problemen bij het hanteren van het begrip postkoloniale bonus – overigens wel door de auteur onderkend – is natuurlijk dat deze niet voor iedere postkoloniale migrant even groot was, al was het alleen vanwege de verschillen in klasse die er binnen de afzonderlijke groepen bestonden. Het maakte immers nogal uit of iemand uit een Nederlandssprekende middenklasse afkomstig was of uit een segment van de samenleving waar men veel minder toegerust was en is op het leven in Nederland. De discussies rondom de migratie van ‘kansarme’ Antilliaanse jongeren van de laatste jaren is daar maar een voorbeeld van.

Representatie en zelfrepresentatie zijn terugkerende thema’s in het boek. Zo stelt Oostindie dat het beeld van de Surinaamse gemeenschap in Nederland lange tijd is gedomineerd door de Creoolse groep. In dat opzicht kan de recente instelling van de Lalla Rookh-leerstoel aan de Vrije Universiteit gezien worden als een van de pogingen dit beeld tenminste te nuanceren.

Uit de beschrijving van de geschiedenis van het verblijf van postkoloniale migranten komt een proces van toenemende integratie in de Nederlandse samenleving naar voren dat soms met vallen en opstaan gepaard gaat zonder dat de hoofdrichting verandert. Over hoe de Nederlandse samenleving door de komst van postkoloniale migranten is veranderd lopen de meningen uiteen. Oostindie beschrijft de overheid in de afgelopen decennia meermaals tegemoet is gekomen aan de wens vanuit de gemeenschappen om gehoord en gezien te worden. De instelling van culturele instituten, monumenten, en gedenkdagen past in het honoreren van claims die voortkomen uit de identiteitspolitiek die vanuit de kring van postkoloniale migranten en hun organisaties is bedreven. Tegelijkertijd relativeert hij de impact die deze politiek op de kennis en het besef van de Nederlandse samenleving als geheel heeft en geeft hij soms treffende voorbeelden van het particularistische karakter van bijvoorbeeld de herdenking van het afschaffen van de slavernij op 1 juli of de capitulatie van Japan op 15 augustus. Waar gemeenschappen en organisaties de erkenning als een begin zagen van het debat over de koloniale wortels van de Nederlandse geschiedenis en cultuur, zag de overheid het als een afsluiting. Helemaal omdat de aandacht in het migratiedebat in toenemende mate werd getrokken door de arbeidsmigranten en werd geculturaliseerd in een debat over islam en de islamitische cultuur.

Naarmate de tijd verstrijkt en postkoloniale migranten meer en beter hun weg vinden in de Nederlandse samenleving, worden identiteit en gemeenschap in de ogen van Oostindie meer en meer een kwestie van keuze. Individuen kunnen er voor kiezen om zich tot een bepaalde postkoloniale gemeenschap te bekennen, maar ze kunnen het ook laten. Hetzelfde geldt voor de transnationale band met het land van ouders, grootouders en overgrootouders.
Met name op deze constatering valt ook wel iets af te dingen. Het is onmiskenbaar dat identiteit, gemeenschap en de band met ‘daar’ door de tijd heen aan verandering onderhevig zijn. Maar dat hoeft niet te betekenen dat ze op termijn ook zullen ‘vervluchtigen’ . Dankzij moderne media is de wereld van postkoloniale migranten echt een dorp geworden waarbij jongeren van nu soms meer contact hebben met generatiegenoten van daar dan hun ouders destijds. Dat geldt natuurlijk niet voor ieder groep in gelijke mate.

Daarbij is het zo dat de invloed van de ontvangende samenleving in het boek wat onderbelicht lijkt. In het begin van Postkoloniaal Nederland haalt de auteur zijn eigen jeugdervaringen met diversiteit aan. De invloed van een toename van xenofobe uitingen in het publieke debat – ook al gaan die wellicht niet meer primair over de grote meerderheid van postkoloniale migranten – kan juist een versterking en een teruggrijpen op de postkoloniale identiteit en gemeenschap tot gevolg hebben.

Postkoloniaal Nederland is een prikkelend boek dat de lezer uitdaagt om zelf een antwoord te formuleren op de vraag of Nederland wel echt een postkoloniaal land is geworden. En hoewel de auteur daar zo zijn twijfels bij heeft, kunnen de inzichten die postkoloniale en culturele studies bieden, de lezer helpen om dat antwoord ook vanuit het perspectief van de betrokken gemeenschappen zelf te formuleren zonder in de valkuil van partijgangerschap te vallen. Het postkoloniale debat is dan ook maar net begonnen.

Gert Oostindie, Postkoloniaal Nederland; Vijfenzestig jaar vergeten, herdenken, verdringen. Amsterdam: Bert Bakker, 2010. 336 p., ISBN 978 90 351 3497 3, € 25,00.

[uit Oso, 2011, nr. 2]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter