Uitgeverij In de Knipscheer presenteert op 13 september in het Amsterdamse Podium Mozaïek nieuwe boeken van Aruba, Bonaire en Curaçao. Met onder anderen de auteurs Henriette de Mezquita, Bernadette Heiligers, Joseph Hart, Ronny Lobo, Olga Orman, Quito Nicolaas, Clyde Lo A Njoe, Jos de Roo en Jacques Thönissen. read on…
Curaçao – “De veiligheid van de gebouwen aan de Roodeweg en Breedestraat zou niet alleen met carnaval moeten tellen”, zegt architect Ronny Lobo. Volgens de architect maakt het zelfs niet veel uit dat de parade in februari door de straten dendert, zo schrijft Caribisch Netwerk. read on…
Het eind van het volle jaar 2013 zit er bijna op. Caraïbisch Uitzicht vroeg alle leden van het Bestuur en de Adviesraad van de Werkgroep Caraïbische Letteren om hun top-vijf van culturele evenementen die zij het afgelopen jaar hebben bijgewoond of de beste boeken die zij lazen. Vandaag de tweede aflevering: Adviesraadslid, criticus en hoogleraar Wim Rutgers.
1.
De uitreiking van een eredoctoraat aan Elis Juliana door de University of Curaçao op 18 juni 2013.
2.
De uitreiking van de derde Premio Willem C.J. (Boeli) van Leeuwen op 10 oktober (de geboortedag van Boeli) aan Tanio Kross, Randal Corsen en Carel de Haseth voor onder meer de Papiamentstalige opera Katibu di shon.
3.
De overhandiging van de literaire nalatenschap van Luis H. Daal aan de Mongui Maduro bibliotheek op Curaçao op 5 oktober 2013.
4.
De vijfde tweedelige publicatie in rij van de proceedings van de Annual Eastern Caribbean Island Cultures Conference, een uitgave van de Fundashon pa Planifikashon di Idioma, de University of Curaçao en de Universidad de Puerto Rico, waaraan meer dan 75 lokale en internationale auteurs hebben meegewerkt.
5.
De presentatie van Uitgeverij In de Knipscheer op 8 september van niet minder dan vijf boeken tegelijk van Arubaanse en Curaçaose schrijvers: Giselle Ecury: De rode appel, Joseph Hart: Verkiezingsdans, Els Langenfeld: Porto Marie, Ronny Lobo: Bouwen op drijfzand, Jacques Thönissen: Onder de watapana
De afgelopen 35 jaar heb ik als architect een verhaal proberen te vertellen met ruimte en materiaal, het helaas steeds schaarser wordende verhaal dat we architectuur noemen. In mijn praktijk werd ik steeds geconfronteerd met de vele verhalen van opdrachtgevers, aannemers, leveranciers, de overheid en andere betrokkenen. Vooral het verhaal van mijn opdrachtgevers, dat zich voor mijn ogen afspeelde intrigeerde mij. B.v. hoe een dominante man het voor mij niet kon verbergen dat zijn timide vrouw feitelijk de belangrijkste beslissingen nam. Ook het noodlot bij mijn opdrachtgevers bleef niet uit, zoals het met ruzie uit elkaar gaan, nog voordat de eerste steen was gelegd of, erger nog, het overlijden van één van mijn opdrachtgeefsters, vlak voordat ze de sleutel van haar huis van de aannemer mocht ontvangen (haar man compenseerde al gauw zijn verdriet door in het nieuwe huis met een meisje uit zijn stamkroeg te gaan wonen). Of het verhaal van een aannemer die zichzelf per ongeluk opblies met vuurwerk. Ik had al gauw door dat de levensverhalen van al die mensen waar ik mee werkte, dezelfde waren als van alle andere mensen op de wereld, ook die in mijn eigen familie- en vriendenkring.
Op een goeie dag vond ik dat het tijd werd om deze verhalen op te schrijven. Ook om eindelijk zelf een keer opdrachtgever te zijn en wel van mezelf. Maar vanuit mijn eigen vak geschreven, in de vorm van een architectuurroman. Dat het een liefdesroman geworden is, is de schuld van de personages in het boek, die zonder dat ik daar als architect voldoende grip op kon houden, hun gevoelens de vrije loop lieten. Denkt u bij het lezen asjeblieft niet dat ik als architect zo’n enerverend leven heb gehad als de hoofdpersoon Kenzo.
Schrijfproces
Bijna 230 jaar geleden zei de Duitse dichter Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832): Alle wijze gedachten zijn al duizenden keren gedacht, maar om ze ons eigen te maken, moeten wij ze steeds weer opnieuw en oprecht overdenken zodat ze wortel te schieten in onze persoonlijke ervaring. In analogie hiermee zegt men in de literaire wereld vaak dat alles al ooit geschreven is. Ik aanvaardde de uitdaging om te proberen mijn verhaal zodanig op te schrijven dat u er, ondanks uw jarenlange leeservaring, plezier aan kunt beleven.
Goethe noemde architectuur “bevroren muziek”, daarmee een link makend tussen architectuur en muziek. Al schrijvend ontdekte ik de overeenkomsten tussen literatuur en architectuur. Begrippen als tijd, ruimte, gebeurtenis, vorm, ritme, verhoudingen en kleur, worden in vrijwel alle kunstzinnige uitingen gebruikt. Ook in de literatuur, vooral in poëzie. Bij vrijwel allemaal probeert de maker met zo weinig mogelijk middelen zoveel mogelijk te zeggen. Bij architectuur zijn het de bouwmaterialen, bij muziek de noten, bij literatuur de woorden. Er is echter één groot verschil, bij architectuur maak je het ontwerp op verzoek, ja soms zelfs op bevel van een opdrachtgever. Niemand heeft mij gevraagd om een roman te schrijven. Er is nog een verschil. Voordat ik mijn eerste concrete opdracht in de architectuur uitvoerde, had ik zes jaar in Delft geleerd hoe het moest. Met het schrijven begon ik terwijl ik de kunst en de techniek ervan nergens had geleerd. Schoorvoetend begon ik met reisverhalen en gedichten, die waarschijnlijk nooit gepubliceerd zullen worden. Daarna met een papiamentstalig kinderboek met de titel E biahe di Tobias. Nu mijn debuutroman.
Toen ik het eerste manuscript naar mijn gevoel af had kreeg ik van een vriendin van mij, taalkundige Ini Statia, het advies om het compleet te herschrijven. Het deed me denken aan mijn studietijd, wanneer de hoogleraar met zijn dikke 6B potlood door je mooie ontwerp ging krassen. Ook wijlen Erich Zielinski en Frank Martinus, die het proces als schrijver al meerdere malen hadden meegemaakt, gaven kritisch commentaar. Vele tekstblokken belandden in de prullenbak, nota bene om het verhaal te verbeteren.
Nadat het manuscript met hun adviezen helemaal herschreven was kwam ik via Ini terecht bij Pim Wiersinga, hier in de zaal, die zei ‘het kan een goede roman worden’. Hij gaf me de probleempunten aan en adviseerde om professionele coaching te zoeken (zelf kreeg hij het te druk, omdat hij verliefd werd). Ini verwees mij naar Ronald Bos van het Nederlands Letterenfonds, waar ik coaching aanvroeg. Die liet het manuscript door drie experts lezen die gelukkig ook allemaal vonden dat er voldoende potentie zat in het verhaal. Peter de Rijk werd aangewezen als mijn coach. Die heeft ervoor gezorgd dat ik, om het met zijn woorden te zeggen, meer peper bij het gerecht heb gedaan. Nadat we samen via e-mail het hele manuscript hadden doorgeworsteld verliep de ingang bij uitgeverij In de Knipscheer als vanzelfsprekend. Die zette Jim Rotteveel in als redacteur, die nogmaals elk woord omdraaide.
Het meest intrigerende van het schrijfproces vond ik het feit dat alles wat je opschrijft, moet kloppen met de werkelijkheid, terwijl het hele verhaal fictief is. Je mag dus veel verzinnen behalve onzin. Om de werkelijkheid te benaderen moet je research doen waar je enorm veel van leert. Dat is vooral de verrijking van mezelf geweest die ik bij het schrijven voelde. Niet alleen meer kennis opdoen van de materiële werkelijkheid, meer ook van de psychologie van de personages, hun passies, leed en hun ziekten.Alle goede componisten, schrijvers en architecten zijn zich ervan bewust dat in hun artistieke creaties echte kwaliteit nooit bereikt wordt door toeval. Het is gewoon veel discipline opbrengen en hard werken. Maar je moet vooral aan de slag gaan! Picasso was hierin zeer extreem. Hij zei: als ik weet wat ik ga schilderen, hoef ik het niet meer te schilderen. Zo is het eigenlijk met schrijven ook.
Goede architectuur, muziek en romans hebben nog iets met elkaar gemeen. Ze zijn allemaal afhankelijk van deelname van het publiek – geen architectuur zonder gebruikers – geen muziek zonder luisteraars, Izaline kan dat bevestigen – geen boeken zonder lezers. Ik hoop daarom dat mijn boek het grote publiek bevalt. Vergeet vooral niet om mij jullie kritische commentaar te sturen. Hier put ik weer inspiratie uit voor het volgende manuscript.
Dankwoord
Behalve Ini Statia, Pim Wiersinga, Ronald Bos, Peter de Rijk, Erich Zielinski en Frank Martinus, die ik hiervoor genoemd heb, wil ik vooral de proeflezers Audrey Linzey, Nel Casimiri en mijn zus Sonia Vinck-Lobo bedanken en natuurlijk mijn vrouw Denise die mij met geduld en liefde constant stimuleerde. Zonder hun hulp zou het wellicht niet zover zijn gekomen.
Daarnaast dank ik de vele mensen in mijn omgeving waaronder familie, vrienden, opdrachtgevers en aannemers die mij tot deze roman inspireerden.
Mijn dank gaat eveneens uit naar het Prins Bernard Cultuur Fonds Caribisch Gebied die heeft bijgedragen aan mijn aanwezigheid hier.
Publishing Services Suriname (PUBSES) en de Nederlandse uitgeverij In de Knipscheer zijn een samenwerking aangegaan. De Surinaams/Antilliaanse boeken van In de Knipscheer zijn nu in Suriname bij PUBSES te betrekken.
Momenteel zijn in voorraad:
Nergens groeit een boom die haar aarde niet vindt van Karin Lachmising. (srd 60,-)
Bouwen op drijfzand van Ronny Lobo (srd 80,-)
Gentleman in slavernij van Janny de Heer (srd 85,-)
Bloemies. Een prachtig vormgegeven kinderboek met verhaaltjes, versjes en liedjes incl. cd. Met o.a. Gerda Havertong, Frank Ong A Lok, Hakim en Ronald Snijders. (Srd 85,-)
Aan de Waterkant. Een documentaire op cd van gesprekken met Michael Slory, doorspekt met gedichten en muziek. (40 srd)
Architect en schrijver Ronny Lobo leidt ons langs de groten van de Nederlandse en Papiamentse literatuur op Curaçao. Ronny Lobo (59) is de jongste loot aan de Curaçaose literaire stam. Zijn debuutroman Bouwen op drijfzand (In de Knipscheer, euro 22,00) ligt net in de winkel. ‘Ik ben geboren en getogen op Curaçao, maar uit Surinaamse ouders’, zegt de schrijver.
‘Mijn literaire peetvader is Frank Martinus Arion. Hij heeft mijn manuscript gelezen. Frank heeft me hard aangepakt. Mijn boek is na zijn kritiek zo veel beter geworden. In mijn ogen is Arion onze grootste levende schrijver, en zijn roman Dubbelspel is nooit overtroffen.’Dubbelspel speelt zich af op Curaçao, in het fictieve gehucht Wakota. De meeste gebeurtenissen en dialogen spelen zich af in het huis van hoofdpersoon Boeboe Fiel, een kerkhof en Campo Alegre 1, het reuzenopenluchtbordeel in de buurt van de luchthaven Hato 2, dat al bijna 65 jaar echt bestaat.’Mijn boek is voor 80 procent autobiografisch’, zegt Lobo, ‘behalve de seks die erin voorkomt, die kon ik enkel dromen.’
Lobo is architect en heeft uit zijn ambacht geput voor zijn boek. ‘Ik merkte eens hoe een dominante man het voor mij niet kon verbergen dat zijn timide vrouw feitelijk de belangrijkste beslissingen nam. Er kwam ook eens een opdrachtgeefster te overlijden vlak voordat ze de sleutel van haar huis van de aannemer ontving.
‘Voor de presentatie van mijn boek zocht ik naar een symbolische plek en die heb ik gevonden bij de baai van Santa Martha 3.’
Dat is een van de mooiste plekken van Curaçao. De natuur is er ongeschonden en er heerst een 17de-eeuwse rust. Op een idyllische plek verrijzen plots spookachtige heipalen van een verlaten project voor een hotel. De bouw is gestaakt na de opstand van 30 mei 1969, die Willemstad in brand zette.
‘Zelf heb ik niets met het mislukte project te maken gehad, maar ik ben wel altijd geïntrigeerd geweest door de betonnen heipalen als stille getuigen van mislukking, in deze mooie omgeving.’
Niet ver van deze plek wordt een nieuw project ontwikkeld voor rijke mensen die bij hun geld willen komen wonen: ‘Investeer in een toekomst waarin de vraag naar locaties met een gunstig belastingklimaat toeneemt, terwijl het aanbod afneemt’, beveelt de ontwikkelaar aan op zijn website.
‘Laat ik je meenemen naar onze meest literaire begraafplaats’, zegt Lobo, ‘de dood is immers ook een thema in mijn boek.’
Parijs heeft Père Lachaise en Londen heeft Highgate. Curaçao heeft zijn eigen tropische Zorgvlied waar de dichtheid aan overleden politici, kunstenaars, schrijvers en dichters hoog is: de begraafplaats van Bottelier 4.
‘Hier liggen de monumenten van de Papiamentstalige poëzie’, zegt Lobo en houdt stil bij de graven van Pierre Lauffer en Elis Juliana. We wandelen verder onder ruisende bomen die nog amper op het eiland te vinden zijn, maar nog wel op deze begraafplaats: de appeldam, de mispel, de kenepa en de mahok.
Bij een kleine nis in een wal waar de graven vijf hoog zijn gestapeld, stopt Lobo. ‘Hier ligt Boeli van Leeuwen’, zegt hij. ‘Van de grote drie van de Nederlandstalige literatuur op Curaçao is alleen Arion nog in leven.
‘Tip Marugg, de derde van de drie, ligt niet op Bottelier maar op de protestantse begraafplaats aan de Roodeweg in Otrobanda 5, maar die zit meestal op slot.’
Op het eiland wordt, behalve in Bottelier, haast nooit een graf gegraven in een groene omgeving. Meestal wordt een huisje gebouwd voor de overledene. De begraafplaats ziet eruit als een dodendorpje, zonder groen.
‘Weet je dat het huisjes bouwen voor de doden op de Franse Caribische eilanden Martinique en Guadeloupe nog veel verdergaat? Daar worden gebouwtjes neergezet met alles erop en eraan: ramen, deuren, pilaren, een portiekje voor het huis, helemaal compleet.’
[uit de Volkskrant, ‘Ask the local’, zaterdag 16 november 2012]
Hoofdpersoon in de debuutroman van Ronny Lobo Bouwen op drijfzand is de gerenommeerde Curaçaose architect Kenzo Schmidt die de dubbele opdracht krijgt een huis te bouwen op Bonaire voor het Nederlandse in Mexico wonende echtpaar Michel Paul en Heidi Lente, en een huis voor het aanstaande echtpaar Karin Oei en Roy Goodweather op Curaçao. Daarmee is de plot van het verhaal in gang gezet en het bouwmotief neemt vervolgens een belangrijke plaats in het verhaal in, wat eigenlijk niet verwonderlijk is voor de architect die Lobo zelf van beroep en roeping is.
Naast deze dubbelopdracht op twee eilanden van twee echtparen is een tweede motief van belang omdat deze echtparen in feite bouwen ‘op drijfzand’ omdat hun wensen omtrent de te realiseren woningen wel heel ver uit elkaar liggen als gevolg van twee geheel verschillende levenshoudingen. Daarmee is het tweede verhaalmotief gegeven: de relatie tussen de twee echtparen die op ‘drijfzand’ berust en de rol die de architect daarin zijns ondanks krijgt toebedeeld in een nogal ingewikkeld uitvallende dubbele driehoeksrelatie.
Van dit gegeven heeft Lobo een interessante roman gemaakt die vlot verteld naar een versnelling in het tempo gaat en met een steeds ingewikkelder wordende intrige uiteindelijk een climax vindt. Ik las de dikke roman – 340 bladzijden – eerst van mijn laptop en had toen wat moeite met de combinatie van deze twee motieven, maar nadat ik het verhaal een tweede keer op papier las ontdekte ik hoe de verteller deze motieven weet te verstrengelen en – belangrijker – langzaam weet op te bouwen naar een climax waarbij de personen elkaar naderen en dan opnieuw een spanningsboog te construeren waarin de complicaties daarbij steeds onvermijdelijker worden. Ik zag bij de tweede lezing hoe knap het verhaal is opgebouwd en hoe belangrijke elementen daarin worden voorbereid en uitgebouwd.
Inhoud
De opdrachtgevers zijn stuk voor stuk well to do personen met een lucratieve carrière en daarbij behorende financiële positie, al is hun afkomst wel heel verschillend, waarin ook een verschil in levenshouding besloten blijkt. Waar de een gesteld is op luxe en comfort geeft de ander op basis van afkomst in feite de voorkeur aan een eenvoudiger levensstijl. De architect moet laveren tussen de verschillen van opvatting tussen de opdrachtgevers en bovendien nog tussen het dilemma van zijn eigen smaak en beroepseer en de voor hem niet altijd te accepteren voorkeuren van de klanten.
Op zich is dit al een interessant gegeven om een roman op te bouwen, maar de verteller geeft het een extra dimensie door interpersoonlijke verhoudingen in de vorm van driehoeksrelaties te construeren tussen deze twee echtparen en tussen de inmiddels een paar jaar gescheiden levende architect en de mooie cliënte. Dit geeft het verhaal inderdaad een spanning, die opgelost wordt in de titel ‘bouwen op drijfzand’ waarvan het ‘bouwen’ natuurlijk op het eerste motief duidt, het ‘drijfzand’ op de onderlinge relatieproblemen.
Wel spreekt het eerste motief, zoals de verteller dat met allerlei details beschrijft, mij meer aan dan het tweede. De verteller had het niet nodig gehad zoveel nadruk op erotische elementen te leggen. Daar is hij kennelijk de redacteur van de uitgeverij teveel tegemoet gekomen, wat ook wel blijkt uit de in die delen gehanteerde stijl. Ik lees het verhaal dan ook liever als een ode aan het cultureel en artistiek verantwoorde bouwen: de architect en de professionele architectuur.
Resten me nog twee opmerkingen. De eerste betreft de man-vrouwrelaties, die via de vrouwelijke hoofdpersoon compleet op zijn kop gezet worden, zoals de traditie die tot nu toe meestal beschreven heeft. In dit verhaal moet de Curaçaose man – in tegenstelling tot die traditie – accepteren dat hij bepaald niet de enige is in zijn relatie met een vrouw, waarbij het machismo-motief dus omgekeerd wordt. Daarbij heeft de verteller echter wel gehoorzaamd aan een ander, dit keer wél traditioneel motief: dat van de mooie, sensuele, mannen verslindende mulattin, de net niet blanke vrouw, die nauwelijks morele scrupules kent om aan haar seksuele behoeften te voldoen.
Een tweede opmerking betreft het laatste korte, veertigste hoofdstuk dat helemaal afwijkt van de overige omdat de verteller daarin op één zin na plotseling overgaat van de verleden tijd waarin verhalen gewoonlijk verteld worden, naar de tegenwoordige tijd. Het einde van het verhaal lijkt in zijn oplossing met een op Klein Bonaire geconcipieerd klein bonaireaantje niet meer dan slapstick, maar blijft door die vertelwijze, wegens diverse interpretatiemogelijkheden van dat slot desondanks intrigeren.
Paramaribo – Bouwen op drijfzand is de debuutroman van de welbekende Curaçaose architect Ronny Lobo. Na boekpresentaties in Nederland en zijn geboorteland Curaçao doet hij als schrijver Suriname aan. Op 29 november presenteert hij het boek in Solei aan de Anton Dragtenweg. “Het land waar mijn ouders vandaan komen en waar ik een bijzondere binding mee heb beschouw ik als belangrijk Nederlands taalgebied”, geeft de schrijver aan.
Lobo heeft getracht om 35 jaren lang met ruimte en materiaal verhalen te vertellen. In de praktijk werd hij steeds geconfronteerd met vele verhalen van opdrachtgevers, aannemers, leveranciers, de overheid en andere betrokkenen. Die verhalen intrigeerden hem, waardoor hij besloot ze op te schrijven. “Dat het een liefdesroman is geworden, is de schuld van de personages in het boek. Als architect kon ik daar voldoende grip op houden en liet hun gevoelens de vrije loop “, grapt hij. Het boek gaat over de succesvolle architect Kenzo Schmidt die gelijktijdig een huis op Curaçao ontwerpt voor een Hollands echtpaar uit Mexico en een ongetrouwd stel op Bonaire. Door zijn klimaatbewust en esthetisch denken stuit hij op de totaal andere gedachtewereld van zijn cliënten. Die bekommeren zich eerder om het uitzicht van het zandstrand dan het natuurgebied en de mangroven die Kenzo voor ogen heeft.
Een ander probleem is één van de opdrachtgevers, de onweerstaanbare Karin Oei. De gevoelens die ze bij hem losmaakt zorgen ervoor dat de zakelijke verhouding met het echtpaar flink onder druk komt te staan. Hoewel Kenzo als zorgzame gescheiden huisvader zijn handen vol heeft aan zijn kinderen, blijft het verlangen naar een tweede dochter. De nieuwe toekomst die hij met Karin voor ogen heeft, valt in duigen wanneer blijkt dat niet alleen haar vriend Roy, maar ook andere mannen haar charme hebben ontdekt. Jaloezie en achterdocht krijgen de overhand. Dan slaat het noodlot toe bij zijn opdrachtgevers. Hun droomhuizen blijken op drijfzand te zijn gebouwd. Kenzo’s verlangens blijven zweven tussen droom en werkelijkheid. Het boek bevat volgens de schrijver autobiografische elementen. “Maar het verhaal is compleet fictief”, benadrukt hij.
In 1992 heeft Lobo de Cola Debrotprijs voor Architectuur van Curaçao gewonnen, deze prijs is de hoogste culturele onderscheiding. De roman is niet het eerste boek van de schrijver. In 2005 kwam hij met het Papiamentstalige kinderboek E Biahe di Tobias dat in het kader van een Rotaryproject werd uitgegeven. “Op verzoek van mijn broer zal ik het boek in een natuurrijke omgeving presenteren”, zegt zus Lilian Lobo die in Suriname is geboren en ook hier woont. Volgens de schrijver zal het boek in alle boekhandels te verkrijgen zijn.
Ronny Lobo ken ik al vanaf mijn middelbareschooltijd. Zijn vader gaf bijlessen natuurkunde en ik was een welkome klant. Vele avonden heb ik zwoegend doorgebracht in het huis aan de Cassandraweg dat in traditionele Surinaamse stijl was opgetrokken van blokken en hout. Wat was ik blij dat ik aan het einde van elke bijles op mijn brommer weer naar huis mocht van vader Lobo. Zuchtend stond hij me dan in de deuropening na te kijken, want mijn brommer was me liever dan de natuurkunde.
Ronny Lobo studeerde bouwkunde in Nederland en keerde terug naar Curaçao, waar hij architect werd met een speciaal oog voor klimatologische omstandigheden. Inmiddels al weer wat jaren geleden – Lobo en ik waren beiden uitgenodigd voor een boottochtje op de Insulinde ter gelegenheid van de presentatie van het boek Eerlijckman van Marjo Nederlof – vertelde Lobo me met enige schroom dat hij bezig was aan een roman. Ik reageerde enthousiast, want Lobo heeft wat te vertellen. Maar ook mijn direct daaropvolgende terughoudendheid zal hem niet zijn ontgaan. Het voornemen een boek te schrijven is één ding, maar het talent én de discipline te bezitten om een
eindproduct af te leveren waarvoor een boekhandel een plekje inruimt, zijn twee ándere dingen. Uitgevers worden overspoeld door manuscripten. Franc Knipscheer, mijn eigen uitgever maar inmiddels ook die van Ronny Lobo, vertelde me eens dat in Nederland minder dan één op de honderd aangeleverde manuscripten het bracht tot een feitelijk boek. Om maar niet te spreken van de talloze pogingen die al op de computer van de auteur strandden. Daarbovenop komt nog de misère in de uitgeverswereld die alles te maken heeft met de crisis waarin Nederland gedompeld lijkt te zijn, en die eraan bijdraagt dat uitgevers extra voorzichtig zijn.
Maar Lobo’s boek is af! Bouwen op drijfzand. Een spannende foto van het in de jaren vijftig verlaten bouwproject aan de Santa Marthabaai prijkt op de voorkant. Het had een luxe hotel moeten worden, maar er is niet meer dan een fata morgana van overgebleven. De betonnen staken die ooit dienst hadden moeten doen als fundering van een megalomane utopie, steken uit de borrelende modder omhoog als stille, rottende getuigen van een misdaad tegen de natuur. De combinatie van titel en voorplaat schept verwachtingen.
Kenzo Schmidt is een jonge architect op Curaçao. Roy Goodweather, een succesvol systeembeheerder, en zijn beeldschone vriendin Karen Oei vinden Kenzo bereid om hun toekomstige huis op Bonaire voor hen te tekenen. Rond diezelfde tijd krijgt Kenzo opdracht een villa te ontwerpen voor Paul en Heidi Michel, een rijk Nederlands echtpaar van middelbare leeftijd. Paul heeft zijn werkzame leven met Heidi in Mexico doorgebracht en nu een bouwterrein
gekocht op een luxe locatie aan het Spaanse Water op Curaçao. Een droom heeft hij ook al: het moet een huis worden in Mexicaanse stijl.
De ingrediënten die nodig zijn voor de onvermijdelijke botsingen tussen architect en opdrachtgevers worden subtiel ingevoerd door de auteur, die net als Kenzo behalve bouwkundige ook een bevlogen en kunstzinnig architect is. Ingrediënten die toch al gecompliceerd zijn door de haaks op elkaar staande karakters van de hoofdpersonen, maar die nóg gecompliceerder worden wanneer Kenzo smoorverliefd wordt op zijn opdrachtgeefster Karen. Bovendien blijkt er nog een ingewikkelde verhouding te bestaan tussen de beide echtparen; Paul Michel en Karen Oei kennen elkaar beter dan goed voor hen is.
Lobo weet zijn roman met verrassende wendingen te doorweven en deze af te wisselen met wat filosofische beschouwingen over tropische architectuur, over de relatie tussen bouwkunst en natuur, en over de noodzaak respectvol met deze natuur om te gaan. Roy, de vriend van Karen, is een fanatiek zeiler. Die liefde deelt hij echter niet met Karen, zodat hij veel tijd alleen op zijn zeilschip, de Inoma, doorbrengt. De Inoma is een bestaand schip. Lobo moet het schip goed kennen, want hij
beschrijft het tuigage correct. Ik schat de Inoma op ongeveer 14 meter, gebouwd met een enkele mast en een giek als om een windsurfzeil om de boot handelbaar te maken voor een enkel persoon. Ik ken geen ander schip met een dergelijk zeilplan; een beter schip had Lobo voor de ruige Einzelgänger Roy niet kunnen uitkiezen.
Het boek is in de ik-vorm geschreven. Dat kan een lastige vertelinstantie zijn om vanuit te schrijven, omdat je als auteur gedwongen bent vlak onder de huid van je hoofdpersoon te gaan zitten en veel van jezelf bloot te geven. Ronny Lobo heeft dat knap gedaan; Kenzo is, ondanks dat hij zijn emoties en zijn passies de vrije hand laat, de Tom Poes van het verhaal. De andere personen – Roy, Paul, Karen en Heidi – hebben meer uitgewerkte karakters, zoals Olivier B.
Bommel, markies de Canteclaer en burgemeester Dickerdack, om bij Marten Toonder te blijven.
Toen ik het boek ter hand nam, had ik verwacht een streng verhaal te gaan lezen, over dromen en daden, wetten en praktische bezwaren, over botsingen tussen verschillende belangen waarbij de architectuur de grote verliezer zou zijn. Voorplaat en titel schiepen die verwachtingen, en daar is naar mijn mening niet aan voldaan. Bouwen op drijfzand is een verhaal geworden in de relationele sfeer. Een prettig en toegankelijk boek, gemakkelijk leesbaar met eenvoudige dilemma’s die veel lezers zullen aanspreken. De schrijfstijl is helder, prettig en open. Ronny Lobo heeft nergens geprobeerd de dingen mooier te willen zeggen dan nodig voor de verhaallijn en dat maakt het boek tot een uitermate sympathiek en geslaagd debuut.
De theaterzaal van Podium Mozaïek in Amsterdam was op 8 september jl. uitverkocht. Uitgeverij In de Knipscheer presenteerde vier nieuwe boeken uit het Caraïbisch deel van haar fonds en de belangstelling was gelukkig groot.
Voordat de auteurs met hun laatste werk voorgesteld werden, stond uitgever Franc Knipscheer stil bij het recente overlijden van twee auteurs uit zijn fonds: Elis Juliana en Els Langenfeld. Eigenlijk had Langenfeld op deze middag ook aanwezig moeten zijn met haar nieuwe verhalenbundel Porto Marie. Haar uitgever herdacht haar ontroerd. Het publiek kon een opname bekijken van de presentatie van Porto Marie op Curaçao. Opvallend bij die presentatie was dat Langenfeld nu eens niet een notabele had uitverkoren voor het eerste exemplaar van haar boek. Zij had een beperkte nummertjesloterij georganiseerd. De uitslag was voor alle aanwezigen een verrassing, zagen wij in Amsterdam.
Jacques Thönissen, overgekomen van Aruba, was de eerste auteur die zijn boek mocht tonen. Veertien van zijn Arubaanse verhalen heeft hij onder de titel Onder de watapana bijeengezet. Hij gaf het eerste exemplaar wel aan een notabele: de gevolmachtigde minister van Aruba Edwin Abath. Thönissen las een mooi stukje voor uit één van zijn verhalen, een legende over het ontstaan van Aruba. De legende vertelt dat Curaçao, Bonaire en Aruba ontstaan zijn uit zweetdruppels die de Schepper van hemel en aarde aan het eind van de zesde scheppingsdag op zijn voorhoofd voelde. Die druppels wierp Hij in zee en als kleinste, maar als mooiste eiland ontstond toen Aruba. Het applaus dat na voorlezing van het verhaal opklonk, liet merken dat er heel wat liefhebbers van ‘nos isla stimá’ aanwezig waren.
Peter de Rijk die als redacteur bij uitgeverij In de Knipscheer de boeken van de aanwezige auteurs natuurlijk van haver tot gort kent, had met Thönissen, Ronny Lobo, Giselle Ecury en Joseph (Jopi Hart) steeds een kort gesprek. Daarin ging het nogal eens over de lange weg die er ligt tussen schrijven en publiceren. Een weg die gekenmerkt wordt door veel redigeren en herschrijven. Vooral in het gesprek met Ronny Lobo, die debuteert met de roman Bouwen op drijfzand, werd dit duidelijk.
Het gesprek met Giselle Ecury over haar derde roman De rode appel ging meer over de bouw van het boek. Zij wist op een heldere manier duidelijk te maken wat haar bij het schrijven voor ogen staat.
De laatste in de rij was Joseph Hart. Hij debuteerde als Jopi Hart met de dichtbundel Entregain 2000 bij uitgeverij Carilexis, op Curaçao. De roman Verkiezingsdans, die nu gepresenteerd werd, is een adaptatie van een Engelstalige roman die Hart jaren geleden schreef. Uit het gesprek met De Rijk bleek dat de auteur nogal moeite heeft met het politieke bedrijf op het huidige Curaçao, maar een politiek traktaat is de roman niet geworden. Dat was ook te merken aan de passages die Hart voorlas. Zijn boek had gepresenteerd moeten worden aan de gevolmachtigde minister van Curaçao Marvelyne Wiels, die was helaas verhinderd. Het boek ging naar een plaatsvervangster voor deze middag, Marije Berkhouwer.
Aruba, Bonaire, Curaçao en Nederland, landen en boeken, verhalen en mensen schoven als een mozaïek in elkaar.
Presentator Franc Knipscheer zorgde zelf ook voor afwisseling. Zo presenteerde hij de pas verschenen roman van Janny de Heer: Gentleman in slavernij. Dat is een dikke roman over een Duitse immigrant in het 19deeeuwse Suriname. De schrijfster was er niet. Het eerste exemplaar ging naar haar kleindochter, die weinig woorden nodig had om het boek in ontvangst te nemen.
In 1978 verscheen de verzamelbundel Cultureel Mozaïek van de NederlandseAntillen varianten en constanten onder redactie van René A. Römer. Een zeer informatief boek met een goed oog voor de bestanddelen van het inlegwerk. De Nederlandse Antillen bestaan eigenlijk niet meer, maar het samenspel is gebleven.
Dat bleek op 8 september treffend uit de muzikale omlijsting van de Porto Marie middag. Die was in handen van Izaline Calister, begeleid door gitarist Ulrich de Jesus. Voor de pauze zong Calister het mooie lied Gracias a la vida van Mercedes Sosa. Het tweede optreden sloten zij af met een opwekkend liedje over Compa Nanzi die de rest van de wereld weer te slim af was. Hij weet de jeuk, ontstaan tijdens het opschonen van een veld met brandnetels, mooi te benutten. Misschien als het soort politicus waar Jopi Hart de buik vol van heeft?
Terwijl dit allemaal gebeurde aan de Bos en Lommerweg vond bij de Vereniging Ons Suriname aan de Zeeburgerdijk een soortgelijke middag plaats. Daar waren o.a. Antoine de Kom en Karin Amatmoekrim aanwezig. De muziek was er in handen van Sanne Landvreugd.
Laten we hopen dat volgend jaar deze twee bijeenkomsten niet op dezelfde dag georganiseerd worden. Auteurs en de boeken verdienen dat. De potentiële lezers trouwens ook. Maar het tij is waarschijnlijk inmiddels al gekeerd. Op 13 oktober a.s. organiseert uitgeverij In de Knipscheer in de OBA een Antilliaans en Surinaams boekenprogramma met onder andere Janny de Heer en Eric de Brabander. Muziek zal er zijn van de groep FTTP van Frank Ong-Alok. De middag wordt gehouden onder de titel Een droom die ik heb.
Dat is ook de titel van een nieuwe bundel gedichten van de markante dichteres Nydia Ecury (1926-2012). Een van haar bundels Kantika pa Mama Tera / Songs for Mother Earth schreef ze speciaal om het Caraïbisch mozaïek bijeen te houden, staat er op de achterflap van dat boek.
Tijdens haar leven stelde zij nog een Nederlandstalige bundel samen. De presentatie hiervan zal op 13 oktober voor de liefhebbers van haar poëzie een mooi moment zijn. En naar ik hoop ook voor nieuwe lezers.
Amsterdam — Architectuur en literatuur vertonen veel overeenkomsten, zei de Curaçaose architect Ronny Lobo gisteren bij de presentatie van Bouwen op Drijfzand, zijn debuutroman. Lobo was één van de vijf auteurs van wie nieuwe publicaties werden gepresenteerd door uitgeverij In de Knipscheer. De bijeenkomst in Podium Mozaïek in Amsterdam werd bezocht door 300 personen.
“Begrippen als tijd, ruimte, gebeurtenis, vorm, ritme, verhoudingen en kleur worden in vrijwel alle kunstzinnige uitingen gebruikt. De maker probeert met zo min mogelijk middelen zo veel mogelijk zeggen. Bij architectuur zijn dat bouwmaterialen, bij muziek de noten en bij literatuur de woorden”, aldus Lobo. Er waren ook verschillen, zei hij. Lobo studeerde zes jaar architectuur, maar schrijven moest hij al doende leren, ook al had hij als architect weinig moeite om ruimtes beeldend te beschrijven. Hij werd voortdurend gecorrigeerd door de redacteuren van de uitgeverij en deskundigen als Frank Martinus Arion, wijlen Erich Zielinski en Ini Statia, die hem zelfs adviseerden helemaal opnieuw te beginnen. Een ander verschil: “Niemand vroeg mij om een roman te schrijven. In de architectuur maak je een ontwerp op verzoek, of soms een bevel, van een opdrachtgever.”
Lobo’s ervaringen met opdrachtgevers, aannemers en leveranciers waren de aanleiding voor Bouwen op Drijfzand: de confrontatie met een echtpaar van een dominante man en een vrouw die wel bescheiden leek, maar ondertussen alle beslissingen nam. Een echtpaar dat met ruzie uit elkaar ging voor de eerste steen was gelegd. Of het overlijden van een opdrachtgever voor de overhandiging van de sleutel. “Op een goede dag vond ik het tijd om deze verhalen op te schrijven”, aldus Lobo. Het resultaat is een roman over een architect die vooral rekening probeert te houden met de natuur, terwijl zijn opdrachtgevers zich vooral druk maken om hun uitzicht. De hoofdpersoon Kenzo wordt vervolgens ook nog verliefd op de vrouw van een klant. “Dat het een liefdesroman is geworden is vooral de schuld van de personages. Denk dus niet dat ik zo’n enerverend leven heb als architect”, zei hij.
Caleidoscoop
Naast Bouwen op Drijfzand presenteerde In de Knipscheer ook de nieuwe boeken van de uit Aruba afkomstige Giselle Ecury en Jacques Thönissen en van Curaçaoënaar-Bonairiaan Jopi Hart. Net als Lobo werden ze kort geïnterviewd door Peter de Rijk, hoofdredacteur van de uitgeverij. Ecury schreef De Rode Appel, waarin een man en een vrouw op zoek gaan naar verdrongen gebeurtenissen uit hun jeugd. Een jeugd die zich afspeelde in de jaren zestig en zeventig, de periode van een nieuwe seksuele moraal, die ook een keerzijde heeft en waar ook niet iedereen zomaar aan mee kon doen.
Van Jacques Thönissen verscheen het boek Onder de Watapana, een bundel verhalen over Aruba die hij de afgelopen tien jaar schreef. “Het is een caleidoscoop waarin alle aspecten van het eiland aan bod komen”, aldus De Rijk. Thönissen vertelde dat het allemaal fantasieverhalen, maar geïnspireerd op echte gebeurtenissen uit de afgelopen tien jaar. “Soms zijn mensen er wel van overtuigd dat ik schrijf over mensen die ze echt kennen, maar het is allemaal uit mijn duim gezogen. De situaties zijn echter wel herkenbaar voor mensen die op Aruba wonen.”
Van Jopi Hart werd tot slot zijn boek Verkiezingsdans gepresenteerd, de Nederlandstalige versie van zijn boek Election Dance uit 2006, maar wel geheel herschreven omdat Hart niet van vertalen houdt, zo zei hij. Het boek over corruptie, misdaad en de persoonlijke verhalen achter drugssmokkel is nog altijd bijzonder actueel. “Hoofdpersoon Matthew is geen held, maar een verschrikkelijk figuur. Maar Matthew heeft wel een visie. En die visie mis ik bij onze beleidsbepalers. Een visie waar we naar toe gaan.”
De vijfde auteur van wie een boek gepresenteerd werd, was niet aanwezig bij de bijeenkomst. Uitgeverijdirecteur Frank Knipscheer had duidelijk moeite om zijn emoties de baas te blijven toen hij sprak over Els Langenfeld, die op 9 juni overleed. “Els Langenfeld had de moed om een heikel onderwerp te kiezen. Ze slaagde erin om mannen en vrouwen van vlees en bloed neer te zetten”, zei hij. Als hommage aan Els Langenfeld werd de presentatie vernoemd naar haar laatste boek, Porto Marie, over het leven op de plantage Porto Marie in de tijd van de slavernij.
[uit Amigoe, maandag 9 september 2013; fouten gecorrigeerd]
Deze website beoogt geen enkel winstoogmerk. Door middel van de website wil de Werkgroep het publiek kennis laten maken met nieuws uit en over de Caraïbische regio. De Werkgroep neemt daartoe onder meer berichten over van andere sites, zonder dat het ons altijd mogelijk is rechthebbenden vooraf te attenderen op de overname. Mocht iemand bezwaar hebben tegen overname van tekst- of beeldmateriaal, laat ons dit weten, dan verwijderen wij het materiaal.
Reacties op berichten worden alleen geplaatst indien voorzien van voor- en achternaam.