Posts tagged with: Lo A Njoe Clyde
Balans: Arubaans letterkundig leven (29)
door Wim Rutgers
04.7.1 Clyde R. Lo A Njoe
Clyde Roël Lo A Njoe (1948) werd geboren te Santa Cruz, Aruba, maar heeft het eiland al lange tijd geleden verlaten. Na zijn opleiding tot tekenaar-schilder werkte, woonde en reisde hij in vele landen van Europa en Azië. Uit grote exposities in het Caribisch gebied (1981), op de Hannover Messe (1982, in Helmond (eveneens 1982) en geregeld in het Museum van Rijswijk (het voormalige Tollenshuis). Voorbeelden van zijn zijn beeldende kunst zijn als illustraties opgenomen in zijn eerste dichtbundel Dansen/Baliamentu (1982). read on…
Balans: Arubaans letterkundig leven (20)
door Wim Rutgers
04.3. Poëzie: drie tendensen
Poëzie is klank en beeld. Als ze wordt gedeclameerd met instrumentale begeleiding of wordt gezongen, sluit ze aan bij de muziek. Wordt ze schriftelijk gepubliceerd, dan sluit ze door lay out en illustraties aan bij de beeldende kunst. De grote Nederlandse dichter en poëzietheoreticus Simon Vestdijk verwoordde dat in zijn lezingen die hij tijdens de Tweede Wereldoorlog in het gijzelaarskamp Sint Michiels Gestel hield voor zijn medegevangenen en die later als De glanzende kiemcel (1973) werden gepubliceerd als volgt:
Door de metrische regelmaat en de klankrijkdom nadert de poëzie tot de muziek, – door het op de voorgrond treden van aanschouwelijke beelden, van concrete, plastische details zoekt de poëzie als het ware aansluiting bij de beeldende kunst. read on…
Balans: Arubaans letterkundig leven (14)
door Wim Rutgers
Deel II
04 1986 – 2015
Het veelstromenland van de moderne literatuur
04.0 Positiebepaling
Net voor het ingaan van de status aparte per 1 januari 1986 sloot de Lago raffinaderij na zestig jaar definitief haar poorten. Het betekende een abrupte crisis van ongekende omvang, waarbij de bevolking op financieel economisch terrein via het inleveren van salaris en door middel van een solidariteitsbelasting net met het ingaan van de status aparte voor reusachtige problemen stond, zoals decennia eerder de autonomie ook al vergezeld was gegaan van problemen rond de lay off in de raffinaderij, waar door automatisering talrijke arbeiders waren ontslagen. read on…
Clyde R. Lo A Njoe: Dichten is leven, leven is dichten
door Wim Rutgers
Clyde Roël Lo A Njoe (1948) werd geboren te Santa Cruz, Aruba, maar heeft het eiland al lange tijd geleden verlaten. Desondanks stond in zijn debuutbundel Dansen / Baliamentu (1983) zijn geboorte-eiland centraal. Deze tweetalige bundel Nederlands – Papiaments – de gedichten werden vertaald door niemand minder dan Luis H. Daal – bevatte voor die tijd onconventionele poëzie, zoals die tot dan toe op Aruba nog niet geschreven en gepresenteerd werd. read on…
Wat ik graag wil zeggen
Agerbeek en Launspach met Lo A Njoe
door Klaas de Groot
Het is 17 mei, drie dagen na de hemelvaartsdag waarop de Haarlemse dichtlijn te volgen was. Maar uitgeverij In de Knipscheer weet van geen ophouden. Zelfs op deze zonnige zondagmiddag weet zij de zaal van De Pletterij aan de Lange Herenvest in Haarlem geheel gevuld te krijgen voor de presentatie van drie nieuwe titels. read on…
Clyde Lo A Njoe….woorden, muziek en beelden
door Klaas de Groot
Zondag 22 februari was er een bijzondere poëziemiddag in Theater Perdu aan de Kloveniersburgwal in Amsterdam. Het komt vaker voor dat dichters hun werk combineren met muziek, maar het optreden van Lo A Njoe was een nieuwe manier om beide kunstvormen te combineren. En dan heb ik het nog niet eens over het feit dat ook de dans aan bod kwam. Tijdens het optreden kon je zien dat de dichter moeite had om zijn danslust te beheersen en af en toe kon hij die drang niet bedwingen. read on…
Presentatie Mijn lief, mijn leed van Clyde R. Lo A Njoe
In de afgelopen 40 jaar verwierf Clyde R. Lo A Njoe (Aruba, 1948) wereldwijd bekendheid als beeldend kunstenaar en vormgever. Hij was 1988 – 1989 medeontwerper van het Orakelkunstuurwerk van Holland-Nagasaki Village in Nagasaki, Japan. read on…
Clyde Lo A Njoe: Liefde, leed …… muziek!
door Klaas de Groot
De beeldend kunstenaar en dichter Clyde Roël Lo A Njoe (Aruba 1948) publiceerde in 1982 de bundel Dansen / Baliamentu bij In de Knipscheer te Haarlem. Twee jaar later werkt hij mee aan Doodverf, uitgegeven door de Kofschip-Kring (Hilversum/Brussel). Zijn derde publicatie heet Echolood en dateert van 1989. Deze bundel werd verzorgd door Kwadraat in Utrecht. read on…
Clyde Lo-A-Njoe: Echolood
De rubriek Herlezen vraagt aandacht voor teksten die langer geleden zijn verschenen en de moeite van het herlezen waard zijn. Suggesties? Laat het ons weten via ons emailadres. Vandaag eerder al een gedicht van Clyde Lo A Njoe en nu zijn bundel Echolood.
door Wim Rutgers
Clyde Lo-A-Njoe (Aruba 1948) volgde een opleiding als tekenaar-schilder en exposeerde zijn werk in Nederland, Duitsland en in het Caraïbische gebied. Naast beeldend kunstenaar is Clyde Lo-A-Njoe eveneens dichter. In 1982 gaf hij de tweetalige bundel Dansen / Baliamentu uit, waarin vierentwintig gedichten die alle een dans als uitgangspunt hebben en acht litho’s werden samengebracht. De oorspronkelijk Nederlandstalige gedichten werden door Luis H. Daal in het Papiaments vertaald. Lo-A-Njoe reisde veel, waar in zijn werk de neerslag van te vinden is. De thema’s van zijn poëzie, waarin hij persoonlijke en mondiale noties verbindt, zijn het eigen verleden en zijn reiservaringen, het verleden van de Caraïbische regio daarvan specifiek Aruba, maar ook de gevolgen van de atoombom op Hiroshima aan het eind van de Tweede Wereldoorlog en actuele Derde Wereldproblematiek. In het gedicht ‘Merengue in mijmering’ luidt het:
“Aruba, speldepunt waar mijn wereld om draait, / Refrésqueria en Latijnse melancholie, / je kromme bomen, / waardoor het spel van de / eeuwigdurende wind schiet. / Stil denk ik aan je overzoute lucht / en je verdwaalde blanken op de ‘waaf’.” (Dansen / Baliamentu, p. 43)
Clyde Lo-A-Njoe behoort tot die moderne Caraïbische dichters die zowel genspireerd worden door het eigene als door de wereld buiten het eigen eiland, waarnaartoe de vensters wijd worden opengezet. (Skol y Komunidat XV-7, 1984: 10-13)
Na jaren verscheen in 1989 de bundel Echolood, een doorgeconstrueerde bundel in drie delen met respectievelijk twintig, drie en zeven gedichten, waarin de dichter opnieuw een persoonlijke positiebepaling van zijn persoon en kunstenaarschap onderneemt – dat wat een echolood doet: het peilen van de diepte of de hoogte.
Echolood bevat een drievoudige zoektocht en ontdekkingstocht naar het zelf: naar de innerlijke wereld van de eigen persoonlijkheid, vervolgens naar het eiland en de wereld daarbuiten en tenslotte naar het dichterschap dat deze positiebepaling verwoordt.
De eigen identiteit wordt beschreven in enkele gedichten waarin de spiegel als middel tot zelfontdekking een grote rol speelt, omdat de dichter er zichzelf in tegenkomt. De derde afdeling draagt zelfs de titel ‘aan de keerzijde van de Ebonieten spiegel’. In het gedicht ‘Voedingsbodem’ heet het daarom
“Ik vond / in deze spiegelsalon mijn voedingsbodem, / waarin ik helemaal hem werd, die ik / ooit was, en altijd wilde / zijn. / En daarom juist vooral mezelf. Ik ben / tegelijk pode-antipode, maar hoe / dan ook: alleen en / één met mezelf.” (p. 10)
In ‘Echolied’ blijkt dat de uitkomst van deze innerlijke zoektocht niet zonder meer direct positief is:
“Ik ken de geur van mijn eigen bloed, / het kruipen van mijn angst, / de kadans van mijn hulpeloze adem. / Er is geen steen der Wijzen.” (p. 19)
Maar naar het einde toe is het uiteindelijke resultaat van de zoektocht positief:
“Ik reisde niet meer vermomd… maar trof mezelf in het midden aan. Ik was er.” (p. 37)
De reismetafoor wordt ook gebruikt om de positie ten opzichte van het eiland te bepalen. Enkele stadia van die zoektocht zijn met de volgende citaten weer te geven. In het begin luidt het nog “het eenzame tropenkind .. ergens in het land Grenzeloos” (p. 8) Het eiland is “Zomaar een plek. Het is wel mijn plek.” (p. 22) Buiten het eiland is de dichter op weg naar Niemandsland (p. 24). Maar hij komt thuis zoals we al zagen, als hij zich in een positie bevindt van harmonie met de Umwelt, die pregnant gekarakteriseerd wordt met het beeld van de ibis en de merel, kortom het Caraïbische gebied en Europa. Hij heeft zichzelf gevonden in een dubbele culturele ervaring.
De bundel Echolood opent met het derde motief, de geboorte en de macht van het woord dat schept. Vóór het woord was er niets, dóór het woord ontstaat alles – deze allusie op de schepping wordt versterkt in het tweede gedicht dat om licht vraagt: “Ik schreeuwde om licht… licht… licht… Ik was blind op zoek naar mezelf.” (p. 6) Het titelgedicht ‘echolood’ dat direct daarna komt, beschrijft een nog prenataal stadium. De moeder wordt aanvankelijk verbonden met het eiland, later met het beeld van Moeder Aarde zelf. ‘Mijn inktschip’, de titel van het tweede centrale deel van de bundel, voert de dichter op zijn tocht naar het zelf naar de uiteindelijke vrijheid die in het slotgedicht van de bundel, waarin Moeder Aarde haar wieken als een condor uitslaat naar de vrijheid, verbeeld wordt met de vier oerelementen die het – dit – dichterschap beheersen. Clyde Lo-A-Njoe’s aardse dichterschap verwoordt zo de vier oer-elementen. In Moeder Aarde “spiegelden zich vuur / en lucht. Beneden haar ontsproot / een bron van puur helder water.” (p. 39) Toch wordt de vraag niet beantwoord, het raadsel niet ontdekt, wordt het geheim van de creativiteit niet ontsluierd, klinkt het verlossende woord niet, want de uiteindelijke waarheid is niet blijvend vast te leggen, hooguit soms benaderd gedurende ‘een eindeloze afgewogen seconde’ in de woorden van een dichter.
Clyde Lo-A-Njoe schrijft hermetische en doorgeconstrueerde poëzie waarin de aardse menselijke existentie resoneert. In de eerste bundel kwamen nogal wat aan de Bijbel ontleende beelden voor; de poëzie in deze bundel is weliswaar onaards in die zin dat ze de aarde ontstijgt, maar desondanks volstrekt geseculariseerd.
Een gedicht van Clyde Lo A Njoe
De rubriek Herlezen vraagt aandacht voor teksten die langer geleden zijn verschenen en de moeite van het herlezen waard zijn. Suggesties? Laat het ons weten via ons emailadres. Vandaag een stuk over een gedicht van Clyde Lo A Njoe.
door Klaas de Groot
Dertig jaar geleden, in 1984, verschijnt Doodverf, een bundel gedichten met werk van Lo A Njoe,Ton Luiting, Raoul-Maria de Puydt en Simon Vinkenoog. Het boek is een uitgave van de Kofschip-Kring (Hilversum – Brussel).
Clyde Roël Lo A Njoe (Aruba,1948) staat erin met beeldende kunst en acht gedichten. Het is zijn tweede publicatie na de bundel Dansen / Baliamentu die in 1983 verscheen bij In de Knipscheer in Haarlem. Na Doodwerf verschijnt er nog een bundel: Echolood bij Kwadraat in Utrecht. Het is dan 1989. Daarna zwijgt de dichter, althans in het openbaar. Maar ja, een dichter mag dan zwijgen, gedichten blijven klinken, zolang er lezers zijn die ogen en oren openhouden. Herlezen is altijd mogelijk.
De beeldend kunstenaar die Lo A Njoe ook is, doet luider van zich spreken. Doodverf liet werk zien. De omslag van de dichtbundel van Henry Habibe Vukanisch samenzijn (Haarlem 2008) toont een indringend beeld en de site van Lo A Njoe laat nog veel meer zien.
Dansen / Baliamentu is een kleurrijke bundel. Niet alleen dat er helder gekleurde litho’s van de beeldend kunstenaar in staan,maar ook de vertaling van de gedichten in het Papiaments (door Luis Daal) werkt mee aan de die veelkleurigheid. Net zo goed als het feit dat, de titel zegt het al, de dans een belangrijk motief is. De tango, de rumba , de merengue en vele andere ‘bewegingen’ roepen kleurassociaties op.
Opvallend is nu dat de bundel Echolood, waarin veel elementen uit de beeldende kunst, met name uit de schilderswereld, een rol vervullen, helemaal niet geïllustreerd is. Dat boek roept om kleur, maar de kleuren zitten er alleen in als literair motief. We zien de dichter en de beeldend kunstenaar aan het werk maar de beelden zullen in het hoofd van de lezer moeten ontstaan. En dat gebeurt ook vanaf het eerste gedicht: ‘Ontstaan’ met de eerste regel: ‘Starend in de kern van het trage licht’.
Over een soortgelijk ontstaan gaat het gedicht ‘Een ingehouden snik’. Dat is een schitterend gedicht uit Doodverf, het is ook te lezen op de site van Lo A Njoe.
Een ingehouden snik
Een droom, een illusie, een loos moment,
dat je goed aangekomen bent.
De steppe van een ogenblik,
veel korter dan een ingehouden snik.
Terug, terug naar het voorlaatste woord,
dat alleen de tijd heeft gehoord.
Geperst uit een benauwd strottenhoofd,
eer-, eergisteren door dronken tekst verdoofd.
Toevallig als de plooi in het tafelkleed
komt er een kreukel in het blad;
kruipen punten en komma’s weg…
Oeroude tover, één pagina breed,
beweegt boven ‘t blad, ik strijk ‘t glad,
vóór ik de formule opzeg…
Het gedicht lijkt te gaan over het scheppingsproces. Het is een poëticaal gedicht over wat er op het papier ontstaat in woorden, punten en komma’s. Het papier ligt op een kleed met een kreukel, die zich voortplant naar het papier. En wat er op het papier komt, is een formule, het is oeroude tover. Het is de magie van het woord dat onder invloed is ontstaan, nu naar buitenkomt en genoteerd wordt. Als een droom, als een illusie. Dan is het loze moment ‘goed aangekomen’. En deze aankomst is alleen paradoxaal te ervaren als ‘de steppe van een ogenblik’. En wat voor een ogenblik: ‘veel korter dan een ingehouden snik’. Maar dat wat ontstaat is een snik, die de ik kan opzeggen. Hij kan het gedicht voorlezen.
Over goede gedichten kan veel gezegd worden, maar nooit alles. Dat is mooi: ‘de steppe van een ogenblik’ moet je zien en de woorden moet je (her)lezen. De paradox moet de lezer voelen. Dat gebeurde ook al in 1984, toen Wim Rutgers een stuk schreef over de eerste bundel van Lo A Njoe met de paradoxale titel ‘De minuut van de constante extase’. In de introductie van het stuk, popgenomen in zijn Dubbeltje lezen, stuivertje schrijven, beklemtoonde hij dat die eerste bundel veel meer aandacht verdiende. Ik denk dat we dat in 2014 nog steeds kunnen zeggen, ook voor de gedichten in Doodverf en Echolood.
Meer info op http://www.clyderloanjoe.com
Clyde Lo A Njoe – Merengue in mijmering/Merengue pensativo
Asfaltbesmeurde tenen en brandende hoofdhuid,
die door een druipende zon verzengd worden,
noemt men geenszins jeugdsentiment,
mits men mijmert van het springend hart,
dat nooit de pijn van verloren vreugde voelde.
Aruba, speldenpunt waar mijn wereld om draait,
Refrésqueria en Latijnse melancholie,
je kromme bomen,
waardoor het spel van de
eeuwigdurende wind schiet.
Stil denk ik aan je overzoute lucht
en je verdwaalde blanken op de ‘waaf’.
Nu, na jaren, speelt die ene merengue
van de mijmering door mijn vermoeide morgens.
En was ooit het Hof van Eden
Pontón, Savaneta, Paradera
en misschien Boerhaevelaan
en zullen nu piano en publiek verpauperen.
Merengue pensativo
Tonchi ‘i pía sushi ‘i breu i kuer’ i kabés kayente
ku un solo sin miserikordia ta pone tura,
hende no por yama nunka nostalgia di hubentut
amenos ku hende pensa ku un kurasón djingueli.
Aruba, kabe’i feneta rònt di kua
hinter mi mundu ta drèi,
refreskería i melankolia latino;
bo palu ‘i kwihi korkobá,
peñá ku peña di un bientu eterno,
mi ta kòrda bo ambiente ‘i airu salu
i bo blankunan perdi riba bo waf.
Awó añanan después, e merengue pensativo ei
di mi rekuerdo ta toka den mi mardugá kansá
i si un dia tabatin un Paraíso,
Ponton, Sabaneta, Paradera,
talbés Boehaevelaan,
i awó piano i públiko lo para kaba
[Vertaling Luis H. Daal]
Oorspronkelijk verschenen in Clyde Lo A Njoe: Dansen Baliamentu, Haarlem 1982, In de Knipscheer. Opgenomen in de bloemlezing Vaar naar de vuurtoren; Eiland, Isla, Island, Eilân. Gedichten over twaalf eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden. Samenstelling Klaas de Groot. Haarlem 2010, In de Knipscheer. De hier gepubliceerde versie is herzien.