blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Leeuwen Lizzy van

De beknelling van Nola Hatterman en de Surinaamse School

door Michiel van Kempen

Een drama overkwam de unieke collectie die onder de naam Surinaamse School nu bijeen is gebracht in het Stedelijk Museum Amsterdam: na drie dagen gingen de deuren op slot vanwege covid-19. Nu de expositie weer publiek toelaat, kan die nog een kleine maand worden bekeken: 11 juli sluit de tentoonstelling alweer. Terugkijken kan niet, want er is geen catalogus bij de tentoonstelling. Wat een gemiste kans! Er is dan wel weer een prachtig boek verschenen over een van de kernfiguren van de expo: Nola Hatterman; geen kunst zonder kunnen.

read on…

Het staat vast: het “Nationaal” slavernijmuseum gaat alleen over trans-Atlantische slavernij

De plannen voor het eerste nationale slavernijmuseum in Amsterdam krijgen langzaam vorm, maar de vraag wie en wat gaat het museum representeren zorgt voor de nodige ophef. Hoe doen ze dat in andere landen? ‘De slavernijgeschiedenis opdelen in aparte regio’s en groepen is koloniale nonsens.’ read on…

Bescherm de Oranjes tegen zichzelf

De regering kan en moet ingrijpen in de verkoop van koninklijke kunst, betoogt Lizzy van Leeuwen, maar durft niet.

Twee jaar na het bericht over de verontrustende verkoop van het schilderij Boschbrand staat het Huis van Oranje opnieuw in een ongunstig daglicht als het gaat om culturele waarden en erfgoedbehoud. Op 30 januari zal veilinghuis Sotheby’s in New York een aantal kunstwerken uit de collectie van het Koninklijk Huis onder de hamer brengen, waaronder een unieke houtskooltekening van de oude meester Peter Paul Rubens. Niet voor niets: de waarde van alleen al dit werk wordt op circa drie miljoen euro geschat. read on…

Het postkoloniale Indische debat

door Alfred Birney

Het probleem met het postkoloniale debat in Nederland is dat er geen postkoloniaal debat is. Nou klinkt dit wat flauw, dus ik zal het wat genuanceerder zeggen: het postkoloniale debat in Nederland is afhankelijk van incidentele oprispingen bij de aandacht voor de Indische, Surinaamse en Caribische literatuur en, breder getrokken, voor boeken afkomstig van immigranten en hun nazaten. Wie wil weten wat koloniale en postkoloniale literatuur behelst, moet lezen Europa Buitengaats; koloniale en postkoloniale literaturen in Europese talen onder redactie van Theo D’Haen.

Onlangs trok een nieuw Indisch boek de aandacht van recensenten, onder wie er velen zaten die dachten dat het wiel was uitgevonden. Het boek is van Eveline Stoel, getiteld Asta’s ogen. Het is een documentair geschreven boek dat toevallig zijn weg vindt naar het grote publiek. Ik zeg toevallig, omdat er jaarlijks tientallen van dergelijke boeken verschijnen, al decennia lang. De meeste van die boeken belanden in de prullenbakken van de redactielokalen, een enkele titel vindt zijn weg.

Boeken als Asta’s ogen hebben als voordeel dat de Indische geschiedenis weer even levend wordt. Ik zeg: even. Want die geschiedenis wordt niet werkelijk levend gehouden, althans niet in de officiële canon. Onze beroepslezers hebben beroerd geschiedenisonderwijs genoten en in het kielzog daarvan dus net zulk beroerd literatuurgeschiedenis. Ze hebben geen helder zicht op de verschillen in perspectief tussen blanke en niet-blanke schrijvers uit Nederlands-Indië en de Cariben. Vanzelfsprekend geven zij hun beperkte kennis van de (post)koloniale literatuur door aan hun studenten, die op hun beurt doodleuk boeken als Orpheus in de dessa en Oeroeg hoogtepunten noemen in de Indische literatuurgeschiedenis.

Let wel: het gaat hier niet over smaak, maar over perspectief. Een voorbeeld hiervan is de kritiek van Tjalie Robinson op Oeroeg, een stuk geschreven in 1948. Dit stuk, vol met sterke argumenten, heeft nooit enige invloed gekregen op de smaakmakers van de Nederlandse literatuur. Hoe komt dat?

Dit soort vraagstukken behoren bekend te zijn bij deelnemers aan een postkoloniaal debat. Anders weet je niet waarover het gaat. Afgelopen zaterdag werd er een dergelijk debat gevoerd in Nijmegen, er werd althans een poging ondernomen.

Op het podium nemen plaats Wim Willems, Eveline Stoel, Lizzy van Leeuwen en ik. Gespreksleider is Wim Brands.

Wim Willems zit al 30 jaar met zijn neus in de materie, is biograaf van Tjalie Robinson en ziet soms door de vele bomen het bos niet meer. Eveline Stoel is een nieuwkomer die het zich kan permitteren onbevangen en ongehinderd door een veelheid aan kennis haar zegje te doen. Lizzy van Leeuwen doolt rond in het niemandsland tussen wetenschap en essayistiek en heeft de neiging het gesprek al te technisch voor de toehoorders te maken. Ikzelf doe vooral aan het begin van zo’n debat niets anders dan iedereen maar meteen in de rede vallen omdat ik denk dat ik het allemaal beter weet. Mij wordt herhaaldelijk door Wim Brands ingefluisterd dat ik even mijn mond moet houden en dan gedraag ik me wel. Diezelfde Wim Brands is een journalist (en dichter) met veel ervaring op het gebied van postkoloniale en etnische literatuur. Hij leidt het debat in strakke banen, omdat het anders een gekijf van jewelste wordt.

Dat een dergelijk debat nooit een bevredigend einde krijgt, dat weet je van te voren, al is het maar omdat meer dan de helft van de gesprekstijd opgaat aan het uitleggen van waar het nou eigenlijk allemaal om gaat. Toch zijn dit soort gesprekken zinvol. Want er zijn altijd mensen in de zaal die ermee aan de gang gaan, erover gaan nadenken, ook al hebben ze de helft maar begrepen.

Mijn punt is dat het postkoloniale debat een vanzelfsprekend onderdeel zou moeten zijn van het algehele literaire debat. Dat de postkoloniale geschiedenis als een wezenlijk en onlosmakelijk onderdeel zou moeten worden gepresenteerd van de algemene Nederlandse geschiedschrijving.

Maar ja… ís er überhaupt wel een literair debat? En wordt de canon van de Nederlandse geschiedenis wel écht vernieuwd met dat beetje VOC-gelul dat eraan is toegevoegd? Wanneer zijn we zover dat we vanuit verschillende perspectieven naar onze eigen (literatuur)geschiedenis kunnen kijken?

Wim Willems brak aan het einde van het debat, voor een volle zaal, een lans voor de Turkse schrijver Sadik Yemni, die klaagde dat hij als Turk alleen maar om zo te zeggen over kamelen mag schrijven. Dat vond Wim Brands wel aardig om de avond mee af te sluiten. Nieuw is de klacht van Yemni natuurlijk niet. Ik schreef het al tien jaar geleden in mijn Yournael van Cyberney, een e-zine dat ik later herschreef en in boekvorm liet uitgeven. Dit zeg ik niet uit gelijkhebberigheid. Maar om te illustreren dat conclusies die ooit door schrijvende immigrantenkinderen worden getrokken niet direct door blanke Nederlanders worden overgenomen. Nee, die nemen ook nog eens tien jaar de tijd om tot dezelfde conclusie te komen. En als het even kan brengen ze het alsof het zelf hebben bedacht. Het komt er uiteindelijk toch steeds weer op neer dat je pas wordt geloofd zodra je een heel blank peloton achter je hebt. Een van de weinigen die dat tot dusver voor elkaar kreeg was Salman Rushdie. Maar daarvoor moest ie wel eerst een fatwa over zich heen krijgen. En zo ben ik weer terug bij af bij mijn eerste aflevering van Yournael van Cyberney, tien jaar geleden.

De geschiedenis van de stilte

Slavernij in de oost

Sinds enkele jaren wordt op 1 juli in Amsterdam de afschaffing van de slavernij gevierd. Bij ons slavernijverleden denkt iedereen direct aan Suriname en wordt de onderwerping in de Oost verzwegen.

door Lizzy van Leeuwen

Terugblikken op Nederlands vervlogen imperialisme is niet zonder risico, zoals premier Balkenende in 2002 heeft gemerkt na zijn gaffe over de ‘terugkeer van de VOC-mentaliteit’. De handel en wandel van de VOC, het Cultuurstelsel in Nederlands-Indië en de slavernijwinsten zijn en blijven bekende weerbarstige leerstukken van de Nederlandse geschiedschrijving. Dezelfde premier verklaarde niettemin zes jaar later, ter gelegenheid van de nationale slavernijherdenking: ‘De donkere slavernijgeschiedenis hoort thuis in ons onderwijs.’
Balkenende werd op zijn wenken bediend, want in het venster ‘Slavernij ca. 1637-1863’ van de vaderlandse geschiedeniscanon staan de wetenswaardigheden van de slavernijgeschiedenis op een rij, tot en met de afschaffing op 1 juli 1863, ‘als een van de laatste landen in Europa’. Dit laatste feit is op zichzelf al treurig genoeg, maar het eraan verbonden jaartal klopt niet. De slavernij werd in het Koninkrijk der Nederlanden niet in 1863, maar pas honderd jaar geleden, in 1910, definitief afgeschaft. Een decreet vanuit de Nederlands-Indische hoofdstad Batavia verordonneerde toen dat het ook op het eiland Sumbawa, ten oosten van Bali, over en uit moest zijn: op 31 maart 1910 moesten alle slaven zijn vrijgelaten. Deze historisch beladen datum is vandaag de dag op geen enkele herdenkingskalender terug te vinden, zelfs niet op Sumbawa. read on…

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter