blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Leefmans John

Letterendag wordt Letterenfeest

door Giselle Ecury

Op zondag 23 september vond onder auspiciën van de Vereniging Ons Suriname, de Werkgroep Caraïbische Letteren en de Leerstoel West-Indische Letteren van de Universiteit van Amsterdam een Letterendag plaats.

Vier promovendi die hun proefschrift schrijven bij professor Michiel van Kempen, presenteerden aspecten van hun onderzoek aan het publiek. De vijfde, Benoît Verstraete-Hansen  (over “De Deense zendeling P.M. Legêne”) was helaas ziek. Daarna volgden interviews met en voordrachten van schrijvers. Hoogtepunt was een rechtstreekse verbinding via Skype met Michaël Slory vanuit Paramaribo, die inging op zijn zojuist bij uitgeverij In de Knipscheer verschenen dichtbundel Torent een man hoog met zijn poëzie.
Wat mij bij gelegenheden rond het Caribisch Gebied aanspreekt, is dat het een feest van herkenning is, een reünie voor allen die zich professioneel of anderszins betrokken voelen bij de West-Indische Letteren: Een Letterenfeest.

Na het openingswoord door Michiel van Kempen beet Carl Haarnack het spits af zich bewust van het feit, dat de term “Indianen” discutabel is: “De Duitse beschrijvingen van Indianen in Suriname tussen 1700 en 1900”. Gebaseerd op o.a. reisbeschrijvingen, dagboeken, brieven en literatuur, begon hij met de definitie van reizen: je gaat vanuit de omgeving die je kent, naar een omgeving die nieuw voor je is. Over wat dit met je doet, kun je schrijven. Zo gingen de eerste Duitse onderzoekers op pad, meestal missionarissen, die moesten helpen de slaven te bekeren. Omdat die niet altijd bekeerd wílden worden, ging men zich bezighouden met Indianen, die men destijds “vooral niet moest zien als onbedorven mensen die nog niet te maken hadden met het kwaad”. Let wel: men beschikte niet over de telecommunicatiemiddelen, waarmee wíj ons kunnen voorbereiden. Hun ideeën over wat zij zouden kunnen aantreffen, haalden zij uit de zestiende-eeuwse literatuur. Vlot hield Haarnack een aantal Duitse onderzoekers in vogelvlucht tegen het licht: Wilhelm Bauberger met het opmerkelijke Die Negerin in Guyana over Blanca, die het dramatische slavenleven zelfs nog verkiest boven een uitweg via een huwelijk met een heidense Indiaan; Carl Lang; August von Schlözer; J.D. Kunitz (over Suriname en zijn bewoners); uit Johann Friedrich Ludwigs Neueste Nachrichten von Surinam zou blijken, hoe de Indiaan aan zijn platte neus kwam: door voor- en achterkant van het kinderhoofd tussen twee plankjes te klemmen. Een via PowerPoint geïllustreerd betoog, waarbij ook de toehoorders zich bij de afbeeldingen van lelieblanke Indianen met Duits/Europese gelaatstrekken uit “Malerische Länder- und Völkerkunde” van W.F.A. Zimmermann (pseudoniem voor Carl Gottfried Wilhelm Vollmer) mochten afvragen, of de goede man überhaupt wel eens een Indiaan gezien had. Toch was dit boek een belangrijke bron voor Karl May (1842-1912), voor velen bekend als dé auteur van avonturen over confrontaties met Indianen – wie kent Old Shatterhand en Witte Veder niet? 

Paul Hollanders zette aan de hand van Paul François Roos (1751-1805) en de Surinaamse plantersletterkunde, de Animus Revertendi af tegen de Animus Manendi (een pril begrip), ofwel: de wil om terug te keren [van de uitgezonden blanke, G.E.] tegenover de wil om te blijven [in de kolonie, G.E.]. Hoewel Roos, geboren te Amsterdam, van huis uit de liefde voor de handels- en koopmansgeest meekreeg, wilde hij predikant worden, om uiteindelijk als blanke knecht/opzichter naar Suriname te gaan. Hij was werkzaam op diverse plantages en klom op tot directeur en administrateur, om uiteindelijk een welvarend koopman en planter te worden. In tegenstelling tot zijn collegae, die liefst zo snel mogelijk terugwilden na hun zakken gevuld te hebben – de Animus Revertendi– begon Roos van Suriname te houden. Hij wilde er blijven en is slechts twee maal teruggekeerd naar Holland. Hij schreef poëtisch over Suriname, over zijn zorg omtrent het latere verval van het land. Als dé gelegenheidsdichter, die een belangrijke rol vervulde in het dan aardig ontwikkelde en bloeiende culturele leven van Suriname, heeft hij zich ingezet voor de samenleving.

Zo richtte hij het Genootschap “De Surinaamse Lettervrienden” op. De leden wilden met opbouwende verlichtingsideeën iets nalaten en zaaien in het geliefde vestigingsland. Paul Roos sprak gouverneur Jan Jacobs Mauricius tegen, die beweerde, dat de blanke kolonisten áltijd snel weg wilden uit het land met “die zure naam”. Hollanders betoogde het lonend te vinden, te onderzoeken of er in de geschriften meer is terug te vinden over de Animus Manendi. Hij refereerde aan het heden, waarin migranten eveneens soms liever blijven, terwijl er tevens een spagaat ontstaat door verlangens naar het land van herkomst. P.F. Roos echter bleef: “Ik ben Suriname mijn welvaart schuldig.”

Met enthousiasme lichte Jos de Roo “De invloed van de Wereldomroep op Caraïbische auteurs” toe. Hij noemde het een voorrecht van 1983 tot aan zijn pensionering in 2002 werkzaam geweest te zijn als programmamaker bij de Caraïbische afdeling van Radio Nederland Wereledomroep tijdens wat men noemt: “De periode Van de Walle”, waarin radio het meest populaire medium was. De Roo verdiepte zich voor zijn onderzoek in de archieven van de Wereldomroep, o.a. om inzicht te verkrijgen in de vroegste fase van de geschreven moderne letterkunde van het Caribisch Gebied en het enorme belang van de Wereldomroep daarin. In feite heeft die in de jaren vijftig van de vorige eeuw veel méér gepubliceerd, dan via tijdschriften gebeurde, zoals de ingezonden verhalen van auteurs die later grote bekendheid zouden verwerven (onder wie Boeli van Leeuwen, Jules de Palm en Frank Martinus Arion) en de orale literatuur van mensen als Raul Römer en Johan Ferrier. Dit blijkt nu van groot belang. De bescheiden De Roo kijkt in zijn proefschrift onder meer of de destijds reeds aangehaalde thema’s zullen terugkomen in hun latere werk. Met veel kennis van zaken onderstreepte hij, dat er nog veel meer te halen is uit die achtergebleven archieven. Wij kijken uit naar de afronding van zijn onderzoek.

Over Tim de Wolfs “Muziek en muziekdragers van het Nederlands Caraïbisch gebied” kan ik kort zijn, onderstrepend, dat zijn werk daardoor alles behalve minder belangrijk zou zijn. Integendeel. Een charmant betoog over een onderwerp dat letterlijk leeft: hij houdt zich bezig met het beschermen van geluidsopnamen voor het nageslacht en ontsluit het materiaal door het te digitaliseren. Meer nog is dit sinds 1982 zijn passie, toen hij een paar 78-toeren-platen uit het Caribisch Gebied vond op een rommelmarkt in Hilversum. Het onderzoeken begon, zonder te selecteren. Dit resulteerde in het prachtboek Discography of music from the Netherland Antilles & Aruba, including a history of the local recording studios (Walburg Pers, Zutphen 1999).

> Hij verzamelt alles en wellicht richt hij zich ooit eveneens op Suriname. Tim liet zijn toehoorders op humorvolle wijze genieten van muziekfragmenten van platenlabels  als Hoyco en Padú en onderstreepte eveneens het belang van het digitaliseren van bandopnamen. Zo werd voor even de stem hoorbaar van Cola Debrot, die in 1969 als Gouverneur zijn nieuwjaarsrede uitsprak, en van Pierre Lauffer senior, die een gedicht voorlas.

De tijd liep. Het gesprek via skype met Michaël Slory (1935) was echter ondanks de soms uitvallende verbinding vanuit het huis van Ruth San a Jong (auteur en nog veel meer, zoals oprichter van de Schrijversvakschool te Paramaribo, zie www.ruthsanajong.com) bijzonder en zeer zeker hartverwarmend. Het door hem voorgelezen gedicht voor de onlangs overleden John Leefmans, zijn rake opmerkingen en mooie woordkeus – waar hoor je nog het fraaie woord”nimmer”? Michiel van Kempen noemde hem een groot voorbeeld van wat idealisme kan zijn. “Tegenwoordig ben ik niet meer zo idealistisch, dat begrijp je, het is allemaal niet meer zo leuk, hoor!” zegt hij gevat, doelend op de ongemakken die zijn hoge leeftijd brengt. Hij is blij met zijn nieuwe dichtbundel, is altijd nog bezig met poëzie: “Nu ook in het Engels. Ik ben koloniaal, weet je, ik heb een zekere “erfenis”, zodat ik dat kan.” De bekende fluitist Ronald Snijders vroeg hem hoe hij zo’n romanticus heeft kunnen blijven, ondanks de vele teleurstellingen. Het antwoord was even ontwapenend als mooi: “Ik ben een gelovig mens, ik lees ’s nachts uit de Koran. Ik heb Spaans gestudeerd en ben altijd verbonden gebleven met die Arabische invloeden binnen die cultuur. De troostrijke boodschap helpt me.” Geraakt bedankte Michiel van Kempen hem voor al die jaren poëzie, een warm applaus volgde. “Met deze nieuwe dichtbundel is mijn gezicht weer een beetje gered,” volgde helder een toegift uit Paramaribo. “De mensen kennen me scheldend in het Nederlands, Engels en Spaans. Nu zien ze dan weer mijn poëzie! Het is een mijlpaal. In elk geval geen testament!” volgde levenslustig. “Er zijn veel méér mensen die van je houden,” antwoordde Michiel. “Dat heb ik hard nodig, want je begrijpt: dit is geen lolletje,”  reageerde Slory, weer doelend op de ouderdom. Hij sloot af met een gedicht, waarvan de regels “Zoveel ik kon, heb ik de straat bezongen, […], maar waar de hoop verdween, bleef liefde” mij zullen bijblijven. Zoals ook dat laatste beeld op mijn netvlies gebrand staat: een zwaaiende Slory.

Professor Michiel van Kempen stond daarna aandachtig stil bij leven en werk van John Leefmans, die eind augustus 2012 overleed. Uit zijn bewogen gesproken tekst kwam steeds diens sprankelende lach naar voren, zoals Michiel ook omschreef in het In Memoriam van zondag 26 augustus, geplaatst op zijn blog Caraïbisch Uitzicht:  “Je wist altijd vrij nauwkeurig waar John Leefmans zich ophield, als hij ergens aanwezig was: je hoorde iemand druk praten, op een heimelijke toon die toch veel mensen konden horen, de spanning liep op, de toon werd hoger en uiteindelijk klonk er en een volle, luide schaterlach. Hoe druk een bijeenkomst ook was, je wist: dáár is John Leefmans.” (Michiel van Kempen).http://caraibischeletteren.blogspot.nl/search/label/Leefmans%20John

Het was mooi hem hier op deze wijze te gedenken, zeker toen de improvisatie van de in het publiek aanwezige dichter en musicus Raj Mohan erop volgde. Hij zong in het Hindi en a capella “Song of the birds” met de slotwoorden: Op een dag zul je vliegen.

Peter de Rijk interviewde vervolgens de als altijd prachtig geklede Orchida Bachnoe n.a.v. haar nieuwste roman Azijn in mijn aderen (In de Knipscheer, 2012) Hij, redacteur van de uitgeverij, complimenteerde haar om het frisse van haar proza, terwijl het een zwaar onderwerp behandelt: suïcide. Aanleiding was, dat een meisje, dat Orchida begeleidde, zich huilend bij haar aan de deur meldde met de mededeling, dat ze pillen geslikt had. Door adequaat te handelen, wist de auteur dit meisje deze keer te redden. Maar zij vond dat ze er iets mee moest doen, want blijkbaar schieten de hulpverleningstrajecten hun doel voorbij. Suïcide moet bespreekbaar zijn: Dit zijn de signalen en dan moet je zó ingrijpen. Deze roman is het resultaat met als thema “Dromen is prima, maar zorg dat je daarnaast een plan hebt. Blijf daarin geloven en eraan werken.” Het boek heeft veel los gemaakt en geleid tot Kamervragen, omdat ook in Nederland veel jonge Hindoestaanse meisjes zelfmoord plegen. De schrijfster heeft haar boek opgedragen aan Anil Ramdas, de Surinaams-Nederlandse auteur die begin dit jaar eveneens een einde aan zijn leven maakte.

Na een kort, voornamelijk Engelstalig, intermezzo door de dichter en performer T. Martinus (pseudoniem voor Quinsy Gario) over The bearable ordeal of the collapse of certainties – mooi qua dictie, goed om te zien hoe vast en zeker hij als het ware stond in zijn tekst – was het de beurt aan Professor Dr. Michiel van Kempen, Hoogleraar West-Indische Letteren, om in samenwerking met Peter de Rijk, zijn poëziedebuut met de titel Wat geen teken is maar leeft te presenteren. Peter was vol lof over het fantastische werk dat is verricht en dat – ik citeer – “in alles afwijkt van de Michiel van Kempen, zoals wij die kennen uit de tientallen publicaties die hij op zijn naam heeft staan. De lezer mag kijken in het hoofd van de auteur aan de hand van zijn openhartige, goede poëzie, soms op het randje van proza. Heel veel woorden, lange gedichten over verliefdheid en verdriet, met goed getroffen metaforen, bijvoorbeeld over een voorbije liefde, waarbij je opeens als vreemden tegenover elkaar komt te staan.”

“Ik liet eens in een groep zo’n gedicht voorlezen door een jonge vrouw. Halverwege begon ze te huilen en ik schrok daar erg van,” aldus Van Kempen. “Later kwam ik er in rust op terug. Ik vroeg of er soms iets met haar gebeurd was, dat haar zo raakte. Maar nee, zei ze. Het was het ritme.”

Peter liet weten al uit te kijken naar een volgende dichtbundel. Michiel: “Eerst wil ik werken aan de biografie van Albert Helman. Die wil ik afhebben. Dit blokkeert elke andere woordenstroom.”
Sanne Landvreugd

Sanne Landvreugd. Foto © Michiel van Kempen

Een passend moment mijn aantekeningenboek op te bergen. Het is vroeg in de avond geworden. Ongemerkt. Buiten regent het. Binnen sluiten de met verve gespeelde melancholische klanken uit de vakkundig door Sanne Landvreugd aangestuurde saxofoon de middag af. Wat geen teken is, maar leeft!

[eerder verschenen in het Antilliaans Dagblad]

Bij de honing zo heerlijk

Over Michaël Slory – Torent een man hoog met zijn poëzie

door Joop Leibbrand
Bij In de Knipscheer (waar anders?) verscheen een mooi uitgegeven verzamelbundeltje met gedichten van de oude Surinaamse bard Michaël Slory (1935). Torent een man hoog met zijn poëzie bevat 46 Nederlandstalige gedichten uit de periode 1995-2005, aangevuld met zeven gedichten in het Sranantongo. Deze gedichten uit de jaren 1973-1975 werden vertaald door John Leefmans. De Spaanstalige gedichten die Slory ook schreef, ontbreken.
Torent
een man hoog
met zijn poëzie,
des te lichter
de woorden
die stromen
uit zijn heelal.
Des te weidser
de verspreiding
van zijn gedachten
in het al.
In zijn nawoord benadrukt Michiel van Kempen de ‘paradijselijke ingesteldheid’ van deze dichter, die al in 1961 debuteerde met Sarka/Bittere strijd.
In alles ziet Slory het grotere, ‘de huif van de kosmos, noem het God’. Slory is een dichter die én de taal viert, én het leven, waardoor zijn werk vaak iets euforisch heeft.
Alsof er vlinders
fladderden uit je haren
en een licht ballet dansten
om je heen
van één twee drie
één twee drie
verrukking bewerkend
in mijn bloed.

Oh één stonde,
één stonde ik dan
tot hemel verheven!

Maar niet alles genereert dankbaarheid, want hij ziet ook scherp de grote en kleine inbreuken op de ‘aardsparadijselijkheid’, van de slavernij tot de rotzooi die mensen letterlijk en figuurlijk kunnen veroorzaken.
Veel gedichten hebben een ethische lading.

Bescheidenheid siert de mens

Vind je niet
dat jouw eigen maaksels
jouw handen al na één dag
zijn ontgroeid?

Vind je niet?
Vind je niet
dat ergens
zonder jou
iets anders broeit?

Vind je niet?

Korte regels, veel herhalingen, een overvloed aan vraagtekens en uitroeptekens. Dit is poëzie die wil communiceren, die uitgesproken moet worden en gehoord. De lezer moet ontvankelijk zijn voor de suggestieve kracht, hij moet met warmte kunnen lezen en luisteren, mee beleven.
Intellectueel valt er weinig aan te beleven, maar de gedichten hebben een sympathieke uitstraling. Ik denk dat je het land moet kennen, om de achterliggende mentaliteit op de juiste waarde te schatten. Eén kort gedicht trof ik aan dat je bijna als onvervalst Hollands zou kunnen bestempelen:
Bewogen door de wind als was ik riet
Gebogen, heen en weer, en zo om niet.
Alsof ik niks was in de dans der elementen.
Bewogen door een stilte die mij het antwoord liet.
Een enkele keer deed Slory me in zijn fijnzinnigheid aan Wilfred Smit denken. Maar die woonde dan ook tot zijn vijftiende in Nederlands-Indië!
Stilaan daar
onder de watervalletjes
van het woord,
vermaan de bloemen niet,
noch hun aroma,
en nog minder
hun droom van maan.
Hoewel het werk dus duidelijk in een orale traditie staat, zijn de gedichten niet neergezet in brede, epische streken. Slory blijkt in de eerste plaats een taalkunstenaar te zijn die de bijzondere facetten van de werkelijkheid die hij waarneemt, bijslijpt tot juweeltjes. Ieder gedicht een geschenk, ik denk dat hij het zo bedoelt.
Bij een bamboebos
Concierto de Aranjuez (Joaquín Rodrigo)Kan de bamboe
ook zo zingen en kraaien
Joaquín Rodrigo?

Alles dooreen:
de harp, de citer, de luit
en nog meer
in een juichlied
van vreugde.

O ik waan mij terug
tussen de kreeften
en de kreken die uitlopen
naar zee.
Bij de honing zo heerlijk:
van de parwabossen.

Michaël Slory
Torent een man hoog met zijn poëzie
Uitgever: In de Knipscheer
Jaar:
ISBN: 9789062658060
Prijs: € 17,50
80 blz.

[uit Meander, literair magazine, 25 september 2012]

Caribische Letterendag in een nieuw jasje

door Quito Nicolaas

Afgelopen zondagmiddag vond in de Vereniging Ons Suriname in Amsterdam de aftrap van het nieuwe literaire seizoen plaats. Komend jaar belooft  opnieuw een enerverend jaar te worden voor schrijvers, recensenten, uitgevers en webshops.  

read on…

Theo Hiemcke – Elegie voor J.L.

In het moeras van rijstvelden waar kolonisten, slaven en
contractanten verzinken in verstikkende verlatenheid,
is weggaan leven. Zwerven wordt een beroep, onthechting
een manier van zijn.
Vervreemding verandert het kind uit de dessa in een
wereldburger van formaat, een erudiete eenling
in een eigen kamer van herinnering. De wereld ziet
alleen de lach die het onuitspreekbare verhult.
In verhalen en gedichten wordt het eeuwige verlangen
naar een bewoonbaar thuis verwoord. Dan is er nog
de geestverruimende drank van de high society en de
zachte roes van nicotine.
Terwijl de verlichte geest steeds hoger straalt
dooft de ademhaling met de dagen als een nachtkaars uit.
Tegen het einde is sterven de enige weg uit de
onafwendbare cyclus van het leven.
Paramaribo, augustus 2012

Letterendag bij Ons Suriname

Op zondag 23 september a.s. organiseren de Vereniging Ons Suriname, de Werkgroep Caraïbische Letteren en de Leerstoel West-Indische Letteren van de Universiteit van Amsterdam een Letterendag bij Ons Suriname in Amsterdam.

In het eerste gedeelte van de dag presenteren vijf promovendi die hun proefschrift schrijven bij prof. Michiel van Kempen aspecten van hun onderzoek aan het publiek. Het publiek krijgt alle gelegenheid om over de onderwerpen van gedachten te wisselen met de onderzoekers.

In het tweede gedeelte is er een boekenmarkt met interviews en voordrachten met schrijvers. Een hoogtepunt belooft een rechtstreekse verbinding met Paramaribo te zijn, waar Michael Slory zal ingaan op zijn zojuist bij In de Knipscheer verschenen nieuwe grote dichtbundel Torent een man hoog met zijn poëzie.

Programma
14.00-15.40
Publieke voordrachten van 5 promovendi:
Benoît Verstraete-Hansen – De Deense zendeling P.M. Legêne
Carl Haarnack – De Duitse beschrijvingen van Indianen in Suriname
Paul Hollanders – Paul François Roos en de Surinaamse plantersletterkunde
Jos de Roo – De bijdrage van de Wereldomroep aan de ontwikkeoing van Caraïbische auteurs
Tim de Wolf – Muziek en muziekdragers van het Nederlands Caraïbisch gebied

15.40-18.00 uur
Voordrachten, boekpresentaties, boekenmarkt

Korte herdenking van John Leefmans

Voordrachten & Interviews over nieuwe boeken:
T. Martinus over The bearable ordeal of the collapse of certainties
Orchida Bachnoe over Azijn in mijn aderen

Ca. 16.30 uur: Interview met Michael Slory in Paramaribo via een Skype-verbinding over zijn net verschenen dichtbundel Torent een man hoog met zijn poëzie

Michiel van Kempen over zijn poëziedebuut Wat geen teken is maar leeft

Live muziek Sanne Landvreugd 

Locatie: Vereniging Ons Suriname Hugo Olijfveldhuis Zeeburgerdijk 19a 1093 SK Amsterdam
(nabij de molen en het KIT in Oost; vanaf CS stadsbus 22 stopt bij de Nicolaaskerk, richting Indische buurt, 8 min.)

Sanne Landvreugd. Foto © Michiel van Kempen

Adieu voor John Leefmans

Een grote schare vrienden deed dichter en diplomaat John Leefmans uitgeleide op de Leidse begraafplaats Rhijnhof, afgelopen vrijdag 31 augustus. Er waren toespraken van zijn kinderen Loman en Patricia, van Prof. Dr Michiel van Kempen, bijzonder hoogleraar West-Indische Letteren, en Mr Boycie Theunisse, oud-voorzitter en mede-oprichter van sociëteit De Waterkant, waarvan Leefmans jarenlang lid was. De bas Anthony Heidweiller zorgde voor een indrukwekkende voordracht van El cant dels ocells, het vredeslied dat Pablo Casals bij elk van zijn concerten lied horen sinds hij in ballingschap leefde. R.I.P. John Leefmans.

In memoriam: John Leefmans

door Theo Hiemcke

Hij was één van ons. Geboren in 1933 in het district Nickerie in Suriname, gevormd op de Paulusschool in Paramaribo, ging hij in 1948 voor verdere studie naar Nederland. In Leiden studeerde hij Rechten. Hij werd diplomaat en ambassadeur in dienst van de Nederlandse regering. De wereld ging voor hem open. Zijn voorouders waren uit de hele wereld naar Suriname gekomen en John trok de hele wereld door.

Maar John koesterde een platonische relatie met zijn geboorteland Suriname. Dat kwam tot uiting in zijn manier van zijn, in zijn belangstelling voor alles wat met Suriname te maken had, in de taal, in de muziek en in zijn poëzie. Hij had een zeer specifieke, diepe stem en was een verteller van authentieke anekdotes en verhalen waar hij zelf vaak hartelijk om moest lachen. Daarin gaf hij blijk van zijn gematigde en relativerende kijk op de mensheid en diens ijdele pogingen om de wereld naar zijn hand te zetten. Hij zag hoe zijn land na de onafhankelijkheid in het ongerede geraakte en zocht naar een mogelijkheid om dat te verhelpen. En hij was niet de enige.

In 1996 vond hij twee medestanders die samen met hem het Suriname Forum stichtten en gedurende 10 jaren belangeloos als katalysator en good-will ambassadeurs intensief zouden ijveren voor een nieuwe, moderne relatie tussen Suriname en Nederland. Het werd een strijd tegen de waan van de dag, beheerst door vooroordelen, postkoloniale sentimenten, eng nationalisme, onuitgesproken frustraties en verloren illusies. Het duurde lang voordat de politici aan beide zijden van de oceaan in staat waren hun gestrande opvattingen over dekolonisatie en autonomie op te geven en te werken aan een onderlinge afhankelijkheid tot wederzijds belang van beide volkeren die historisch al zo lang en zo nauw met elkaar waren verbonden. In 2004 waren de politieke verhoudingen eindelijk redelijk genormaliseerd en kon het Suriname Forum zich terugtrekken. De toekomst zou echter nog meer hobbels op deze weg vertonen.

In 2010 wisselde Suriname een president die Nederland niet zag zitten in voor een president die door Nederland niet werd gezien. In beide situaties was het uiteindelijk de bevolking van beide landen die zich steeds minder aantrok van de ambivalente houding van de politici. Intussen gaat de groei naar staatkundige volwassenheid langzaam maar gestaag verder.

John Leefmans stierf op 25 augustus 2012 en heeft het volledig bereikte doel niet kunnen beleven. Hem kennende denk ik dat hij met een vergevende tevredenheid heeft kunnen constateren dat beide landen op de goede weg zijn en dat het slechts een kwestie van tijd is voordat zijn idealen werkelijkheid worden. Zijn vrienden van het Suriname Forum zijn hem blijvend erkentelijk voor zijn erudiete bijdrage en vooral voor zijn liefde en inzet voor Suriname en Nederland.

Paramaribo, augustus 2012.

[van Starnieuws, 30 augustus 2012]

In memoriam John Leefmans

door R.R. Venetiaan

Droefheid overheerst bij de vrienden van John Leefmans, wanneer het bericht ze bereikt, dat de veelzijdige John is heengegaan. En dat ondanks de 79 jaren die hem geschonken zijn en de ernstige problemen met zijn gezondheid waarmee hij de laatste jaren te kampen heeft gehad. Zoeken op het internet levert zoveel belangrijke disciplines van John Leefmans op, dat er een hele batterij aan deskundigen nodig is voor een volledige beschouwing over deze uitzonderlijke, productieve en illustere persoonlijkheid.


Geboren te Nieuw Nickerie op 28 juli 1933 als zoon van een districtsambtenaar, is hij als kind van 5 jaar naar Paramaribo gezonden, waar hij opgroeide en school ging om tenslotte na de afronding van de Sint Paulusschool, in 1948 naar Nederland af te reizen voor het volgen van de middelbare school en daarna de studie rechten aan de Rijks Universiteit Leiden.

Op vijftienjarige leeftijd verliet hij dus zijn geboorteland, vol herinneringen aan, zoals hij dat zelf aangaf de ‘ghostcity’ Paramaribo, de stad zonder verlichting na zonsondergang, naar het ook niet zo welvarende Nederland van na de Tweede Wereldoorlog.

Aan de Leidse Universiteit vond hij zijn weg in de sfeer van het Leidse studentikoze leven, maar hij wist toch zijn energie te geven aan de Surinaamse Studenten Vereniging (SSV), waar wij hem leren kennen als de leider, de voorzitter, neen, ik moet zeggen de praeses van die organisatie. Want de stijl, de taal en ook de oriëntatie in de organisatie, waren gebaseerd op wat gangbaar was in de Leidse studentenverenigingen. Zijn werk voor de SSV weerhield hem er niet van om zijn literaire productie vanaf zijn studentenkamer ook in de Nederlandse studententraditie te stellen en te plaatsen in het Nederlandse studentenblad KAF’T.

Het is een bijzondere keuze wanneer juist John door het SSV-Bestuur dat hem opvolgt in 1957, wordt uitgezonden als eerste afgevaardigde naar een internationale studentenconferentie. Zijn verslag opent de weg voor de SSV naar een maatschappij-geëngageerde organisatie, die zich voortaan uitdrukkelijk ook zou richten op de mobilisatie van de Surinaamse student voor de ontwikkeling van Suriname.
In de periode die dan volgt vinden we John behalve als actief SSV-lid, ook als medeoprichter en eerste hoofdredacteur van het Surinaams Literair Tijdschrift Mamjo en als mandolinist/violist van het Leids Surinaams studentenorkest Cinco Estrellas.

John Leefmans kiest na afronding van zijn rechtenstudie in Leiden voor de Haagse opleiding tot diplomaat en verrast velen met zijn indiensttreding in de Nederlandse diplomatieke dienst.
Niet iedereen is verrast. Zeker niet degenen die John hebben gevolgd in zijn literaire producten gedurende zijn studie. Terwijl tijdgenoten als Slory in Amsterdam en Frank Martinus in Leiden, onder hun schrijversnamen, hun eerste grote bundels produceren respectievelijk getiteld Sarka/Bittere strijd en Stemmen uit Afrika, richt John zich op wat hem goed lijkt in de Leidse studentensfeer, de Leidse mores, en wat het serieuze streven betreft, gaat hij op zoek naar het spoor van de grote Nederlandse schrijvers. Zijn keuze doet ons in die jaren beseffen, dat het recht op een vrije keuze voor elke Surinamer op tafel ligt, overigens onvermijdelijk gekoppeld aan de innerlijke worsteling als gevolg van de eigen mamyo-roots en de eigen mamyo-geschiedenis, waaraan ook Leefmans niet ontkomt. Is dat de boodschap die onze ogen mogen lezen in het gedicht van de latere ‘Jo Löffel’, tijdelijke schuilnaam van Leefmans, dat Michiel van Kempen afdrukt in zijn Spiegel van de Surinaamse Poëzie? De titel luidt: “één kamer, één huis had ‘k hun gedacht” en de tekst:

één kamer, één huis had ‘k hun gedacht
maar toen de bruggen achter ons waren verbrand
en leeg stonden huis en leven
zwierven wij onbegrensd in de golfslag
een ieder voor zich
langs de ruggen van al onze goden
op zoek naar het eigen gezicht
met geleende ogen verblind van ‘t opgejaagde zout,
zwalken langs elkaar
(lichtjaren/melkwegen/ertussen)
totdat wij elk voor zich
(en elk zijn eigen klip en kiel)
aanspoelen en stranden

Het gedicht ‘balling’ mag de lezer zelf opzoeken in dezelfde bron. Het begint met de aangrijpende regel ‘’een moeder gilt in mij” en eindigt met de nu op een voorspelling lijkende uitspraak “sinds sloop de kou in mijn stem”.

Inderdaad. Geestelijk vlijmscherp, maar lichamelijk verzwakt, met moeilijk functionerende longen en stem, was John Leefmans bij de aanbieding van zijn boek met titel en inhoud in het Sranan met de vertaling in het Nederlands ernaast Op’ a batra/ Open die fles aan de President van de Republiek Suriname, vertegenwoordigd door de toenmalige Ambassadeur Joella-Sewnundun. Hij is bij die gelegenheid geëerd met een hoge onderscheiding in de Surinaamse Ereorde van de Gele Ster, voor zijn poëzie en zijn proza en voor zijn actieve bijdrage, met name na zijn pensionering als ambassadeur, aan het cultureel leven van de Surinaamse gemeenschap in Nederland.

Op zaterdag 25 augustus j.l. is John Leefmans vertrokken, op pad naar zijn laatste standplaats in het hiernamaals.
Moge hij daar de eeuwige vrede genieten.
Onze condoleances gaan uit naar zijn vrouw Liesbeth Leefmans-de Wijs, de Familie Leefmans en aan alle Srananmans in Suriname en in Nederland.

Paramaribo, 28 augustus 2012

[overgenomen van Obsession Magazine, 29 augustus 2012]

John Leefmans: thuis in de hele wereld

Suriname was te klein voor hem geworden. Maar het Sranantongo niet. Dichter, diplomaat, vertaler en essayist John Leefmans publiceerde zijn eigenzinnige dichtbundels graag in zijn moederstaal. Ook al kwam hij reeds in 1948 naar Nederland en werkte hij daarna onder meer in Madrid, Quito, Port of Spain en Brussel. Leefmans overleed zaterdag 25 augustus 2012 in zijn woonplaats Den Haag. Hij werd 79 jaar.

‘Een levensgenieter. Een man die je tegemoet trad met een brede lach,’ zo omschrijft literatuurkenner Michiel van Kempen de zaterdag overleden John Leefmans. ‘Hij zat altijd vol met verhalen. Hij was zeer erudiet. Hij was thuis in de hele wereld. En daar wilde hij iedereen ook deelgenoot van maken.’

Cosmopoliet
‘Datgene wat hij schrijft, beweegt zich op een of andere manier altijd tussen de polen Caraïbisch gebied – Suriname – en de rest van de wereld. Bij andere dichters zijn dat dan vaak gedichten over het verscheurd zijn, over het zoeken naar identiteit, eenzaamheid; dat soort dingen. Maar dat is het bij hem veel minder. Bij hem lijkt het wel of die twee werelden een inspiratiebron voor hem waren. Alsof hij daar als een jongleur met circusballen mee om kon gaan. Hij zette dat ook in. Je merkt in zijn gedichten dat er allelei elementen zitten die uit alle delen van de wereld komen.’

Melancholie
Michiel van Kempen stelt in zijn in memoriam dat Leefmans ‘erg Nederlands gericht was in zijn manier van denken, maar tegelijkertijd zich intensief met zijn geboorteland bleef bezighouden’. Dat laatste verklaart hij onder meer uit de melancholieke ondertoon in zijn gedichten. Hoewel Leefmans die ‘ondertoon’ ook weer wegpoetst. ‘Hij blijft dan toch lachen, maakt het ironisch. Hij had een hekel aan zelfbeklag. Hij moest weinig hebben van mensen die hun eigen positie niet kritisch onder de loep namen.’

Op’a batra
In 2009 verscheen Leefmans bundel Op’a batra/Open die fles, één van de weinig bundels in het Sranantongo (met vertalingen). Zelf zei hij daarover in een interview met Radio Nederland Wereldomroep dat ‘als je je nog nooit in een hoekje hebt teruggetrokken met een boekje, dan is dit nou de gelegenheid om het te doen.’

Sranantongo
Bijzonder was-ie wel, die dikke bundel uit 2009, want na de onafhankelijkheid van Suriname is er eigenlijk heel weinig gedicht in het Sranantongo. Maar ook inhoudelijk mag Op’a batra er wezen, stelt Van Kempen. Hij verhaalt over het gedicht Regentijd is jouw tijd/is mijn tijd/is onze tijd/want regentijd is liefdestijd dat het ritme van een (tropische) regenbui weerspiegelt.

Caraïbisch
Of Leefmans daarmee een typisch Caraïbische dichter was, betwijfelt de literatuurkenner. Uiteindelijk deed hij, als diplomaat in Nederlandse dienst, net zo gemakkelijk een prozaïsch, rechtstreeks tv-verslag van een militaire staatsgreep in Trinidad & Tobago omdat hij nou eenmaal de enige was waarmee de NOS contact kon krijgen op dat moment. Waarmee Van Kempen wil zeggen, dat Leefmans vooral een cosmopoliet was. Eentje met Caraïbische elementen, maar anders dan andere Caraïbische dichters.

Uiteindelijk was Leefmans, ook omdat hij al zo lang geleden naar Nederland was verhuisd, verankerd in de Europese cultuur. Dat is ook de reden dat hij nooit is teruggekeerd naar Suriname, vermoedt Van Kempen: ‘Ik denk dat Suriname veel te klein voor hem was geworden.’

[Link naar uitzending op Radio Nederland Wereldomroep, 27 augustus 2012, ook de bron van deze tekst]

John Leefmans – Elegie

Je kwam “blijven”, maar zat heel de dag,–
terwijl de lome zondag in ‘n luie hangmat lag,–
nabij de Franchipane, en zat, en las;–
het frêle feetje van crême was.
Je zuchtte volwassen dat ‘t er hemels rook,
en ik fluisterde haastig: “Jij ook, jij ook!”
(Mijn zus, luid snuivend, gnuivend, siste:
“begrafenis”, maar dat was toen iets
waar jij en ik niets van wisten.)

“Wat lees je toch?” vroeg bedelman.
“Iets wat jij nooit begrijpen kan.
Klim maar in een boom,” zei edelman.
De geslagen hond droop deemoedig af,
knorrig de verse wonde likkend,
en morde dat hij was afgeblaft.
(“Een graf,” zei mijn zuster, knikkend.)

Was ik toen in een bloem veranderd
aan de Franchipane-boom, de tropenzon
zou op mijn witte blaadjes branden,
en mijn schaduw zou ik nauwkeurig
mikken op het boek, op het blad,
op de plek, die jij onder ogen had.
Onwetend genoot je zo van mijn geur,
(“katafalk”, zei dan de grote zeur),
en stil zou mijn schaduw sluipen, op zoek
naar vingers van onschuld en ‘t maagdelijk boek.

Vallen op aarde in de schemering,
en weer mezelf zijn; en kruiperig
hopen dat jij, voor je naar huis toe ging,
zou vragen waar ik gebleven was
toen jij in de schaduw zat en las?
“In een boom, zoals jij wilde.” (Klagerig.)
“Je ruikt best lekker, wilde.” (Plagerig.)
“Jij ook!” probeer ik zonder te blozen
als ik vergeefs tracht je te kussen.
(“Begrafenis” zei dan weer mijn zus en:
“Geef mij maar jasmijn, of rozen.”)

Sinds ruik ik bij elke begrafenis
jou; ik veronderstel dat onderhand,–
nu Oma Zus gestorven en begraven is
onder ruikers van jasmijn en rozenkransen,–
het boek bevlekt, beduimeld en aan flarden is?
Requiescat in pace.

[ongepubliceerd]

In memoriam John Leefmans

door Michiel van Kempen  

Je wist altijd vrij nauwkeurig waar John Leefmans zich ophield, als hij ergens aanwezig was: je hoorde iemand druk praten, op een heimelijke toon die toch veel mensen konden horen, de spanning liep op, de toon werd hoger en uiteindelijk klonk er en een volle, luide schaterlach. Hoe druk een bijeenkomst ook was, je wist: dáár is John Leefmans.  

read on…

John Leefmans

Portret van de Surinaams-Nederlandse dichter John Leefmans, gemaakt door de in Suriname werkzame fotograaf Nicolaas Porter. Nr. 33b in de reeks fotoportretten die Porter in opdracht van de Werkgroep Caraïbische Letteren maakt. De foto is ook te bestellen bij de fotograaf; voor informatie kunt U mailen naar: nicolaasporter@hotmail.com. Wie de hele reeks wil zien kan hieronder klikken op het label Werkgroepportretten.
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter