blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Latijns-Amerika

Wat er gebeurde na de Columbiaanse Uitwisseling

door Karwan Fatah-Black
Na Charles Mann’s boek 1491 over Amerika vóór de Columbiaanse Uitwisseling, verscheen in 2011 zowel de Engelstalige editie als de Nederlandse vertaling van 1493 over de wereld ná de Columbiaanse Uitwisseling. Het boek van Mann is een indrukwekkende geschiedenis over de mondiale gevolgen van de uitwisseling van mensen, ziekten, dier- en plantensoorten die op gang kwam nadat Colón (Columbus) in 1492 van Europa naar Amerika en terug voer.
Deze uitwisseling is na 420 jaar nog niet voltooid en 1493 is dan ook niet alleen een historisch boek. Mann profeteert over het verwoestende effect dat de schimmel Microcyclus ulei zou kunnen hebben zodra die vanuit de Amazone de rubberbomen achterna zou reizen naar de onmetelijke monoculture rubberplantagegebieden in Zuidoost-Azië (pp. 351-362). Er zijn nog geen directe vluchten tussen de Amazone en deze gebieden, waardoor de schimmel de oversteek nog niet heeft gemaakt. Maar zodra de verbinding er is, zou de schimmel industrie en mobiliteit op grote schaal kunnen ondermijnen. Het massaal afsterven van rubberbomen zou bijvoorbeeld betekenen dat er geen betrouwbare banden meer geproduceerd kunnen worden waarop vliegtuigen veilig kunnen landen. Dat scenario is apocalyptisch, maar sluit naadloos aan op zijn bespreking van voorbeelden uit de geschiedenis van de catastrofale effecten van Plasmodium vivax uit Europa, Plasmodium falciparum uit Afrika (beide zijn vormen van malaria) of Phytophthora infestans (aardappelziekte) uit Amerika.
Mann vraagt zich af of deze en andere ziekten het ontstaan van de trans-Atlantische slavenhandel en de moderne landbouw op hun geweten hebben. Hij baseert zich in zijn boek op recent wetenschappelijk onderzoek en is de wereld rondgereisd om de plekken te bekijken waarover hij schrijft. Zijn journalistieke pen in de Engelse editie is vlot, en ook de Nederlandse vertaling van Bart Voorzanger is uitstekend. De 145 pagina’s aan voetnoten en literatuurverwijzingen onderstrepen hoezeer Mann (journalist bijScience) voor zijn boek de state of the art van de wetenschap weergeeft. Hoewel het belang van de Columbiaanse Uitwisseling al langer onderkend wordt, is Manns aandacht voor het effect daarvan op Azië verfrissend.
                Hij ziet niet alleen grote ontwikkelingen, maar heeft ook oog voor details. Mann ontrukt de honderdduizend Chinezen aan de vergetelheid die als slaven een bijrol hadden in de menselijke geschiedenis door voor de kust van Peru de soms wel twaalf verdiepingen hoge eilanden van vogeluitwerpselen af te graven ten behoeve van de Europese landbouw (met wellicht als onbedoeld gevolg het uitbreken van de Ierse great famine). Mann zoekt de global history op met zijn bespreking van de bijdrage van de Uitwisseling aan het verwijden van de kloof tussen het machtiger wordende Westen tegenover het terugvallende China. Hij volgt hoe het verbouwen van aardappelen en maïs China politiek en ecologisch veranderde en suggereert een verband met de tanende macht van het keizerrijk.
Het boek is niet alleen een onbedoelde-gevolgen-geschiedenis van biologische uitwisseling. De verspreiding van desastreuze ziekten of van gewassen zijn in de visie van Mann niet losgezongen van de sociale context. Phytophthora infestans is op zichzelf geen natuurramp, maar werd een catastrofe omdat Ierse boeren vanuit Engeland gedwongen werden tot schaalvergroting. Het opgeven van hun oude landbouwmethode had als bijkomend effect de snelle verspreiding van de ziekte. Mann betrekt in zijn verhaal ook de ontwikkelingen in de landbouwcultuur, urbanisatie en etnische verhoudingen. Hier laat Mann zich van een heel andere kant zien. Met gevoel voor deze beladen debatten schetst hij aan de hand van voorbeelden uit het Spaanse rijk hoezeer de racialisering van sociale verhoudingen pas in de loop van de Columbiaanse uitwisseling vorm heeft gekregen.
Het verhaal schakelt moeiteloos over van de levenscyclus van muggen en schimmels naar biografieën van geplaagde ontdekkingsreizigers en uitvinders, naar ontwikkelingen in staten en naar herschikte sociale verhoudingen. Die onderwerpen hebben bij Mann allemaal een rol in de enorme breuk in de geschiedenis die de Uitwisseling volgens hem is. De verandering van de wereld na 1492 is volgens Mann zo groot dat er met het begin van de Uitwisseling een nieuw tijdperk is aangebroken: het homogenoceen. Dit homogenoceen is het herstel van een verbonden wereld die met het uiteendrijven van Pangaea verloren was gegaan en is ‘wellicht wel de belangrijkste gebeurtenis sinds het uitsterven van de dinosauriërs’ (p. 25).
Wat zou dit goed ontvangen en breed verspreide boek kunnen betekenen voor de Surinamistiek? Mann heeft een paragraaf over Suriname waarin malaria een hoofdrol krijgt toebedeeld als veroorzaker van Europees absenteïsme op de plantages en het goeddeels mislukken van de Europese veldtochten tegen de marrons. De relevantie van het boek zit niet in deze wat willekeurig aandoende pagina’s (pp. 471- 475). Interessanter is het idee van een mondiale verbondenheid sinds de Columbiaanse Uitwisseling, en dat deze uitwisseling nog steeds gaande is. In dit global history-perspectief gaat het niet om een eenzijdige beïnvloeding, maar om een wederkerig proces waaraan niet alleen de Atlantische kustregio’s, maar ook die aan de Pacific deelhebben.
Charles C. Mann, 1493; Hoe de wereld zich ontwikkelde na de ontdekking van Amerika. Amsterdam: Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2011. 688 p., isbn 978 90 46810 34 7, prijs € 34,95.
[uit Oso 2012,1]

Antonio Cisneros (1942-2012) herdacht

Op 6 oktober overleed de Peruaanse dichter Antonio Cisneros. In Nederland is er geen aandacht aan zijn overlijden besteed; daarom haalde Jan H. Mysjkin voor De Contrabas een recensie uit 1982 uit zijn archief, waarin hij de toen net verschenen bundel Kommentaren en kronieken (verschenen bij Marsyas, vertaald door Theo Hermans) besprak voor De Morgen/Vooruit. Een zo uitgebreide recensie, in een landelijke krant. Dat waren nog eens tijden.

Klik hier voor ‘De vaders van de vijand zijn ook onze vaders’ – Het verminkte vlees van Antonio Cisneros

Weinig topuniversiteiten in Latijns-Amerika

Latijns-Amerika doet het slecht in de wereldwijde ranglijst voor universiteiten samengesteld door de Britse krant The Times. Slechts vier Latijns-Amerikaanse instituten weten een plaats te bemachtigen in de top 400. Verreweg de meeste topuniversiteiten bevinden zich in de Verenigde Staten. Aziatische universiteiten zijn in opmars, maar Latijns Amerika blijft achter.

read on…

Het Spaans van Latijns-Amerika en de Cariben (VI en slot)

door Fred de Haas

De strijd tussen het Spaans en het Quechua

Toen de Spanjaarden onder leiding van Pizarro de Inca’s in Perú, dank zij de burgeroorlog tussen de aanhangers van Atahuallpa en zijn halfbroer Huascar, hadden verslagen, brak er een taalstrijd uit tussen het Spaans en de ‘lengua general’ (de algemene taal) die door de Inca’s werd gesproken, het Quechua. Het Quechua had één groot nadeel: het was geen geschreven taal. In 1550 had Karel V (in Spanje heet hij Carlos I) de eerste wet uitgevaardigd met betrekking tot het onderwijs in het Spaans (Castellano): ‘Como una de las principales cosas que Nos deseamos para el bien de esa tierra es la salvación y instrucción y conversión a nuestra santa fe católica de los naturales de ella y que también tomen nuestra policía y buenas costumbres; y así tratando de los medios para este fin se podrían tener, ha parecido que uno de ellos y el más principal sería dar orden como a esas gentes se les enseñase nuestra lengua castellana, porque sabida está, con más facilidad podrían ser doctrinados en las cosas del Santo Evangelio y conseguir todo lo demás que les conviene para su manera de vivir’. (vert. ‘Als een van de voornaamste dingen die wij willen voor het welzijn van dat land is de verlossing van de inheemse bevolking door het onderwijs in en de bekering tot ons heilige katholieke geloof en dat zij ook ons bestuur en goede gewoonten overnemen; en met betrekking tot de middelen die voor dit doel aangewend zouden kunnen worden leek het dat een van die middelen en wel het voornaamste zou zijn bevel te geven dat die mensen moeten worden onderwezen in onze Kastiliaanse taal, omdat het bekend is dat ze zo makkelijker zouden kunnen worden geïndoctrineerd in zaken van het Heilige Evangelie en verder alles zouden kunnen verkrijgen dat geschikt is voor hun manier van leven’).

In de tweede helft van de 18e eeuw werden er zelfs wetten uitgevaardigd tegen de Quechua taal- en cultuur. Maar de kennis van het Spaans bleef gering en als de mensen al Spaans spraken dan was het duidelijk te horen dat hun moedertaal Quechua was. Aan het eind van de negentiende eeuw sprak meer dan 80% van de bevolking van Perú Quechua. In de tweede helft van de 20e eeuw sprak 60% zowel Quechua als Spaans en 40% alleen maar Quechua. In sommige gebieden, bijvoorbeeld in de Argentijnse provincie Salta en de Mantaro vallei in Perú, had het Spaans duidelijk de invloed ondergaan van de taalstructuur van het Quechua. Als men in het Spaans zei ‘ik ga naar het huis van mijn moeder’ dan vertoonde die zin de kenmerken van het Quechua: ‘De mi mama en su casa estoy yendo’ (= van mijn moeder naar haar huis ben ik op weg). In correct Spaans zou men hebben gezegd: ‘Voy a la casa de mi mamá’. Een ander voorbeeld is het gebruik van ‘qué haciendo’ (wat doende) en ‘qué diciendo’ (wat zeggende) in de betekenis van ‘hoe’ en ‘waarom’: ¡ Qué diciendo te ponés el saco! Waarom trek je dat jasje aan! Of: ‘No sé qué diciendo les dije que no iría’ (ik weet niet waarom ik hun vertelde dat ik niet zou gaan).

Oorspronkelijke inheemse talen

Bij de volkstelling van 2005 bleken er in Colombia 87 volken te wonen die behoorden tot 13 taalfamilies en 64 talen spraken. Dit betrof ongeveer 3% van de bevolking. Meer dan één miljoen. In Ecuador spreekt 1% van de bevolking 12 inheemse talen. In Perú spreekt 16% Quechua en 3% Aymara. Bolivia heeft een bevolking die voor 50% inheems is. Ongeveer 25% spreekt Quechua (± 2 miljoen) en 18% Aymara (± 1½ miljoen). U begrijpt dat men indertijd bij de onafhankelijkheid gekozen heeft voor het Spaans als de verbindende taal, de lingua franca. Heden ten dage zijn het Quechua en het Aymara bedreigde talen. Luistert u maar naar: Quechua y Aymara en peligro en Perú y Bolivia, you tube. Als u een klein meisje uit Ayacucho in Perú in Quechua wilt horen zingen, tikt u dan de volgende link in: peru,ayacucho,niños cantando en quechua, you tube. Of wilt u een lesje Quechua? Tik dan in uw browser de volgende link: Quechua Lesson – Runasimi Part I of II, you tube. Als intikt: Las Lenguas del Perú (1/2), you tube, dan zal u verwonderd zijn over het aantal inheemse talen dat in Perú nog wordt gesproken.

Spaans in het Andesgebied

Over het algemeen wordt in het Andesgebied de eind-S in een woord wel uitgesproken. De dubbele L wordt een Y (YEÍSMO). De dubbele R klinkt weer als een zachte ZR. ‘Carro’ wordt [cazro]. Natuurlijk zijn er ook tal van woorden uit het Quechua overgenomen. Leuk om te weten is dat ook het woord ‘Ñapa’ uit het Quechua komt en ‘toevoegsel’ betekent. Een goedgekozen naam voor de bijlage van de Curaçaose krant de Amigoe di Curaçao. In een land als Colombia spreekt men behalve het Spaans van het Andesgebied (español andino serrano) op zijn minst drie andere ‘soorten’ Spaans: het Spaans van de kuststreek (español costeño), het Spaans van het Amazonegebied (español amazónico) en het Spaans van de llanos (español llanero). Het Spaans van het kustgebied heeft veel overeenkomst met het Spaans van het Caribisch gebied. Een D tussen twee klinkers wordt niet of nauwelijks uitgesproken : ‘cansada’ (moe) wordt [cansaa]. Ook is er een sterke neiging om neusklanken te maken: ‘también’ (ook) wordt [tangbyeng]. De S verdwijnt vóór een medeklinker en wordt uitgesproken als een ‘H’: ‘costeño’ wordt [coHteño). In het Andesgebied (Ecuador, Perú, Bolivia) laat men de klinker tussen twee medeklinkers vallen: dientes wordt [dient’s]. De RR klinkt weer als een zachte SR: ‘carro’ wordt [cazro]. Het gebruik van Usted en Ustedes voor ‘je, jou’ is wijdverbreid. Verkleinwoorden vind je op –ito en heel veel op –ico, in woorden waar de gewone Spanjaard dit nooit zou gebruiken: In plaats van ‘Eso’ (dat) hoor je vaak ‘esito’ (lett: ‘datje’), ‘allá’ (daar) kan makkelijk ‘allacito’ lett: ‘daartjes’) worden en als iemand iets goed heeft uitgelegd dan heeft ie dat ‘bien’ (goed) of ‘biencito’ (lett: ‘goedjes’) gedaan. ‘No más’ wordt te pas en te onpas gebruikt, als een stoplap: ‘Aquí no más vivo’ (hier woon ik), ¿qué no más debemos hacer? (wat moeten we doen?) .

Waar je in Colombia en Ecuador een zwakke uitspraak van de B, D en G vindt en een geaspireerde Jota [H], vind je in Perú en Bolivia juist een sterke B, D en G en een sterkere Jota. In Colombia wordt de S vaak als een H uitgesproken: nosotros wordt [nohotro], ‘una señora’ wordt [unaHeñora]. In Ecuador klinkt de S vaak als een Z:’los amigos’ wordt [lozamigos]. In het Amazonegebied vinden we weer andere manieren van uitspreken. ‘pescado’ wordt daar [pescato] en het wederkerend voornaamwoord ‘SE’ (= zich) wordt gebruikt bij elke persoon: ‘Voy a lavarse’: ik ga zich (= me) wassen; ¿vas a lavarse? : ga je zich (= je) wassen?

Het Spaans dat in de vlakten (llanos) wordt gesproken vertoont soms overeenkomsten met het Argentijns. Je hoort daar vaak ‘vos’ als persoonlijk voornaamwoord voor ‘jij, je’ of ‘u’, gevolgd door een zwakke verbuiging: ‘vos tenés’ (u heeft). Het gebruik van ‘Vos’, het zogenaamde ‘Voseo’ vind je in het hele Andesgebied en speciaal in Argentinië, Paraguay, Uruguay, Oost-Bolivia, Zuid-Mexico en Midden-Amerika. Je vindt er ook mengvormen: in plaats van ‘vos cantás’ kan je horen ‘tú cantás’, in plaats van ‘vos tenés’ ook ‘vos tienes’. Het Spaans van de Zuidelijke Latijns-Amerikaanse landen: Argentinië Met ‘zuidelijke landen’ worden hier speciaal bedoeld Argentinië, Paraguay en Uruguay. Let wel: men spreekt in die landen altijd over ‘El Paraguay’, ‘La Argentina’ en ‘El Uruguay’. Laten we ons nog als laatste bezighouden met Argentinië. We laten Chili, Paraguay en Uruguay hier buiten beschouwing. De Spanjaarden kwamen langs drie wegen Argentinië binnen: vanuit het Noord-Westen (het gebied waar het ‘español andino’ werd gesproken), vanuit Chili (waar het ‘español chileno’ met weer andere kenmerken werd gesproken) en vanuit Spanje regelrecht via de Rio de la Plata (met invloeden van Spaanse streektalen). In de 18e en 19e eeuw breidde het Spaans zich uit over heel Argentinië waarbij men zich in het taalgebruik ging richten op Buenos Aires. Het Spaans onderging invloed van het Quechua, het Guaraní (Paraguay) en de verschillende Europese talen die Argentinië binnenkwamen met de massa’s migranten sinds het midden van de 19e eeuw.

Italiaanse immigranten

Honderdduizenden Italianen zijn geëmigreerd naar Buenos Aires en Montevideo. Aan het eind van de 19e eeuw bestond de helft van de Argentijnse bevolking uit Italianen die voorgoed hun intonatie op het Argentijnse Spaans hebben gedrukt. Als je een Argentijnse film bekijkt moet je voor de grap eens even je ogen dichtdoen en alleen luisteren Dan lijkt het of je in Italië bent. Zó Italiaans klinkt het Argentijnse Spaans. Er zijn natuurlijk ook veel Italiaanse woorden in de Argentijnse woordenschat te vinden. ‘Adiós Nonino’ bestaat uit een Spaans woord (adiós = dag) en een Italiaans woord (nonino = opaatje). Betekenis: ‘dag opaatje’. En heeft u wel eens opgelet hoe de Argentijn het woord ‘calle’ (straat) uitspreekt? Of het woord ‘Leyenda’ (legende)? Dat klinkt als [kasje] en [lesjenda]. Ernesto Guevara heette niet voor niets ‘El Che’.

Tenslotte

Ik hoop genoeg bomen te hebben weggehaald om het zicht op het bos toegankelijk te laten blijven. Toegegeven, het is een te gecompliceerde materie om het in een hapklaar artikel samen te vatten. Maar het zal zeker een paar vragen beantwoorden die u altijd als had als u luisterde naar de uitspraak van Venezolanen, Dominicanen, Argentijnen en talloze anderen. Op straat of in de liedjes die ze zongen. Wie niet in de gelegenheid is om al die accenten in zijn/haar omgeving te beluisteren, biedt You Tube uitkomst. Als u op Google intikt : 9 Acentos del Español / latinoam. en sus personajes celebres, Spanish accents, you tube dan kunt u luisteren naar de accenten van beroemde schrijvers, artiesten en sportlieden uit verschillende Latijns-Amerikaanse landen: Jorge Luis Borges (Argentinië), Pablo Neruda (Chili), Octavio Paz (Mexico), Guillermo Cabrera Infante (Cuba), Arturo Uslar Pietri (Venezuela), Gabriel García Márquez (Colombia), Mario Vargas Llosa (Perú) en o.a. Pedro Infante uit Mexico en Compay Segundo uit Cuba. Eén ding moge duidelijk zijn: taal is een zelfstandig groeiend fenomeen dat zich weinig aantrekt van wat mensen vinden hoe het ‘eigenlijk’ hoort. Het is heel menselijk om de ene manier van uitspreken ‘mooier’ te vinden dan de andere, maar alle manieren van uitspreken zijn evenwaardig. ‘Plat’ spreken is een andere zaak. Maar laten we niet te gauw iets ‘plat’ vinden. Zeker niet het Spaans van Rio de la ‘Plata’.

Het Spaans van Latijns-Amerika en de Cariben (V)

door Fred de Haas

Puerto Rico

Wat opvalt bij Spaans sprekende mensen uit Puerto Rico is het rekken van de laatste beklemtoonde klinker. ‘parada’ (halte) wordt [paraaada], ‘muerto’ wordt [muèeeerto], enzovoorts. Ik overdrijf het schriftbeeld voor de duidelijkheid. De R wordt in Puerto Rico vaak uitgesproken als een L: ‘puerta’ wordt [puelta], ‘tarde’ wordt [talde] en ‘peor’ (erger) wordt [piol]. Omdat Puerto Rico zeer nauwe staatkundige banden met Amerika heeft zijn er ook ontleningen aan het Engels. Maar niet veel meer dan op de andere eilanden. Onderzoek wijst uit dat ongeveer 7% van de woorden aan het Engels is ontleend. Soms zijn er duidelijke Amerikaanse invloeden te constateren in de taal. Iemand uit Puerto Rico zal zonder blikken of blozen zeggen: ‘Caminando es bueno’ (= de letterlijke vertaling van ‘walking is good’) en dat zal je in de rest van Latijns-Amerika niet aantreffen.

Het Spaans van Mexico

De meeste Mexicanen, van wie meer dan driekwart mestiezen zijn, spreken geen Caribisch Spaans, zoals in Vera Cruz, maar een variant die wordt gesproken van het Zuiden van de Verenigde Staten tot aan de Midden-Amerikaanse republieken met uitzondering van Costa Rica en Panamá. Die variant wordt gesproken door zo’n 130 miljoen mensen. In het Spaans van Mexico worden veel klinkers zwak uitgesproken. Deze klinkers heten ‘vocales caedizas’ (wegvallende klinkers). Voorbeelden: ‘antes’ (vroeger) klinkt in de Mexicaanse mond als [ant’s], ‘cafecito’ (kopje koffie) wordt uitgesproken als [caf’cito]. Een merkwaardige uitspraak (die men ook in Midden-Amerika en het Andesgebied aantreft) is de dubbele R in een woord als ‘carro’. Dat klinkt als een soort zachte zr-klank: [cazro]. De dubbele L wordt helemaal niet uitgesproken: ‘tortilla’ (maispannekoek) klinkt als ‘tortiya’. Vanaf de 16e eeuw is het Spaans van Mexico in contact geweest met inheemse talen als het Náhuatl (de taal van de Azteken), het Maya, het Mixteeks en het Zapoteeks. Het Maya en Náhuatl waren lingua franca talen. Het Náhuatl werd gesproken van het Zuiden van de huidige VS tot Midden-Amerika. Het Maya was de taal in Yucatán, Chiapas, Guatemala en Belice. Het woord ‘coyote’ (prairiehond) komt van het Náhuatl. Ook woorden als ‘huipil’ (versierde bloes), ‘pulque’ (een drank bereid uit de agave) en ‘tomate’ (tomaat) komen uit het Náhuatl. Invloed van het Náhuatl is te horen in de uitspraak van woorden die in het midden een TL-klank hebben. De TL is namelijk een veel voorkomende medeklinkercombinatie in het Náhuatl en werd ook als TL uitgesproken. Een Mexicaan die het woord ‘atlas’ uitspreekt zal dan ook duidelijk de A van de TL scheiden. Hij zal zeggen [a-tlas]. Velen van u die wel eens Mexicaanse liedjes hebben gehoord of gezongen zullen uitdrukkingen zijn tegengekomen als ‘Ándale’ (vooruit!) of ‘Úpale’ (zet ‘m op!, een veel gebruikte uitroep in Mariachi orkesten). Die toevoeging van ‘le’achter een gebiedende wijs is typisch Mexicaans. Als men u in Mexico niet goed heeft verstaan dan zult u vaak de vraag ‘¿Mande?’ (beveel) horen. Het betekent gewoon ‘wat zegt u’?

Venezuela

Het Spaans van Venezuela vertoont, vooral aan de kust, de kenmerken van het Caribische Spaans. Het land heeft historisch veel banden met de Canarische eilanden en dat is te horen in de uitspraak van het Venezolaanse Spaans. Vandaar dat ik boven al vermeldde dat Venezuela soms ‘het achtste eiland’ (lees: het achtste van de Canarische eilanden) wordt genoemd (la octava isla). Net als in de andere landen zijn er natuurlijk ook in Venezuela veel woorden die aan inheemse talen zijn ontleend, zoals ‘pichirre’ (= gierig), een woord dat we ook tegenkomen in het Papiaments (pichiri).

Costa Rica en Colombia

In Costa Rica heeft men ook die ‘ZR’-achtige uitspraak van woorden als ‘otro’ [otzro] en ‘carro’ [cazro]. In Costa Rica heeft men , net als in Colombia, een voorkeur voor verkleinwoorden op –ico: ‘momentico’ (ogenblikje), ‘patico’ (eendje). Vandaar dat men de mensen uit Costa Rica ook wel ‘Ticos’ noemt. Wat ook opvalt is het gebruik van ‘Usted’ dat niet de Kastiliaanse betekenis heeft van ‘U’ maar gewoon van ‘Je’ en ook wordt gebruikt voor intimi. Omdat dit gebruik in Costa Rica zoveel voorkomt noemt men het wel ‘Ustedeo costarricense’ (het ge-Usted van Costa Rica).

Het Andesgebied

Het Spaans dat men in het Andesgebied van Colombia, Ecuador, Perú en Bolivia spreekt wordt ook wel genoemd het Andes Spaans (el español andino). Het is een gebied met miljoenen inwoners die oorspronkelijk o.a. Quechua spraken, een taalfamilie met veel varianten. In Perú werd het Quechua vanaf de 16e eeuw als algemene taal gebruikt. Fray Domingo de Santo Tomás was degene die als eerste een vocabulaire en een grammatica schreef en in het Spaans aan de taal refereerde als ‘Quechua’.

Het Spaans van Latijns-Amerika en de Cariben (III)

door Fred de Haas
Het Spaans van Andalusië
We kunnen onderscheid maken tussen West-Andalusië ( de provincies Córdoba, Sevilla, Huelva, Cádiz) en Oost-Andalusië (Jaén, Almería, Málaga, Granada).

West-Andalusië was vanaf de 13e eeuw in handen van Kastilië en vanuit West-Andalusië vond de vaart op Zuid-Amerika plaats. Omdat de – door Andalusiërs gekoloniseerde – Canarische eilanden op de route lagen van de schepen die naar Zuid-Amerika voeren en veel migranten afkomstig waren van de Canarische eilanden vinden we veel kenmerken van het ‘Andalusische’ Spaans van de eilanden in Zuid-Amerika terug, met name in het Caribisch gebied en de kuststreken van Spaans Amerika. Ik zal hieronder de voornaamste kenmerken van dat Andalusische Spaans weergeven. Ook de niet-taalkundige zal dit makkelijk kunnen begrijpen en vergelijken met de uitspraak in Zuid-Amerika.

Kenmerken van het Andalusisch : ‘seseo’ en ‘yeísmo’ In het Andalusische Spaans klinkt de laatste S van een woord als een H: ‘Tres’ wordt [TREH]. Soms valt ook de H-klank weg. De dubbele L (LL) wordt uitgesproken als de Nederlandse J in ‘Papaja’: ‘Muralla’ (muur) wordt [Muraja] ). Dit fenomeen heet ‘YEÍSMO’.
In het Andalusisch verdwijnt vaak de eindmedeklinker: ‘comer’ (eten) wordt [komé], ‘verdad’ (waarheid) wordt [berdá], etc. De ‘D’ tussen twee klinkers verdwijnt. ‘Cansado’ (moe) wordt [cansao], ‘Venido’ (gekomen) wordt [venío].
In Andalusië worden de L en de R vaak omgewisseld: ‘albañil’ (metselaar) wordt [arbañil], ‘clavo’ (spijker) wordt [cravo] etc. In Andalusië wordt de TH-klank (Ө) als een S uitgesproken (SESEO).
De Spaanse Jota ( een J die als een Nederlandse G wordt uitgesproken) wordt tussen twee klinkers een H: caja (kist) wordt [caHa].
Tenslotte vinden we in het Andalusische Spaans het verschijnsel dat HEHEO wordt genoemd, een verschijnsel dat we ook veel aantreffen in de kuststreek van Colombia: ‘Si, señor’ wordt daar uitgesproken als [HiHeñó].

Het Canarische Spaans
Bovenstaande kenmerken vinden we ook terug in het Spaans van de Canarische eilanden dat nog het meest lijkt op het Spaans van Latijns-Amerika. Ook vind je daar het gebruik van ‘Usted’ en ‘Ustedes’ voor de tweede persoon enkelvoud en meervoud. Er bestond een nauwe band tussen West-Andalusië en de Canarische eilanden die, zoals gezegd, door Andalusiërs werden gekoloniseerd. Ook kwamen er veel Portugezen op de Canarische eilanden. Sinds het verdrag van Tordesillas in 1494 hadden de Portugezen immers toestemming om de Afrikaanse kusten en Brazilië te koloniseren. Dat verklaarde hun aanwezigheid in het gebied.

Het Spaans van de Canarische eilanden klinkt meer Caribisch dan ‘Iberisch’. ‘Los guardan’ (ze hoeden ze) klinkt als [lo hwardan], ‘las gallinas’ (de kippen) klinkt als [la ha.ji.na]. ook zijn er nogal wat woorden uit het Portugees overgenomen: ‘jeito’ in de betekenis van ‘handigheid, ‘kundigheid’, dat we ook in het Papiaments terugvinden (‘jeitu’). In plaats van ‘tirar’ gebruikt men het Portugese ‘botar’, in plaats van ‘volver’ zegt men ‘virar’.

Het Spaans van Venezuela is erg ‘Canarisch’ getint. Men noemt Venezuela daarom wel eens ‘La octava isla’ (= het achtste eiland). Voor een goed begrip: er zijn 7 Canarische eilanden. Bovenstaande invloeden vinden we dus vooral in het Caribisch gebied en langs de kust van Spaans Amerika.

[wordt vervolgd]

Het Spaans van Latijns-Amerika en de Cariben (II)

door Fred de Haas

Standaardisering

Dank zij geleerden als Antonio de Nebrija en Sebastián de Covarrubias werd het Spaans al in een vroeg stadium gestandaardiseerd. Nebrija schreef de eerste grammatica van een Romaanse taal (Gramática de la lengua castellana, 1492) die in Salamanca werd gepubliceerd. Ook het werk van de Koninklijke Spaanse Academie (Real Academia Española, 1715) was heilzaam voor de vastlegging van de taal.

In de eerste helft van de 18e eeuw publiceerde de Koninklijke Academie een woordenboek (Diccionario de la lengua castellana, deel I, 1726) en in de tweede helft een grammatica (Gramática de la lengua castellana, 1771). Nu werkt dit gezaghebbende instituut samen met de Academies van 21 Spaans sprekende landen in de ‘Asociación de Academias de la Lengua Española’.

Het Spaans breidde zich uit naar Noord-Afrika, de Canarische eilanden en, door het contract dat Columbus afsloot met de Katholieke Koningen Ferdinand en Isabella, naar de ‘Nieuwe Wereld’: Spaans Amerika.

Intermezzo: slavenhandel en ‘negertaal’
Lang voordat de eerste slaven omstreeks 1650 uit Afrika en uit het Noorden van Brazilië naar Curaçao kwamen was er in het midden van de 14e eeuw in Portugal en Spanje al sprake van handel in slaven. In de Rua Nova in Lissabon was een plaats gevestigd waar slaven gekocht konden worden. Dat waren over het algemeen gevangen genomen Arabieren (‘Moros’) en Afrikanen, van wie sommige aangevoerd werden uit het Spaanse Sevilla waar ook een slavendépôt was gevestigd. Sommige slaven kregen zelfs een opleiding en werden – voor de ontdekkingsreizen en de handel met West-Afrika – ingezet als tolken en verkenners voor de koning van Portugal, Enrique o Navegador (Hendrik de Zeevaarder).

Vanaf het midden van de 15e eeuw werden er zo’n 150.000 Afrikanen als slaaf naar Portugal vervoerd waar ze moesten werken op het ontvolkte platteland of in de stad. In die tijd was 15% van de bevolking van Lissabon (± 100.000) Afrikaans. De Afrikanen spraken aanvankelijk een soort beginnersportugees (en in Spanje beginnersspaans) waarvan we voorbeelden vinden in de toneelstukken van de 15e en 16e eeuw (o.a. van Gil Vicente). De verbasterde taal die de Afrikanen spraken werd in het Portugees ‘lingua de guiné’ genoemd, de taal van Guinea. Ook wel ‘lingua de negro’. Een voorbeeld van dat taalgebruik vinden we bij de vijftiende eeuwse Portugese auteur Enrique da Mota in de ‘Lamentaçao do clérigo’ (de klacht van de priester): ‘A mim logo vai ‘té lá’ (letterlijk: ik ga meteen daarnaartoe). Iemand die Papiaments kent zal onmiddellijk de woorden ‘Ami’, ‘lo’, ‘bai’, ‘(a)té’ herkennen. Portugese handelaren en zeelui zullen zich ongetwijfeld van dat vereenvoudigde Portugees hebben bediend om te kunnen communiceren met de bevolking van de westkust van Afrika.

Terug naar het Spaans. Het Spaans van Kastilië (Castellano) De uitspraak die het meest opvalt in het Spaans van Kastilië, het ‘Castellano’, is de uitspraak van de C vóór de e en de i, en de Z als een Engelse TH-klank, meestal fonetisch weergegeven als Ө: Zumo (sap) [Өumo], Centro [Өentro], Cinta (band) [Өinta]. De uitspraak Ө is in Spaans Amerika, naar analogie van het Andalusisch, vervangen door een scherpe S. Dit fenomeen wordt ‘SESEO’ genoemd. Omgekeerd hoort men af en toe in geïsoleerde gebieden van Zuid-Amerika een Ө waar dit in het Castellano helemaal niet hoort: ‘Sacar’ wordt, bijvoorbeeld uitgesproken als ‘Өacar’. Dit fenomeen heet ‘CECEO’ (ӨeӨeo). Ook dit, in Zuid-Amerika zeldzaam voorkomende verschijnsel is afkomstig uit Andalusië en kan plotseling opduiken in het binnenland van Colombia of op het platteland van Chili. Het wordt als ‘boers’ beschouwd.

Het Kastiliaanse Spaans gebruikt ook het persoonlijk voornaamwoord ‘vosotros’ om de tweede persoon meervoud aan te geven. In Zuid-Amerika gebruikt men dan ‘Ustedes’ dat ook voor intimi wordt gebruikt en dat de unieke Kastiliaanse betekenis van ‘U’ heeft verloren. Tenslotte: de dubbele L (LL) wordt in het Castellano uitgesproken als LJ.

We besteden nu niet verder aandacht meer aan het Spaans van Kastilië en gaan naar een taalfamilie die een zeer grote invloed heeft gehad op de uitspraak van het Spaans van Zuid-Amerika en het Caribisch gebied: het Spaans van Andalusië en de Canarische eilanden.

[wordt vervolgd]

Het Spaans van Latijns-Amerika en de Cariben (I)

In onderstaand artikel neemt onze medewerker Fred de Haas u stap voor stap mee op een zoektocht naar de totstandkoming van het Spaans van Latijns-Amerika. Zowel de geschiedenis van de taal in Spanje als de gecompliceerde geschiedenis van de volken van het Caribisch gebied en Latijns-Amerika hebben het Spaans de vele gezichten gegeven die zo kenmerkend zijn voor de verschillende landen van dit continent. Als u onderstaand artikel heeft gelezen zult u weten in welk opzicht het Spaans van Santo Domingo verschilt van dat van Puerto Rico. Ook zal het u duidelijk worden waarom men in het Andesgebied anders Spaans spreekt dan in de kuststreek van Colombia of Venezuela. Er zijn ook links aan het artikel toegevoegd die u in staat stellen verschillende soorten Spaans te beluisteren. Zij willen ook een aanzet zijn voor uw persoonlijke zoektocht in de boeiende geschiedenis van de inheemse talen en het Spaans van Latijns-Amerika.

door Fred de Haas

Wie de ontwikkeling van de Spaanse taal in de verschillende gebieden van Latijns-Amerika wil beschrijven op een manier die ook voor een niet-taalkundige interessant zou kunnen zijn, staat voor de taak een groot aantal taalkundige bomen te rooien die je constant beletten om het Spaanse bos te zien. Toch wil ik in onderstaand artikel een poging wagen om de verschillende soorten Spaans te verklaren die zich hebben ontwikkeld in een nieuwe geografische omgeving, bij nieuwe volken en binnen een nieuwe geschiedenis. Om iets te begrijpen van de ontwikkeling van het Spaans in Latijns-Amerika is het nuttig eerst even een korte blik werpen op het Spaans van het Iberisch schiereiland, de Europese bakermat van de Zuid-Amerikaanse varianten.

Spanje

Over één ding lijkt iedereen het eens te zijn: het Spaans is door de eeuwen heen altijd een taal geweest die geen al te grote veranderingen heeft ondergaan. Met een beetje moeite kan de moderne Spanjaard ook nú nog teksten lezen uit de 14e eeuw en met enige inspanning begrijpen waar het over gaat. Het Spaans is een taal gebleken waarin veel verschillende volken die heel verschillende talen spraken goed met elkaar konden communiceren. Het Spaans bleek in de koloniale tijd een voortreffelijke ‘lingua franca’, te vergelijken met het Engels. Het is dan ook alleszins voor de hand liggend dat in de 19e eeuw de onafhankelijk geworden Latijns-Amerikaanse Republieken het ‘verbindende’ Spaans als officiële taal hebben gekozen.

Op het Iberisch schiereiland werden verschillende soorten Spaans gesproken, zoals het Spaans van Kastilië, van Galicië en Andalusië. De onafwendbare loop van de geschiedenis heeft bepaald welk soort Spaans de taal zou worden die door de migrantengolven naar de Nieuwe Wereld gebracht zou worden gebracht. Madrid, Sevilla, Granada Een belangrijke factor voor de verbreiding van een taal is het aantal personen dat die taal spreekt. In de 14e eeuw had Kastilië, waar het ‘Castellano’ werd gesproken, de meeste inwoners: drie tot vier miljoen. Aragón had er één miljoen en Navarra 80.000.

Het huwelijk van Ferdinand van Aragón en Isabella van Kastilië in 1469 is van cruciaal belang geweest om de eenheid tot stand te brengen tussen Kastilië en Aragón. Die eenheid zou beslissend zijn voor de geografische uitbreiding van het Spaans dat zich, nadat ook Navarra bij de Spaanse Kroon was gekomen, ook naar het Noorden kon uitbreiden. Het Andalusische Sevilla was ook onder Spaanse heerschappij gebracht en nu kon de zegetocht van het Spaans beginnen.

Sevilla, de hoofdplaats van West-Andalusië, was in de Middeleeuwen een van de grotere steden van Spanje. Nadat de stad op de Arabieren was heroverd kon het een echt kosmopolitische stad worden. Er vestigden zich migranten uit Noord-Spanje, Catalonië, Aragón, Galicië, Portugal, Italië, Frankrijk en Duitsland. De stad had ook nog een kleine Arabische wijk, de Morería, en een grote Joodse wijk, de Judería. Door die grote aantallen migranten kon het Andalusische Spaans van Sevilla, waarvoor in de tweede helft van de 15e eeuw de basis werd gelegd, zich vernieuwen en ook, in bepaalde opzichten, vereenvoudigen. In de 16e eeuw was Sevilla, waar de koloniale rechtbank – de Casa de Contratación – was gevestigd, de poort van de handel met en het personenvervoer naar Amerika.

Toen het onder Arabische heerschappij staande Granada in 1492 werd heroverd zou dat in de verdere toekomst ook gunstig werken voor de verbreiding van het Spaans. De Arabieren en het Arabisch werden verjaagd en niet lang daarna ook de Joden, waardoor ook het Sefardische Spaans (judeo-español) in Spanje uitstierf. De verdrijving van de Joden was voornamelijk het werk van de Spaanse Inquisitie, het machtige vervolgingsapparaat van de katholieke kerk, dat Ferdinand en Isabella voortdurend onder druk zette om de Joden het leven zo zuur mogelijk te maken. De Joden konden kiezen: of zich laten dopen en Christen worden of vertrekken. Velen lieten zich van ellende en met grote tegenzin dopen. Ongeveer 150.000 Joden verkozen de ballingschap. Velen vluchtten naar Portugal waar ze acht cruzados moesten betalen om een verblijfsvergunning van acht maanden te kunnen krijgen. Wie ‘illegaal’ en zonder te betalen Portugal binnenkwam werd als slaaf verkocht of naar de Atlantische eilanden gestuurd. Toen de Joden in 1496 ook uit Portugal werden verdreven vluchtten er velen naar Nederland en, veel later, ook naar het Noord-Oosten van Brazilië dat een tijd onder Nederlandse heerschappij stond. Toen Nederland daar door de Portugezen werden verjaagd, vertrokken er veel – Portugees of Judeo-Español (‘Jodenspaans’) sprekende – Joden met hun Afrikaanse slaven naar de Nederlandse kolonie Curaçao.

[wordt vervolgd]

[eerder verschenen in Amigoe Ñapa]

De Spaanse muzikale erfenis (2 en slot)

door Fred de Haas

De Spaanse vloot en de muziek

Ongetwijfeld heeft de bemanning van de Spaanse schepen, die uit vele streken van Spanje en het Middellands Zeegebied afkomstig was, haar schat aan nationale liederen meegenomen en verspreid. Net als de ridderromans hebben de liederenbundels hun weg gevonden naar de Nieuwe Wereld. Daarbij is er zeker ook sprake geweest van Arabische invloed uit het Middellands Zeegebied.

Ook het Gregoriaans en de kerktoonladders hadden hun invloed. In onze tijd maakte Violeta Parra hiervan dankbaar gebruik in veel van haar liederen ( www.”se juntan dos palomitas”. Violeta Parra, You Tube).
Terwijl de Afro-Portugese Creoolse talen ontstonden in Luanda, São Tomé en Kaapverdië kregen ook de Afrikaanse zangstijlen vaste voet in de Nieuwe Wereld. Koor en solist werden onderdeel van een vast muziekpatroon (www.Singing Fisherman of Ghana, You Tube).  De majeur- en mineur toonaarden uit de overgangstijd van Renaissance naar Barok zorgden voor de melancholieke toonvan veel liederen (www.Barroco Hispanoamericano (Nueva España), You Tube). Zie ook de koppeling onderaan dit artikel.

Men zong graag verzen van 10 regels, de zogenaamde ‘décimas’, ook een uitvinding van Vicente Espinel. De populaire décima (www.décimas de panamá: torrente gallino zárate, tema el amor, You Tube;    www.Isabel y Ángel Parra, “Décimas del folklore venezolano”, You Tube) heeft zich verspreid over het hele Caribische gebied. In Venezuela heet hij ‘galerón’ (www.Jesús Avila/canción: galerón en playa de moreno, You Tube). Deze naam is misschien ontleend aan de ‘Fiesta de los galeones’ dat vanaf het begin van de 17e eeuw werd gevierd op het vasteland als dank voor de veilige aankomst van de Spaanse vloot uit Spanje. De vloot van Cartagena werd ‘La flota de los galeones’ genoemd omdat er oorlogsschepen (galeones) meevoeren ter bescherming van de handelsschepen.

Een andere verklaring relateert de liederen aan de naam van de lange konvooien van wagens die zich in vroeger tijden verplaatsten over de Llanos en die ‘galeras’ werden genoemd. De liederen die onderweg zouden zijn gezongen zouden daarom ‘galerones’zijn genoemd.

Met dat type etymologieën moet je echter voorzichtig zijn. Veel van dit soort etymologieën zijn wel leuk maar er is vaak geen gedocumenteerd bewijs voor.

De muziek in het binnenland

In het achterland van de grote havensteden ontwikkelde zich in de loop van de 17e en 18eeeuw een landelijke muziekstijl die zich tot op de dag van heden gedeeltelijk heeft gehandhaafd. In het binnenland woonden veel mestiezen en mulatten die vanwege hun lage sociale status met nogal minachtende namen werden aangeduid: guajiros, jíbaros, llaneros, criollos, jarochos. ‘Boeren’ zouden wij zeggen. Deze namen zijn nu gemeengoed geworden en worden niet langer als minderwaardig gevoeld. Integendeel.

De liederenschat en muziekstijlen van deze mestiezen en mulatten vertoonden veel onderlinge overeenkomsten, hoewel de mensen ver van elkaar vandaan woonden en contacten dus schaars waren. Daarnaast ontwikkelde elke streek ook zijn eigen stijl.

Overal werd gedanst op feesten die ‘fandangos’ werden genoemd. Uit de contacten op  deze fandangos ontwikkelden zich vele muzieksoorten zoals de son jarocho en de joropo (die ook weer onderverdeeld wordt in genres zoals de zumba-que-zumba en de golpe).

Sporen van de oude Spaanse muziek

Voor de leek is het niet eenvoudig om sporen aan te wijzen die de oude Spaanse muziek in de Latijns-Amerikaanse muziek heeft achtergelaten. Maar om ons toch een beeld te kunnen vormen van die oude invloeden zijn er toch wel wat bekende muzikale verschijnselen aan te wijzen die hierop duiden.

Wie een voorbeeld wil hebben van een oude Andalusische volgorde van akkoorden kan eens luisteren naar een Polo Margariteño (www.Soledad Bravo – Polo Margariteño, You Tube) of, iets bekender wellicht, ‘Chan Chan’ van Francisco – Compay Segundo –  Repilado uit Cuba (www.Buena Vista Social Club – Chan Chan, You Tube). Ook liederen in de stijl van ‘La llorona’ uit Mexico (www.La Llorona – Susana Harp, You Tube) zijn goede voorbeelden. Als je ‘La llorona’ in E-mineur speelt op de gitaar krijg je de volgende volgorde van akkoorden: E-mineur, D-majeur, C-Majeur, B7 (septime):

Om een idee te krijgen van een oud Andalusisch akkoordenschema zou je ook eens kunnen luisteren naar een interpretatie van het 16e eeuwse Spaanse ‘Guárdame las Vacas’ (‘Hoed mijn koeien’) van Luis de Narváez op You Tube, bijvoorbeeld in de uitvoering van Shirley Ramsey op luit/vihuela of van Julian Bream op gitaar (www.diferencias sobre “guárdame las vacas” – luys de narváez, You Tube). De naam intikken achter de koppeling (b.v. You Tube, Julian Bream).

De ‘rasgueo’, d.w.z. het met alle vingers strijken over de snaren is al een heel oude manier van spelen. In de Quijote van Cervantes uit 1605 lezen we op bladzij 268 (El ingenioso hidalgo don Quijote de la Mancha. Editorial Porrúa, vigésimo edición, México, 1981): ‘era un poco músico y tocaba una guitarra a lo rasgado, de manera que dezian algunos que la hazia hablar’ (hij liefhebberde in muziek en liet bij het gitaarspelen al zijn vingers over de snaren glijden, zodat het leek of ie de gitaar liet spreken).

Sommige moderne muzikanten die op de Paraguayaanse of Venezolaanse harp spelen maken halve tonen op de harp door de nagel van een vinger op de klankkast onder een bepaalde snaar te drukken. Dat deed men in de 16e eeuw ook al en die – geniale maar primitieve –  manier om halve tonen te maken heette ‘a la manera de Ludovico’ (op de manier van Lodewijk), de naam van een virtuoos uit die tijd. Die terminologie wordt nog gebruikt in Venezuela en Colombia.

Een ander overblijfsel uit de Spaanse koloniale tijd is het gebruik van de falset, die wel werd toegepast in arbeidsliedjes van zeelui uit het vroege Middellandse Zeegebied. Men noemde dat de ‘arte de zalomar’. ‘Zalomar’ is een verbastering van het Arabische ‘Salam’ (‘Vrede’) dat werd gezongen bij het aan boord halen van de vis.

Je hoort die falset in de Mexicaanse Son Huasteco en de ‘Cardenche’ uit Noord Mexico, een soort a capella koorzang uit La Laguna (Coahuila en Durango, Mexico). Luister eens naar www.canción cardenche, You Tube of, als u tegelijkertijd wilt kijken en luisteren naar een echt Zuid-Amerikaans tafereel en naar iemand die vier minuten nodig heeft om een onverstaanbare inleiding te houden waar niemand naar luistert: www.Cardencheros de Sapioriz, Dgo.5° Encuentro de Danzas de LaLaguna, You Tube).

Men neemt aan dat de falset van oorsprong Arabisch is en stamt uit het Oostelijk Middellandse Zeegebied.

De dans

De Zuid-Amerikaanse dansen zijn afgeleid van de straat- en volksdansen uit het 17e eeuwse koloniale Spanje. Een goed voorbeeld hiervan is de ‘Zapateo’, het trappelen op de Arabische manier (‘A la manera morisca’) op een houten podium of plankier.

Wat opvalt bij de Zuid-Amerikaanse dansen is dat de dansers nauwelijks armbewegingen maken, terwijl die manier van dansen juist in Andalusië zo populair was. De armen hangen in Zuid-Amerika meestal langs het lichaam en er wordt dus gedanst op z’n Engels of op de manier zoals de Portugezen volksdansen in de Algarve.

De meeste dansen zijn afgeleid van de dansen met zang uit de Spaanse Renaissance. Het ritme was meestal driedelig, hoewel het tweedelige ritme ritme ook aanwezig was in de boerendansen, vooral in de ‘Villano’ die snel werd gedanst (www.Al villano se la dan – anónimo siglo XVII, You Tube). Met mooie illustraties uit Cervantes’ Don Quijote door Gustave Doré en daaronder de Spaanse tekst:

Al villano se la dan
la cebolla con el pan.
Para que el tosco villano,
cuando quiera alborear,
salga con su par de bueyes
y su arado (¡otro que tal!)
le dan pan, le dan cebolla,
y vino también le dan.
Ya camina, ya se acerca,
ya llega, ya empieza a arar.
Al villano se la dan
la cebolla con el pan.

De boer krijgt brood
De boer krijgt uien
Als hij vroeg is uit de veren
Met zijn ossen en zijn ploeg
(daar gaat ie weer!) en
Krijgt hij brood en krijgt hij uien
En ook wijn.
Hij is op weg, daar zal ie zijn,
Hij slaat de hand nu aan de ploeg
De boer krijgt brood
De boer krijgt uien
Voor zijn dagelijks gezwoeg.

In de Zuid-Amerikaanse dansen is veel bewaard gebleven van de terminologie en choreografie van de salondansen die voor het 17e eeuwse Andalusië goed gedocumenteerd zijn.

Tot slot

In bovenstaand artikel hoop ik u een idee te hebben gegeven van de wijze waarop de cultuur van het Iberisch schiereiland zich in vroeger eeuwen heeft genesteld in de verste uithoeken van het Caribisch gebied en Latijns Amerika.

Misschien is dit een aansporing om eens zelfstandig op zoek te gaan naar bronnen die ingaan op de muziek die eigen is aan bepaalde landen en streken. De kans is groot dat u goede literatuur vindt op de zoekmachine ‘Google Scholar’. Ook You Tube is een  mooie bron. Maar een kritische blik blijft geboden. Kijkt u om te beginnen en om in de geest van dit artikel te blijven vooral eens op You Tube:  http://www.musicatemprana.com/

Als u ook een idee wilt krijgen van de wijze waarop men musiceerde in de ‘donkere’ Middeleeuwen in het Zuiden van Europa, vierhonderd jaar voordat Columbus de Nieuwe Wereld zou betreden, neem dan ook even de tijd om te luisteren naar: Jordi Savall, Hespèrion XXI, la Capella Reial de Catalunya,You Tube.

De Spaanse muzikale erfenis (1)

door Fred de Haas

In onderstaand artikel gaat Fred de Haas terug tot de wortels van de muzikale erfenis die het Caribisch gebied en Latijns-Amerika van het oude Spanje hebben ontvangen. Deze wortels reiken tot in de late Spaanse Middeleeuwen en het vroege Middellandse Zeegebied. De politiek van Ferdinand en Isabella van Kastilië, de activiteit rond de Spaanse handelsvloten, de rijke Spaanse taal, de regionale invloeden van het Iberisch schiereiland, de vele Spaanse muziekinstrumenten en versvormen, de Flamencomuziek van de Andalusische zigeuners die nog te horen is in de harpmuziek van Vera Cruz, de oude Arabisch-Andalusische akkoordenschema’s die nog doorklinken in de Polo van het Venezolaanse eiland Margarita getuigen nog steeds van een innige verbondenheid van het Caribisch gebied en het Latijns-Amerikaanse continent met de muziekcultuur van de vroegere Spaanse conquistadores. Neem vooral rustig de tijd om de in het artikel aangegeven koppelingen met You Tube te maken om dit zo rijke verleden muzikaal te laten spreken.
read on…

Borges: De bewaker van de boeken/El Guardián de los libros

door Ezra de Haan

Over Alle gedichten van Jorge Luis Borges

Wie over de Zuid-Amerikaanse literatuur spreekt heeft het meestal over Gabriel García Márqueuz, MarioVargas Llosa of Julio Cortázar. Borges wordt binnen die context zelden genoemd. Borges is een schrijver van de buitencategorie, die kleine groep van wereldberoemd geworden schrijvers die een wereld op zich vormen. Auteurs als Nabokov, Kafka, Joyce of Burroughs. Ze hebben zich aan traditie of landsgrens ontworsteld en zijn zelf een voorbeeld voor anderen geworden. Jorge Luis Borges hoort ook bij een andere, nog kleinere, groep van schrijvers, zij die blind werden en doorschreven alsof er niets aan de hand was. John Milton, voor eeuwig in de canon bijgeschreven door zijn Paradise Lost, Wyndham Lewis, de schrijver, dichter, essayist en schilder die meerdere boeken letterlijk op de tast schreef, de Belgische dichter Marcel van Maele en ook de bij tijden totaal blinde James Joyce kenden net als Borges de inktzwarte nacht die blind zijn heet.

Voor de actieve lezer en schrijver is er geen grotere nachtmerrie te bedenken dan die van de verblinding. Deze latente, altijd aanwezige, angst werd werkelijkheid toen ik mij in Hamburg aan de ‘Dialoog in het donker’ waagde. Onder begeleiding van een blinde bracht ik anderhalf uur door in het pikkedonker, leerde ik te vertrouwen op mijn blindenstok, tast- en reukzin. Binnen een minuut werd ik geconfronteerd met de problemen die plaveisel, bruggen en oversteekplaatsen opleverden. Nooit eerder luisterde alles zo nauw, nimmer heb ik zo indringend in het duister getast. Vreemd genoeg went alles. Ik betaalde, zij het met moeite mijn bier en vond ook het glas waar het inzat. Ruimte en afstand waren abstracte waarden geworden en toch kwam er ook een heerlijke rust over mij. Tot ik aan lezen dacht en de onmogelijkheid ooit nog een van mijn favorieten te kunnen herlezen. Het zweet brak mij uit. En op dat moment opende zich een deur en werd ik wederom verblind. Nu door het licht.

Boeken en dromen zijn, naast de vrouw, datgene waar het allemaal om draait. Borges wist dat als geen ander. De rijkdom van dat wat je gelezen hebt en waar je een leven lang op kunt teren, valt niet in geld uit te drukken. In het geval van Borges kwam er op een geven moment niets meer bij. Hij moest het, door blindheid getroffen, doen met dat wat er in zijn geheugen was opgeslagen. Zelf schreef hij: de pagina’s die ik heb gelezen zijn mijn trots (laat anderen pronken met de pagina’s die zij hebben geschreven). Hij wist dat weten en kennen belangrijk was en had zijn jonge jaren gevuld met het lezen van alles wat er op zijn weg kwam. Alsof hij wist wat er later boven zijn hoofd hing…

(Een lezer- fragment)

…omdat vergetelheid
een van de vormen van herinneren is, de schimmige kelder ervan,
de andere, geheime kant van de medaille

Voor Borges waren boeken meer dan vermaak of ontspanning. Literatuur en de schrijvers ervan vormden de wereld waarin hij zich bewoog. Hij wist dat alles wat hij schreef later deel uit zou gaan maken van dat wat wereldliteratuur heet. De makers ervan waren, dood of levend, zijn vrienden. Ze vertolkten soms beter dan hij, dat wat er in hem omging. En dat schreef Borges op zijn beurt weer op.

Mijn boeken

Mijn boeken (die niet weten dat ik besta)
zijn mij even vertrouwd als dit gezicht
met grijze slapen en met grijze ogen
dat ik vergeefs zoek in het spiegelglas
en dat ik aftast met mijn holle hand.
Niet zonder een zekere logische wrevel
Bedenk ik dat mijn wezenlijke woorden
staan op de pagina’s die niet weten wie ik ben,
niet op de pagina’s die ik heb geschreven.
Het is beter zo. De stemmen van de doden
vertolken mij voorgoed.

Een gedicht dat op ‘Mijn boeken’ lijkt is ‘Een blinde’ waarin Borges zijn blindheid en het aftasten van zichzelf beschrijft. Dat Milton in dit gedicht voorkomt is niet verrassend. De blinde dichter biedt Borges een ijkpunt zoals tientallen andere dichters en schrijvers in zijn gedichten dat ook doen. Bijzonder is wel dat Borges keer op keer een gedicht weet te schrijven waaruit het bijzondere voor hem van een auteur duidelijk wordt. Mooi en schrijnend zijn de woorden in ‘Een blinde’.

Een blinde

Van wie is het gezicht dat mij aanschouwt
als ik mij in het spiegelglas bespied?
Ik ken de man niet die zijn spiegeling ziet
met heimelijke toorn, die al verflauwt.
Traag in mijn duister tast ik met mijn hand
mijn onzichtbare trekken af. En dan:
een fonkeling. Ik vang een glimp op van
je haar, asgrijs, of nog met goud omrand.
En ik herhaal dat ik weinig heb verloren,
de dingen zijn nu oppervlakteloos.
Het is een dappere troost, in Miltons sporen,
maar ik denk aan de letters en de roos.
Ik denk dat, oog in oog met mijn gezicht,
ik weten zou wie ik ben in het maanlicht.

In een ander gedicht van Borges, dat ‘De blinde’ heet, gaat hij nogmaals op het onderwerp in. In de laatste regels daarvan komen de dromen voor, iets waar hij vaker over schreef.

De blinde (fragment)

Alleen de gele vormen blijven almaar komen
en als ik zie, zie ik alleen maar bange dromen.

Borges’ gedichten over dromen en slapen kunnen zich meten met die van Coleridge, Keats, Kloos of Shelley en zijn ook duidelijk op een romantische leest geschoeid. Emoties, gedachten en angsten die van alle tijden zijn komen tezamen in prachtige gedichten als ‘Het ontwaken’, ‘De slaap’, ‘De droom’ en ‘Spinoza’. Neem regels als: Zijn roem, spiegeling van dromen in de droom/ van een andere spiegel, stoort niet, noch de schroom/ en liefde van maagden die om hem is. Of de slotregel van ‘De slaap’: Wie zul je zijn vannacht in het obscuur/ domein van dromen achter gene muur? Meesterlijk is ook de opening van het gedicht ‘Het ontwaken’:

Het ontwaken (fragment)

Het licht valt in en ik verhef mij traag
uit dromen naar de droom die ieder deelt;
de dingen wordt de plaats weer toebedeeld
die ons bekend is en vertrouwd; vandaag
is overweldigend bijeengekomen

Jorge Luis Borges schreef voor hen die, net als hij, verliteratuurd waren. Wie zich in de loop der jaren van een literaire rugzak heeft voorzien, geniet des te meer van de gedichten van de meester. Al zijn helden komen langs. Joyce, Kafka, Byron, Spinoza, Browning, Rilke, Emerson, Meyrink, Melville, Keats, Poe, Conrad, ze staan er allemaal in. Maar een van de mooiste gedichten, wat dit onderwerp betreft, is Aan een zekere schim, 1940 dat voor De Quincey, de opiumschuiver, werd geschreven. In de laatste regels beschrijft Borges een gevoel dat ik maar al te goed ken: de liefde voor een inmiddels lang geleden gestorven schrijver. Het is vriend die je kent en bewondert, hoe vreemd dat ook mag klinken.

Aan een zekere schim, 1940 (fragment)

mogen wij worden gered door onontcijferbare bouwsels
die gruwel geven aan jouw droom.
Jij broeder in de nacht, opiumsnuiver,
vader van kronkelige volzinnen die al torens en doolhoven zijn,
vader van woorden die we niet vergeten,
hoor je mij, vriend die ik nooit aanschouwde
dwars door die niet te peilen dingen heen,
de zeeën en de dood?

Dat ik het tot nu toe nog niet over de vertaling van de gedichten heb gehad is het gevolg van de kwaliteit ervan. Barber van de Pol en Maarten Steenmeijer hebben de poëzie van Borges vertaald op een wijze die volkomen natuurlijk aandoet. Zelfs de oorspronkelijke vorm is bewaard gebleven en daaruit blijkt hoe meesterlijk de vertaling is. Je vergeet dat het vertalingen zijn. Voor de echte liefhebber heeft de uitgeverij ook het origineel naast de vertaling geplaatst. Het levert een boek op dat iedere echte poëzieliefhebber op zijn nachtkastje moet hebben staan. Alle gedichten van Borges is een hoogtepunt in de wereldliteratuur en een pronkstuk voor de boekenkast.

Brommerstad Bolivia kiest visvrouw van het jaar

door Marcel Haenen

Dansend in voor de gelegenheid speciaal gemaakte klederdracht streden vijftien Indiaanse vrouwen afgelopen zondagavond in het Boliviaanse oerwoudoord Trinidad – de hoofdstad van de noordelijke provincie Beni – om de titel visvrouw 2007. Het was een spannend spektakel. Vijftien exotische vrouwen hielden een parade met tropische riviervissen. Ondertussen staken leden van de gemeenschap die de vrouwen vertegenwoordigden vuurwerk af en speelde het orkest Los Ases del Beni opzwepende muziek. Het publiek langs de kant genoot van heerlijk Boliviaans bier en veel gegrilde vis zoals pacú of tambaquí. En aan het eind van de avond slingerde iedereen zich op zijn brommer. Want in het ongeveer 90.000 inwoners tellende Trinidad verplaatst vrijwel iedereen zich op een knalpot. Het is heel gewoon om een voltallig helmenloos gezin op één motorfiets voorbij te zien flitsen.

Beni is indianengebied. De inheemse bewoners leven van hun kostgrondjes en van de vis die ze vangen in de grootste Amazone rivier van Bolivia de Rio Mamore. Daar zwemt ook de prachtige roze rivierdolfijn Inia geoffrensis humboldtiana die af en toe puffend aan de oppervlakte verschijnt. De indianen leven in kleine gemeenschappen zonder stromend water of elektriciteit. Hoewel, bij sommige bamboehutten hangt een zonnepaneel. De elektriciteit die zo wordt opgewekt, gebruiken de indianen onder meer om op een televisie naar DVD films te kunnen kijken.
Vooral door de aanwezigheid van vele verschillende indianenstammen is Bolivia een van de kleurrijkste landen van Zuid-Amerika. Het afgelopen weekeinde vierde Aymara indiaan Evo Morales dat hij anderhalf jaar aan de macht is. Hij is de eerste indiaan die het in Bolivia tot dit ambt heeft geschopt. Een feit waarop de meeste Bolivianen nog steeds reuze trots zijn.

Maar in Beni valt het wel mee met de bewondering voor Evo. De inwoners klagen over inflatie, gebrek aan werk en de falende hulpverlening nadat deze provincie begin dit jaar onder water liep. De indianen van Beni sluiten zich in meerderheid aan bij de relatief rijke buren in de provincie Santa Cruz die naar meer autonomie streven. In het centrum van Trinidad zijn de pilaren voor het gebouw van het openbaar ministerie vol gekalkt met teksten waarin Evo dood wordt gewenst. Evo is een hond, staat er. Evo is een communist. En Evo is een teringindiaan.
Het racisme is groot in Bolivia. Veel indianen leven nog steeds in grote armoede en worden uitgebuit als dienstmeisjes of boerenknechten. Morales zei dit weekeinde dat hij voor het einde van zijn ambtstermijn in 2011 een einde wil maken aan de slavernij waarin indianen op sommige plekken leven.
In het zuiden van het land – in de regio Chaco – wonen volgens onderzoek van de Organisatie van Amerikaanse Staten nog zo’n duizend Guaraní families onder middeleeuwse omstandigheden. Ze werken op boerderijen als landbouwers, hoeden het vee of zijn kindhoertjes. Tegen de grootgrondbezitters moeten de slaven papa of mama zeggen en meestal genieten ze alleen kost en inwoning en geen salaris. Ze hebben geen bewegingsvrijheid.
Veel indianen hebben de achternaam van hun ‘eigenaren’. Als ze hun werk niet naar behoren uitvoeren, krijgen ze zweepslagen. Sommige boerderijen worden in de Chaco verkocht met inbegrip van de slaven.
De strategie van de Boliviaanse regering bestaat eruit om land te onteigenen en ter beschikking te stellen aan de indianen. Zo krijgen ze niet alleen een eigen plek terug maar worden ook in staat gesteld hun eigen voedsel te verbouwen.
Maar indianenpresident of niet, volgens de Interamerikaanse Commissie voor de Mensenrechten van de OAS zijn de autoriteiten nog veel te laks in het uitvoeren van maatregelen die een einde moeten maken aan de indianenslavernij.
,,Apoita aiko chepiaguive cheyambae”, heet de studie waarin het treurige lot wordt beschreven. Het is guaraní en betekent: ik wil vrij zijn, zonder eigenaar.
Zo en nu gaan we weer het donkere, internetloze bos in. Kijken of het echt zo makkelijk is
piranha’s te vangen.

[uit NRC, dinsdag 24 juli 2007]

 

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter