blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Kock Alida

Literaire oogst van Caribische bodem

Tekst en foto’s: Mineke de Vries

 

Een club van een kleine twintig Caribische auteurs zet zich in Nederland in om de literatuur van de Caribische eilanden bekend te maken. “We willen het moois wat wij te bieden hebben op literair gebied propageren en uitdragen”, zegt Sandra Sue, voorzitter van de stichting Simia Literario. De schrijversclub organiseert lezingen, adviseert elkaar en geeft met regelmaat boekjes uit van de gezamenlijke auteurs. read on…

Identiteit in een Caribisch perspectief

door Fred de Haas

Geen begrip is zo ongrijpbaar als het begrip ‘identiteit’. Menigeen weet wat je ermee bedoelt, maar niemand kan het nauwkeurig omschrijven. En vroeger was het al net zo ongrijpbaar als nu, getuige het verhaal van de twee Perzen van Montesquieu. read on…

De Caribische literatuur neigt naar onafhankelijkheid

door Quito Nicolaas

Dr. Artwel Cain promoveerde in 2007 op een studie naar de sociale mobiliteit van etnische minderheden in Nederland. Daarnaast is hij lange tijd directeur van het Ninsee, het Nationale Instituut voor het Slavernijverleden geweest. In 2009 verscheen onder zijn redactie het boek Tula, de slavenopstand van 1795 op Curaçao met bijdragen van verschillende auteurs. Tegenwoordig zwaait hij de scepter bij de Institute of Cultural Heritage and Knowledge. Vandaag een interview met hem over zijn leesgedrag en de boeken die hij leest.

Hoeveel boeken telt uw collectie?
Ik ga er van uit dat wij meer dan zo’n 1000 boeken hebben, dat zijn inclusief studieboeken en dan geschreven in vijf talen: Engels, Nederlands, Spaans, Frans en Papiaments.

In hoeveel tijd is deze verzameling opgebouwd?
Deze boeken zijn in een periode van ruim 35 jaar verzameld.

Wat is uw favoriete boek?
Mijn favoriete boek is moeilijk te noemen, omdat ik veel boeken ontzettend goed vind, maar als ik toch een moet noemen dan wordt het: Song of Solomon van Toni Morrison. Dat boek heb ik eind jaren zeventig gekocht. Op dat moment was ik vooral een muzikant die belangstelling had in boeken, vooral boeken geschreven door schrijvers uit het Caribische gebied en zwarte Amerikanen.

Ik begon het boek te lezen en was uit het lood geslagen. Ik had nooit eerder zoiets moois gelezen. Zij had ook stukjes van liederen in de tekst opgenomen en zij liet haar karakters praten net alsof ze bezig waren muziekinstrumenten te spelen. Daarna heb ik tot nu toe al haar boeken gekocht en gelezen. Tot dat moment had ik Richard Wright (bekend van Notes of a native son) en James Baldwin (bekend van Go tell it on the mountain) als mijn favoriete schrijvers. Toni Morrison is nog steeds mijn favoriete schrijfster. Uiteraard heb ik ook een aantal van haar essays.

Welke zijn de overwegingen die u neemt bij het kopen van een boek?
Ik ga af van een aantal punten; ken ik de schrijver en haar/zijn werk? Is hij/zij al door vrienden gelezen en hebben ze die aanbevolen? Wat was de toon en inhoud van de recensie die ik in een krant of een tijdschrift gelezen heb? Is deze schrijver een goede verhalenverteller? En tot slot wil ik mijn tijd met deze schrijver doorbrengen?

Welke indeling hanteert u om uw boeken te categoriseren?
Die bestaat in mijn collectie op dit moment niet. Ik ben ruim zes jaren geleden op onze tweede verdieping van een studeerkamer naar de andere verhuisd. Sindsdien heb ik geen tijd vrij gemaakt om alles op de juiste plek terug te zetten net hoe ik dat had in de eerste kamer. Er zijn trouwens in de tussentijd veel meer boeken bij gekomen en die zijn gewoon op de boeken planken voor de anderen gelegd. Wanneer wij na zo veel jaren uit dit huis verhuizen ben ik dan bereid de nieuwe studiekamer netjes in te richten en de boeken nogmaals te categoriseren.

Zijn er ook andere plekken in het huis, waar boeken worden verzameld?
Ja, er zijn andere boeken in de zolderkamer vanwaar ik verhuisd ben. Mijn vrouw Alida Kock heeft ook een werkstudio in huis en daarin zijn ook weer vele boeken.

Leest u naast fictie ook non-fictie of andersom?
In de laatste tien jaar lees ik meer non-fictie dan fictie. Dit vanwege studie en mijn werk. Het zou ondoenlijk zijn op dit moment om ze allemaal te gaan benoemen. De laatste goede fictie dat ik recentelijk heb gelezen is van Maryse Conde: Windward heights. Tussen de bedrijven door lees ik op dit moment Miles een autobiografie van Miles Davis samen met Quincy Troupe. Dat is non-fictie. Het leest ook lekker.

Wanneer leest u meestal, waar en wat (genre) leest u dan ?
Studieboeken lees ik overdag en fictie in het weekeinde of in de avonduren, indien ik thuis ben.

Leest u in het weekend andere boeken dan door de week?
Ja, dat doe ik. Door de week gaat het om wetenschappelijke literatuur en in het weekend leuke boeken, meestal romans.

Behoren tijdschriften ook tot de door u gelezen lectuur?
Op dit moment niet. Ik heb geen tijd ervoor in de laatste jaren vrij gemaakt. Dit is een bewuste keus.

Welk boek zou u voor een tweede keer willen lezen en waarom?
Dat zal Black skin White masks van Frantz Fanon zijn. Ik heb dit boek ruim veertig jaar geleden gelezen. Ik zal het nu beter begrijpen en kunnen analyseren. Intussen heb ik ontzettend veel studies hierover en citaten ervan gelezen. Wellicht is dat een van de redenen dat ik het nog niet herlezen heb. Ik gebruik de tijd om ander werk dat ik nog niet gelezen heb te lezen.

Welk boek beschouwt u als een miskoop en waarom?
Dat heb ik niet. Een boek dat wel in de buurt komt is A Bend in the River door V.S. Naipaul. In dat boek heeft hij een fictief Afrikaans land dat net onafhankelijk was geworden en haar inwoners op een beestachtige wijze neergehaald. Dat was in 1979. Daarvoor had ik al zijn boeken gelezen. Na het lezen van A Bend in the River, kwam ik tot de conclusie dat V.S. Naipaul niet schrijft voor mensen zoals ik en die op mij lijken. Een aantal jaren geleden heb ik A House for Mister Biswas nog een keer gelezen voor een boekenclub die wij in Capelle aan de IJssel hadden, maar daarna heb ik geen boeken meer van hem gekocht en gelezen, behalve Een half leven dat ik in 2001 gratis bij een boekwinkel gekregen heb.

Wie is uw favoriete schrijver/auteur en waarom?
Toni Morrison. Zij weet een verhaal te vertellen en zij heeft veel kennis van zaken. Een van haar boeken, Jazz, vond ik in eerste instantie moeilijk te lezen vanwege de wijze waarop het geschreven is, maar daarna dacht ik het boek niet voor niets Jazz heet.

Wat is zo bijzonder aan de Caribische literatuur?
De Caribische literatuur neigt naar onafhankelijkheid. Men houdt zich niet bezig met “the single story” Dat wil zeggen, datgene wat men denkt dat de lezers in het Westen over het Caribische volk willen lezen. De verhalen zijn meestal herkenbaar. Ze brengen je weer thuis. George Lamming en Maryse Conde zijn twee goede voorbeelden van schrijvers die dit doen. Het zijn twee schrijvers die trouwens nog levend zijn. In het geval van gedichten gaat dat ook op voor wat betreft het werk van Lasana Sekou en Derek Walcott. Uiteraard zijn er veel meer goede schrijvers in de diverse landen en eilanden. Ik kan mij met deze schrijvers identificeren. Ik voel mij thuis bij hun werk.

Hoe kijkt u naar de wereld der wetenschap/letteren?
Zowel bij de wetenschap als bij de letteren dienen Caribische mensen hun eigen verhalen in alle tonen en kleuren zelf te vertellen. Men moet niet meer de fout maken om zich slechts bezig te houden met de ‘master’s narrative’. Men dient de ruimte te nemen en te vullen met de eigen fictie en non-fictie.

Poëziemiddag Simia Literario

[Bericht van Wendela de Vries]

Beste Simiavrienden,

Het is bijna zover. Op 15 juni, om 15.30 u in het prachtige lichte kerkje van Sloten (A’dam), gaan gedichten die door 5 van ons zijn geschreven het levenslicht zien! Alida Kock, Artwell Cain, Joan Lesie, Quinsy Gario (T. Martinus) en Olga Orman dragen hun eigen werk voor, afgewisseld met bijzondere koorzang door het Koor van Meneer de Wit en solozang uit de 20ste eeuw.

De muziek en de gedichten zullen heel lieflijk en stralend als de zomerzon zijn, maar soms ook rauw, somber of confronterend, zoals het leven zelf.

Ik hoop echt dat iedereen van Simia, met partners en kennissen en familie kan komen! In de flyer staan alle gegevens mbt adres, kaartverkoop. Wees er snel bij, want er kunnen maximaal 180 mensen in de kerk. We hopen allen te ontmoeten die middag!

Hartelijke groet, Wendela

Tula vijftien keer ontmoet

door Otti Thomas

Als Tula deze maand eens door de Breedestraat in Otrobanda zou lopen, dan zouden voorbijgangers hem ongetwijfeld vaak om hulp vragen. Steun, advies en inspiratie voor de strijd tegen discriminatie, waar ook in de 21e eeuw nog sprake van is. Het sterke punt van Topa Tula ofwel Ontmoet Tula is dat er vijftien heel verschillende varianten zijn op die ene vraag. De Stichting Simia Literario vroeg Antilliaanse en Arubaanse schrijvers om een gedicht of verhaal te leveren over de strijd van Tula, eventueel al eerder gepubliceerd, met oog voor de moderne tijd. Als de meest bekende leider van de opstand van 1795 geldt Tula nog altijd als een rolmodel, ook voor de huidige generatie jongeren, is de boodschap van het boek. “De strijd voor vrijheid en gelijkheid is nog steeds van kracht”, staat in het voorwoord van de samenstellers Olga Orman en Giselle Ecury, die tevens een aantal oorspronkelijk Papiamentstalige gedichten in het Nederlands vertaalden.
Het gemeenschappelijke uitgangspunt had kunnen leiden tot een eenzijdige bundel, waarin Tula keer op keer om hulp wordt gevraagd voor de strijd tegen discriminatie. Inderdaad lieten de meeste dichters zich inspireren tot een tekst waarin Tula’s moed en vastberadenheid als voorbeeld dienen voor de huidige generatie. Bijvoorbeeld Eerbetoon van Olga Orman, Slavenopstand van Eugènie Herlaar of Tula van Hilli Arduin.

Tula verloo
r
een zwijgende mass
a
verkwanselde zijn lichaa
m
voor valse belofte
s
hij stierf een harde doo
d
Een voorbeeldrol is ook weggelegd voor de hoofdpersonen uit Joan Leslie’s Ze zochten slechts liefde, waarin een slavin en slaaf gestraft worden omdat ze elkaar lief hadden, terwijl in Virginia, het enige verhaal in de bundel door de Arubaan Quito Nicolaas, een slavin door haar verzet aantoont dat ze zich gelijkwaardig voelt aan de slaveneigenaar.

Minderwaardighei
d
Het zijn allemaal teksten over hetzelfde onderwerp, maar telkens met een andere invalshoek, waardoor Topa Tula geen eenzijdige bundel is. Frida Winklaar-Domacassé, Gerarda Lauf en Alida Kock richten zich allen tot Tula met een verzoek om hulp, maar Winklaar-Domacassé vraagt het indirect via de maan als stille getuige van Tula’s dromen, Lauf vraagt om wijsheid en leiding in het proces na de ontmanteling van de Nederlandse Antillen en de Arubaanse Alida Kock ziet een rol voor Tula in de strijd tegen de gevoelens van minderwaardigheid.

We veroordelen elkaar nog steeds,
 
op grond van ons uiterlijk.
 
We willen ons ras verbeteren,
 
adoreren het tokohaar
 
(…
)
Tula, wanneer kom je teru
g
om ons te bevrijden van onze slaafse mentaliteit
.
Libertá Rosario schrijft in de Slaaf in ons allemaal dat ook gebrek aan vrijheid door school, een relatie of werk als een vorm van dwang gezien kan worden.

Dankzij Tula leer ik om meer voor mezelf op te kome
n
en het is aan jou om te bekijken, waar jij je vrij van wilt maken.
De teksten waarin een originele insteek gecombineerd is met beeldend taalgebruik, maken de meeste indruk. De jonge dichter T. Martinus bijvoorbeeld laat Tula zelf aan het woord in Sin Awa den bo wowo. Martinus schetst Tula als vastberaden man met wijze uitspraken, die stof tot nadenken geven, al dringt de betekenis van de woorden misschien niet direct door tot de lezer.

Mijn afstand tot waar ik wil zijn,
 
kan ik meten aan de tijd die mij gegund i
s
om jouw oren te bereiken
.
Tula komt ook zelf aan het woord in M’a topa Tula van Laurindo Andrea, maar dan in een dialoog met de schrijver. De vrijheidsstrijder roept Andrea tot verantwoording en vraagt hem waarom hij in hemelsnaam in het land woont van de onderdrukker. Andrea antwoordt dat hij zich juist in Nederland thuis voelt en geaccepteerd wordt voor wie hij is, omdat er ondanks de strijd van Tula en anderen als Rosa Parks, Martin Luther King en Nelson Mandela nog steeds sprake is van een gebrek voor anderen. Maar ook Andrea zal de strijd voortzetten, belooft hij Tula.

Ik ben tot de conclusie gekome
n
dat ik de strijder ben.
 
De integere strijde
r
met respect, liefde en compassi
e
(…
)
mijn dromen waarmakend
 
om vrede met mezelf te sluite
n
en zo anderen blijvend te inspireren
.

Tula en de boodschap voor de huidige generatie zijn eigenlijk het minst aanwezig in het gedicht De Driemaster van Walter Palm, dat eerder gepubliceerd werd in zijn bundel Sierlijke krullen van plezier. Maar het beeldende taalgebruik, waar Palm bekend van is, zet kracht bij aan de hoopgevende boodschap dat de revolutie, ondanks enige vertraging, de Nederlandse koloniën uiteindelijk wel bereikt heeft.


Op een driemaste
r
met drie masten Liberté, Egalité en Fraternit
é
stak de Revolutie de Atlantische Oceaan ove
r
(…
)
reisde met volle zeilen richting Curaça
o
Met Tula als kapitein en Karpata als stuurma
n

Maar het schip leed schipbreu
k
zonk naar de bodem van de ze
e
en daar bleef het liggen
,

tot het op 1 juli 1863 naar boven steeg
,
statig de haven van Willemstad binnen schree
d
en met gouden letters schreef
:

‘De slavernij is voorbi
j
Ook hier heeft de Revoluti
e
gezegevierd.
Topa Tula is een uitgave van Simia Literario en uitgeverij Amrit.
[uit Amigoe, 9 februari 2013]

Alida Kock: Kinderverhalen moeten humor bevatten (2 en slot)

door Quito Nicolaas

Vorig jaar nog in september 2011 stond Alida Kock op het podium van het OBA, om tijdens de viering van het tweede lustrum van Simia Literario haar gedicht ‘Ta ken mi ta’ voor te dragen. Met enkele wiebelende bewegingen en handgebaren zet ze dan de eerste ritmische klanken in. Naast haar schrijverschap drijft ze een uitgeverij, La Kock Publishing geheten, die voornamelijk boeken in de creoolse talen als het Papiamento en Sranang tongo en in de Europese talen Nederlands, Frans, Spaans en Engels uitgeeft. Met haar uitgeverij wil ze met name beginnende schrijvers de kans bieden om hun kinder- en jeugdboeken uit te geven. Haar eerste jeugdroman zal over de problematiek van bolletjesslikker verhalen en getuigt van gevoel voor het sociaal realisme.

Voor je optredens kies je duidelijk voor de ritmische poëzie die je voordraagt. Wie zijn je voorbeelden die je steeds bewondert?
Ik heb altijd veel bewondering voor Elis Juliana gehad, niet alleen voor zijn ritmische poëzie maar ook voor zijn korte verhalen waar altijd een vleugje maatschappelijke kritiek in zit. Ik ben tijdens mijn studie Spaans verliefd geworden op het werk van Nicolas Guillén en niet alleen vanwege de kleur die hij de taal geeft maar ook omdat hij de zwarte man en vrouw een gezicht heeft gegeven. Ik ben ook dol op García Lorca maar ook op zoveel andere dichters zoals Maya Angelou, dubpoets o.a Linton Kwesi Johnson en om vlak bij huis te blijven een spoken word artist als Unom.

Is er eigenlijk een onderscheid te maken tussen dichters op de eilanden en die in Nederland en waar zit dit verschil in?
Moeilijke vraag. Ik kijk meestal niet waar het werk vandaan komt maar ik kijk of het me aanspreekt zij het door het taalgebruik, vorm of inhoud. Achteraf kom ik er wel achter waar de dichter in kwestie vandaan komt. Als een dichter een bepaalde kwaliteit heeft maakt het echt niet uit waar hij of zij woont.

Opvallend is dat je als Arubaanse auteur de voorkeur geeft aan de fonologische spelling. Waarom is dat?
Je weet ongetwijfeld dat ik als tolk/vertaler mijn boterham verdien. Er is hier in Nederland altijd een voorkeur geweest van opdrachtgevers om de fonologische spelling te hanteren. Ik denk dat het daardoor komt dat ik uit gewoonte de fonologische spelling hanteer omdat ik die goed ken. Ik heb enigszins moeite met de spelling die er op Aruba gehanteerd wordt omdat men o.a. gekozen heeft om geen accenten te gebruiken. Voor een toontaal als het Papiaments is dat voor mij niet begrijpelijk.

Je bent ook met een jeugdroman bezig. Kun je wat over de thema’s vertellen die hierin voorkomen? 
Ik ben een roman aan het schrijven over een onderwerp dat weinig aan de orde komt namelijk hoe het de kinderen vergaat van ouders die gedetineerd zijn. Een aantal jaren geleden was het dagelijks nieuws dat er bolletjesslikkers op Schiphol werden opgepakt. Ik weet dat ik vaak genoeg naar de gevangenis die toen ‘kamp Zeist’ werd genoemd, moest om te tolken voor gedetineerden. Daar zag ik vaak familieleden van de gedetineerden die op bezoek kwamen, onder hen heel veel kleine kinderen. Veel van deze kinderen werden door familieleden opgevangen maar andere kinderen gingen naar tehuizen of naar pleeggezinnen. Mijn boek gaat daarover, hoe de detentie van een alleenstaande moeder de ontwikkeling van met name haar dochter beïnvloed heeft.

Heb je nog andere schrijfprojecten voor de korte termijn?
Natuurlijk, ik zou heel graag een boek willen schrijven over mensen zoals mijn moeder die op jonge leeftijd uit de omliggende landen en eilanden naar Aruba zijn gekomen om te werken en er nog steeds wonen. Ik ben nog aan het uitzoeken of er middelen beschikbaar zijn om dit te kunnen realiseren. Tevens zou ik enkele korte verhalen voor kinderen, die ik reeds heb geschreven, graag willen uitgeven. De markt is echter niet zo goed op dit moment voor de verkoop van boeken dus ik denk dat ik even hiermee moet wachten.

Alida Kock: Kinderverhalen moeten humor bevatten (1)

door Quito Nicolaas

Na een studie Spaanse taal en letterkunde, dacht ze niet meteen aan een rol in het literaire circuit en ging gewoon les geven. Jaren later ontdekte ze het schrijversvak en sloot zich aan bij Stichting Simia Literario. In korte tijd liet ze een tweetal kinderboeken Yuuwaanaa/Leguuwaantje (2006) en Kachó di rasa/Rashondje (2007) het licht zien. Daarnaast zijn haar gedichten in enkele bloemlezingen opgenomen: Fruta hecho (2006), Kinderen van het heelal (2008) en Symbiose tussen pen en penseel (2008). Vaak denkt men dat het schrijven van kinderboeken in betrekkelijk korte tijd geschiedt en dat het vrijwel gemakkelijk is. Vandaag een gesprek met deze kinderboekenschrijfster en dichter.

Je bent begonnen als kinderboekenschrijfster en hebt tot nu toe een tweetal kinderboeken geschreven. Hoe zijn de boeken door het publiek ontvangen?
Dit moet ik even corrigeren. Eigenlijk ben ik begonnen als dichteres en heb hier en daar in Antilliaanse welzijnsbladen als Hacha, Stiwa en OCAN-info gedichten gepubliceerd. Het eerste boek dat ik publiceerde is in feite een lang gedicht dat geïllustreerd is en als prentenboek is uitgegeven, namelijk Yuuwaanaa. Daarna volgde Kachó di rasa. De boeken zijn goed ontvangen door volwassenen maar vooral door kinderen. Ik denk dat het te maken heeft met de humor in beide verhalen.Beschrijf eens hoe je te werk gaat om een kinderverhaal goed te doen aansluiten op de denkwereld van een kind?

Dat is een moeilijke vraag omdat een kind van vier anders is dan een kind van negen bijvoorbeeld. Ik ben eigenlijk verhalen voor kinderen gaan publiceren omdat ik kinderen wilde laten lezen. Hiermee bedoel ik voornamelijk kinderen uit de voormalige Nederlandse Antillen en Aruba. Een manier om de aandacht van kinderen te krijgen is humor. Ik heb in veel verhalen daarom humor gebruikt om de aandacht van de kinderen te krijgen in de hoop dat ze de volgende keer uit zichzelf een boek oppakken en gaan lezen.

Als kinderboekenschrijfster sta je ook bekend als dichter. Waarom deze verandering in je schrijfcarrière?
Nou eigenlijk is het geen verandering in mijn carrière al vind ik dit een groot woord. Ik schrijf al heel lang gedichten maar heb ze nooit durven publiceren of zelfs aan anderen te laten lezen. Ik ben verhalen voor kinderen gaan verzinnen toen mijn kinderen klein waren omdat veel boeken niet tot hun verbeelding sprak. Als ik een verhaal vertelde over een leguaan of over een dansende geit zag ik aan hun ogen dat ze enorm veel plezier hadden en ze vroegen ook vaak om die verhalen weer te vertellen. Natuurlijk zijn er schrijvers die ze leuk vonden zoals Annie M.G. Schmidt en later Paul van Loon maar veel boeken waren saai of te moralistisch. Ik ben serieus gaan nadenken over het publiceren van mijn verhalen door mijn werkzaamheden als tolk. Ik merkte dat veel ouders niet konden voorlezen omdat ze het Nederlands niet genoeg beheersen. Toen ben ik op het idee gekomen om mijn verhalen tweetalig te publiceren, dus zowel in het Nederlands als in het Papiaments.
In het gedicht Ta ken mi ta [Wie ik ben] behandel je de meervoudige identiteit die Caribbeans vertonen. Is dit een droomwereld of doorgaans de gespletenheid van het individu?
Nou wat mij betreft is er zeker geen sprake van een droomwereld en ook niet van een gespletenheid van het individu. Ik heb een analyse gegeven van hoe ik in elkaar zit en met mij veel mensen uit het Caraïbisch gebied. We wonen nou eenmaal in een regio waar er sprake is van veel migratie en dat zal voorlopig niet veranderen denk ik. In feite is onze identiteit een geheel van diverse culturele en levenservaringen. Dat is volgens mij cruciaal voor het begrijpen van de identiteit van iemand vanuit het Caraïbisch gebied.Het feit dat je op Aruba in de wijk Dakota – een multiculturele wijk – werd grootgebracht, is dit van invloed op je schrijven geweest en hoe is dat merkbaar?

Ik weet niet of iemand uit Dakota anders schrijft dan iemand uit Noord of Santa Cruz. Waar ik wel in geloof is dat je zijn jouw bewustzijn bepaalt. Als je als klein kind gewend bent verschillende talen te horen, verschillende geuren uit diverse keukens te ruiken en andere gewoontes te zien dan thuis verandert dat wel je perspectief van de wereld. Ik denk dat je dan rijker bent en ook open staat voor dingen en mensen die anders zijn. Ik denk dat het invloed heeft op mijn schrijven omdat ik als persoon gevormd ben door diversiteit.
[wordt vervolgd][uit Caribe Magazine, 28 november 2012]

Van kannibaal tot karibeño (III en slot)

door Fred de Haas

De Verenigde Naties heeft het jaar 2011 uitgeroepen tot ‘Internationaal jaar voor mensen van Afrikaanse afkomst’, de Afrikaanse diaspora. In een drietal afleveringen bestudeert Fred de Haas in onder meer 19e eeuwse geschriften de tot op de dag van vandaag doorwerkende vooroordelen over de Afro-Caribische mens en de weerstand die deze opriepen bij weldenkende blanke en zwarte intellectuelen van die tijd. In deze derde en laatste aflevering staat de bewustwording van een eigen Creoolse ‘identiteit’ centraal.

Het tijdschrift Watapana dat verscheen tussen 1968 en 1972 en dat werd opgericht door de Arubaanse hispanist en dichter Henry Habibe (Aruba, 1940) wilde eveneens een podium zijn voor schrijvers die in het Papiaments schreven. Het tijdschrift zou echter ook bijdragen publiceren in het Nederlands en het Spaans, mits deze in het teken stonden van de Antilliaanse taal en cultuur. Watapana heeft slechts een gering aantal bijdragen in de landstaal, het Papiaments, gepubliceerd.

Lauffer, Daal, Juliana
Er zijn natuurlijk ook dichters en schrijvers geweest die, buiten wat zij met grote tussenpozen publiceerden in tijdschriften, in hun overige werk een lans braken voor het gebruik van het Papiaments als speerpunt voor de vorming en erkenning van een eigen identiteit en aldus een tegenwicht vormden voor de overheersende invloed van de Nederlandse, Spaanse en Engelse taal. Ik denk hierbij vooral aan dichters als Elis Juliana (1927), Pierre Lauffer (1920-1981) en Luis Henrique Daal (1919-1997).

Luis Daal had in het culturele maandblad van de Antillen, Gydelcra, dat met grote tussenpozen tot 1961 volledig in het Papiaments verscheen, in het decembernummer van 1960 het volgende geschreven:

‘Nos hendenan no ta tribi papia papiamentu pasobra, pa desgrasia, nan no sá papiamentu bèrdè I nan ta sinti ku nan to ta pará firme den nan sapatu ora nan tin di papia riba un tema ku no ta relashoná ku komementu, bebementu o t’un tema kon-ku-tá. Hopi di nos hendenan ta pensa ku si nan papia papiamentu den un reunión o skirbi un karta na papia papiamentu o ekspresá un idea na nos lenga, tur otro hende ta pensa ku nan ta inferior sosial o intelektualmente… Lo ke ta nesesario pa siñamentu di otro lenga, ta nesesario pa siñamentu di papiamentu tambe, esta un esfuerso konstante i serio.’
Luis Daal, 1960

Vertaling:
‘Onze mensen durven geen Papiaments te spreken, omdat zij, ongelukkig genoeg, niet echt Papiaments kúnnen spreken; en ze voelen dat zij niet stevig in hun schoenen staan als ze moeten spreken over een onderwerp dat niet heeft te maken met eten, drinken of een onbelangrijke zaak.
Velen van onze mensen denken, dat, als ze Papiaments spreken op een vergadering of een brief schrijven in het Papiaments of een idee verwoorden in onze taal, alle andere mensen denken dat zij sociaal of intellectueel minderwaardig zijn…
Wat nodig is voor het leren van een andere taal, is ook nodig voor het leren van het Papiaments, namelijk een voortdurende, ernstige inspanning.’
[Vertaling FdH]

Dat gevoel van minderwaardigheid waar Daal over spreekt kwam niet uit de lucht vallen. De vroegere Nederlandse kolonialen hadden – in hun onwetendheid, arrogantie en onbewuste angst voor het onbekende – nauwelijks een goed woord over gehad voor het Papiaments. In 19e eeuwse geschriften vinden we karakteriseringen van het Papiaments als ‘bedorven Spaans, Indiaansch en Hollandsch, arm in woorden, zonder buiging, voeging of geslacht onderscheiden, maar rijk in hevig door de keel uitgesproken wordende schelle klanken en vooral in scheldwoorden’ (Van Paddenburgh, 1819), ‘eene hoogst armoedige taal’ (Bosch, 1829), ‘patois des lands’ (Jesurun, 1897), ‘patois van het Spaansch met allerlei bijmengsels’ (Kraus, 1915), een ‘Creolentaal’ (Lichtveld, 1955). Dat zijn zo een paar bronnen die de toen heersende opvattingen op niet mis te verstane wijze illustreren. Logisch dat, met de toenemende bewustwording van de eigen identiteit, er Antillianen opstonden om hun taal te verdedigen tegen de benepen opvattingen over het Papiaments die nog alom heersten.

De Curaçaose dichter Pierre Lauffer schreef in 1962:
Mi lenga Den nesesidat salí Fo’i alma di aventurero, Kultivá na boka di katibu, A bai drecha su pará Den kuentanan di yaya. […] Su kantika tin kandela, Su simplesa tin koló. Ku su wega di palabra Mi por ‘nabo su zoyá… […]
Pierre Lauffer: Raspá (1962), Mi Lenga

Mijn taal
Geboren uit nood,
Uit de ziel van avonturiers,
Bewerkt in de mond van slaven,
Tot volle wasdom gekomen
In de verhalen van de yaya.
[…]
En zijn lied is o zo vurig
En zijn eenvoud o zo kleurig
Met zijn klanken, woorden, grillen
Kan ik iedereen levend villen
[…]

Pierre Lauffer: Schraapsel, Mijn Taal

[Vertaling FdH]

Elis Juliana heeft de mogelijkheden van zijn moedertaal, het Papiamentu, tot in de diepste vezels en op zeer positieve wijze uitgebuit. Daarbij moet worden aangetekend dat voor hem het experimenteren met zijn Creoolse moedertaal voorop stond en hij niet de behoefte voelde om politieke statements af te geven of een vermeend ‘Afrikaans element’ in zijn poëzie te introduceren. Dat zijn poëzie een onlosmakelijk deel is geworden van het culturele erfgoed van Curaçao dat door de bevolking wordt gekoesterd, bewijst dat zijn poëzie het hart raakt van de ‘identiteit’ van het volk. Maar zoek geen Afrika in het volgende gedicht dat echter wel alles te maken heeft met de mogelijkheden van het Papiaments:

Kanta kweru Kanta,
kweru kayente, kanta
Kanta, kweru kayente, kanta
Kweru kanta eh pa mi lanta
Pa mi lanta, eh pa mi lanta
Kanta, kweru kayente kanta
Kweru no puntra pa ki’ me ke lanta
Mi ke lanta, mi ke lanta
Ai, mi lomba, eh mi ke lanta
Eh mi ke lanta kweru kanta
Mi ke lanta, eh mi ke lanta
Ai, mi lomba, eh mi ke lanta
Kanta, kweru kayente, kanta
Mi ta lanta, eh mi ta lanta
Ariba, lomba, eh sigi wanta
Mi ta lanta, mi ta lanta
Eh, m’a lanta, kweru, m’a lanta
Kweru, m’a lanta, para wanta
Sigi kanta, kweru, m’a lanta
M’a lanta, m’a lanta
Kanta, kweru kayente, kanta
Kanta, kweru kayente, kanta
Kanta, kanta…

Elis Juliana

Bom! Bom! Vurige trom!
Bom! Bom! Vurige trom!
Bom! Bom! Vurige trom!
Trom! Bom! ‘k wíl op de been!
Bom! Trom! ‘k wíl op de been!
Bom! Bom! Vurige trom!
Trom, trom, vraag niet waaróm!
Bom! Been! Bom, op de been!
Au, die rug! Maar kom! Op de been!
Bom! Op de been, trom! Bom! Op de been!
Bom! Been! Kom! Op de been!
Au, die rug! Maar kom! Op de been!
Bom! Bom! Vurige trom!
Been! Been! Kom! Op de been!
Recht met die rug! Nog éven, éven!
Bom! Been! Kom! Op de been!
Ik bén op de been, trom! Bom! Op de been!
‘k ben nú op de been en blíjf op de been!
Bom erop los, trom! Bom! Op de been!
Bom! Been! ‘k ben nú op de been!
Bom! Bom! Vurige trom!
Bom! Bom! Vurige trom!
Bom…! Bom…! Bom…!

(Vertaling FdH)

Caribische migranten
Ook bij migranten uit het Caribisch gebied staat de beleving van eigen identiteit onder druk. Zij hebben soms een jeugd gehad die deel had aan twee of meer culturen. Er kan dan sprake zijn van een dubbele loyaliteit jegens het vaderland in de tropen en het nieuwe – Nederlandse – vaderland in Europa. In hun gedichten en proza (we hebben het dan over de bovenlaag van de migranten) wordt men soms geconfronteerd met gevoelens van berusting, maar ook met gevoelens van agressie. Het betreft dan de inmiddels volwassen geworden ‘kinderen’ die voelden dat zij tot meer dan één cultuur behoorden en vaak gefrustreerd raakten door het feit dat dit fenomeen – aan beide kanten van de oceaan, trouwens – niet werd herkend, en dus ook niet erkend.

Velen onder hen, schrijvers en niet-schrijvers, zijn nog steeds bezig met het koloniale verleden. Dat heeft zijn oorzaken in het verleden. Alejandro ‘Yandi’ Paula heeft in zijn boek From objective to subjective social barriers (1968) al uiteengezet hoe de psychische gevolgen van de slavernij doorwerken tot op de dag van heden.
Als dat onderwerp mensen nog steeds bezighoudt, dan komt dat omdat voor hen die tijd nog niet zo ver in het verleden ligt of, en dat geldt vooral voor de jongeren, omdat zij zich nu pas bewust worden van de aard van het kwaad dat is aangericht in ‘hun’ verleden en zij er alsnog mee in het reine willen komen. Het is de gedachte aan de vernedering die, onderhuids, de mensen nog steeds kan belagen. Niemand heeft het recht hen deze gevoelens, mits oprecht en niet aangewend voor opportunistische politieke doeleinden, te ontzeggen. Maar net zo min als de zwarte Curaçaoënaars op Curaçao kan men zich blijven koesteren in de slachtofferrol. Dat zou laf zijn en zeker geen excuus voor de fouten die nog steeds worden gemaakt.

In dit artikel heb ik mij overwegend beziggehouden met de identiteit van de Afro-Curaçaose bevolkingsgroep en Creoolse schrijvers uit Curaçao, maar het spreekt vanzelf dat de Arubaanse component in dit geheel niet mag ontbreken. Ik zou daarom willen besluiten met enkele fragmenten uit gedichten van twee Arubaanse dichteressen, Alida Kock en Olga Orman, die op geheel eigen wijze het onderwerp van dit essay illustreren.

Meervoudige identiteit: de gevarieerde keuken als metafoor
Een gedicht dat op treffende en speelse wijze laat zien dat velen van ons, zo wij niet allemaal, een meervoudige identiteit hebben is ‘Ta ken mi ta’ (Wie ik ben). Dit gedicht van Alida Kock kan met gemak hele boekenkasten met geleerde betogen over ‘meervoudige’ identiteit vervangen.
De lezer mag van de dichteres meegenieten van de gerechten die zij allemaal in haar keuken klaarmaakt, gerechten die overal vandaan komen en hun kleuren en geuren ontlenen aan de eetculturen van vele landen. Gerechten die niet een eendimensionale, smalle identiteit hebben, maar de – gedeelde – creatieve producten zijn van mensen uit alle windstreken. Pas als je hiervan hebt gegeten, mag je vragen naar de ‘identiteit’ van degene die ze heeft bereid. Een eenduidig antwoord hierop zal moeilijk te krijgen zijn. Gelukkig maar.

[…]
E kalor di Karibe
ku ta karisiá bo stoma
te bo tenchi di pia
E alegria di e latinonan
ku ta habri bo kurason
asina bo sinta na mesa
E resistensia afrikano
pa sigui chupa e preimu
den tempo di berans
E astusia di Europa
ku a sluip drenta panchi
lagabo babuká.

Alida Kock, 2010

[…]
De warmte van de Caraïben
Die je maag doorgloeit
En streelt tot in je tenen,
De vrolijkheid van het Latijnse
volk,
Die je hart doet opengaan
Zodra je aan tafel schuift;
Het Afrikaans vermogen
– ook in slechte tijden –
Door de zure appel heen te bijten,
Het Europees raffinement
Dat heimelijk in de pan sloop
Zullen je versteld doen staan.

[Vertaling FdH]

Ik zou willen afsluiten met een fragment uit een gedicht van de Arubaanse dichteres Olga Orman die met dit gedicht een ‘historische’ hommage brengt aan de taal die aan de bewoners van de Benedenwindse eilanden een belangrijk deel van hun identiteit heeft gegeven, het Papiaments, dat in het volgende fragment als sprekend persoon wordt opgevoerd:

Entretanto a drenta barco
Frances, Ingles, Spaño y Hulandes
Tur a priña mi laga yiunan atras
manera nan mama a pari nan
Mi a mima nan
crianan na pecho
pa nan bira grandi
Sacerdote y Domi a malusa mi
pa gana alma
Nan no t’a sa
ni por a imahina
e forsa cu nan a duna mi
Mientras un Macamba a yama mi
‘brabbeltaal’ m’a bona
den cas di cunukero
den di shon sin pordon
mi a bira un menasa
Mi tabata un djamanta bruto
y mas sla cu mi papiadonan a haya
mas mi a cuminsa briya riba tres isla
Riba cada un mi a desaroya
Tur hende ta skirbi mi
manera nan ta haya ta bon
Un ta fia di Spaño, otro di Ingles
of di Frances sofistica
Pero milagrosamente tur ta lesa
y compronde mi.

[…]
Intussen liepen schepen binnen
– Hollandse en Spaanse, Engelse en Franse –
Allen hebben me bezwangerd,
Hun kinderen nagelaten, naakt,
Zoals hun moeder hen gebaard had.
Vertroeteld heb ik ze,
Gekoesterd aan mijn borst,
Zo zijn ze groot geworden.
Dominee en priester hebben me geradbraakt
Om zieltjes voor hun doel te winnen.
Ze hadden geen idee
– Niet in de verste verte –
Van de kracht die ze me gaven.
Terwijl een Hollander me ‘brabbeltaaltje’ noemde
Kwam ik tot volle wasdom en gedijde
In het huisje van de landman;
In dat van de meedogenloze planter
Werd ik tot een bedreiging.
Ik was een ruwe diamant:
Hoe meer slaag mijn sprekers kregen,
Hoe meer ik op drie eilanden begon te glanzen:
Op ieder eiland heb ik me ontwikkeld,
Alle mensen schrijven me
Zoals ze willen:
De een leent van het Engels, de ander van het Spaans
Of van het chique Frans;
Maar als door een wonder kan iedereen
Mij lezen en verstaan.

[Vertaling FdH]

Simia Masha Pabien!!

Mi ta kòrdakla e diaku Simia a nase.
Konkontentuamisu mama, sutata Quito, sutantanan Chila, Olga, Igma,
Brigida, Tania, Myrta, Abigail, Edisona, Joyce, Alida, Ursula i Ruthline tabata.
I tambesutionan Marlon, Charlton, Runny, Ronnie, Karl i Richard.
Ta bata un yu deseá i e espektativa nan en kuantoe mucha aki ta bata hopi altu. Pronto Simia a serinskribí den registro sivil. Nos sumayónan a disidíkutabata importante pa edukéna Papiamentu, Papiamento, Ingles i Hulandes. Komonos no tabata kep’elanta ku nos so nos ta bata invitá kadas eissi mansu tanta- i tionan. I debíkue grupo di famianan ta bata kresenos no por a tene e enkuentro na nei na kas. Nan ta bata tumalugá na ofisina di Forsa Amsterdam kuyu dansa di Lucia,
Debby i Minka.

Tabatauntemporadahopiplasentero i instruktivo.
Simiatabatafelisikontentukutur e atenshonku e tabatahaña e orananei.
Boumi guiai kuyudansa di sutata i algun di sutanta- i tionansuPapiamentu/o
a baihopidilantimeskoskusudominio di Hulandes.
I e la kuminsáasta ta skibialgunlèter.
Djisproméku e kumpliunañanos a teneunatardikulturalp’e na uncafé na
Amsterdam.
Su tata Quito i tanta- i tionan a teneunpresentashon i amitabata e MC e atardi
ei.
Tabataunatardiinolvidabel i tabatinhopiinvitado.
Despues a kuminsábinipokopokoskùrnan den e relashon di nos e mayónan di
Simia.
Nosideananenkuanto e edukashon di Simia no tabatakuadra mas kuotro.
A surgiunalehamentu entre nos dos i ami a disidíbaifoikas.
Fo’i e diaeiSimia a kedanaenkargo di sutata Quito.
Pareuku mi alguntanta i tiotambe a bandonáSimia.
Otronan a kedafielnaSimia i na Quito.
A baibasta bon tekudespues a bolbesurgialgunproblema.
E or’ei Quito a pidi Gerarda p’ebira mama di kriansa di Simia.
Gerarda a aseptáesei i a kambiaSimiaku a biraunpὓber un tikirebèldè
den un muchabastatrankil.
DespuesSimia a bolbehañaalguntanta i tionoboaserka.
I amitambetabatabishitá mi yu de bes en kuando.
Entretantu Gerarda a baibibanaKòrsou i Simia a haña un otro mama di kriansa.
Su nòmber ta Sandra.
Sandra nos no konoséotro bon aindapero mi ta kerekuSimia ta den bon man
sekabo.
Mi kier a pidíbodos kos:sibopor a sòru pa Simia no lubidánunkasu
Papiamentu/onitampokodi unda e ta bini.

Su mama Libèrta Rosario

Simia hartelijk gefeliciteerd!!

Op 1 september werd Simia 10 jaar.
Dat moest zeker gevierd worden.
En het werd een geweldig feest.
Ik kan me de geboorte van Simia goed voor de geest halen.
Wat waren wij blij, ik, zijn moeder, zijn vader Quito, zijn tantes Chila,
Olga, Igma, Brigida, Tania, Myrta, Abigail, Edisona, Joyce, Alida, Ursula en Ruthline.
En ook zijn ooms Marlon, Charlton, Runny, Ronnie, Karl en Richard.
Het was een gewenst kind en de verwachtingen betreffende dit kind waren erg
hoog.
Al snel werd Simia ingeschreven bij de burgerlijke stand.
Wij zijn ouders vonden het belangrijk om hem in het Papiamentu, Papiamento,
Engels en Nederlands op te voeden.
Daar we niet wilden dat hij alleen met ons zou opgroeien hebben we om de zes
weken zijn ooms en tantes uitgenodigd.
En aangezien de groep familieleden steeds aan het groeien was konden we
de bijeenkomsten niet thuis houden.
Ze vonden plaats op het kantoor van Forsa Amsterdam met medewerking van
Lucia, Debby en Minka.
Het was een erg gezellige en leerzame tijd.
Simia was erg blij met alle aandacht die hij toen kreeg.
Onder mijn leiding en met de hulp van zijn vader en sommige tantes en ooms
ging zijn Papiamentu/o erg vooruit en ook zijn Nederlands.
En hij begon zelfs wat letters te schrijven.
Vlak voordat hij één jaar werd hebben we een culturele middag gehouden voor
hem in een café in Amsterdam.
Zijn vader Quito en zijn tantes en ooms hebben een presentatie gehouden en ik
was de MC die middag.
Het was een geweldige middag en er waren veel gasten.
Daarna begonnen er langzamerhand scheurtjes te komen in de relatie tussen
ons de ouders van Simia.
Onze ideeën betreffende de opvoeding van Simia waren niet meer op één lijn.
Er ontstond een verwijdering tussen ons en ik ben toen weg gegaan.
Vanaf toen is Simia onder de hoede gebleven van zijn vader Quito.
Gelijk met mij hebben ook een paar tantes en ooms Simia in de steek gelaten.
Anderen bleven Simia en Quito trouw.
Het ging redelijk goed totdat er daarna weer wat problemen ontstonden.
Toen vroeg Quito Gerarda of zij de pleegmoeder van Simia wilde worden.
Gerarda ging ermee akkoord en veranderde Simia van een wat opstandige
puber in een vrij rustig kind.
Daarna kreeg Simia weer een paar nieuwe tantes en ooms erbij.
En ook ik bezocht mijn kind toen soms.
Ondertussen is Gerarda op Curaςao gaan wonen en heeft Simia weer een
andere pleegmoeder gekregen.
Ze heet Sandra.
Sandra we kennen elkaar nog niet goed maar ik denk dat Simia bij jou in
goede handen is.
Ik wilde je twee dingen vragen: of je ervoor kunt zorgen dat Simia nooit
zijn Papiamentu/o vergeet en ook niet waar hij vandaan komt.

Zijn moeder Libèrta Rosario

Tula voor de cybergeneratie?

Wat heeft de cybergeneratie 2010 aan het verhaal van Tula en de opstand uit 1795? Tijdens een herdenking wordt gezocht naar vormen om zijn voorbeeld met alle generaties te delen. De keynote speech wordt gehouden door taalkundige, onderzoeker en onafhankelijkheidsstrijder Joceline Clemencia. Poëzie uit de laatste bloemlezing van Simia Literario zal worden voorgedragen door T. Martinus, Alida Kock en Charlton Marcos. Jongeren uit Amsterdam Zuidoost geven een muzikaal antwoord op de centrale vraag: What about Tula?

Muziek Kuenta i Tambú o.l.v. Roël Calister
Presentatie Ruben & Rinchemar

Locatie: Muiderkerk,
Linnaeusstraat 37
Amsterdam
Datum: 17 augustus 2010
Tijd: 19.30 – 21.30 uur (inloop 19.00 uur)

De kerk is te bereiken met tram 9 en bus 22 vanaf Amsterdam Centraal Station/

Met medewerking van Stadsdeel Amsterdam Zuidoost, SWA Rotterdam, Stichting Alma &
Jongerencentrum No Limit.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter