blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Klinkers Ellen

A Sigrit: cadans van klank en woorden

door Jerry Dewnarain

S. Sombra (pseudoniem van Stanley Slijngard, 1939) is een van de weinige dichters uit zijn generatie die nog goed in het Sranan dicht. Bij de uitgever Ralicon verscheen onlangs zijn nieuwste bundel A Sigrit wat ‘het geheim’ betekent. Deze bundel telt 25 gedichten. Elk gedicht begint met een letter uit het alfabet. Maar omdat het Sranan-gedichten zijn waarbij de klanken een Afrikaanse oorsprong hebben, ontbreken gedichten met de letters c, j, q, v, x en z. read on…

De oudste bronnen van het Surinaams-Nederlands blootgelegd

door Ellen Klinkers
 
Dit jaar verscheen het Woordenboek van het Nederlands in Suriname van 1667 tot 1876 van jan van Donselaar. De Nederlandse kolonisten die zich vanaf 1667 in Suriname vestigden, kwamen in een wereld waarin de omgeving en omstandigheden zo verschilden van de Nederlandse dat de eigen taal te kort schoot om die te beschrijven. Er ontstonden nieuwe woorden, woorden die het fundament legden voor het moderne Surinaams-Nederlands.
Eerder, in 1977, publiceerde de bioloog Van Donselaar het Woordenboek van het Surinaams-Nederlands, dat met 6600 ingangen de moderne Surinaams-Nederlandse taal duidt. Het was veel breder van opzet dan deze uitgave, waarvoor Van Donselaar op zoek ging naar de oorsprong van het Surinaams-Nederlands. Die zoektocht resulteerde in een contrastlexicon van ruim 2000 alfabetische gerangschikte woorden, die gangbaar raakten onder Nederlanders in Suriname maar die in het moederland onbekend waren. Want wie wist daar nu wat een matapi, een loosneger of een grietjebuur was? Van Donselaar selecteerde de woorden uit de geschriften van ruim vijftig, overwegend contemporaine, auteurs. De selectie eindigt in het jaar 1876 toen de leerplicht met Nederlands als voertaal werd ingevoerd in Suriname.
Het boek geeft de betekenis van de woorden en de periode waarin het woord voor het eerst is aangetroffen. Verder wordt vermeld of het een leenwoord is uit een taal die niet in Suriname wordt gesproken, of het een in Suriname nieuw gevormd woord is of dat een bestaand woord er een extra betekenis bij heeft gekregen.
Prof. dr. Nicoline van der Sijs maakte de tekst gereed voor publicatie. Zij deed dat op verzoek van Van Donselaar, enkele maanden voor zijn overlijden op 12 april dit jaar.
J. van Donselaar, Woordenboek van het Nederlands in Suriname van 1667 tot 1876. Amsterdam: Meertens Instituut, 2013. 291 p., ISBN 978 90 7038  977 2, prijs € 25,00.
[uit Oso, 2013, nr. 2]

Gedegen studie over Surinaamse politie


door Hans Ramsoedh
Deze studie vormt de afsluiting van een reeks over de geschiedenis van de politie in Nederland, in Nederlands-Indië en op de Nederlandse Antillen. Centrale insteek in deze studie is de vraag hoe de politie gestalte kreeg in relatie tot de staatkundige en maatschappelijke ontwikkelingen in Suriname. Deze insteek wordt opgehangen aan de thema’s koloniale politie en het gezag van de staat, de lokale dynamiek en het perspectief van de politieman, recht en vergelding en ten slotte politie en dekolonisatie. Als beginpunt is gekozen voor 1863 toen de slavernij werd afgeschaft. Het eindpunt van deze studie is de onafhankelijkheid van Suriname in 1975.
Naast de inleiding en een afsluitend hoofdstuk kent deze studie vijf hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk beschrijft de auteur de wording van de politiemacht tussen 1863 en 1900. Hoewel Suriname al in de slaventijd politie kende, stelde deze niet veel voor. Met het oog op de sociale en economische veranderingen na 1863 koos het koloniaal bestuur voor ordehandhaving door de oprichting van twee korpsen: het korps marechaussee en het korps inlandse politie. Het korps marechaussee was blank; het representeerde, zo stelt de auteur, de koloniale staat en symboliseerde het ongebroken gezag van de blanke koloniale bevolking na de afschaffing van de slavernij. Over de agenten van het inlandse politiekorps is vrij weinig bekend. Volgens de auteur behoorden de eerste agenten van dit korps al in de slaventijd tot de groep vrije Creolen in Paramaribo. Naast deze beide korpsen kende Suriname een groep van buitengewoon agenten van politie die door de planters werden betaald en aangesteld. In 1895 werden de beide korpsen samengevoegd tot het nieuwe korps gewapende politie. De groep buitengewoon agenten van positie viel buiten deze samenvoeging. Van een stijging van de criminaliteit na 1863 was geen sprake. De meeste zaken waarmee de politie te maken kreeg betrof de onwil om te werken en diefstal.
In het tweede hoofdstuk gaat de auteur in op de ontwikkelingen in het korps tussen 1900 en 1930. Van de ambities een sterk en goed opgeleid korps te creëren kwam weinig terecht. Het korps bleef onderbemand en onderbetaald met weinig specialisatie. In 1922 bereikte de formatie haar hoogtepunt met 265 man. Het overgrote deel van de agenten was Creools. De politieopleiding had een militair karakter. In deze periode richt de criminaliteitsbestrijding zich op het gebruik van opium door Chinezen en Javaanse contractarbeiders en ganja (marihuana) door Hindostanen. Ook de arbeidsonrust op enkele plantages eiste alle aandacht van politie en leger op. In deze tijd werd de ordehandhaving uitgebreid naar het achterland door de opkomst van de goudexploitatie en balatawinning.
In hoofdstuk drie behandelt de auteur de periode tussen 1930 en 1945. Aandacht is er voor de arbeidsonrust in 1931 en 1933 en de angst voor het communisme. Deze angst vertaalde zich niet in uitbreiding van het korps. De formatie daalde zelfs en de politie kreeg ook te maken met salariskortingen. Doelmatiger optreden werd vooral gezocht in verbetering van materiaal, bewapening en organisatie. Eind 1931 kwam er een nieuw hoofdbureau van politie aan de Waterkant, een recherchedienst werd opgericht, de eerste motorrijwielen werden aangeschaft en in 1932 werd het politietehuis aan de Zwartenhovenbrugstraat opgericht waar de in 1919 opgerichte politiebond bijeenkwam en agenten samen konden komen om te ontspannen. Politiek politiewerk voerde de boventoon in de jaren dertig. De criminaliteitsbestrijding richtte zich sterk op piauw, een Chinees gokspel. Daarnaast was corruptie binnen het korps in de jaren dertig een punt van grote zorg voor de korpsleiding, die voor een belangrijk deel het gevolg was van financiële problemen waar vooral de laagbetaalde agenten mee kampten. Veel politiemannen hadden schulden bij winkeliers en geldschieters. Ook namen agenten steekpenningen aan van Chinezen die zo het piauwspel konden voortzetten. Corruptie was volgens de auteur ook het gevolg van de positie van de politieman die gevangen zat tussen de tegengestelde belangen van koloniale staat en de samenleving waar hij deel van was. In de oorlogsjaren had de politie de handen vol aan de bestrijding van prostitutie en jeugdbendes. Ook linkse activisten vormden het doelwit van de politie.
In het vierde hoofdstuk staan de ontwikkelingen naar een autonoom politieapparaat tussen 1945 en 1960 centraal. Vanaf 1949 viel het politiekorps niet meer onder het koloniaal bestuur maar onder het Surinaamse Ministerie van Justitie en Politie. Het betekende dat het politiebeleid deel werd van de Surinaamse politiek. Regeringswisselingen remden gewenste modernisering en reorganisatie van het politieapparaat. De politiek bracht daarentegen een zeker evenwicht tussen Creolen en Hindostanen in het korps. Het groeide van 230 man in 1946 naar bijna zeshonderd in 1960. In de naoorlogse jaren was een baan bij de politie nog steeds niet populair. De lage lonen bleven een obstakel om gekwalificeerd personeel aan te trekken. Twee ontwikkelingen die in de naoorlogse periode een belangrijk onderdeel vormden van het veiligheidsbeleid betroffen de oprichting van de centrale inlichtingendienst (cid) in 1950 en de oprichting van de kinderpolitie in 1949. De oprichting van de cid hing direct samen met de Indonesische onafhankelijkheid. De angst was dat de Indonesische onafhankelijkheid inspiratiebron voor met name de Javaanse groep in Suriname zou vormen. Om die reden werden dan ook de gangen van de in 1947 opgerichte Javaanse partij (ktpi) nagegaan.

In de tweede helft van de jaren vijftig richtte de cid zijn vizier op de Surinaamse nationalisten die verdacht werden van communistische sympathieën. De oprichting van de kinderpolitie bracht niet alleen specialisatie in het korps met zich mee, maar baande hiermee ook de weg voor vrouwen in politiedienst. Vanaf de jaren zestig zouden vrouwen werk vinden bij de verkeerspolitie, recherche en administratieve functies vervullen. In tegenstelling tot hun mannelijke collega’s droegen zij geen vuurwapens. Tot 1982 hadden zij alleen een wapenstok. Belangrijk in deze periode is de verbetering van het kennisniveau van de agenten. In 1954 werd een opleidingscentrum voor politie geopend die een basisopleiding van vier maanden verzorgde. De samenwerking met het Nederlandse politiekorps en de uitzending van Nederlandse politiedeskundigen naar Suriname zorgden voor een verdere specialisatie. Ook de top van het politiekorps veranderde. Niet alleen in politiek opzicht was in de naoorlogse periode sprake van een verschuiving van de macht van de lichtgeleurde elite naar het Creoolse deel van de bevolking, ook in de top van het politiekorps was deze verschuiving merkbaar.
 Het vijfde hoofdstuk gaat over de ontwikkelingen tussen 1960 en 1975. Aandacht is er voor het verder aanhalen van de banden tussen het Surinaamse en Nederlandse politiekorps. Rond de onafhankelijkheid werd de ruggengraat van het korps gevormd door agenten die aan de politieacademie in Apeldoorn waren opgeleid. De intensivering van de samenwerking leidde tot een proces van modernisering en professionalisering waarmee ook de presentatie van het korps naar het publiek toe veranderde. In 1966 kwam er een verkeersvoorlichtingsdienst die op televisie en radio voorlichting verzorgde. Op scholen werd er verkeersvoorlichting gegeven. Het preventieve en publieksvriendelijke politiebeleid kwam echter niet in plaats van, maar naast een traditie van discipline en gezag te staan die volgens de auteur voortkwam uit de militaire traditie die het korps kenmerkte. In dit hoofdstuk besteedt de auteur verder aandacht aan de oprichting van de defensiepolitie toen Guyanese troepen het betwistgebied in West-Suriname bezetten, de stakingen van 1969 en 1973 met daarbij aandacht voor het politieoptreden.
Studies naar politionele ordehandhaving in Suriname zijn schaars waarmee deze studie dan ook in een omissie voorziet. Met deze studie heeft de auteur vooral de institutionele geschiedenis van de Surinaamse politie vanuit de archieven beschreven. Het perspectief van de politieman, de wijze waarop in de samenleving werd aangekeken tegen de politie, de aard en omvang van de criminaliteit en het politieoptreden komen minder aan bod. Desalniettemin heeft Ellen Klinkers een gedegen en lezenswaardige studie geschreven over de Surinaamse politie.
 Ellen Klinkers, De geschiedenis van de politie in Suriname; 1863-1975; Van koloniale tot nationale ordehandhaving. Amsterdam/Leiden: Boom/KITLV Uitgeverij, 2011. 280 p., isbn 978 94 61052 47 6, prijs € 24,90.
[uit Oso 2012.2]

De politie in de Surinaamse geschiedenis

door Jerry Egger

De politie is op elk moment van de dag aanwezig in het leven van de mens. Zij regelt het verkeer, grijpt in bij ruzies in stad of buurt. Criminaliteit wordt aangepakt zodat burgers een veilig gevoel hebben. Althans, zo hoort het te zijn. Zaken die burgers als vanzelfsprekend aannemen wanneer ze een politieman of -vrouw zien, blijken niet altijd zo te zijn geweest. Zelfs vrouwelijke politieagenten zijn een vrij recent verschijnsel. Het Korps Politie Suriname (KPS) groeide van een koloniale organisatie met alle problemen, waaronder discriminatie, tekort aan middelen, et cetera – zaken die vaak geassocieerd worden met het begrip ‘kolonialisme’ – tot wat het vandaag is, een volledig Surinaamse instelling die de orde handhaaft in een onafhankelijk land.

read on…

Irene Rolfes 25 jaar bij KITLV

Irene Rolfes vierde deze week het feit dat zij 25 jaar is verbonden aan het KITLV in Leiden als documentaliste. Er zijn nauwelijks mensen die zich bezighouden met de Caraïbistiek, die Irene niet persoonlijk kennen, of die niet op directe of indirecte wijze van haar expertise en nauwgezetheid hebben geprofiteerd. Zij houdt de aanschaf en de on line-catalogus van het KITLV bij, stelde verschillende bibliografieën samen en tekent voor de Lijst van nieuw verschenen werken die in elk nieuw nummer van het tijdschrift Oso verschijnt. De Werkgroep Caraïbische Letteren brengt hulde aan deze bijzondere documentaliste!

Mensenwerk

llen Klinkers en Aart Broek verdienen lof voor de boeken die zij op de valreep van het nieuwe jaar publiceerden. Enige weken geleden presenteerden zij De geschiedenis van de politie in Suriname, 1863-1975 en De geschiedenis van de politie op de Nederlandse Caribische eilanden, 1839-2010 in de Rolzaal van het Binnenhof in Den Haag. Beide als hardback uitgegeven delen zijn goed gedocumenteerde en inzichtelijk geschreven studies, die zich vlot laten lezen en nieuw licht werpen op aspecten van de koloniale en postkoloniale bestuurspolitiek van Nederland in de Caraïben.

In hun monografieën laten de auteurs zien dat het politiekorps, veelal met beperkte middelen en een tekort aan menskracht, altijd in een complex krachtenveld heeft moeten opereren. Zij maken duidelijk dat het korps vóór 1954 een ongedeeld Nederlands belang diende. Politiefunctionarissen werden verondersteld de orde en rust te bewaken en de politieke status quo te handhaven. Het politiekorps bediende zich van repressie en preventie, maar in het koloniale tijdperk sloeg de balans vooral door naar het gebruik van repressieve middelen. Tegelijk tonen Klinkers en Broek aan dat Nederland in de autonomiefase, toen Den Haag formeel niets meer te vertellen had over de politie in de Caraïbische rijksdelen, via soft power invloed op het korps bleef uitoefenen. Het uitwisselen van expertise, het opleiden van personeel en het adviseren van de politietop maakten deel uit van het instrumentarium waarmee Nederland effectief wenste bij te dragen aan het bevorderen van stabiliteit in de regio.

Een eyeopener bij het lezen van de twee studies was voor mij dat er in Suriname en op de Nederlands-Caraïbische eilanden (zoals de Nederlandse Antillen na 10-10-10 zijn gaan heten) altijd een grote verwevenheid heeft bestaan tussen politie en leger. Omdat de politie uit de marechaussee is voortgekomen en leger en politie tot de gewapende arm van de staat behoren, is die verwevenheid op zichzelf goed te verklaren. Maar dat in de voormalige West-Indische koloniën beide gewapende machten zich niet zelden op elkaars terrein bewogen, soms zelfs in die mate dat militaire en civiele taken niet goed van elkaar te onderscheiden waren, werd mij pas na lezing van de twee boeken duidelijk.

In Suriname komen die verwevenheid tussen politie en leger, en het militaire karakter van de politieorganisatie, duidelijk naar voren in het interbellum. De gevestigde orde beschouwde in die periode het opkomende communisme en nationalisme als een serieuze bedreiging voor de staatsveiligheid. Militairen traden in Suriname toe tot de politie en het leger ondersteunde het korps bij het verrichten van politiediensten. Op die manier lukte het om het koloniaal regime overeind te houden en verklaarde tegenstanders van dit bewind als Doedel en De Kom buitenspel te zetten. In de autonomieperiode trad die verwevenheid van taken het meest pregnant naar voren in de jaren zestig toen de Surinaamse regering onder leiding van Johan Adolf Pengel een defensiepolitie in het leven riep. Naar het oordeel van Paramaribo diende deze defensiepolitie Suriname tegen agressie vanuit het buurland Guyana te beschermen. Uit vrees in ongewisse avonturen te worden gestort, had Nederland geweigerd de Troepenmacht in Suriname (TRIS) voor dit doel beschikbaar te stellen. In de korte tijd dat de defensiepolitie heeft bestaan, deed zich de tamelijk unieke situatie voor dat politiemensen mede met de grensbewaking en de verdediging van de territoriale integriteit van Suriname werden belast.

In haar studie analyseert Klinkers in het bijzonder het politieoptreden in Suriname in de autonomieperiode op een overtuigende wijze. Dat komt omdat zij behalve aan de institutionele aspecten van het politieoptreden ook veel aandacht besteedt aan de insider’s view. Klinkers: ‘”Stiltes” in de bronnen zijn bijna inherent aan elk historisch onderzoek, maar mogen geen reden zijn om niet op zoek te gaan naar de minder luide stemmen uit het verleden.’ Door middel van interviews reconstrueert zij hoe politiemannen en -vrouwen hun taakuitoefening hebben beleefd en hoe zij als schakel tussen staat en samenleving hebben gefungeerd. Als zodanig hebben deze interviews een duidelijke meerwaarde en laten zij nog eens ten overvloede zien hoe onontbeerlijk oral history is voor het adequaat beoefenen van contemporaine geschiedenis. De menselijke kanten van het politiewerk raken aan zaken als inzet, loyaliteit, taakopvatting en stressbestendigheid, maar ook aan de omgang met gezagsverhoudingen, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Door in te zoomen op deze aspecten weet Klinkers over het grensconflict met Guyana en over de stakingen van 1973 interessante nieuwe gegevens boven tafel te krijgen. De opname van de minder luide stemmen in De geschiedenis van de politie in Suriname, 1863-1975 geven het boek het karakter van een institutionele en van een sociale geschiedenis.

Als onderzoeker was het mij ooit vergund een bezoek te brengen aan de penitentiaire inrichting Santo Boma, even buiten Paramaribo. Ik kreeg er een uiteenzetting over het gevoerde beleid, informatie over het dagprogramma en een rondleiding over het gevangenisterrein. Achter het bureau van de directeur hingen in houten lijstjes twee teksten. Eén luidde als volgt: ‘Een gedetineerde is geen statistisch gegeven. Hij is een mens van vlees en bloed met gevoelens en emoties als wij hebben.’ De volgende regels maakten deel uit van de andere (langere) tekst: ‘Laat niet toe, dat dorst naar gewin, jagen naar roem en aanzien zich mengen in mijn beroep. Want deze vijanden der waarheid en mensenliefde kunnen mij makkelijk bedriegen en onttrekken aan mijn hoge bestemming: Mijn plicht te doen naar eer en geweten.’ Tegeltjeswijsheden? Aansporingen? Geheugensteunen? Waarschijnlijk alle drie. Maar bovenal spreekt uit bovengenoemde woorden de vaststelling dat politiewerk mensenwerk is. Ook De geschiedenis van de politie in Suriname, 1863-1975 en De geschiedenis van de politie op de Nederlandse Caribische eilanden, 1839-2010 zijn met recht van deze zienswijze doortrokken.

Aart G. Broek, De geschiedenis van de politie op de Nederlands-Caribische eilanden (1839-2010); Geboeid door macht en onmacht. Amsterdam: Boom, 2011. € 24,90
Ellen Klinkers, De geschiedenis van de politie in Suriname, 1863-1975; Van koloniale tot nationale ordehandhaving. Amsterdam: Boom, 2011. € 24,90

Ellen Klinkers: “Breekpunt Surinaamse politie in 1980”

door Peggy Brader

De Surinaamse politiegeschiedenis is minstens zo interessant als die van het land zelf. Ellen Klinkers onderzocht het Surinaamse politiewezen vanaf de beginperiode tot en met de Onafhankelijkheid.

Leger en politie zijn in Suriname altijd met elkaar verweven geweest. Klinkers vindt dit één van de opmerkelijke zaken die uit haar onderzoek boven zijn komen drijven. Ze legt uit dat de politieorganisatie in Suriname werd opgericht in een tijd dat al veel langer werd vertrouwd op de militaire troepenmacht als ordehandhaver (dat was al zo tijdens de slavernij).

Toen de politieorganisatie erbij kwam, durfde de koloniale macht toch nooit helemaal op deze organisatie te steunen. De machthebbers bleven op het leger steunen en bleven er vaak een beroep op doen, bijvoorbeeld als het ging om verzoeken tot optreden of om opleiding.

Ontwikkelingen vanaf 1863
In 1863 was de politie in Suriname een verlengstuk van het koloniaal gezag. Het bestond uit Europese, vooral Nederlandse (oud-)militairen die overstapten naar de politiedienst: het ideaal van een politieorganisatie in die tijd. ’Aan het einde’ zie je een organisatie die helemaal Surinaams is.

Van specialisering was in de beginperiode nauwelijks sprake, legt Klinkers uit. Ongeveer een eeuw later zie je dat er professionele slagen zijn gemaakt met bijvoorbeeld de komst van de verkeerspolitie en de recherche. Maar ook wat betreft ideeën zijn er ontwikkelingen geweest. Het zoeken naar evenwicht tussen repressieve en preventieve taken is daar een voorbeeld van. Dit was ‘een fundamentele verandering’ met het begin, waar destijds werd een sterke militaire organisatie nagestreefd.

Versurinamisering
De versurinamisering van het politieapparaat kwam goed op gang vanaf 1954, toen Suriname autonoom werd. Het politiewezen begon een eigen ontwikkeling door te maken. “De politie bestond al uit Surinaamse politiemensen,”, zegt Klinkers, “ maar op dat moment kwam ook de leiding in Surinaamse handen.” Op dat moment werd de politie dus een Surinaamse aangelegenheid.

1975 geen breekpunt
Het breekpunt in de recente politiegeschiedenis was niet in 1975, stelt Klinkers. Dat was in februari 1980. Klinkers: “De onafhankelijkheid was een staatkundig breekpunt, maar de politie wás in feite al onafhankelijk. Het onderging op dat moment geen verandering. Ook in aanloop naar de onafhankelijkheid werd eigenlijk nauwelijks gesproken over hoe het verder moest met de politie.” Het jaar 1980 was het echte breekpunt, want de staatsgreep vormde een enorme inbreuk in de organisatie, de positie in relatie met het leger en ook het personeel dat voor een groot deel het korps heeft verlaten.

Maar als het breekpunt in 1980 was, waarom heeft Klinkers de periode ’75-’80 niet meegenomen in haar onderzoek? De onderzoeker licht toe dat de opdracht voortkomt uit een studie naar de geschiedenis van de Nederlandse politie. De Nederlandse inbreng in Nederland hield formeel op met de Surinaamse onafhankelijkheid, vandaar de keuze voor die datum.

Politiearchief weg
‘Heel moeilijk’, zo beschrijft Klinkers haar speurtocht naar documenten over de Surinaamse politie. Dit kwam onder andere doordat het hoofdbureau in 1980 in vlammen opging, inclusief het hele politiearchief. Het was voor Klinkers zoeken naar ‘snippertjes informatie’ in zowel Nederland als Suriname.

Klinkers heeft veel gehad aan de archieven van de gouverneur, omdat de gouverneurs zich veel bemoeiden met het politieapparaat. Voor het onderzoek vond ze het ook belangrijk dat zij verschillende Surinaamse politiemensen heeft kunnen spreken over hun ervaringen. Dat geeft volgens haar een ander beeld dan de documenten die vaak door Nederlandse bestuurders zijn geschreven. “Hun visie op het politiewezen is een andere dan de politieman die het werk moet doen.”

[RNW, 13 december 2011]

Geschiedenis politie op Nederlands-Caribische Eilanden

door Aart G. Broek

De geschiedenis van de politie in Nederland werd in 2007 in vier omvangrijke delen gepubliceerd. Dat was het resultaat van een groot onderzoeksprogramma onder leiding van prof.dr. Cyrille Fijnaut, verbonden aan de Universiteit van Tilburg. Dit programma werd vervolgens aangevuld met studies over de politie in de voormalige koloniën. Het boek over de politie in Nederlands-Indië, van de hand van dr. Marieke Bloembergen, verscheen in november 2009. De geschiedenis van de politie in Suriname (tot 1975) en die van de Nederlands-Caribische eilanden (tot heden) werden geschreven door respectievelijk dr. Ellen Klinkers en dr. Aart G. Broek. Dit onderzoek stond onder leiding van prof.dr. Gert Oostindie, KITLV, Leiden.

De boeken over de politie in ‘de West’ werden 9 december 2011 gepresenteerd in de Rolzaal van het Binnenhof in Den Haag. Exemplaren werden aangeboden aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mr. J.P.H. Donner, en aan de minister van Veiligheid en Justitie, mr. I.W. Opstelten. Bij die gelegenheid hield Broek onderstaande voordracht; klik hier voor de voordracht van Klinkers.

Leden motorbrigade van het Korps Militaire Politietroepen, ca. 1932.

Constanten in de politiegeschiedenis van de eilanden

Na zes jaar bij het Korps Militaire Politietroepen te hebben gediend, stapte Pierre A. Lauffer begin maart 1945 weer als burger uit de politiepost van Rio Canario, Curaçao. De oorlogs-jaren hadden van de politie geen uitzonderlijke inspanningen gevergd. Ze leverden Lauffer wel een schier eindeloze reeks belevenissen op, die hij in tientallen verhalen zou verwerken. ‘Een stukje van mijn hart,’ zo maakte hij later kenbaar, ‘is altijd politieman gebleven’: un parti di mi kurason a keda polis káska berde. Ook al deed hij enige navrante ervaringen op, het plezier dat hij beleefde aan zijn werk als politieman overheerste.
Lauffer was geen uitzondering. De politiekorpsen die de eilandelijke geschiedenis heeft gekend, hebben honderden mannen en vrouwen een bevredigende en arbeidzame werkomgeving geboden. Het beeld van het eilandelijke politiewezen dat uit de geschiedschrijving naar voren komt, is echter minder florissant dan het werk voor individuele politiebeambten kon en kan zijn.

Mogelijk als meest opmerkelijk gegeven dringt zich op, dat zowel in het koloniale als, sinds 1954, het postkoloniale tijdperk het politiewezen op de eilanden aan scherpe kritiek blootstond en -staat. Die kritiek kent niet alleen de nodige constante elementen maar komt grotendeels ook voort uit vergelijkbare ervaringen en omstandigheden. Zeker waar het ernstige gewelddadigheden betreft waarbij de politie betrokken was, lijkt onvoldoende lering te zijn getrokken uit eerdere ervaringen. In de aard der dingen lijken ‘tijden’ in sommige opzichten nauwelijks of niet te veranderen.

Lees hier verder de pdf van de hele voordracht, of struin verder naar deze website.

Aart G. Broek, De geschiedenis van de politie op de Nederlands-Caribische eilanden (1839-2010); Geboeid door macht en onmacht. Amsterdam: Boom, 2011. Gebonden, met stofomslag, geïllustreerd, 326 blz. ISBN: 9789461055439; € 24,90
Verkrijgbaar bij uitgeverij Boom of bij de reguliere (digitale) boekhandel.

De geschiedenis van de politie op de Nederlands-Caribische eilanden is ‘een verdomd sterk en helder verhaal over de politiële geschiedenis van ‘de Antillen’. Een begrijpelijk maar tegelijk ook ongelooflijk verhaal eigenlijk: begrijpelijk omdat politie – ondanks alles – vaak toch het ondergeschoven kind in het bestuur van (ei)landen is, ongelooflijk als je ziet hoe datzelfde bestuur juist ook op dit gebied telkens weer in de problemen komt.’
prof.dr..dr.h.c. Cyrille Fijnaut / Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Universiteit Tilburg

De wording van de Surinaamse politie

Woord van Ellen Klinkers bij de presentatie van De geschiedenis van de politie in Suriname, 1863-1975; Van koloniale tot nationale ordehandhaving, Leiden, 9 december 2011.

Allereerst wil ik graag Jan Wiarda, Cyrille Fijnaut en Gert Oostindie bedanken omdat zij deze studie mogelijk hebben gemaakt en in mij het vertrouwen hebben gesteld dit boek te schrijven. De advies- en leescommissie bedank ik voor het begeleiden van het onderzoek. Een bijzonder woord van dank gaat ook uit naar de mensen die zo openhartig vertelden over hun ervaringen bij de Surinaamse politie. Zij lieten mij zien hoe het was om te werken onder vaak moeilijke omstandigheden, waar de documenten vooral de bestuurlijke kant van de politiegeschiedenis schetsten. Ik denk met veel plezier aan die gesprekken terug en waardeer enorm de gastvrijheid waarmee ik in Nederland en Suriname door hen ben ontvangen. Veel dank daarvoor!

Hoe kreeg de Surinaamse politie vorm in relatie tot de politieke en sociale ontwikkelingen tussen 1863 en 1975, toen Suriname onafhankelijk werd? De wording van de Surinaamse politie is een gevolg van keuzes die zowel in Suriname als in Nederland werden gemaakt, ingegeven door gebeurtenissen in beide landen of in de regio. Gerelateerd aan het politieoptreden wordt in het boek ook een beeld gegeven van de heersende criminaliteit en de veranderende opvattingen daarover in de loop der jaren. Een overtreding of handeling die in de ene periode was toegestaan of werd getolereerd, kon in een andere worden gecriminaliseerd en aangepakt, zoals bijvoorbeeld het gebruik van opium en ganja in het begin van de twintigste eeuw of Chinese gokspelen in de jaren dertig.

Deze studie begint op 1 juli 1863, de dag dat de slavernij werd afgeschaft en het korps marechaussee opgericht. Dat was, anders dan de naam doet vermoeden, een civiel politiekorps, maar wel bemand met Europese militairen die naar de politiedienst overstapten. Het was een tijd dat de samenleving in snel tempo veranderde en complexer werd door de komst van contractarbeiders uit Azië en West-Indië. Enerzijds baande de afschaffing van de slavernij de weg voor een vrije, moderne samenleving waarin recht en ordehandhaving een nieuwe betekenis kregen. Anderzijds probeerde het koloniale bestuur de traditionele verhoudingen in de Surinaamse samenleving zoveel mogelijk te behouden. De politie ontstond in deze onzekere context van behoud en verandering.
Ruim een halve eeuw later, in de jaren dertig van de twintigste eeuw, brak er opnieuw een periode van onzekerheid aan. De wereldwijd heersende economische crisis bracht armoede en werkloosheid in Suriname, maar ook een politiek bewustzijn en oppositie tegen het koloniale bestuur. Bekritiseerd vanuit het communisme, lag het kolonialisme in Azië al langer onder vuur. De vrees van bestuurders dat communisme en nationalisme ook in Suriname terrein zouden winnen, nam toe. De politie stond in die crisisjaren in dienst van een voor Suriname ongekend repressieve overheid. Het met geweld uiteendrijven van een groep sympathisanten van Anton de Kom in 1933 waarbij twee doden en meerdere gewonden vielen, is de beruchtste politieactie uit die tijd. Maar ook de kritische pers, de vakbonden en signalen van onvrede en een kritisch politiek bewustzijn werden niet geduld en de kop in gedrukt.

De operationele taak van de politie groeide naarmate de legitimiteit van het koloniale gezag werd uitgedaagd en de politieke instabiliteit steeg. Wat dat betreft wordt het heersende beeld in de wetenschappelijke literatuur over de politie bevestigd, waarin het verband wordt gelegd tussen ingrijpende maatschappelijke veranderingen en reorganisaties in de politieorganisatie of intensivering van het politiewerk.

Maar al waren er periodes waarin de aandacht van het koloniale bestuur voor politieorganisatie en optreden verscherpte, tot een krachtige en goed georganiseerde organisatie zou de Surinaamse politie zich in de koloniale tijd nooit ontwikkelen. De koloniale kas beschikte niet over de middelen een efficiënt korps in te richten. Dat was al zo vanaf de oprichting van het korps in de negentiende eeuw, maar na de eeuwwisseling nam de bereidheid van de Nederlandse regering om te investeren in de verlieslijdende kolonie verder af. Het korps zou het tekort aan mankracht, materieel en opleiding gedurende de koloniale tijd nooit te boven komen.
De oorspronkelijke ambitie van koloniaal bestuurders een korps in te richten met Nederlanders met een militaire achtergrond, bleek al snel niet te realiseren. Er waren te weinig militairen die de overstap naar de politie wilden maken en degenen die dat wel deden, bleken lang niet altijd geschikt te zijn. Bovendien werd duidelijk dat deze militairen kennis over de samenleving en de gesproken talen van de bevolking misten, kennis die nodig was om een geschikte politieman te zijn. Na een krampachtige poging Surinaamse en Europese politiemensen te scheiden in twee verschillende korpsen, werd eind negentiende eeuw het korps gewapende politie opgericht. Dat korps zou in snel tempo ‘versurinamiseren’ met in de eerste decennia van de twintigste eeuw vooral Creoolse, maar ook Hindostaanse en enkele Javaanse politiemannen in dienst.

Maar hoewel duidelijk werd dat de politie niet kon functioneren zonder de lokale politieman, waren er tegelijkertijd bestuurders in Nederland en Suriname die twijfelden aan de trouw van diezelfde politieman. Welke kant zou die kiezen in het geval van een opstand tegen het koloniaal bestuur? Die ambigue houding tegenover de politie, was een van de redenen voor het handhaven van de militaire troepenmacht. Regelmatig werd voorgesteld het leger op te heffen en een sterk gemilitariseerde politie ervoor in de plaats te stellen, maar zover zou het nooit komen. Het leger had taken in het grensgebied en in het binnenland zoals in de eerste decennia van de twintigste eeuw toen door de goudkoorts en rubberhausse het staatsgezag zich steeds verder uitbreidde naar dat moeilijk te bewaken binnenland. Maar ook vanwege de twijfels over de stabiliteit en betrouwbaarheid van de politie hield het bestuur vast aan het leger als een loyaal bondgenoot van het koloniale gezag.
Van de politieman werd verwacht dat hij minder hard en meer preventief zou optreden dan de militair. Maar tegelijkertijd leverden militairen ook een bijdrage aan de vorming van politiemannen, vervulden zij politiediensten en traden leger en politie soms gezamenlijk op. Begin twintigste eeuw verklaarde procureur Hofstede Crull dat van het korps gewapende politie in Suriname andere diensten mochten worden verwacht dan van de Nederlandse gemeentepolitie. Het politiekorps had volgens hem ‘een dubbele roeping’ en moest militair zijn georganiseerd om bij ordeverstoring met snelheid en daadkracht te kunnen optreden. Het resultaat was uiteindelijk toch een systeem van ordehandhaving waarin militaire en civiele taken niet altijd strikt gescheiden waren.

De Tweede Wereldoorlog betekende het einde van het traditionele kolonialisme en het begin van nieuwe staatkundige verhoudingen, vastgelegd in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden van 1954. Suriname en de Nederlandse Antillen verwierven recht op zelfbestuur. Het binnenlands bestuur, en dus ook de politie, viel vanaf dat jaar rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de Surinaamse regering. De buitenlandse betrekkingen en daarmee ook het leger, dat in Suriname doorging als de Troepenmacht in Suriname – de TRIS − bleven een verantwoordelijkheid van het Koninkrijk, de facto van Nederland.
Het spanningsveld tussen de in het Statuut gemaakte scheiding tussen buitenlands- en binnenlands bestuur, en dus ook tussen de verdediging tegen een buitenlandse vijand en tegen een binnenlandse tegenstander werd zichtbaar toen eind 1968 een grensconflict uitbrak tussen Guyana en Suriname. De problemen ontstonden toen de Guyanese politie Surinaamse arbeiders uit het betwiste gebied verdreven. De regering-Pengel, die op dat moment Suriname bestuurde, was voorstander van een militair antwoord op de Guyanese actie. De Nederlandse regering, die besliste over de inzet van de troepenmacht, weigerde dat, al steunde ze inhoudelijk het Surinaamse standpunt over de grensbepaling. Pengel vond een uitweg uit dat dilemma door een politie-eenheid op te richten, de zogenaamde defensie politie, om het gebied te bewaken en te beschermen. Aanvankelijk dienden mannen van het korps gewapende politie, naderhand vooral vrijwilligers die in dienst waren geweest bij de troepenmacht. En al zou het in de ruim anderhalf jaar dat het conflict zich voortsleepte niet tot een gewapend treffen komen, de aanpak ervan maakte duidelijk hoe lastig het was de staatkundige spelregels in de praktijk toe te passen.

De banden tussen de Surinaamse en de Nederlandse politie verstevigden juist na de instelling van het Statuut. Was er tijdens de koloniale periode in Nederland nauwelijks belangstelling voor de ontwikkeling van een gedegen en gemoderniseerd politieapparaat, na 1954 volgden Nederlandse adviseurs elkaar in snel tempo op. Samenwerkingsverbanden en scholingsmogelijkheden namen toe in het kader van technische samenwerking.
Het is niet verwonderlijk dat het koloniale politiebeleid haar sporen had achtergelaten. Praktisch gezien werd het verwaarloosde politieapparaat geconfronteerd met een tekort aan personeel, gebrekkig materieel, weinig vakkennis en een onduidelijke organisatiestructuur. Waardering voor militaire elementen bleef bestaan. Het korps had behoefte aan kennisvermeerdering om zich organisatorisch en technisch te kunnen ontwikkelen en om evenwicht te brengen in repressieve en preventieve taken. Nieuwe inzichten en samenwerking kwamen het korps ten goede dat moest opereren onder moeilijke omstandigheden en in een politiek verdeelde wereld, zoals duidelijk werd toen in 1973 demonstraties het land wekenlang in zijn greep hielden.
Hulp en samenwerking dienden echter evengoed het Nederlandse belang; bescherming van Nederlandse burgers en buitenlandse industriële belangen – in het bijzonder de bauxietindustrie. Ze compenseerden niet alleen de verloren invloed op het veiligheidsbeleid in de koloniale tijd, maar dienden ook de internationale aanpak van veiligheid die als gevolg van migratie, toegenomen reizigersverkeer tussen beide landen en grensoverschrijdende criminaliteit een nieuwe dimensie zou krijgen.

Deze studie eindigt met het uitroepen van de onafhankelijkheid in 1975. In ruim een eeuw was Suriname veranderd van een koloniale, op slavernij gebaseerde samenleving tot een onafhankelijke staat. De onafhankelijkheid, de staatkundige scheiding tussen Nederland en Suriname, vormde geen direct breekpunt in de politiegeschiedenis. Die volgde vijf jaar later, toen militairen het hoofdbureau van politie beschoten en de macht grepen. Een nieuw, ongekend moeilijk hoofdstuk van de Surinaamse politiegeschiedenis brak aan.

Ellen Klinkers, De geschiedenis van de politie in Suriname, 1863-1975; Van koloniale tot nationale ordehandhaving. Amsterdam: uitgeverij Boom, 2011.

De geschiedenis van de politie in Suriname, 1863-1975

Van koloniale tot nationale ordehandhaving, een studie van Ellen Klinkers

Pas in 1863 kreeg Suriname een politiekorps. Tot de Surinaamse onafhankelijkheid in 1975 ontwikkelde de politie zich van een blank militair korps tot een ordehandhaver voor alle mensen. Een boek over de grillige ontwikkeling van het politieapparaat in een kleurrijk land.De Surinaamse politie, na de afschaffing van de slavernij in 1863 opgericht, kent een afwisselende geschiedenis. Ze was betrokken bij een mislukte staatsgreep, maar kreeg ook te maken met de goudkoorts en rubberhausse aan het begin van de twintigste eeuw, het opkomend communisme en de koloniale onderdrukking in de jaren dertig. Na de oorlog, toen Suriname een autonome status had gekregen, leidde de controle over de politie tot een krachtmeting tussen oude en nieuwe gezagsdragers. De Surinaamse politie werd in de jaren zestig en zeventig geconfronteerd met arbeidsonrust, een grensconflict met Guyana en uiteindelijk de onafhankelijkheid van Suriname. Op 25 november 1975 hees de politie de Surinaamse vlag bij de onafhankelijkheidsceremonie. Haar rol als interne ordehandhaver leek bevestigd.Over de auteur:
Ellen Klinkers promoveerde aan de Universiteit Leiden. Ze werkte als onderzoeker bij het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis in Den Haag (ING) en het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) in Leiden.

ellen2

Ellen Klinkers

Boom Uitgevers, Amsterdam
ISBN: 9789461052476
Gebonden
Geïllustreerd
17 x 24 cm
224 blz.
Verwacht: November 2011
€ 24,90

 

Geschiedenis van de politie

Op 9 januari plaatste het Antilliaanse dagblad Amigoe in zijn weekendbijlage (Ñapa) de eerste aflevering van de geschiedenis van de politie in de Antillen en Aruba. Iedere veertien dagen zal er dit jaar een aflevering worden geplaatst. De afleveringen zijn gebaseerd op de hoofdstukken van een boek dat nog work-in-progress is en bedoelt te verschijnen in 2011.

De geschiedenis van de politie in Nederland werd in 2007 in vier omvangrijke delen gepubliceerd. Dat was het resultaat van een groot onderzoeksprogramma onder leiding van prof.dr. Cyrille Fijnaut, verbonden aan de Universiteit van Tilburg. Dit programma wordt nu voltooid met studies over de politie in de voormalige koloniën. Het boek over de politie in Nederlands Indië, van de hand van dr. Marieke Bloembergen, verscheen in november 2009. Voor een studie over de geschiedenis van de politie in Suriname (tot 1975) en de Nederlandse Antillen en Aruba (tot heden) werd prof.dr. Gert Oostindie, directeur KITLV, Leiden, benaderd. Hij stemde erin toe dit project te leiden, terwijl het onderzoek wordt verricht door respectievelijk dr. Ellen Klinkers en dr. Aart G. Broek. Dit onderzoek zal uitmonden in één boek, dat uit twee gedeeltes bestaat. Het project ging op 1 april 2008 van start en wordt gefinancierd door verschillende Nederlandse ministeries en politiekorpsen. Resultaten van het onderzoek naar de geschiedenis van de politie in de Antillen en Aruba verschijnen in aangepaste vorm in de Amigoe Ñapa.

Voor de bijdrage op de website van de Amigoe klik hier.

Reacties zijn van harte welkom: agbroek@planet.nl

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter