blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Kishoendajal Mala

Diwali verklaring

door Mala Kishoendajal

Zoals de meeste Hindoes, al dan niet gelovig, overal op de wereld – met ruim 1 miljard inmiddels – bereid ik mij voor op het Diwalifeest van aanstaande zondag. read on…

Mala Kishoendajal – Sweet nothings; Diwali in een nieuw jasje

Mijn kleindochter heeft tijdens haar wekelijkse logeerpartij alvast alle theelichten in hun koperen en aarden kommetjes gezet. Mijn huis is daarmee Diwali-klaar. Nu ze ruim drie is en verhalen kan consumeren en zelfs navertellen, leek het me goed haar iets over de achtergrond van het Lichtfeest mee te geven, dat tot mijn grote verdriet wordt aangeduid met lichtjesfeest, waarmee de innerlijke Verlichting waar het op doelt, wordt weggemarginaliseerd. Het Lichtfeest herdenkt niet alleen de terugkeer uit verbanning van kroonprins Rama en zijn vrouw Sita, zoals beschreven in het heldenepos Ramayana, maar is ook een ode aan de godin van Verlichting en Voorspoed, Lakshmi. read on…

Foto-impressie Stichting Hindustani

Op zondag 16 oktober j.l. organiseerde de Stichting Hindustani een Literaire Middag. Een foto-impressie. read on…

Literaire middag met Michiel van Kempen en Mala Kishoendajal

Aankondiging/Uitnodiging

Op zondag 16 oktober is er in Den Haag een Literaire Middag, georganiseerd door Stichting Hindustani, met verhalen & gedichten van Michiel van Kempen en Mala Kishoendajal. read on…

Droom voort …

“Laten we de ander ontmoeten om het leven kleur te geven.”
(Marc-Alain Ouaknin)

Een literaire en muzikale ontmoeting met teksten en muziek in de Regentenkamer in Den Haag op 30 oktober a.s. read on…

Mala Kishoendajal

Portret van de Surinaams-Nederlandse schrijfster Mala Kishoendajal, gemaakt door de in Suriname werkzame fotograaf Nicolaas Porter. Nr. 27 in de reeks fotoportretten die Porter in opdracht van de Werkgroep Caraïbische Letteren maakt. De foto op groot formaat is ook te bestellen bij de fotograaf; voor informatie kunt U mailen naar: nicolaasporter@hotmail.com. Wie de hele reeks wil zien kan hieronder klikken op het label Werkgroepportretten.

Politie-, advocaten-, rechterstaal, Kishoendajal kent ze inmiddels allemaal… (2)

door Mala Kishoendajal   Wie weet waar mijn ervaring op deze site terecht komt en ertoe kan bijdragen dat wèl iets wordt gedaan tegen deze tekortkoming in de rechtspraak, waarmee schofterige types er ongestraft op los kunnen rammen, en nog een zak geld toe krijgen.

read on…

Politie-, advocaten-, rechterstaal, Kishoendajal kent ze inmiddels allemaal… (1)

door Mala Kishoendajal

Op 2 februari sloot ik de hartrevalidatie af. Het was best plezierig geweest, dat bewegen onder begeleiding in het Haga ziekenhuis, en het opnieuw opzoeken en bepalen van je grenzen. Voordat ik ziek werd had ik stevig gesport bij een club, en kon dus heel goed meten hoe mijn uithoudingsvermogen was afgenomen vergeleken met mijn gezonde periode.

read on…

Suriname op een tweesprong

door Jeroen Dewulf

Is Suriname een Caraïbisch of een Zuid-Amerikaans land? Vanuit Nederlands perspectief wordt het land traditioneel tot de Caraïben gerekend. De tijd dat een minister het voorstel deed om een brug te laten bouwen tussen Suriname en Curaçao is dan wel voorbij, maar in Nederland bestaat nog altijd de neiging om vanuit Paramaribo de blik naar het noorden te richten, naar de oceaan. Zo bezien is het geen verrassing dat het postkoloniale Suriname de ogen steeds duidelijker naar het zuiden richt, naar Zuid-Amerika. Het grote voorbeeld is daarbij het land dat in zijn geschiedenis nog nooit zo zelfverzekerd is geweest als nu: Brazilië. Niet zonder reden voorspelt Guus Pengel in Suriname en ik dat het Surinaams-Nederlands in de niet zo verre toekomst wellicht zal worden uitgebreid naar Surinaams-Braziliaans-Nederlands. Jean and Kathleen Ferrier beginnen hun visie op de toekomst van Suriname zelfs met een lied van de Braziliaanse zanger Chico Buarque. Dat lied is weliswaar een hommage aan Tom Jobim, de “vader van de Bossa Nova”, en niet aan de Braziliaanse mens, maar de foutieve interpretatie van de wat al te enthousiaste zusjes Ferrier is veelzeggend: Surinamers zien in hun machtige Braziliaanse zuiderbuur een nieuw rolmodel.

Vaak wordt vergeten dat ook Brazilië een, weliswaar kortstondig, Nederlands verleden heeft. De zanger Chico Buarque – eigenlijk Francisco Buarque de Hollanda – is een van de vele Brazilianen met Nederlandse roots. Dit Nederlandse hoofdstuk uit hun geschiedenis is de reden waarom Braziliaanse intellectuelen regelmatig naar Suriname verwijzen in discussies over de vraag hoe Brazilië er had uitgezien als de Portugezen de Nederlandse “bezetters” in 1649 niet hadden verdreven. Veel beter, zo verklaarde ooit de invloedrijke politicus Joaquim Nabuco en velen zeiden het hem na. Want wat is het achtergebleven Portugal in vergelijking tot het welvarende Nederland? En waren de Nederlanders niet de eersten die met Frans Post en Albert Eckhout het Braziliaanse landschap en de bevolking schilderden en er met Georg Markgraf en Willem Piso de fauna en flora bestudeerden? Tegenstanders van deze theorie hebben echter aan één woord genoeg om de discussie in hun voordeel te beslechten: Suriname. Tegen zo’n intellectuele uppercut valt niets meer in te brengen. Suriname staat immers symbool voor alles wat Brazilianen niet willen: politieke chaos, economische malaise, corruptie. Bovendien heeft het land niet eens een fatsoenlijk strand.

Wie de serie boeken leest die onlangs in Nederland over Suriname zijn verschenen – Paramaribo Brasa!, Voor mij ben je hier, Suriname en ik – krijgt een heel andere indruk van het land. Hier proef je heimwee, trots, liefde, zelfs passie voor de sfeer, de muziek, het eten en de omgangsvormen van een land dat je in vergelijking tot het grijze en chagrijnige Nederland in alle kleuren van de regenboog lijkt toe te lachen. Het is opvallend dat die boeken net op een moment verschijnen dat Suriname een koers is gaan varen die niet meer op Amsterdam is gericht. Het lijkt wel alsof Nederlanders pas dan massaal van iets durven te gaan houden, als ze het definitief kwijt zijn. Nu de Indische nostalgie wat is weggeëbd lijkt plots een golf van heimwee naar de West op komst.

Met Paramaribo Brasa! biedt Ko van Geemert een vlot geschreven en informatief boekje over de Surinaamse hoofdstad voor de intellectuele toerist uit Nederland. Interessanter is de bundel Voor mij ben je hier, waarin Michiel van Kempen een reeks verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers presenteert. Afgezien van een storende neiging tot prekerigheid is de kwaliteit van de meeste bijdragen in deze bundel hoog. De grote ontdekking is zonder meer Herman Hennink Monkau, al is het begrip “jongste generatie” bij iemand met jaargang 1935 wel heel ruim opgevat. Monkau is hoe dan ook een groot verteller die alleen nog een strenge lector nodig heeft om zijn vele overbodige bijzinnen te schrappen. Indrukwekkend is ook het literaire talent van Rihana Jamaludin. Vooral in haar beschrijving van Amsterdam door de ogen van een orthodoxe Hindoestaanse moslim maakt deze schrijfster een sterke indruk. Mala Kishoendajal levert in haar verhaal over de eerste generatie Hindoestanen in Suriname eveneens een verrijkend perspectief op de complexiteit van een gemeenschap die lang gesloten bleef voor de Nederlandstalige lezer.

Suriname en ik is een bundel met reflecties over Surinaamse identiteit en over de toekomst van een land op een tweesprong. Het is een boek vol heimwee van in Nederland woonachtige Surinamers en van Nederlanders die Suriname een warm hart toedragen, samengesteld door John Leerdam en Noraly Beyer. Naast een reeks uitbundige liefdesverklaringen aan switi Sranan valt er in verschillende bijdragen ook verdriet te bespeuren, het meest pakkend wellicht in de prachtige tekst van de Hindoestaanse politicus Rabin Baldewsingh. Opvallend aan deze bundel is de calvinistische neiging om absolute rechtlijnigheid als een kwaliteit te beschouwen. Dit terwijl Suriname net een land is dat uitblinkt door ambivalentie. Een land waar de morele verontwaardiging hoog oploopt als het om slavernij gaat, maar waar men tegelijk een moordenaar en drugsbaron tot president kiest, een land waar men de nationale trots luidkeels verkondigt en tegelijk het culturele erfgoed laat verkommeren, een land waar de dictator zich aan marronhelden als Boni spiegelt en tegelijk een Marrondorp platbrandt, een land waar de schoonheid van het landschap in alle geuren en kleuren wordt bezongen terwijl de eigen natuur in de uitverkoop staat, een land ook dat zich profileert als een multicultureel model en tegelijk een partijsysteem op basis van etnische segregatie hanteert. Wellicht niet toevallig bevat deze bundel dan ook veel bijdragen van gefrustreerde Nederlanders die ooit met de beste bedoelingen naar Suriname zijn getrokken, maar in en over Sranankondre erg Nederlands bleven denken. Met als paradepaardje de bijdrage van Jan Pronk, de man die als geen ander past in het door John Jansen van Galens geschetste beeld van de ”koloniale apostel van het antikolonialisme”.

De interessantste bijdrage in deze bundel komt van trendwatcher Adjiedj Bakas die specifiek ingaat op de ambivalentie van Suriname. Met behulp van het kernwoord “barok” slaagt Bakas erin om het uitbundige en tegelijk diep melancholische karakter van het land in een nieuw perspectief te plaatsen. Als één van de weinigen kijkt hij niet alleen naar het verleden, maar ook naar de toekomst en denkt hij na over de gevolgen van de toenadering tot Brazilië. De door hem voorspelde opkomst van Evangelicalen, waarbij Afrikaanse tradities zoals winti wellicht sterk onder druk zullen komen te staan, is inderdaad een weinig prettig maar helaas realistisch scenario.

Voortbordurend op de voorspelling van Bakas rijst de vraag wat Suriname in intellectueel opzicht van Brazilië kan verwachten. Een belangrijk verschil tussen beide landen is zeer zeker de omgang met het koloniale verleden. In tegenstelling tot Suriname heeft Brazilië een manier gevonden om dit pijnlijke verleden, inclusief slavernij, op een positieve manier te integreren binnen de eigen hybride identiteit. Alle retoriek over tolerantie ten spijt is Suriname sinds de onafhankelijkheid een land vol frustratie gebleven, vooral ten opzichte van Nederland. In hun kritiek op Nederland presenteren Surinamers hun eigen land graag als voorbeeld van multiculturaliteit door te verwijzen naar de moskee die in Paramaribo vlak naast de synagoge staat. De bewonderenswaardige tolerantie van de (kleine) joodse en islamitische minderheden in Suriname zou echter ook kunnen gelden als een oproep aan de Surinaamse meerheid om de rancune uit het verleden op een creatieve manier te overwinnen. Een Braziliaans identiteitsconcept, waarin ook de voormalige kolonisator een plaats heeft gekregen, kan Suriname daarbij zeker van pas komen.

Jeroen Dewulf werkt aan de University of California, Berkeley

[eerder verschenen in Ons Erfdeel, 2011, nr. 3]

Nieuwe Surinaamse verhalenbundel Voor mij ben je hier

door Chandra van Binnendijk

Wat maakt een verhalenbundel voor veel lezers zo aantrekkelijk? Dat is vooral de afwisseling, de variatie van de inhoud – als het ene verhaal je verveelt, sla je gewoon een paar bladzijden om en je bent bij al bij een nieuwe story die hopelijk beter bevalt. In een roman is die keuze er niet en moet je maar doorbijten tot het al dan niet bittere einde. Die veelheid aan aanbod binnen hetzelfde kaft geeft een lekker gevoel van ruim kunnen kiezen – een soort verwennerij. Zo een ruime keuze biedt de pas verschenen bundel Voor mij ben je hier; Verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers zeker wel: er staan zestien verhalen in van evenveel auteurs. Maar wordt de lezer daarmee ook verwend?

Vrijwel alle auteurs in deze bundel hebben al titels op hun naam staan, eentje zelfs een heuse bestseller (Clark Accord met De koningin van Paramaribo). Het gaat hier dus niet om nieuw en pas ontdekt talent, hoewel de ondertitel dat eigenlijk wel suggereert. Ook de tekst op de achterflap versterkt deze indruk nog eens, want die vermeldt wel héél érg nadrukkelijk – in vier achtereenvolgende zinnen maar liefst driemaal – dat het hier ‘de jongste generatie schrijvers/de jonge schrijvers/deze jonge generatie schrijvers’ betreft. Dergelijke terminologie schept verwachtingen. Qua leeftijd wordt die verwachting in ieder geval niet waar gemaakt – de gemiddelde leeftijd van de auteurs is vrij middelbaar, de oudste, Monkau, is 75 en de jongste, Karin Amatmoekrim, 34 jaar.

Deze ‘jonge Surinaamse schrijvers’ bevinden zich grotendeels buiten Suriname. De meesten zijn wel in Paramaribo geboren, maar ze waaierden later uit naar koudere streken elders op de aardbol. Zou dit een reden kunnen zijn voor het licht internationale sfeertje dat de bundel ademt? De verhalen spelen zich namelijk niet uitsluitend af in het land van herkomst zoals vaak het geval is met verhalen van Surinaamse schrijvers, maar ook in Havana (Clark Accord), India (Mala Kishoendajal), Haïti (Ismene Krishnadath) en Limburg (Guilly Koster). Een interessante uitbreiding van de horizon.

In zijn voorwoord maakt samensteller Michiel van Kempen melding van nog een andere uitbreiding, die van de kwantiteit. Hij rekent uit dat in de eerste tien jaar van de 21ste eeuw het aantal prozaschrijvers zodanig is toegenomen dat het er meer zijn dan alle schrijvers van de 19de en de 20ste eeuw samen. Dit is zeker een opmerkelijke ontwikkeling in het landschap van de Surinaamse letteren. Van Kempen is blij met deze literaire oogst en geeft de lezer het bevel om optimaal te genieten van de mooie verhalen. Dat is soms gemakkelijker gezegd dan gedaan.

De lezer zal zich in elk geval niet vervelen met deze bundel, want de inhoud is afwisselend genoeg om onderhoudend te zijn. De thema’s zijn aangenaam variërend: vrouwenleed en hartzeer, de vermeende gekte van een man, afscheid van en herinneringen aan een stervende vriendin, de worsteling van een migrantenjongen om een thuis te vinden in een nieuw land, gepieker over een zorg behoevende schoonmoeder en dan ook nog een plots opduikende geilheid van een vrouw op een pater, evenals die van een vrouwelijke dominee op een toevallige mannelijke bezoeker, de levensloop van een statige zwarte vrouw – met hier en daar ook nog wat brokken geschiedenis, cultuur en godsdienst die tussen de verschillende verhaallijnen zijn geweven.

Die vrouwelijke dominee van Surinaamse afkomst in het verhaal van Guilly Koster, nota bene in een klein dorp in het Nederlandse Limburg zegt aan het einde van het verhaal, na haar neukpartij met haar toevallige bezoeker op zijn vraag, ‘Hoe…rijm je dit?’: ‘Als ik ermee kan leven, dan kan God dat ook.’ Werkelijk een slot dat pakt, dat je even geweldig doet lachen.

De kwaliteit van de verhalen is eveneens wisselend. Van sommige auteurs zoals Tessa Leuwsha zijn we beter gewend dan wat we hier aantreffen. Van anderen zou het al te wijdlopige verhaal met een strakke redactie vlot getrokken kunnen worden zoals bij Mala Kishoendajal – haar gruwelijk prachtige scène (op p.107) bijvoorbeeld verdrinkt in de al te uitleggerige woordenzee er omheen. Sommige verhalen zijn vermoedelijk persoonlijke belevenissen die meer indruk op de auteur hebben gemaakt dan ze kunnen overbrengen (Guilly Koster, Herman Monkou) – anderen springen er bovenuit, zoals Marylin Simons en Annette de Vries die met vaardige pen een indringend verhaal vertellen dat blijft hangen. In deze korte bespreking kunnen uiteraard niet alle verhalen aan de orde komen.

De meest verrassende auteurs in dit gezelschap zijn voor mij Iraida Ooft, wel een Surinaamse schrijfster in Suriname zelf en Johannes Herrenberg. Ooft maakt in deze bundel sterk en overtuigend haar prozadebuut. Subtiel en ingehouden qua stijl, weet ze een sfeer op te bouwen waarbij de lezer zijn eigen verbeeldingskracht kan aanspreken. Herrenberg is smakelijk en origineel, en hanteert een geheel eigen taalgebruik, met frisse beeldspraak. Enkele juweeltjes: ‘de omfloerste dreun van een levende stad met vogels die daar onzichtbaar zingend gaatjes in pikten’ (p. 190) en ‘Een spijkerbroek zo smerig dat je er de geur bijna vanaf kon lezen’ (p. 195). Hopelijk horen we meer van hen!

Beeldend geschreven, boeiend en spannend of emotioneel van inhoud en met een creatieve, functionele structuur, dat zijn de kenmerken van goede verhalen en die vinden we helaas niet in alle verhalen van deze bundel uitgewerkt.

Tot slot: de woordenlijst achter in het boek is tamelijk overbodig, want veel van de daarin opgenomen zinnetjes en woorden zijn in de verhalen zelf al vertaald of verklaard.

Voor mij ben je hier; Verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers, Michiel van Kempen (red.) Amsterdam: Meulenhoff, 2010, ISBN 978 90 290 8679 0

[ook verschenen in de Ware Tijd Literair, 12 februari 2011]

Surinamers herkennen elkaar

door Ezra de Haan

Ter gelegenheid van de oprichting van de republiek Suriname, nu vijfendertig jaar geleden, heeft Michiel van Kempen (foto rechts) een bloemlezing van Surinaamse verhalen samengesteld. De oudste bundel verhalen die ik ken, dateert alweer van 1972 en droeg de mooie titel I sa man tratamara!? Het was een boek vol hoop en verwachting. Men droomde van radicale veranderingen en een nieuwe maatschappij. Dat liep allemaal anders dan verwacht. En daarmee veranderde ook de toon van wat in Suriname geschreven werd. Verhalen van Surinaamse schrijvers (1989) dat ook onder redactie van Michiel van Kempen verscheen en Waarover we niet moeten praten (2007, redactie Peter de Rijk) toonden aan dat Surinaamse auteurs niet langer ‘een bijdrage aan de opbouw van het land moesten leveren’ maar vrij waren te schrijven wat en waarover ze maar wilden. De nieuwe bundel Voor mij ben je hier is een goed voorbeeld wat voor verhalen dat uiteindelijk heeft opgeleverd. Michiel van Kempen, bijzonder hoogleraar West-Indische letteren aan de UVA, heeft een heerlijke verzameling verhalen samengesteld die literair en tegelijkertijd heel Surinaams te noemen valt.

Alleen al door de diversiteit van de schrijvers in deze bundel kan het haast niet anders dan een gevarieerde reeks verhalen opleveren. Er staan verhalen van bekende en goed verkopende auteurs in maar ook van nog net niet publicerende schrijvers en debutanten. Bijzonder goed is het verhaal van Karin Amatmoekrim. Haar verhaal ‘Gods trucje’ over Anton de Kom plaatst haar meteen in het rijtje van Nederlands meest veelbelovende jonge schrijvers. De empathie die ze tentoonspreidt in de beschrijving van de oude en ontgoochelde De Kom in een rusthuis raakt je diep.

‘Hij stond op en trok de deur van het kantoortje behoedzaam achter zich dicht. De gangen waren verlaten, de meeste mannen waren nu buiten, of deden een middagdutje. Hij wandelde gedachteloos naar de kantine en vond er een karaf met lauwwarme koffie. Hij schonk zich een kop in en ging aan een van de ronde tafels zitten. Hij zag zichzelf weerspiegeld in het glas dat de ruimte van de gang scheidde. Een zwarte man, alleen, aan een tafel als een eiland in een zee van niets.’

Ronduit onthullend is het verhaal ‘Carolina en de Chinees’ van Carry-Ann Tjong-Ayong (foto links). ‘Vaak vroegen de vriendinnen wat zij in de Chinees zag,’ is de eerste regel en vervolgens ontrolt zich het verhaal hoe een jonge, Creoolse vrouw voor een Chinese winkelier valt en hoe haar leven totaal verandert. Die ‘mix’ van culturen en de kinderen die daaruit voortkomen, spelen vaker een rol in deze bloemlezing. Een mooi voorbeeld daarvan is Guilly Kosters helder geschreven en uiterst gewaagde verhaal ‘De dominee is een vrouwmens’.

‘Ze zag er helemaal niet uit als een Surinaamse vrouw. Ze was wit en als ze haar mond zou houden, zou ze probleemloos als Hollandse vrouw door het leven kunnen gaan in Altweerterheide. Alleen haar lippen pleegden verraad. Haar ogen waren groen. Haar haar was langer dan kort, maar niet lang genoeg om lang genoemd te worden. Op haar voorhoofd vormde datzelfde haar een puntje dat wij in Suriname kiriw’wiri noemen, dat vertaald zou kunnen worden als “moordenaarsharen”.’

Clark Accord, schrijver van bestsellers als De koningin van Paramaribo en Bingo! stelt ons niet teleur met ‘Una casa particular’, dat zich niet in Suriname maar op Cuba afspeelt, en ook Herman Hennink Monkou, schrijver van het prachtboek De kleurling, toont vormbehoud. Wie ooit in Suriname was krijgt direct heimwee bij het lezen van zijn ‘Schubert in de Palmentuin’. Slechts eenentwintig pagina’s heeft deze stilist nodig om een hele wereld op te roepen.

Mala Kishoendajal toont ons een kijkje in de keuken door een deel van een historische roman in wording, De naamloze avonturiers, te laten lezen. Het is een verhaal waarin veel Hindoestaanse Surinamers zichzelf en hun geschiedenis zullen gaan herkennen.

Ruth San A Jong (foto rechts) schreef voor deze bundel ‘Schuldbelijdenis! Bladzijde 63!’, een verrassend verhaal waarin kerkgang en erotiek samenkomen. Hopelijk bevat haar, binnenkort te verschijnen, verhalenbundel De laatste parade meer van dit soort pareltjes.

Tessa Leuwsha verplaatste zich in de wereld van puberende jongens in ‘High five, zand erover’. Ondanks de wetenschap dat ze twee zeer goed ontvangen romans schreef, verbaasde ze mij met de kracht waarmee ze mij in het verhaal sleurde. Wie zoveel weet te bereiken met zo weinig tekst is een geboren schrijver.

En zo staan er nog veel meer verhalen in Voor mij ben je hier die de moeite waard zijn. Het verhaal van debutante Iraida Ooft (foto links), ‘High Maintenance’, verdient het zeker om in deze bundel te staan. Met haar korte maar sterk geschreven verhaal stormt de volgende generatie jonge schrijvers naar voren.

Daarmee is de bloemlezing een momentopname van de huidige Surinaamse literatuur geworden. Voor mij ben je hier is een must voor iedere lezer die Suriname in zijn hart meedraagt.

Voor mij ben je hier, samengesteld door Michiel van Kempen
Amsterdam: uitgeverij Meulenhoff, 2010

Ezra de Haan is schrijver, dichter en journalist

[overgenomen van Literatuurplein.nl]

Veel talentvolle prozaschrijvers met Surinaams bloed

door Armand Snijders

Echte boekenwurmen weten het natuurlijk allang: het aantal werken van schrijvers van Surinaamse komaf is de laatste jaren enorm toegenomen. Die constatering wordt bevestigd door Michiel van Kempen, de kenner van Surinaamse literatuur bij uitstek. In zijn voorwoord van Voor mij ben je hier stelt hij: ‘Sinds het jaar 2000 hebben de Surinaamse letteren een wonderbaarlijk aanzien gekregen: er zijn in de eerste tien jaar van de eenentwintigste eeuw meer prozaschrijvers bij gekomen dan alle schrijvers van de negentiende en twintigste eeuw tezamen’.

Niet zo gek dus dat Voor mij ben je hier werd geboren. Zestien schrijvers kregen de gelegenheid hun woorden met de lezers te delen. Sommigen met een al zeer gevestigde naam, zoals Ismene Krishnadath, Carry-Ann Tjong-Ayong, Rihana Jamaludin en Clark Accord, anderen voor het lezerspubliek behoorlijk onbekenden (Herman Hennink Monkau en Mala Kishoendajal). Het geheel is verworden tot een alleraardigste proza-mix, leuk om er in de hangmat of bij het haardvuur in weg te duiken. Soms moet je wel even doorbijten, de verhalen zijn niet altijd even luchtig. Het begint al direct met ‘Kuisheid’ van Rihana Jamaludin, zware kost over bedelmonniken en geloof. Ze heeft de irritante gewoonte veel te lange zinnen met veel te veel bijvoeglijke naamwoorden te schrijven: ‘Weliswaar ging de zelfverklaarde soefi altijd gekleed in een lang gewaad dat tot over de knieën van zijn broekspijpen viel, was zijn hoofd bedekt door het kleine witte gebedskapje en had hij een respectabele korte baard, maar tegelijkertijd was zijn zwaaiende tred net iets te nonchalant, zijn houding brutaal en hield de scherpe blik onder zijn warrige krullenbol de belofte van cynisme in, zodat menigeen hierover stilzwijgend zijn bedenkingen had’. Probeer dat maar eens in één ademteug te bevatten!

Daarna wordt het gelukkig een stuk leesbaarder, met ‘Blijf stil’ van Marilyn Simons, een Cubaans uitstapje (‘Una casa particular’) van Clark Accord, de nodige persoonlijke herinneringen van onder meer Tessa Leuwsha en Herman Hennink Monkau. Ook alle andere bijdragen zijn goed te verteren. Sla Jamaludin dus over en je hebt een heerlijk boek.

Met Voor mij ben je hier wordt bewezen dat de literaire wereld inderdaad veel talentvolle prozaschrijvers met Surinaams bloed bevat.

Voor mij ben je hier; Verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers Michiel van Kempen (samenstelling en redactie)
Amsterdam: J.M. Meulenhof, 2010
ISBN 9789029086790

[overgenomen van Parbode]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter