300 jaar slavernijverleden werkt door in de belevingswereld van alle betrokkenen. Verhalen van voorouders, gepubliceerde... Lees verder →
Na Nadia Raveles, nu ook Benjamin Mitrasingh overleden
De cultuurwereld is in enkele dagen twee cultuurmensen kwijt. Archeoloog en kunsthistoricus Benjamin Mitrasingh is vanochtend in het Academisch Ziekenhuis overleden. De voormalige directeur van het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling is 75 jaar geworden. Ook cultuurkenner Nadia Raveles is niet meer. Zij is op zondag, 30 juni, overleden op 68-jarige leeftijd. read on…
Het immigratiemonument: Baba en Mai of Mai en Baba
door Roy Khemradj
In de opmaat naar viering en herdenking vandaag van 145 jaar Hindostaanse immigratie kom ik in de berichtgeving overal de tekst ‘Baba en Mai’ tegen – we hebben het dan over het monument vlak naast het kabinet van de president aan de Kleine Waterstraat waar vandaag ook kransleggingen plaatsvinden. Als je echter voor het monument staat dan treedt eerst Mai je tegemoet en dan ietsjes naar achter, Baba. In de ondertekst bij een foto in een publicatie worden personen van links naar rechts geduid. Dus op de granieten plaquette aan het voetstuk van het standbeeld had eerst Mai vermeld moeten staan en dan Baba. Ook had er bij het citaat ‘Waar het mij goed gaat, daar is mijn vaderland’ moeten staan dat dit van Mahatma Gandhi is. read on…
Proficiat 145 jaar Hindostani’s
door Maltie Jagnanan
Felicitaties en stevige brasas aan elkaar zonder meer, temeer onze Hindostani’s ondanks veel ongeoorloofde externe druk hun moedertaal en cultuur en zelfs eigen religie te verloochenen, zich redelijk goed hebben weten te handhaven als etnische groep. Daar is er niks verkeerds mee, want van de Chinees e.a. en hun groepsbeveiliging heeft men alle begrip, maar van de Hindostaan werd dat als hokjespolitiek bestempeld. De film Wan Pipel moest eens gemaakt worden om aan de rest van het volk en de wereld te laten zien dat Hindostanen etnisch en hokjesgebonden zijn en hun kinderen niet geheel vrij zijn in hun keuze. Een ongegrond verwijt als de oogkleppen worden afgedaan en naar de keuze, tradities en waarden van de Chinezen en andere volkeren zoals Turken wordt gekeken. Ouders mogen zeker hun bezwaar aantekenen op basis van ervaringen en wijsheid. read on…
Borstbeeld voor beeldhouwer Khedoe
door Arti Lachman
Gistermiddag is door de Stichting Hindoestaanse Immigratie een borstbeeld onthuld van de beeldhouwer Krishnapersad Khedoe. read on…
Massamoord Mariënburg 111 jaar geleden
door Benjamin Mitrasingh
Surinaamse wetenschappers hebben heel vaak aandacht hiervoor gevraagd en de nakomelingen van de Hindostanen mogen zich zeker gelukkig prijzen dat de ‘knappe mensen’ binnen hun eigen gelederen veel goed en degelijk onderzoek naar de geschiedenis van hun voorouders hebben gedaan. Bekend zijn de werken van pater De Klerk, Kaulesar Sukul, Jnan Adhin, Evert Azimullah, de broers Mitrasingh en tegenwoordig ook van het duo Choennie. In het boekje van Benjamin S. Mitrasingh en R. Motital Marhé, worden in 1978 – dus 35 jaar geleden – in het boekje Mathura, Ramjanee en Raygaroo, verzet tegen uitbuiting en onderdrukking in Suriname voor het eerst de Nederlandse Koloniale Verslagen door twee jonge Hindostanen, een historicus en een taalkundige, kritisch belicht.
Baba en Mai
Een Strijdersmonument zoals ‘Baba en Mai’
![]() |
Monument voor Baba en Mai. Foto: Pieter Van Maele |
Uitgangspunten
![]() |
Het Alida-monument in Nickerie. Beeldhouwer: George Barron |
Sinds de onafhankelijkheid van Suriname in 1975, is het land niet uitgeblonken in het onderhoud van zijn nationale monumenten. Monumenten die om welke redenen dan ook altijd goede belangstelling krijgen van de bevolking zijn: Kwakoe (= woensdag) van Jozef Klas, Miss Alida (slavin met een afgesneden borst) van George Barron en Baba en Mai (meneer en mevrouw) van Krishnapersad Khedoe. Het Javaanse immigratie-monument van Soeki Irodikromo op het terrein van Sana Budaya in de wijk Ma Retraite (=mijn terugtocht) in Paramaribo-Noord, is door de ligging onttrokken aan de belangstelling van het grote publiek. Bij de locatie van enkele monumenten zijn er in het verleden soms weinig stedenbouwkundige planners geraadpleegd.Tegenwoordig willen de Surinaamse kunstenaars een grote transparantie van de opdracht zien, omdat het velen bekend is hoe vooral in de Aziatische landen ‘straatkunstenaars’ voor een appel en een ei kunstwerken kunnen maken die je maar wil. De meer bereisde Surinamers kennen dit van de wereldsteden, maar de eenvoudige Surinamer kent dit niet van hun ‘roots’-land in Azië. Deze onwetendheid is groter bij de Surinamers van Afrikaanse oorsprong dan bij de Aziaten. Die hebben toch nog nooit gehoord van de prachtige bronzen kunstwerken van de koninkrijken Benin en Ife in het huidige Zuid-Nigeria in de periode 1200 tot 1500, tenzij zij natuurlijk kunstgeschiedenis hebben gestudeerd in België.
![]() |
Het Sana Budaya-monument, ontworpen door Soeki Irodikromo |
Eerste stap natievorming
Onze Afrikaanse landgenoten hebben deze ‘culture backing’ helaas nooit gehad waarvan onze Aziatische landgenoten aldoor gretig gebruik hebben gemaakt. Deze Aziaten zouden 1 juli ‘Keti Koti Dey’, moeten uitroepen tot een soort ‘thanks giving day’ naar de Creolen toe, omdat het vooral de Creolen waren die met hun Sranantongo, de Aziatische arbeidscontracten wegwijs hebben gemaakt in het westerse leefpatroon van de Europeanen en vooral ook in hun spreektaal en onderwijs in Suriname. Voor de Aziatische contractarbeiders in Suriname, kwam deze kennis echt niet uit de lucht vallen! Zij zijn daarbij liefdevol geholpen door al de anderen die hier al waren.
Historisch bezien was dit de eerste stap in ons proces tot natievorming in Suriname. In ons toekomstig Nationaal Museum (!) zal dit proces, dat later door ‘papa’ Lachmon verbroedering werd genoemd, nadrukkelijk worden beklemtoond. Deze verbroederingspolitiek moet nog altijd ideologisch goed verwoord worden en dat lijkt een prachtige taak te zijn voor de voormalige vicepresident en kroonprins, de vitale historicus Ramdien Sardjoe.
Workshops
Het is ook goed te vermelden dat het Hindostaanse monument van ‘Baba en Mai’ op de Suralco-plant door meer niet-Hindostanen is gemaakt dan door Hindostanen zelf. En alles gebeurde heel liefdevol en met heel veel enthousiasme! Waarom kan het strijdersmonument van de president ook niet zo worden gemaakt, door jonge en oude kunstenaars onder het toezicht van ervaren beeldhouwers uit al die landen van onze ‘roots’? Het strijdersmonument zal Suriname dan echt niet meer dan twintig procent kosten dan wat er nu voor wordt gevraagd, dus een vijfde deel van de huidige vraagprijs. Suriname heeft binnen korte tijd ook ervaren beeldhouwers in eigen land. Dat moet ook het nut zijn van zo een workshop.
Het mooie voorbeeld van het monument van ‘Baba en Mai’, moeten jonge kunstenaars ook niet vergeten. Het monument is in Suriname ontworpen, hier geboetseerd door een Surinamer en ook hier bij Suralco gegoten en het staat er sinds 1993, dus al twintig jaar, nog altijd in al zijn pracht en praal vlakbij het kabinet van de president…dus onder het toeziende oog van de ‘goede man’. Het strijdersmonument komt dan op het Onafhankelijkheidsplein te staan en de president kan ervan genieten als hij op de zondagmorgen met zijn ‘Gopestwatwa’ gaat wandelen op het plein. Want de gepensioneerde president-directeur ‘broer Henk’ van de Suralco is er nog altijd fit en gezond en hij zal zeker willen helpen. En als de president zijn zakelijke adviseur Dipo, ook vraagt om de ‘deals’ voor Suriname te sluiten op zijn vele zakenreizen, kost dat ons ook geen geld. Wat let ons nog?
Standbeeld Kisaan onthuld
door Sabitrie Gangapersad
Paramaribo – De herdenking van Hindoestaanse Immigratie zal zich vanaf volgend jaar niet alleen concentreren bij het standbeeld van Baba en Mai. Zondag werd in verband met de viering van de immigratiedag een standbeeld van een Kisaan (landbouwer) onthuld bij de Zondagmarkt van Kwatta aan de Derde Rijweg.
De onthulling van het monument werd bijgewoond door verschillende hoogwaardigheidsbekleders onder wie burgervader Rawin Jiawan van Wanica en minister Soewarto Moestadja van Binnenlandse Zaken. Het is verwachtbaar dat vanaf volgend jaar net als bij het beeld van Baba en Mai, een bloemenhulde zal worden gebracht aan het monument van de Kisaan. Dit beeld is net als Baba en Mai gemaakt door de beeldhouwer Krishnapersad Khedoe.

De kunstenaars Ranjan Akloe, Rahied Abdoel en Anand Dwarka met hun werken op de achtergrond.
Kunstenaar Ranjan Akloe die in verband met de activiteiten bij de Zondagse Markt exposeerde, juicht het initiatief toe. “Het is een stukje erkenning. Nu gaat Suriname elk jaar op twee plaatsen kransen leggen met het nodige vertier en feest. Baba en Mai is er voor de hindoestaanse samenleving en Kisaan voor de landbouwers.” In de schilderijen die Akloe tentoonstelde was het proces van immigratie zichtbaar. “De immigranten kwamen naar Suriname met nieuwe hoop. Dat zie je in het eerste werkstuk: 1873, coming with hope, settling in balance.

Het standbeeld van de Kisaan (landbouwer) dat staat bij de Zondagmarkt van Kwatta aan de Derde Rijweg.
De landbouw, met name de rijstteelt, is het goud van de sector. Dat is weerspiegeld in het tweede werkstuk Seeds of life, gemaakt van padiekorrels. Dat niet alle nakomelingen van de immigranten zijn getreden in de voetsporen van hun voorouders, maar zich ook hebben toegelegd op de technologische ontwikkelingen zonder hun afkomst te verloochenen, is te zien op de derde schilderij Even the technology starts from the Soil. Los van een prachtig plaatje aan de muur, kan je kunst ook gebruiken om een boodschap over te brengen”, zegt Akloe.
Over wat er tijdens de viering van immigratie moet worden gezegd, liet hij de bezoekers nadenken. “Je kunt niet zeggen gefeliciteerd, proficiat of subh immigratiedag. Een prettige bewustwordingsdag klinkt beter. We moeten samen erover filosoferen”, mijmert hij. De kunstenaars Anand Dwarka en Rahied Abdoel stelden ook een aantal werken tentoon. Ook hierin werd het immigratieproces geïllustreerd. Abdoel die nu ruim twee jaren actief is als kunstenaar, put zijn inspiratie uit het dagelijks leven. Op de expositie had hij naast schilderijen ook prachtige massief houten klokken in verschillende vormen.
[uit de Ware Tijd, 07/06/2011]
Apartheidsvieringen in Suriname
Vormen de Surinamers één natie? Om u maar onmiddellijk uit de droom te helpen: nee! Het bericht “Grootse herdenking 138 jaar Hindoestaanse Immigratie” schoot mij in het verkeerde keelgat. Ik woon inmiddels tien jaar in Suriname en die ‘apartheids-vieringen’ houden maar niet op. In Zuid-Afrika was en is ‘apartheid’ een vies woord, maar het begint er steeds meer op te lijken dat hier in Suriname de apartheid nadrukkelijk wordt nagestreefd. Men beijvert zich om keti-koti, de dag van de Hindoestaanse immigratie, de dag van de Javaanse immigratie en het Chinees Nieuwjaar te vieren om zich toch maar vooral te onderscheiden van ‘die anderen’ en de ‘apartheid’ in stand te houden. En dat wordt door opeenvolgende regeringen ook nog eens gehonoreerd met voor ieder op z’n minst één vrije dag.
Recent heeft De Nationale Assemblée (DNA) zijn 145e verjaardag gevierd. Het is kennelijk een ‘cultureel’ gegeven dat elk ‘getal’, elke ‘bigi yari’, groots moet worden gevierd, en dat is niet beperkt gebleven tot de familiale kring, nee, dat virus heeft zich verspreid over alle Surinaamse bedrijven en instellingen. Dat het bedrijfs- leven zijn geld daaraan wil besteden moet het zelf weten, maar het is te gek voor woorden dat overheidsinstellingen en parastatale bedrijven elke vijf jaar uitbundig feesten op kosten van de belastingbetaler. Naar aanleiding van de 145e jaardag van de DNA heeft oud-president Venetiaan zich publiekelijk afgevraagd of dat nu wel zo nodig moest worden gevierd, maar tijdens zijn eigen bewind heeft hij zichzelf die vraag niet gesteld.
Het zou een mooie taak voor de regering Bouterse zijn om orde op zaken te stellen inzake de nationale feestdagen (het uitbannen van etnicteit was immers één van Bouterse’s vekiezingsleuzen), ware het niet dat Bouterse dat onmiddellijk hoogstpersoonlijk heeft verprutst door à la dol aan deze en gene een nationaal vrije dag toe te kennen, met als klap op de vuurpijl zijn aankondiging dat de “Dag van de Revolutie” op 25 februari een nationale feestdag wordt. Daarom is het op z’n plaats hier te verwijzen naar mijn post “1 juli | Dag der Vrijheden” van 1 juli 2009 op dit blog, waar ik heb geciteerd wat voormalig Preident Jules Sedney mij vertelde: “In 1959 werden in het kader van de natievorming enkele nationale symbolen bij wet ingevoerd: de vlag (witte ondergrond met vijf sterren), de tekst van het volkslied (Trefossa), het wapen en de “Dag der Vrijheden” (1 juli). Met deze Dag der Vrijheden hoopten wij (Sedney was toen Minister van Financiën in het kabinet Emanuels, RvdM) een compromis gevonden te hebben voor de wens van de grote bevolkingsgroepen een eigen, voor die bevolkingsgroep gedenkwaardige dag tot nationale vrije dag te verheffen. Daar is niet veel van terecht gekomen. De Marrons waren van oordeel dat zij lang voor 1 juli 1863 hun vrijheid hadden bevochten en dat 1 juli voor hen geen gedenkwaardige dag kon zijn; de stadscreolen waren niet blij met de nieuwe benaming omdat die hen beroofde van hun eigen authentieke Ketie Kotie Dee. De Javanen en Hindoestanen zagen in de nieuwe benaming een handigheid van de creolen om hun vrijheidsdag aan de andere bevolkingsgroepen op te leggen. De situatie is dus dat de 1 juli-dag bij wet is vastgelegd als Dag der Vrijheden, dat is dus de officiële benaming, maar in de praktijk van het dagelijks leven wordt ze door geen van de grote bevolkings- groepen als zodanig erkend. Iedereen gebruikt de naam die hem of haar het beste uitkomt. Vandaar die veelheid van namen.”
Het wordt de hoogste tijd dat Suriname terugkeert naar het principe van één nationale feestdag voor de hele natie, rood, zwart, bruin, geel of wit, géén onderscheid, géén uitzondering. Het is een heilloze weg om tot in lengte van jaren apartheid te blijven cultiveren, zoals met de Herdenking van de Hindoestaanse Immigratie, die ook nog eens wordt gevierd in de periode 3 juni t/m 7 juni en van 15 t/m 18 juni 2011: uitzinnig, zeker waar het hier niet eens een ‘bigi’ yari betreft. De Surinamers zijn een vredelievend volk, waarbinnen alle rassen en gezindten volledig de ruimte krijgen zich op hun eigen manier te ontplooien. Maar wanneer er een steeds zwaarder accent wordt gelegd op ieders apartheid en wanneer de gegeven ruimte steeds meer wordt opgerekt, dan zal onze nu nog vredelievende samenleving ongetwijfeld nog verder gefragmenteerd en gepolariseerd raken. Het blijven benadrukken van etniciteit kan de genadeklap worden voor Switi Sranan, een fragmentatiebom.
———
*) in reactie op het begeleidend onderschrift bij het bericht in de pers: “Het monument Baba en Mai, alwaar jaarlijks herdenking van de Hindoestaanse immigratie door diverse organisaties op zijn plaats is.”
Grootse herdenking 138 jaar Hindostaanse Immigratie
De Culturele Unie Suriname (CUS) zal dit jaar wederom in samenwerking met de Indiase ambassade te Paramaribo, de herdenking van de Hindostaanse Immigratie tot een onvergetelijk festijn maken voor de Surinaamse bevolking.
Onder andere zullen de culturele organisaties Indian Cultural Centre (ICC), SILA, SSDP, NSHI, OHM en het directoraat Cultuur middels culturele optredens invulling geven aan de cultuuragenda. Daarnaast zullen de verschillende buurtorganisaties en verenigingen de verantwoordelijkheid dragen voor de optredens in hun eigen omgeving en buurt. De herdenking 138 jaar Hindostaanse Immigratie zal in de periode 3 juni tot en met 7 juni en van 15 tot en met 18 juni 2011 middels deze activiteiten herdacht worden.
De Bihu Folklore Group uit Assam ‘Asom Jyoti Sanskritik Gosthi’ is heel populair in India en draagt haar cultuur uit middels zang en dans. Zij arriveert op 3 juni aanstaande onder leiding van Shri Shiba Prasad Das in Suriname. De komst van de Bihu Folklore Group in Suriname is gesponsord door the Indian Council for Cultural Relations, Government of India. De groep belooft een kleurrijke samenstelling van haar cultuur uit het noordoostelijk deel van India, zoals de bododans, de bihudans, de tokarigeet, dholbadan en zumur nritya te presenteren.
Bovendien zal het publiek genieten van de verschillende dansvormen met gracieuze bewegingen van het lichaam en variëteiten van onder andere de kherai-dans en bagurumba of bardwisikhla-dansen. De bihu-dans wordt traditioneel gekenmerkt door stevige danspasjes en een snelle handbeweging. Historisch kent deze dans verschillende vormen tussen de inheemse stammen uit het noordoosten zoals de garobihu-dans en de khasibihu-dans. Tokarigeet zijn liederen die gebaseerd zijn op het leven van de mens, zoals de verhandelingen uit de Ramáyan en de Máhábhárat.
Ook zang en dansvormen die de Surinaamse bevolking nooit eerder heeft meegemaakt, zal in deze feestperiode gepresenteerd worden. De locaties van de optredens zijn in Wanica (Shanti Bhawan) op 3 juni, NSHI-gebouw (Lalla Rookh) op 4 juni, SSDP-gebouw (Mandir) te Blauwgrond op 5 juni overdag en in de middag bij het monument van Báp en Mái om vijf uur s middags. In het district Saramacca (Krishna Mandir) zijn er op 6 juni activiteiten in de buurt van het Commissariaat te Groningen. De afsluiting van het eerste groep is op 7 juni in het Mátá Gauri-gebouw aan de Kwattaweg. De tweede groep, de ‘Bhangra culturalgroup’ arriveert op15 juni. Deze culturele groep zal ook enkele gratis optredens verzorgen in verband met de herdenking van 138 jaar Hindoestaanse Immigratie.
[uit de Ware Tijd, 24/05/2011]
Een Sarnami couplet in het Surinaamse volkslied?

Mevr. Venetiaan bij het beeld van Baba en Mai, gemaakt door Krishnapersad Khedoe
Er was nog maar enkele dagen geleden flink wat beroering, omdat de Surinaamse president Ronald Venetiaan bij een publieke bijeenkomst verbood dat er door een hindostaan een couplet van het volkslied in het Sarnami, de taal van de hindostanen, gezongen zou worden. De discussie over zo’n “derde couplet” van het Surinaamse volkslied, steekt periodiek de kop op. Discussie? Om heel eerlijk te zijn: van de onverhuld racistische vuilspuiterij op een aantal internetsites lusten de honden geen brood.
Maar er is ook een andere manier om aan dit debat deel te nemen. Zo verspreidde Ricardo E. Meyer twee jaar geleden een tekst die maar een beperkt circuit bereikte. De titel ervan: ‘In plaats van Sarnami couplet Surinaams volkslied, volkseenheid nastreven.’ We nemen die tekst hier graag over:
Dit standbeeld staat symbool voor de eerste immigranten uit India, die op 5 juni 1873 voet op Surinaamse bodem zetten.
Bij deze regenachtige gelegenheid riep de voorzitter van de Culturele Unie Suriname (de CUS), Asiskumar Gajadien, de Hindostaanse gemeenschap in Suriname op zich richting 135 jaar Hindostaanse immigratie, te beijveren voor:
1. Een derde couplet van het Surinaams volkslied in het Sarnami
2. Het uitroepen van 5 juni tot een nationale feestdag; en
3. Een evenredig subsidiebeleid voor religieuze en culturele organisaties (van Hindoestanen).Volgens Gajadien beijveren ook andere Hindostaanse organisaties zich voor deze drie punten. Welke dat zijn zegt hij niet. Gajadien meldt wel dat er al een vertaling van het volkslied in het Sarnami is en dat er ook een nieuwe versie in de maak is. Volgens hem gaat het om de taal van een grote groep Surinamers. “Er is hier een grote gemeenschap die Sarnami praat en die moet vrij zijn te kiezen in welke taal zij haar volkslied zingt”, aldus Gajadien.
Beste vrienden,
Ik moet Gajadien gelijk geven als hij zegt dat zijn voorouders na 134 jaar trots mogen zijn dat de “zaden door hen gezaaid tot vandaag nog bloeien”. Zelfs als hij had gezegd “weelderig bloeien”, dan nog zou ik hem gelijk moeten geven.
Met zijn drie punten tellende verlanglijst ben ik het echter hartgrondig oneens!
Volgens mij is het hoog tijd om elementen in deze samenleving die puur etnisch denken, streven en handelen voor eens en voor altijd de pas af te snijden. Zij dreigen anders het nationaal bewustzijn en daarmee de broodnodige natievorming van dit land en volk te frustreren.
Beste vrienden, de daad bij het woord voegend neem ik onderstaand de moeite in detail in te gaan op het streven van Gajadien c.s. Ik doe dit in de verwachting daarmee een bescheiden bijdrage te leveren aan een bedachtzame discussie terzake.
Voor een (evenredig) subsidiebeleid voor culturele organisaties valt zeker wat te zeggen maar religieuze organisaties behoren in een democratische rechtsstaat die Suriname is absoluut geen subsidie te (willen) ontvangen. Geloofsbelijdenis is een particuliere aangelegenheid die men zelf moet bekostigen. De doordachte en principiële scheiding tussen kerk en staat zoals neergelegd in onze grondwet brengt met zich mee dat geen enkele religieuze organisatie door de overheid mag worden gesubsidieerd.
Vanwege de door henzelf zo gekwalificeerde verwevenheid van cultuur en religie bij de Hindoestanen ben ik bovendien geneigd ook qua subsidiebeleid voor cultuur, als staat, grote terughoudendheid te betrachten. Hoe dan ook moet worden voorkomen dat met overheidsgeld onder het mom van cultuur, religieuze organisaties en/of activiteiten worden (mede)gefinancierd.
Cultuur, meer in artistieke zin, is een andere kwestie. De overheid kan door middel van het beschikbaar stellen van middelen, artistieke uitingen, zoals theater en muziekuitvoeringen, maar bijvoorbeeld ook kunsttentoonstellingen stimuleren.
Dit echter juist niet op basis van evenredigheid, maar op grond van ondersteuningsbehoefte in relatie tot de mate van kunstzinnigheid.
Zowel wat een eigen couplet als een vrije dag betreft kan ik het mijzelf makkelijk maken door te argumenteren dat als je dat bij de Hindoestanen doet, morgen tenminste ook de Javanen hetzelfde zouden kunnen verlangen, om niet te spreken van de Marrons, Indianen en Chinezen. Dat zou op zich al argument genoeg zijn om het gevraagde categorisch af te wijzen. Toch is dit nog het minste argument tegen inwilliging.
Hoe moet dit volk (ik zou haast zeggen in Gods naam) ooit een natie worden als de gerechtvaardigde emancipatieprocessen op den duur niet worden omgebogen in nationaal bewustzijn?!
Waarom blijft men pleiten voor zaken die ons scheiden?
Waarom pleit men in plaats daarvan niet voor zaken die ons binden?!
Mensen als Gajadien maken Suriname op deze manier tot ‘laughing stock of the Caricom and the world at Large’. Zo holt de rest van de Caricom Suriname toch lachend voorbij!
Nu eerst de vraag naar een eigen derde couplet in het Sarnami.
Het Surinaams volkslied kent twee coupletten. Eén in het Nederlands, zijnde onze officiële voertaal en één in het Sranan Tongo, de de facto verbindingstaal of lingua franca tussen alle Surinamers. Het tweede couplet wordt kennelijk ten onrechte gezien als het couplet voor de Creolen dus wij Hindostanen hebben ook recht op een eigen couplet.
Gajadien vindt dat een grote groep (of wilde hij misschien beweren de grootste groep) Surinamers, zijnde Hindostanen, “vrij moet zijn te kiezen in welke taal zij haar volkslied zingt”. Dit is naar mijn mening onjuist. Ons volk wordt bewust zowel als onbewust al verdeeld in ontelbare zuilen (eigen politieke partijen, scholen, verenigingen, Radio en TV Stations, etc) die elk voor zich en tezamen wel ergens goed voor zullen zijn maar als ze één groot goed NIET bevorderen is het wel de alles verbindende eenheid die broodnodig is om de neuzen van alle Surinamers dezelfde kant op te laten wijzen, waar het onze ontwikkelingsrichting betreft.
Ons volkslied behoort tot de weinige grootheden die net als onze nationale vlag juist onze eenheid symboliseert. Wij zingen allemaal hetzelfde lied; dezelfde twee coupletten; en nu wil de voorzitter van de Culturele Unie Suriname dat een deel van ons volk zus en een ander deel zo gaat zingen?
Hoe we hier ook samen kwamen, we moeten onze kinderen juist leren hun Surinamerschap voorop te stellen. Laten we ze bijbrengen dat ze in de eerste plaats Surinamers zijn. Dat is het grotere goed dat hen met elkaar verbindt.
Wat dat betreft chapeau voor Radio Zon, die in hun programmering alle gezindten proberen te bedienen.
Een derde couplet van het volkslied in het Sarnami zou in de wereld bovendien een ongewenst novum betreffen. Met een volkslied straal je eenheid en vaderlandsliefde uit, reden waarom iedere natie kiest voor één taal. Nog nergens in de wereld doet zich de door Gajadien gewenste situatie voor, ook niet in India, waar ook sprake is van verschillende bevolkingsgroepen. Alleen in Canada kent het volkslied, op grond van de specifieke historie van dat land, een Frans en Engels deel. Ik zie het land met de meeste bevolkingsgroepen, de Verenigde Staten van Amerika, al de verschillende bevolkingsgroepen de vrijheid geven het Amerikaans volkslied in hun eigen taal te zingen! Totaal contraproductief en daarom onbestaanbaar.
Sterker nog, wat Gajadien bepleit lijkt misschien onschuldig maar is juist uitermate gevaarlijk voor de integriteit en ondeelbaarheid van het Surinaams grondgebied. Onbewust roept zijn pleidooi gedachten op aan het separatisme dat ooit in Nickerie werd gepredikt. De geest uit de fles halen is één, haar terug in de fles krijgen is heel wat anders.
Voor wat het pleidooi voor een eigen nationale feestdag betreft kan ik na het bovenstaande kort zijn. Niet hier; niet in dit Suriname. Wij moeten ervoor zorgen dat elk nationaal feest door alle Surinamers kan worden gevierd. Elk nationaal feest moet elke Surinamer kunnen bezielen prioriteit te geven aan wat ons verbindt in plaats van wat ons scheidt.
Niet voor niets is er jaren geleden al voor gekozen 1 juli niet langer aan te duiden als Dag van de Emancipatie, maar als Dag der Vrijheden. Daarmee wil niet alleen de afschaffing van de slavernij worden herdacht, maar ook de komst van de nieuwe contractarbeiders naar Suriname, zijnde de Hindostanen, Chinezen en Javanen.
Dat er christelijke feestdagen zijn ingeleverd om religieuze hoogtijdagen van Hindoe en Moslim broeders en zusters samen te herdenken is een goede zaak en tekenend voor onze onderlinge verdraagzaamheid en eenheid in verscheidenheid.
Maar op zich kent Suriname nu al te veel vrije dagen. Wanneer wordt er nog gewerkt? Ik zou eerder willen pleiten voor minder vrije dagen. Binnen de Caricom en de globaliserende wereld heeft onze economie juist baat bij verhoging in plaats van verlaging van de productie.
Tenslotte
Let wel, ik heb alleszins oog op de positieve verworvenheden van (de nakomelingen van) Baba en Mai. Zo onderken ik dat de Brits-Indische immigranten die als contractarbeiders naar Suriname zijn gekomen om een beter leven voor zichzelf op te bouwen dan ze in India hadden, hier vaak onder erbarmelijke omstandigheden hard hebben geploeterd om zichzelf en Suriname als geheel vooruit te helpen. Het volharden en de spaarzaamheid die zij hun nazaten meegaven, zijn voorbeeldige eigenschappen waar elke Surinamer kracht uit kan putten.
Vandaar mijn oproep om de energie die wij met z’n allen nodig hebben om het ontwikkelingsproces van ons geliefd Suriname te accelereren, niet te laten weglekken in de verkeerde richting. Laten wij onze energie in plaats daarvan bundelen en inzetten voor welzijn, ontwikkeling, welvaart en stabiliteit op een substantieel hoger niveau dan we tot dusver al hebben bereikt.
Onze menselijke zowel als natuurlijke hulpbronnen stellen ons daartoe ruimschoots in staat.
Zogenaamde leiders van dit volk die zich in plaats van door het nationaal belang beperken tot het eigen- en/of groepsbelang moeten we liever vandaag dan morgen afdanken en vervangen.
Zo heb ik gedacht.
Ontvangen jullie ook nu weer
“De hartelijke groeten uit Paramaribo”.
Ricardo E. Meyer, 8 juni 2007.