blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Ketwaru Effendi

Noodzaak voor verder onderzoek van het Sarnámi

Verslag in woord en beeld van het Sárnami congres

 

Deze pagina is geheel gewijd aan de vorige week (5/6 mei 2017)  gehouden Sarnámi-conferentie, gehouden in het Universiteits guesthouse in Paramaribo. Moderatoren tijdens de discussies waren Indra Djwalapersad, Radjen Baldew, Bhola Narain en Maurits Hassankhan. Op deze literaire pagina zijn korte verslagen van de gepresenteerde lezingen opgenomen, gemaakt door Sita Patadien [SP] en Hilde Neus [HN]. Er was ook vertier. In de avonduren werden er baithak gana liederen ten gehore gebracht door Kries Ramkhelawan en zijn gezelschap. Op de tweede dag waren er diverse auteurs die voordroegen uit eigen werk. Ook presenteerde de toneelgroep Hasti Masti onder leiding van Shanti Matai een sketch die mooi aansloot bij het thema van de conferentie: grootouders die moeite hebben om te communiceren met hun kleinzoon, omdat die het Sarnámi niet spreekt. Vastlegging en overdracht is belangrijk bij het voortbestaan van een taal. Voor het Sarnámi is de prognose positief en deze conferentie draagt daar zeker aan bij. Alle foto’s: Michiel van Kempen. read on…

De betekenis van Nauyuga voor het verdere leven en carrière

door Bris Mahabier en Naushad Boedhoe

 

In dit hoofdstuk zal in kort bestek worden geschetst wat de betekenis van de vereniging Nauyuga is geweest in het verdere leven en de carrièreontwikkeling van haar oud-leden. Wat hebben oud-leden in Nauyuga geleerd, hoe hebben de in verenigingsverband opgedane kennis en vaardigheden een rol gespeeld in hun leven en carrière en welke vriendschappen en andere relaties heeft Nauyuga opgeleverd? read on…

Dieren in de Surinaamse kinderliteratuur: info voor jeugdbegeleiders

door Els Moor

Kinderen hebben over het algemeen belangstelling voor dieren. Ze vinden het dan ook fijn om verhalen over dieren te horen of om er boeken over te lezen en de plaatjes te bekijken. In ons land met zijn rijke natuur leven veel-veel dieren, van verschillende soorten. Wilde dieren in het bos, maar ook tamme bij mensen. Er zijn verhalen over dieren van vroeger, zoals over Kantjil en Anansi, maar kinderboekenschrijvers van nu hebben zelf verhalen verzonnen waarin dieren een belangrijke rol spelen, of boeken met illustraties zodat kinderen de verschillende dieren leren kennen. We geven hieronder een overzicht van kinderboeken waarin dieren belangrijk zijn. Dat zijn er heel wat, maar vanwege de ruimte moeten we een keuze maken.
– ANANSI
Er zijn rijk geïllustreerde boeken met de oude anansitori. Het bekendste: Het grote Anansiboek van Johan Ferrier met tekeningen van Noni Lichtveld, bezorgd door uitgeverij Conserve in 2010. Hierin zijn de verhalen opgetekend zoals Ferrier ze voor de Nederlandse televisie vertelde. Noni Lichtveld heeft ook zelf een anansiboek gemaakt, Anansi de spin weeft zich een web om de wereld, de tweede editie is uitgegeven bij VACO in 2012. Er zijn redelijk veel anansiboekjes waarvan het verhaal verzonnen is door de schrijver. Van Ismene Krishnadath: Nieuwe streken van koniman Anansi (1989) en Bruine bonen met zoutvlees (1992). Moderne verhalen die aansluiten bij die moeilijke tijd van schaarste en de Binnenlandse Oorlog. Anansi moet alsmaar streken bedenken om zichzelf en zijn gezin te redden. Ook Marylin Simons heeft een grappig anansiboekje, Anansi Dala (PCOS, 2004), dat goed past bij de moderne tijd, waarin zoveel mensen altijd op geld uit zijn, op wat voor manier dan ook.
– KENNIS OVER DIEREN
Op een leuke manier kennis verwerven over verschillende dieren is een doel dat Wim Veer en Gerrit Barron nastreven met hun dierenboekjes. Van Wim Veer is de serie fotoboekjes over verschillende dieren, met een verhaaltje waarin veel info over het betreffende dier: tjamba de raaf; misi powisi; modo todo; kwibus de ibis; awari en de kip; het doksje dat niet wilde zwemmen en Wat vliegt daar? Vogels rond het huis (uitgegeven in eigen beheer met prachtige fotos.)
En van Gerrit Barron: Titri en Toto over twee jonge vogeltjes, met als thema zelfstandig worden, en zijn serie uit de jaren 90 over allerlei dieren, zoals Een korjaal vol dieren en Een sloot vol vissen.
Rupsje Regenboog van Indra Hu geeft op een beeldende manier in een verhalend gedicht weer hoe Rupsje Regenboog zich ontwikkelt tot een prachtige vlinder. Het verhaal kan kinderen aan het denken zetten: Rupsje wordt een mooie vlinder… wat word ík later?
– DIEREN IN HET BOS
Een leerrijk thema. Monique Pool heeft op dit gebied een prachtig experiment uitgevoerd. Carlize gaat naar het bos/… goes to the forest. Op verschillende manieren kunnen kinderen kennis nemen van de inhoud: het boek heeft alleen beeldende illustraties van Chad Abdoellah en er is een bijbehorende cd waarop Helen Kamperveen het verhaal vertelt. De kinderen kunnen aan de hand van de platen eerst hun eigen verhaal maken en dan luisteren naar dat van Monique Pool. Veelzijdig dus. We geven hier het verhaal niet: ga eerst kijken! Het boek is nog volop verkrijgbaar! Met Kwata op reis(2010) van de stichting Klimop, laat kennismaken met veel dieren. Vanuit het bos gaat de aap Kwata met zijn vrienden per korjaal naar de zee. Ze ontmoeten andere dieren en beleven avonturen. Spelenderwijs leren de kinderen de dieren kennen, ook door de illustraties van Ginoh Soerodimedjo. Aanbevolen!
– DIEREN EN HET MILIEU
Een belangrijk en kritisch thema dat gelukkig niet aan de jongeren voorbijgaat. Avontuur bij de grote rivier is van Natasia Agard en verscheen in 2008 (in eigen beheer). Het onderwerp: de gevaren die het bos bedreigen door activiteiten van mensen – zoals goudzoekers – met de bedoeling veel geld te verdienen. Het einde van het verhaal is verrassend: dieren van alle soorten werken samen om het bos te redden. Samen bedreigen ze de mens-mannen die de rivier vervuild hebben met hun goudzoekersactiviteiten. Die mannen rennen dan doodsbang naar hun boten en geen dier heeft ze ooit teruggezien. Een boek dat op scholen thuishoort, waar de leerlingen en leerkrachten er samen over kunnen praten!
Cobi Pengel stelt deze thematiek aan de orde in enkele van haar verhalen. Wolkje en de groenhartboom bijvoorbeeld is een sprookjesachtig verhaal met een actuele thematiek: de mensen smijten vuil op straat, dat soms vreselijk stinkt, waardoor de mooie groenhartbomen hun bloei verliezen. Het meisje Cynthia dat vlak bij een groenhartboom woont, wordt door die boom uitgenodigd om samen met haar vriendin en het konijntje Wolkje met Mamabon mee te vliegen naar een krutu van bomen met de bedoeling om het probleem op te lossen.
– DIEREN EN MENSEN
Vooral voor jonge kinderen een herkenbaar thema. Honden spelen hierin een belangrijke rol, zoals in Lafu (VACO: derde druk 2007) van Cynthia Mc Leod. Lafu is een hondje en Sita is zijn bazinnetje. Wat beleeft Lafu allemaal in het gezin en in de buurt? Als het een keer kattenbrokjes heeft gegeten uit de bak van de kat, is het bang een kat te worden! Een leuk boekje voor iets meer gevorderde lezertjes (ongeveer klas 2 en 3), ook om thuis zelf te lezen. En dan is er nu een gloednieuw boekje verschenen, Bruno de zwervershond, debuut van Hetty Amat. Bruno zwerft, komt in het dierenasiel terecht en vindt daar zijn baasje weer. Binnenkort gaan we dit boekje bespreken. Er zijn veel boekjes over honden: Eveline Wielzen schreef Dagboek van een straathond met leuke illustraties van Reinier Asmoredjo en grappig geschreven. Marja Themen, onze redacteur van kinderliteratuur, die zelf veel met dieren bezig is, schreef Overpeinzingen uit een Hondenleven…. Ook in de drie delen over Manga, het paard uit Baboenhol van Susan van Dijk-Leefmans met beeldrijke illustraties van Reginald Kartowirjo, lezen we over het leven van een dier bij mensen, een paard op een boerderij. Hoe zij vriendschap sluit met een schaap, gedekt wordt door een paard van een andere boerderij en een veulen krijgt en hoe er in het derde deel feest voor haar gevierd wordt. Leuk om deze boeken te combineren met een uitstapje naar een boerderij, misschien wel naar Manga zelf!
– DIEREN IN FANTASIEVERHALEN
In veel boeken vinden we sprookjesachtige en/of spannende fantasieverhalen waarin dieren een belangrijke rol spelen. Twee toppers uit de Surinaamse kinderboekenwereld: Seriba in de schelp van Ismene Krishnadath dat gaat over het meisje Lilia, op vakantie in Galibi, dat door haar slimmigheid een groot probleem van een verliefd stel – watermeisje Seriba en sekrepatu Warana – oplost, waardoor ze een gelukkig leven tegemoet gaan… en van Effendi N. Ketwaru Rani en de slangenkoning met schitterende tekeningen van de auteur zelf. Die lieve slangenkoning, die Rani bijstaat in haar moeilijke leven met een heks, blijkt een betoverde jongen te zijn. Happy end!
Al deze boeken (er zijn er nog veel meer!) helpen mee om kinderen meer leesplezier te laten krijgen en vooral, als hun begeleiders ze ertoe aanzetten, om naar aanleiding van verhalen over dieren na te denken over wie ze zelf zijn! Ga met uw kinderen naar de boekwinkel!

2013: Shrinivási-jaar

door Effendi N. Ketwaru

Dit jaar hebben we extra redenen om te feesten en te gedenken. De belangrijkste gebeurtenis is natuurlijk de bigi-bigi yari: 150 jaar afschaffing slavernij. De hieraan voorafgaande viering van 140 jaar immigratie van de hindostanen is een warming up. Allebei herdenkingen met plichtmatige speeches en lezingen over leed en uitbuiting, afgewisseld met folkloristische presentaties. Minder opvallend en actueler qua tijdspanne is het jubileum van Shrinivási. Tussen zijn eerste dichtbundel (Anjali, 1963) en z’n nieuwste (Hecht en Sterk, 2012) liggen bijna vijftig jaren. Dit is een verbijsterend feit want het gaat niet om losse her en der afgedrukte gedichten maar om daadwerkelijke publicaties in boekvorm.
Wat schrijft een dichter in een halve eeuw? Hoe veranderen zijn denkbeelden, hoe zijn thema’s, hoe zijn toon? En, minder relevant misschien, tot wie richt hij zich, aan wie draagt hij zijn werk op? Het laatste is bij Shrinivási het makkelijkst te traceren. Hij draagt zijn dichtbundels op aan mensen die daadwerkelijk zijn levensgang delen of hebben gedeeld: zijn ouders, zijn ‘lieve beti’s Kamina en Sumintra’, aan jeugdvrienden en klasgenoten en ten slotte aan zijn ‘beminde broers en zuster’, waarmee de cirkel weer rond is.
Maar tussen het plechtige Anjali, de bundel die hij aan zijn ouders opdraagt, en het nederige Hecht en Sterk voor zijn broers en zuster, ligt een wereld van verschil. Er is geen groter contrast dan tussen het formele Hindi in Anjali en het uit de weerbarstige klei gewonnen Sarnámi in Hecht en Sterk. (Qua toonzetting vindt er in de loop der jaren ook een verschuiving plaats maar deze is subtieler: van ootmoed naar deemoed). Terugkomend op het Sarnámi, dit is voor de niet-Sarnámisprekers vaak in het Nederlands vertaald maar het is zelden of nooit duidelijk wat vertaald is en wat origineel is. En soms zijn de Sarnámigedichten veel sterker.
Het openingsgedicht ‘Lotosblad’ uit Hecht en Sterk, is hiervan een bewijs. De lotos is een belangrijk symbool in het hindoeïsme, confucianisme en boeddhisme. Enerzijds staat de lotos voor kosmische vernieuwing en zuiverheid, anderzijds representeert de lotos de bekende symboliek van aarde, water, lucht en vuur: wortels in de aarde, groeit in en door het water, de bladeren gevoed door de lucht en de bloem ontspruit door het vuur van de zon. Tegelijkertijd is er de belangrijke emotionele voorstelling dat hoewel de lotos zijn wortels in de modder heeft, zijn bloem (geest) zuiver is. Het is dan ook nauwelijks verwonderlijk dat Shrinivási, ‘Opgebezemd/ uit de modder’ (‘Deháti/ dorpeling’ in Anjali), op het omslag van Vrijgevig als altijd (1977) een lotos heeft afgebeeld.
De betekenis van de woorden in ‘Lotosblad’ is in het Sarnámi en het Nederlands exact hetzelfde. Het is echter de plaatsing van een enkel woord dat een dramatisch verschil uitmaakt: ‘ná’ (niet). In het Nederlands staat ‘niet’ aan het begin van de regel en in het Sarnámi staat ‘ná’ aan het eind. Metrisch gelezen geef je in de Nederlandse versie eerst iemand een klap op z’n kop en excuseer je je daarna, in het Sarnámi excuseer je je eerst en geeft daarna een klap op de kop. En al is de lotos in beide versies het symbool dat zowel dit leven als een ander leven omvat, in het Sarnámi word je er veel dwingender op gewezen.
Dit is pas hecht en sterk.

Voorlezen is belangrijk: een voorbeeld

door Els Moor

Vrijdagochtend, bijna twaalf uur, in een vierde klas van een lagere school in Nickerie. Juf vraagt aan de kinderen: ‘Hoe gaan we de week afsluiten?’ ‘VOORLEZEN!!!’ De kinderen schreeuwen. Juf pakt het boek waarmee ze al begonnen zijn. De kinderen klappen luid in hun handen. ‘Rani, Rani’, klinkt het.
‘Oké, goed idee, ga maar naar de leeshoek’. De kinderen nemen hun stoel en achter in de klas, waar aan de wand platen hangen van boeken en veel tekeningen van de kinderen over boeken en waar een tafel met veel boeken staat, gaan ze in een kring zitten. Juf komt ook in de kring. In haar hand heeft ze het boek Rani en de slangenkoning van de Surinaamse schrijver Effendi N. Ketwaru.
‘Wie is Rani?’ vraagt ze. Alle kinderen steken hun vinger op. ‘Elise’…
‘Juf’ – Elise gaat staan en kijkt rond in de kring – ‘Rani is een meisje. Ze woonde met haar vader. Hij ging dood’… ‘Hij was al oud en haar moeder was ook dood’, roepen andere kinderen. Clarissa steekt haar vinger op. Ze kijkt droevig. ‘Juf, ze heeft zoveel verdriet en wil in haar oso blijven.’ Juf knikt. ‘Haridath, blijft Rani alleen in haar huis?’ ‘Nee juf, ze gaat wonen bij een vrouw die Mala heet.’
Juf opent het boek en zegt: ‘Ik ga weer een stukje verder lezen, luister goed, straks gaan we het laten zien.’ Dan begint juf te lezen:
‘Op een avond lag Rani wakker in bed. Tante Mala had haar zomaar zonder eten naar haar kamer gestuurd! Het was al diep in de nacht maar Rani kon niet slapen van de honger. Plotseling hoorde ze vreemde geluiden uit de keuken komen. Doodsbang stond Rani op en liep zo zachtjes als ze kon naar de keuken. Langzaam duwde ze de keukendeur open en van schrik bleef ze verstijfd staan.’
(Juf loopt even met de plaat van de dansende tante Mala met de kleine kaiman de kring rond.)
‘De wereld is gemeen
Daarom dans ik op mijn teen
Hahahai! Hihahee!
Kaikai, kleine kaiman
dans met me mee!
Ik haat alle kinderen
Ik haat alle mensen
Niemand moet mij hinderen
Wat voor kwaads kan ik nog wensen?
Hahahai! Hihahee!
Kakai, kleine kaiman
dans met me mee!
TANTE MALA WAS EEN HEKS!Dus dáárom’.
Juf lijkt zelf wel een heks als ze dit laatste voorleest. Zoals ze ‘hhhaaat’ zegt, met gebaren erbij. Sommige kinderen slaan hun handen voor hun gezicht!
Rani en de slangenkoning is een prachtig boek. Het is spannend, met veel emoties en fantasie. Later raakt Rani bevriend met de slang Nagraj die haar veel steun geeft bij al het zware werk dat ze moet doen en op het eind verslaan ze samen de door de heks grootgemaakte kaiman en de heks zelf. Dan blijkt slang Nagraj een jongen te zijn die door heks Mala was betoverd. Hij wordt weer zichzelf en Rani gaat met hem mee… naar zijn ouders… in Nickerie!
Deze juf kiest voor háár klas, de kinderen zijn geen lieverdjes, dit opwindende verhaal. Ze laat hen het ook spelen later, met veel succes. Voor de heks heeft ze een knalrode doek om aan te doen en ook kaiman krijgt dingens om op een kaiman te lijken. Later tekenen ze ook scènes uit het verhaal. De duidelijkste komen aan de wand in de ‘boekenhoek’.
Dit is een voorbeeld van werkvormen met een boek voor al wat gevorderde leerlingen, die van een pittig verhaal houden. De doelstellingen zijn aangepast aan de klas. De kinderen zijn vlot door de aanpak van hun juf en ze kunnen het verhaal goed spelen.
Zo kan iedere leerkracht werkvormen toepassen tijdens en na het voorlezen die passen bij de leeftijd en het taalniveau van de kinderen. Van de jongste peuters tot de zesdeklassers! In stad, districten en binnenland!
E.N. Ketwaru (tekst en illustraties): Rani en de Slangenkoning. Paramaribo: Megha Boeken, 1992. ISBN 99914 953 4 7. (Het boek is nog te koop via Ismene Krishnadath.)

Boekenactie in Nickerie

Martin Panday

In Nickerie (inclusief Wageningen) kunnen alle leerlingen momenteel Surinaamse kinder- en jeugdboeken bestellen via hun school. Via de school hebben de leerlingen gratis een informatieve krant gehad waarin interviews met 10 Surinaamse schrijvers en informatie over 53 boeken. De geïnterviewde schrijvers zijn: Rappa, Effendi Ketwaru, Alphons Levens, Susan Leefmans, Anne Huits, Frits Wols, Nelius Codrington, Carla Sanichar, Martin Panday en Ismene Krishnadath. De leerlingen kunnen ook meedoen met een prijsvraag. De prijsvraag is een samenwerking van Dagblad Suriname en Publishing Services Suriname. Leerlingen kunnen een boekenpakket en een geldprijs kunnen winnen. Dit schooljaar zullen twee keer tien winnaars worden uitgeroepen.

Effendi Ketwaru

Portret van de Surinaamse schrijver en criticus Effendi Ketwaru (jr.), gemaakt door de in Suriname werkzame fotograaf Nicolaas Porter. Nr. 106 in de reeks fotoportretten die Porter in opdracht van de Werkgroep Caraïbische Letteren maakt. Voor informatie kunt U mailen naar: nicolaasporter@hotmail.com. Wie de hele reeks wil zien kan hieronder klikken op het label Werkgroepportretten.

Wie was Anil Ramdas?

door Els Moor

Op donderdag 16 februari, zijn 54ste verjaardag, overleed de veelzijdige mediawerker en schrijver Anil Ramdas in zijn woning in Loenen aan de Vecht, Nederland. Anil Ramdas was Surinamer van geboorte en heeft het grootste deel van zijn leven in Nederland gewoond.

read on…

Jit Narain

door Michiel van Kempen

Met twee voeten in de modder van de rijstvelden, de blik speurend naar het altijd wijkende vaderland in de verte: zo heeft Jit Narain zijn poëzie geschreven. Hij werd geboren op 7 augustus 1948 te Livorno, een plaats niet ver ten zuiden van Paramaribo in Suriname. Hij groeide op binnen een homogeen hindostaanse cultuur en kwam op de lagere school in contact met de `buitenwereld’: andere talen, andere bevolkingsgroepen. Hij maakte de overgang naar de stad, behaalde het middelbare school-diploma en ging naar Nederland om medicijnen te studeren. In 1979 vestigde hij zich als huisarts in Den Haag, om eerst in 1991 weer te repatriëren. Hij beheert nu een polikliniek in het district Saramacca en bouwde achter zijn huis een cultureel centrum.

In zijn jaren in Nederland ontplooide Jit Narain zich als de peetvader van de literatuur in het Sarnami, de taal van de Surinaamse hindostanen, waarin tot aan het einde van de jaren ’70 nooit boekuitgaven waren gerealiseerd. Narain stichtte een collectief van schrijvers, gaf een tijdschrift in het Sarnami uit en schreef samen met de indoloog Theo Damsteegt een leerboek Sarnami. Begin 1978 kwam eerste dichtbundel Dal bhat chatni: Rijst, gele erwten, chutney – het dagelijkse voedsel van de eenvoudige hindostanen. Jit Narain stond tussen hen in, bezong voor hen de eigen geschiedenis in hun `boerentaal’, tilde die taal op tot een literair niveau en toonde met vertalingen van die poëzie en met zijn Nederlandstalige werk in een achttal bundels de buitenwacht het wezen van de hindostaan. `Ik schrijf voor mijn ajá [grootvader van vaderskant] en zijn generatie; ik ben hun verschuldigd hun geschiedenis en hun taal niet weg te laten vagen.’ In zijn laatste poëzie bezint hij zich op het leven als een deelhebben aan de begrensde tijd, een leven dat vuil maakt, maar dat ook kleurrijk is en hoop geeft, soms tegen de wanhoop van het schrijven en de dood in.

Jit Narain

arkáthi se máre kantráki
tohre pe ká gujral, orhni ká ká chipáis

denh pháre khun bujbujáy
i ghát man ná bháwe, u pardesi sujháy
kabbo man karke kabbo dil tút jáy

ham atkal holland men jiw bhatke
ká sikhli tose itihás re

bakrá ke mailá sáth ham baih jáb
talphalát ohí orhni tare nánk dabáy ke

[Vertaling:]

contractarbeiders zo talrijk dankzij de ronselaars
wat is u niet overkomen, hoeveel houdt de sluier niet bedekt

het bloed bruist ‘t lichaam scheurend omhoog
deze oever is niet goed voor mij, de andere voelt vreemd
soms barst ‘t innerlijk soms breekt ‘t hart

als een graat in de keel blijf ik in holland hangen, mijn ziel doolt
wat heb ik door uw geschiedenis geleerd

met het vuil van de hollanders drijf ik weg
spartelend onder die sluier, neus dicht voor de stank

[Vertaling: Jit Narain & Effendi Ketwaru]

Badal: enige krabbels over kriebels

door E.N. Ketwaru

Badal, de hoofdfiguur uit de gelijknamige roman, behoort tot die onuitstaanbare mensen die we allemaal wel eens hebben ontmoet: figuren die elk gesprek aangrijpen om hun feitenkennis ten toon te stellen. Het zijn verbale spammers en je zou met liefde hun nek willen omdraaien. Het merkwaardige is dat Badal’s gesprekspartners – altijd vrouwen – hem blijven opzoeken om van zijn ‘prikkelende’ persoonlijkheid te genieten. En ook al leveren de vrouwen hier en daar wel kritiek op zijn intellectualisme, nergens laten ze merken dat ze hem een grote charlatan vinden. Want een charlatan is Badal natuurlijk wel omdat driekwart van zijn feitendiarree gestolen is van de essayist Anil Ramdas.

Reclame
Hier ga ik even buiten mijn boekje want het vervelende is dat Anil Ramdas zijn hoofdfiguur, Badal, ontworpen heeft met nadrukkelijke verwijzingen naar zijn eigen leven als essayist. Het boek schreeuwt als een dorpsomroeper om Badal’s leven te vergelijken met die van de schrijver Ramdas, met alle problematiek die zo’n vergelijking natuurlijk voortbrengt. En waar de essayist Ramdas zelf zijn lezers op den duur begon te vermoeien door zijn eeuwige verwijzingen naar het postmodernisme, naar Naipaul, Stuart Hall en Edward Said, valt het absoluut niet mee om voor de zoveelste keer, nu via Badal, met Ramdas’ stokpaardjes geconfronteerd te worden. Je slaat steeds sneller de bladzijden om in de hoop iets te lezen dat op een verhaal lijkt. Het boek, 412 forse pagina’s, laat zich daarom consumeren als een Amerikaanse tv-serie die om de tien minuten telkens door dezelfde reclame onderbroken wordt. Met wat huis- tuin- en keukenpsychologie ligt het voor de hand dat Badal zijn feitenkennis gebruikt om indruk te maken en om zijn eigen kwetsbaarheid te verhullen. Maar om een bos te beschrijven, hoef je als schrijver niet alle bomen op te noemen.

Cold turkey
Hier komt nog bij kijken dat de roman geen mensen van vlees en bloed heeft. Badal is niet alleen onuitstaanbaar als type, maar lijkt ook onbestaanbaar. Badal is net als Anil Ramdas essayist en alcoholist – beiden hindostanen, toe maar – en na zijn zoveelste beschamende dronkenschap besluit hij – Badal – om van zijn verslaving af te komen. Hij sluit hij zich drie dagen op in een hotelkamer om af te kicken. Als zijn vrouwelijke gesprekspartner hem kort daarna vraagt hoe het afkicken ging, zegt hij dat het in enkele dagen voorbij was, met de gebruikelijke verschijnselen, maar zonder enige kalmerings- of andere hulpmiddelen:
‘Na drie dagen was het over?’ vroeg ze.
‘Wat tremor, meer niet.’
‘En toen?’
‘Ik waste en schoor me, trok schone kleren aan ging naar een speciaalzaak en kocht een paraplu, een Senz Original. Vijfenvijftig euro, maar het weer in Zandvoort zal me niet kleinkrijgen.’
Zou je als lezer die Badal niet willen schieten? Al was het alleen maar om die gespeelde macho-achteloosheid waarmee hij zijn afkicken vermeldt om in een adem over te stappen op z’n speciale paraplu: shaken, not stirred.
Maar hoe komt een angsthaas als Badal erbij om radicaal – cold turkey – met drinken te stoppen? Iemand die alle feiten kent, hoort te weten dat het afkicken van alcohol zonder bijstand of hulpmiddelen levensbedreigend is. En waarom wijdt de schrijver aan zo’n kardinale daad in Badal’s leven slechts enkele regels? Bovendien ondervindt Badal nergens in het verhaal substantieel last van onthoudingsverschijnselen, hoogstens in het begin: ‘wat tremor, meer niet’. Badal is een medisch wonder.

Kriebels in de broek
Behalve een medisch wonder, is hij ook een kosmopoliet. Hij wipt van het ene werelddeel naar het andere alsof hij even iets gaat halen bij de supermarkt om de hoek, hij weet alles van kunst en cultuur, kortom, hij gilt het op alle bladzijden uit dat hij tot Het gilde van de culturele en intellectuele elite behoort. Ook vrouwen vallen hem dus ten deel. Maar hier wordt niet gewipt. Intellectuele Adonis die Badal is, bestaat zijn geslachtsdaad uit oeverloze gesprekken met de vrouwen die hijgend – maar slechts figuurlijk – aan zijn lippen hangen.
Op deze vrouwen valt wel het een en ander aan te merken. Ten eerste zijn de gesprekken met de vrouwen – die driekwart van het boek vullen – heel onrealistisch. Ze lijken op telefoongesprekken die Badal met zichzelf voert. De vrouwen krijgen geen eigen stem, geen eigen karakter, mee. Ramdas gebruikt deze gesprekken als een vehicle om wat variatie in de feitenbrij van Badal aan te brengen. Ten tweede zijn de verhoudingen met deze hoogbegaafde vrouwen onnatuurlijk kuis. Badal brengt nachten alleen met de vrouwen door, maar Badal wipt niet. Hij en zijn vrouwen filosoferen. Over films, over van alles en nog wat, in de meest elementaire vorm die Plato voor ogen had. Niks kriebels in de broek. Dan denk je als lezer: waarschijnlijk heeft Badal bij het bezwangeren van zijn vrouw – een op zich onbestaanbare daad – haar hijgend toegefluisterd: wist je dat de beste copulatie maximaal drie minuten duurt en dat zaadcellen een spiraalvormige weg… Badal is een mannelijk wonder.
Ootmoed
Niet alleen de personen zijn flinterdun, ook de plot is een Schots geschenk: Badal wil een essay schrijven over ‘white trash’. Om deze in grote getale bij elkaar te zien, bezoekt hij een concert waar vooral white trash op afkomt. Maar eenmaal daar heeft hij de ontnuchterende ervaring dat de concertbezoekers geen bloeddorstige, schuimbekkende randdebielen zijn, maar gewoon mensen die van muziek komen genieten. Sterker nog, hij ziet in dat het trash-gehalte een universeel element van de menselijke conditie is. Zo slaat Badals intellectuele hybris om in ootmoed. Maar niet voor lang, want al gauw pakt hij weer een glaasje, zij het een illusie armer waar hij uiteindelijk niet zonder kan leven.
Nu is de plot niet eens zo van belang, het gaat erom hoe Ramdas ons overtuigt van het onafwendbare van de handelingen en hoe de karakters zich ontwikkelen en elkaar beïnvloeden. Badal als roman ontbeert dit alles in hoge mate. Op zich is het mijden van en het neerkijken op al het aardse (zo kan Badal niet tegen zand, lichamelijkheid en gevoel) een belangwekkend thema. Ramdas schetst echter alleen de buitenkant. We krijgen nauwelijks zicht in Badals twijfels en worstelingen. De ontknoping dient zich zonder opgebouwde spanningsboog uit het niets aan als de dam van een stuwmeer die zonder waarschuwing doorbreekt. Het is echter te laat om de roman te redden. We hebben slechts een kleine vijftien bladzijden te gaan. Pas in deze bladzijden licht Ramdas een tipje van de sluier op: eindelijk krijgt Badal iets van een mens. Hier zou de roman moeten beginnen.

Het is jammer dat Ramdas zijn hoofdfiguur zo naar zijn eigen leven en naar de Nederlandse maatschappelijke realiteit volgens Ramdas, gemodelleerd heeft. Dit is niet eerlijk tegenover de lezer. Het dwingt hem tot dubbelspel: immers, waarom zo nadrukkelijk? Want alleen met het wel en wee van Ramdas en Nederland in ons achterhoofd, krijgt de roman, ten goede of ten kwade, wat reliëf. Alleen met de mens/essayist Ramdas die tussen de regels meefluistert: dit ben ik niet, dit ben ik wel, dit ben ik niet…, krijg je kriebels van het boek. En als Ramdas op zijn beurt in vraaggesprekken commentaar op zijn roman en hoofdpersoon levert, leidt dit tot dubbelspel van beide kanten. Postmodernistischer kan het haast niet.

Rest Ramdas. Waar staat hij nu met zijn debuut als schrijver? Hij schoot met zijn sprankelende essays als een komeet omhoog om daarna als een maan cirkels te blijven draaien om de intellectuele (blanke) elite van Nederland. Blijft hij zich blindstaren op ‘cultuur en beschaving’ als een hogere orde van mens-zijn of durft hij als een gewone boerenlul – waar Badal aan het einde van het boek niet in het reine mee kan komen – de aardse orde der dingen aan te vechten, zonder Naipaul c.s. aan te roepen? Dit zou een heel andere Ramdas opleveren. Een gerijpte, die het minder gaat om de indruk die hij maakt dan om wat en hoe hij wil uitdrukken. Hij zou misschien te rade kunnen gaan bij zijn complementaire vriend Stephan Sanders die met zijn inductieve essays veel minder aan de weg timmert. Maar voorlopig blijft Ramdas ons in zijn vijfsterrenrestaurant een smakelijke saus zonder snack serveren.

Badal is verschenen bij De Bezige Bij.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter