blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Kempadoo Oonya

Waheeda Shadood: Mijn leven in termijnen

door Jerry Dewnarain

De korte biografie van Waheeda Shadood heeft zo mijn aandacht getrokken, dat ik haar meteen begon te lezen. In een ruk. Dit meeslepende boek leest heel vlot vanwege het eenvoudige, doch prettige taalgebruik. Uitgeverij Jurgen Maas verrast mij elke keer met boeken die overstijgen in hun thema’s en vooral de landsgrenzen.

read on…

Kempadoo en de actualiteit

door Jerry Egger

 
Een oordeel vellen over een roman is vaak een persoonlijke aangelegenheid. Er zijn uiteraard duidelijke criteria op grond waarvan  kan worden beoordeeld. Hoe worden hoofdpersonen beschreven, is het thema goed uitgewerkt, hoe springt de auteur om met tijd en ruimte, zijn er feitelijke onjuistheden in het boek of worden universele waarden besproken? Als het er daadwerkelijk op aankomt, beantwoordt de recensent meestal enkele simpele vragen, zoals: heb ik het boek met plezier gelezen of is het een-ver-van-mijn-bed show?
Alles aan de nieuwe roman van Oonya Kempadoo, All Decent Animals, zou de goed geïnformeerde Caraïbische man of vrouw moeten aanspreken. Er worden actuele thema’s in verwerkt, het grote carnavalsgebeuren en de hedendaagse situatie met name criminaliteit, armoede en raciale verhoudingen worden beschreven, taboes worden doorbroken zoals homoseksualiteit en hiv/aids. Kortom, het boek zou deze recensent, die graag romans van deze regio leest en die de eerste roman van Kempadoo een van de uitschieters van de afgelopen twintig jaar vindt, zeker moeten aanspreken. Waarom heeft het dan zoveel moeite gekost om het boek helemaal uit te lezen?
De eerste drie bladzijden beginnen veelbelovend. De hoofdpersoon Ata (afkorting van Atalanta) komt aan op Piarco, de internationale luchthaven van Port of Spain, de hoofdstad van Trinidad. Haar nauwkeurige waarnemingen en beschrijvingen van het eiland zijn herkenbaar voor mensen die vaker in het Caraïbisch Gebied reizen. Ze springt in een taxi – uiteraard wordt direct de etniciteit van de chauffeur vermeld (een hindostaan). Terwijl ze naar haar woning wordt gereden, staat de radio in de auto aan. Zij hoort de laatste politieberichten en de lezer weet direct dat de situatie – wat de misdaad aangaat – uit de hand is gelopen. Vier mensen uit een gezin zijn vermoord, behalve de zevenjarige zoon die zich onder een bed had verstopt en alles heeft meegemaakt. Moeder en dochter zijn verkracht in het bijzijn van de vader en de andere zoon. Vervolgens zijn ze gekapt en verschillende malen beschoten.
De taxi passeert de werkelijk bestaande ‘shantytowns’ van Trinidad zoals Laventille waarbij de chauffeur nog de opmerking maakt dat sommige mensen niet graag langs of door deze wijken rijden. In nog geen drie bladzijden weet de lezer dat het eiland met al zijn olierijkdommen grote sociale problemen heeft. Het is dan verwachtbaar dat al deze elementen een rol zullen spelen in de roman. Dit is ook zo maar het lukt niet echt om er een geheel van te maken.
Ata is actief in het hele gebeuren rond carnaval. Er zijn verschillende groepen met hun eigen kostuums die moeten worden ontworpen. Carnaval is een geschikte manier om naar een maatschappij te kijken, maar dat is al eerder gedaan door schrijvers als Earl Lovelace die in zijn romans veel dieper ingaat op de politieke, culturele en sociaaleconomische aspecten daarvan. Veel nieuws heeft Kempadoo dan ook niet te melden.
De artistieke wereld waarin Ata zich beweegt wordt uitgebreid besproken. Een centraal personage is Fraser, architect en homoseksueel die besmet raakt met het hiv-virus en steeds verder aftakelt. We laten even in het midden of het werkelijk zo handig is om in een roman uit het Caraïbisch Gebied waar homofobie zich overal manifesteert, homoseksualiteit te koppelen aan hiv/aids. Voor de vrienden en omgeving van Fraser is dit alles helemaal geen probleem. Iedereen is erg begripvol wanneer hij alsmaar zieker wordt. Hij heeft zelfs vierentwintig uur per dag hulp van zijn krinbg van kennissen die afwisselend bij hem zijn, en van een verplegend team. Geen irrationele angsten voor besmetting, iedereen begrijpt het, zij stellen geen vervelende vragen hoe hij besmet is geraakt, kortom, het begrip voor zijn situatie springt van elke bladzijde de lezer tegemoet. Nogmaals, dat alles in het homofobe Caraïbisch Gebied. Je zou graag willen dat dit de werkelijkheid is voor elke besmette persoon in de regio, maar iedereen weet wel beter. Alleen zijn ouders, vooral de moeder, hebben grote problemen met het gedrag van hun zoon.
Af en toe komt een herkenbare werkelijkheid op de lezer af. Een van de bijfiguren is de Afro-Trinidadiaanse taxichauffeur Sammy, die de vaste rijder is van Fraser. Hij is verliefd op een hindostaanse vrouw. Haar vader kan daar totaal geen begrip voor opbrengen met alle dramatische gevolgen van dien. Kempadoo weet wel goed te spelen met de taal. De passages waarin Sammy voorkomt, zijn geschreven in Caraïbisch-Engels die het boek authentiek doen aanvoelen. Ata, Fraser en de artistieke kring worden in Standaardengels beschreven behalve hier en daar in de dialogen. Deze roman heeft alle elementen om het Caraïbisch Gebied in het eerste decennium van de 21ste eeuw tot leven te brengen. Dat gebeurt helaas niet. Hier en daar is er een scène die laat zien dat het mogelijk is, maar daarbij blijft het.
Oonya Kempadoo: All Decent Animals. New York: Farrar, Strauss and Giroux, 2013. ISBN 978-0-374-29971-2

Oonya Kempadoo over de uitdaging van het schrijven

door Desiree Seebaran

 
De Guyanese schrijfster Oonya Kempadoo woont in Grenada. Ze vertelt in dit interview waarom het schrijven van haar derde roman All Decent Animals zoveel tijd in beslag nam, en over haar passie voor maatschappelijk ontwikkelingswerk. Oonya groeit op in een ‘alternatief’ gezin: haar ouders waren een soort hippie-socialisten die hun kinderen thuis zelf onderwijs gaven, met een internationaal curriculum. Daardoor werd ze iemand die de wereld wil onderzoeken, die probeert te zien wat niet gezien mag worden, zegt ze zelf.
‘Ik ben mijn ouders echt dankbaar voor het internationale perspectief dat ze ons hebben bijgebracht. Dat geeft mij het gevoel dat ik overal kan wonen, dat ik overal naar toe kan gaan en dat ik alles kan doen wat ik maar zou willen. Ik denk ook dat het me een innerlijke verplichting heeft gegeven om bij te dragen aan de samenleving, ongeacht waar ik ben.’
In Buxton Spicespeelt seksualiteit een belangrijke rol. In die periode zocht Kempadoo naar literatuur over hedendaagse Caraïbische vraagstukken en ongeromantiseerde levens. ‘Praten over seksualiteit is iets dat we in het Caraïbisch Gebied enorm omzeilen. Maar ik schreef er niet over om een statement te maken. Eerder om trouw te willen blijven aan de stem van het kind en aan delen van mijn eigen achtergrond – in mijn opvoeding werden we aangemoedigd om te discussiëren en te debatteren, en om op een heel liberale en experimentele manier over dingen te praten. Ik denk dat sinds het verschijnen van Buxton Spice seks in fictie meer is verkend en onderzocht, maar dan in een meer politiek correcte taal.
Mijn tweede boek, Tide Running, kwam uit in 2001. Ik werkte toen al aan All Decent Animals, maar dat liet ik liggen want ik voelde dat het een groter boek was dan ik kon schrijven als een derde roman. Maar ik denk vooral omdat ik schrijven toen nog als tamelijk vanzelfsprekend beschouwde. Misschien had ik er ook niet voldoende respect voor. Ik wilde op een directere manier bijdragen aan de Caraïbische samenleving en ik begon met maatschappelijke ontwikkelingsprojecten. Daarbij was ik ook nog steeds bezig een balans te krijgen tussen de druk van een parallelle carrière om daar een inkomen uit te krijgen en het schrijven. Want elke carrière vraagt een bepaalde hoeveelheid toewijding om het goed te kunnen doen. Met mijn consultancywerk kwam ik op een punt waar ik voelde dat ik moest kiezen tussen schrijven en maatschappelijk onderzoekswerk. En de keuze was schrijven, hoewel dat mijn leven wel moeilijker maakt.

Uiteindelijk, in 2010, legde ik al het andere werk neer en keerde terug naar All Decent Animals om het af te maken. Ik heb geaccepteerd dat ik altijd zal blijven schrijven – omdat ik ook blijf schrijven wanneer ik probeer om het niet te doen. Dus ik ga door met het zoeken naar creatieve manieren om het schrijven van fictie te verbinden met sociale ontwikkeling. Waar ik echt naar toe wil is grotere betrokkenheid bij het onderwijs en als beleidsmaker voor sociale ontwikkeling. Deze forums betrekken gewoonlijk geen kunstenaars. De maatschappij ziet schrijvers als kunstenaars en kunstenaars worden vaak alleen maar als entertainment beschouwd, niet als wetenschappers die van invloed kunnen zijn op besluiten die zijn gebaseerd op de realiteit. Maar multitasken kan ik niet. In elk geval niet in combinatie met het schrijven van fictie, nee. Alleen maar om weer terug te komen in de personages vraagt al zo enorm veel hoofdruimte. Ik schrijf nog steeds op de ouderwetse manier, met pen en papier. Typen is de eerste ronde van redactie. Ik wil zo waarheidsgetrouw zijn als ik maar kan met de personages, met hun omgeving, met details, met beelden, geluiden, aanrakingen, smaken.

Welk boek het moeilijkst was om te schrijven? Elk nieuw werk is iets op zichzelf, dus er is geen antwoord op die vraag. Ik denk dat dat de uitdaging is van het schrijven: gaandeweg verruim en verleg je je grenzen. Je duwt jezelf en je verbeeldingsvermogen echt naar nieuwe plekken’.
[uit Caribbean Airlines, May/June 2013. Vertaling/ bewerking: Chandra van Binnendijk]

Twee romans van Oonya Kempadoo

door Chandra van Binnendijk

Oonya Kempadoo (1966) groeide op in Guyana, het land van haar ouders. Na een kunstopleiding in Amsterdam keerde ze terug naar het Caraïbisch Gebied en woonde in Trinidad, St. Lucia, Tobago en tegenwoordig in Grenada. Haar eerste roman Buxton Spice verscheen in 1998, kreeg lovende recensies en werd in zes talen vertaald. Haar tweede boek Tide Running (2001) werd aan beide zijden van de oceaan goed ontvangen. Haar beide romans zijn genomineerd voor de Internationale Literatuurprijs IMPAC Dublin, in respectievelijk 2000 en 2003. Oonya Kempadoo is door de jury van de Orange Prize uitgeroepen tot ‘Great Talent for the Twenty-First Century’ en is winnaar van de prijs van Casa de las Americas. In 2011 kreeg ze een beurs toegekend voor het International Writing Program aan de universiteit van Iowa. Kempadoo wordt alom beschouwd als een begaafde representant van een nieuwe generatie in de Caraïbische literatuur.

read on…

Een averechtse Oedipus

De rubriek Herlezen vraagt aandacht voor boeken die langer geleden zijn verschenen en de moeite van het herlezen waard zijn. Suggesties? Laat het ons weten via ons emailadres. Vandaag een stuk over de debuutroman van René van Nie.

door Wim Rutgers

Waarom zou de debuutroman van René van Nie, De maagden van Santa Mariageen literatuur zijn? Mankeert er wat aan de exotische titel, is de inhoud triviaal of de stijl cliché? De schoolboeken in het voortgezet onderwijs weten er meestal wel raad mee en kunnen massalectuur en literatuur met behulp van een aantal distinctieve kenmerken in theorie feilloos onderscheiden. Maar in de praktijk? De onwaarde van lectuur en de meerwaarde van literatuur valt niet zo gemakkelijk en zonder meer vast te stellen. Van dit soort academische kwesties zal René van Nie trouwens niet wakker liggen, want hij heeft na zeven populaire verhalenbundels nu een roman geschreven met een intrige waar de lezer plezier aan kan beleven.

Inhoud

Na zeven vaak hilarische verhalenbundels met de altijd aanwezige kritiek op Nederlanders in de tropen graaft René van Nie met De maagden van Santa Mariadieper. Dat blijkt al direct in het begin van het verhaal, waar de toonzetting serieus is en duidelijk wordt dat de inzet dit keer hoger is dan in het voorafgaande werk van de kortere adem.

Het verhaal ontwikkelt zich als een klassiek drama rond een man en de vrouwen Rosa, Inge en Maria. De veertigjarige blonde Nederlander Roel is financieel binnen, heeft zijn vrouw na acht jaar huwelijk verlaten en gaat op vakantie naar het fictieve eiland Boncubàr dat veel weg heeft van de Benedenwinden en wel speciaal Aruba, om daar na bijna twintig jaar een jeugdliefde in de persoon van de beeldschone Venezolaanse Rosa op te sporen. Dat lukt natuurlijk niet, maar dat blijkt niet het einde van het verhaal. Want er is ook nog de mooie Maria Gomez, de achttienjarige Venezolaanse prostituee, dochter van een Venezolaanse moeder en een Nederlandse vader. Rijke Roel en Maria maken een deal om zeven avonden samen te zijn, gedurende welke tijd Roel van klant tot geliefde wordt. Intussen ontmoet hij ook nog de Nederlandse Inge die hem verleidt tot zaaddonor. De twee grootste problemen van Roel zijn drank en vrouwen. Aan beide is hij verslaafd en allebei brengen ze hem na het genot in moeilijkheden. Hij weet geen maat te houden.
De ruim vijfenzestigjarige vriend Raffie, die niet alleen barkeeper en restauranthouder is, maar ook bordelen beheert, weet meer van Rosa, maar houdt zijn mond stijf dicht. Hij wil Roel via de waarzegster Monga waarschuwen, maar Roel begrijpt het niet. Roel krijgt een amulet dat hij steeds moet dragen, maar dat onvoldoende bescherming zal blijken te bieden. Monga’s voorspelling dat hij vader zal worden, loopt heel anders af dan hij na de twee nachtelijke ontmoetingen met Inge vermoedt.

Structuur

De maagden van Santa Maria is een verhaal vol onverwachte wendingen, maar René van Nie houdt de verhaaldraden stevig in de hand. De structuur is een sterk punt van het verhaal. Op twee keer na, als Van Nie over een vispartij voor de Venezolaanse kust vertelt en als hij de persoon van ene Henry opvoert die er verder helemaal niet toe doet.
De geschiedenis van twintig jaar geleden lijkt zich te herhalen. Toen raakte de relatie met Rosa uit omdat de jonge Roel onverwachts naar Nederland moest voor zijn zieke moeder. Nu moet ook Maria plotseling naar huis. Maria is op Boncubàr als dure hotelprostituee om zoveel mogelijk geld te verdienen om haar zieke moeder te kunnen verplegen. Deze sterft echter, net als Roels moeder indertijd.

Romantische motieven

De roman heeft wel wat weg van een romantische historie met een geheimzinnige waarzegster in de afgelegen mondi, een bescherming biedende amulet dat op het fatale moment vergeten wordt, een herkenningsteken in de vorm van een sigarettenaansteker, een vader die geen vader blijkt te zijn, een geheimzinnige koffer aan het slot met een foto en een brief die de uiteindelijke waarheid onthullen. Van Nie werkt met parallellen en tegenstellingen, waarbij motieven zich herhalen, zoals twee nagenoeg identieke foto’s, de twee zieke moeders en de dubbele plotselinge verdwijning. Roel en Maria tonen zielverwantschap die ten slotte bloedverwantschap blijkt te zijn. In tegenstelling tot Roel indertijd komt Maria wel snel terug, maar ze is daarbij de brenger van een fatale boodschap.
Al deze verteltechnische snufjes hangt René van Nie op aan de drank en seks als verhaalconstanten. Aanvankelijk heb ik nog geprobeerd het aantal lege drankflessen te tellen maar dat heb ik al gauw opgegeven. Door het leven van Roel danst ‘een bonte stoet van kanjers’, ook wel als ‘roomsoezen’ aangeduid, die ‘wel zijn bed vulden maar niet zijn hart’. De vertelstijl zaagt van dik hout ruwe planken. Dat is enerzijds wel amusant maar diskwalificeert het verhaal anderzijds als serieus te nemen literatuur. Het verhaal verliest aan waarde door overdaad. In de ogen van macho Roel dienen vrouwen maar voor één ding.

Oedipus

Bevindt razende Roeltje zich met zijn veertig jaren in een midlifecrisis of is hij een overjarige puber? Zijn gedrag en vooral zijn denkwereld doet het laatste vermoeden. Maar hij is ook tragisch als het noodlot zich langzaam maar onafwendbaar voltrekt, inclusief de ongelukkige afloop voor de held. In feite beschrijft René van Nie een variant van het aloude Oedipus-thema, waarbij de klassieke moeder-zoon-relatie wordt vervangen door een vader-dochter-relatie. Maar beide blijken even noodlottig. Hier had ik graag een uitdieping van dat thema gezien. Dat zou de roman naar een ander niveau getild hebben. René van Nie beperkt zich te veel tot de beschrijving van de uiterlijke handeling en houdt zich te weinig bezig met de vraag naar het waarom en de achtergrond daarvan.

René van Nie’s uitvoerige beschrijvingen van seks doen me sterk denken aan de jaren zestig met de twee Jannen Wolkers en Cremer. Maar toen viel er nog een preutsheidstaboe te doorbreken. De Frans-Caribische schrijver Dany Laferrière gebruikt veel seks in zijn boeken zoals in Comment faire l’amour avec un nègre sans se fatiguer. Maar dan is het om racistische vooroordelen bloot te leggen. De jonge Guyanese auteur Oonya Kempadoo beschrijft een seksbeladen ambiente in haar romandebuut Buxton Spice, maar dat is om de ontluikende tienerseksualiteit te kenschetsen. Wat is de functie van alle drank en seks bij René van Nie anders dan sappige leesstof? Roel is zowel dader als slachtoffer omdat hij zijn lusten niet kan bedwingen, al beweert hij wel die in de hand te hebben nu hij de middelbare leeftijd heeft bereikt. Van Nie had dat aspect meer kunnen uitwerken. Ik leg hierbij een parallel met Anna Bridié, Caribische winter, waarin een soortgelijke ervaring als die van Roel voorkomt, maar beschreven vanuit een jonge vrouw en haar relatie met een oudere man die de ex-minnaar van haar moeder blijkt te zijn.

Sfeer

René van Nie is op zijn best in zijn sfeerbeschrijvingen, zoals in de beginpagina’s van de roman, of de beschrijving van de knoek en de sfeer van Carácas, maar vooral ook aan het einde van het verhaal als hij de ruwe noordkant van het eiland beschrijft. Deze gave kenden we al van de fotoboeken met bijschrift. Ik heb René van Nie, De maagden van Santa Maria  langs een literaire meetlat gelegd, die de schrijver zelf waarschijnlijk niet eens ambieert. De auteur wil geen ‘literatuur’ schrijven, maar een goed gestructureerd verhaal brengen dat de lezer boeit. En daar is hij volledig in geslaagd. Als leerlingen op school daarom vragen of ze René van Nie, De maagden van Santa Maria voor de examenlijst mogen lezen, dan zullen ze zeker argumenten ter verdediging van hun keuze naar voren kunnen brengen en zal de docent stevig in de schoenen moeten staan om te kunnen weigeren. De grens tussen lectuur en literatuur is vager en breder dan veel schoolboeken willen doen geloven. Wie de middelbare school en de lijstebrij al lang achter zich heeft, kan zich met De maagden van Santa Maria natuurlijk eveneens een aantal onderhoudende leesuren verschaffen.
René van Nie, De Maagden van Santa Maria

Amar nv
2005
164 pagina’s
www.renevannieart.info

Promotietour voor Caraibische kinderboeken

Mario Picayo is schrijver van de bestseller A Caribbean Journey from A to Y (Read and discover what happened to Z). Hij maakt momenteel een tour langs 16 eilanden om zijn boek te promoten en, in zijn rol als uitgever, kennis te maken met kinderboekenschrijvers en illustratoren. Hij zal ook praten over het succesvolle project The Lesson Box van de US Virgin Islands, waar lokale kinderboekenschrijvers en illustratoren worden gestimuleerd om te publiceren en elk jaar een boek van hen gratis wordt verstrekt op scholen. Met dit project probeert men een antwoord te geven op het gebrek aan lokale kinderboeken, de minimale faciliteiten voor schrijvers en illustratoren om te publiceren, de moeilijke distributie van boeken over de eilanden en de hoge boekprijzen. Picayo is als redacteur betrokken bij het project. Picayo is geboren op Cuba, woonde jarenlang op de US Virgin Islands en is momenteel gevestigd in New York. Op 12 januari is hij te gast bij Oonya Kempadoo in het Grenada Museum.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter