Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Nee nee, zo hoort een vrouw dat niet te zeggen!
door Berthold van Maris
“Het Island Carib is een inheemse taal die ooit gesproken werd op de Bovenwindse Eilanden in het Caribisch Gebied. [Peter] Bakker: „Meer dan duizend jaar geleden werden die eilanden gekoloniseerd door Arawaks. Later, een paar eeuwen voordat Columbus arriveerde, hebben Carib-krijgers, waarschijnlijk vanuit Suriname of Frans-Guyana, die eilanden veroverd. read on…
Javanen & Indianen in Suriname
U wordt van harte uitgenodigd om wat extra’s te weten over twee Inheemse talen: Caraib en Arowak door Nowilia Tawjoeram. ACT (Amazon Conservation Team) en zijn activiteiten in de diverse Inheemse dorpen. Het Bob Saridin Kennisinstituut over onze Javaanse broeders, inclusief entertainment en snacks. read on…
Erfgoed Penards aanzet tot Kari’na cultuurbehoud
De informatie in de eeuwenoude manuscripten van de Penard-broers over de Kari’na Inheemsen is niet nieuw! “Omdat de informatie is vastgelegd, lijkt het nieuw”, zegt Kari’na cultuurkenner Ricardo Pané. Eeuwen na Columbus, hebben wij onze cultuur nog overleefd. Wij (be)leven die elke dag. We drinken pepre watra en dansen de sambura. En toch, de manuscripten zijn onbeschrijfelijk waardevol. “Die behoren allemaal tot het immaterieel erfgoed.” read on…
Op de bromfiets door de jungle
door Lydia Rood
Het charmante boekje Converseren in het Caraibs brengt de cultuur van de Surinaamse indianen bij andere Surinamers onder de aandacht. Samenstelsters Nowilia Tawjoeram-Sabajo en Bernadette Awatjale hebben bruikbare zinnetjes verzameld en het resultaat is een soort Wat en Hoe Caraïbisch. Er wordt een hoofdstuk gewijd aan de uitspraak, maar algemene uitleg over grammatica en structuur van de taal ontbreekt.
read on…Converseren in het Caraibs
Nowilia Tawjoeram-Sabajo stond met haar stand op de beide Surinaamse kinderboekenfestivals die al achter de rug zijn en zal ook in Paramaribo aanwezig zijn. Ze is, samen met Bernadette Awatjale, de auteur van het boek: Converseren in het Caraibs dat in maart 2009 uitkwam. Een mooi initiatief vooral ook in verband met het groeiende toerisme. In dit verband is het goed dat de instructie in het boek niet alleen in het Nederlands, maar ook in het Engels geschreven is. Wie de taal gaat leren uit het boek, kan voor de uitspraak gebruik maken van de twee cd’s die zijn toegevoegd.
Nowilia Tawjoeram was in haar stand bezig de kinderen van hogere klassen warm te maken voor het leren van deze Surinaams-inheemse taal. Ze gebruikte daarvoor de meest voor de hand liggende onderwerpen, zoals groeten, jezelf voorstellen, je familieleden en uiteraard de getallen. De kinderen hadden na het half uur in Nowilia’s mooi aangeklede stand het gevoel dat ze veel geleerd hadden. ‘Als we elkaars talen een beetje spreken’, bevordert dat de eenheid in onze samenleving’, zegt ze zelf.
Bestellen: info@nowilia.com
Manuscript van Penards indianenencyclopedie teruggevonden
Museum Volkenkunde in Leiden heeft manuscripten gevonden met waardevolle informatie over het geloof en de cultuur van Kari’na indianen in Suriname. De informatie biedt een uniek kijkje in de geesteswereld van de Inheemsen van honderd jaar geleden. De manuscripten zijn vanaf dinsdag te zien in het museum.
Vrouwensymbool uit de encyclopedie van de Penards
De handgeschreven Engelstalige documenten lagen in dozen in het museum. De bibliothecaris vond ze bij het ontruimen van de bibliotheek, die verbouwd gaat worden. De Surinaamse broers Frederik en Arthur Penard hebben de documenten verzameld. Ze doen verslag van de taal en spiritualiteit van de Inheemsen, en vooral de sjamanen (medicijnmannen), aan het begin van de 20ste eeuw.
In die tijd was er weinig belangstelling voor ‘heidense’ spirituele zaken. De beschrijvingen zijn historisch, maar ook van groot belang voor de hedendaagse Surinaamse Inheemsen. Er is veel kennis van hun cultuur verloren gegaan. Lange tijd was het verboden door zendelingen en missionarissen om deze kennis over te dragen aan jongere generaties.
Broers Penard
De broers Penard verzamelden in 1908 onder meer aantekeningen van indiaanse medewerkers, nagetekende versieringsmotieven, taalkundige aantekeningen en verhalen. Ze wilden een encyclopedie uitgeven, maar daar kwam het niet van. In 1912 werd de complete collectie van zo’n 250 objecten, brieven en schriften aan het Museum Volkenkunde geschonken. De broers Penard, die aan melaatsheid leden, zijn in 1909 en 1932 overleden.
In augustus gaat een delegatie van het Museum Volkenkunde naar Suriname om daar te overleggen hoe de informatie ontsloten kan worden. Ook gaan zij op zoek naar erfgenamen van de voornaamste medicijnmannen van de gebroeders Penard om de informatie te delen en bespreken. Eerst bestuderen een aantal mensen hier in Nederland de manuscripten intensief.
Schadelijk
Kaptens (voormannen van Inheemsen) in Suriname zijn intensief betrokken bij de ontdekking. Veel van de informatie over hun voorouders wisten ook zij niet. Sjamanistische informatie kan volgens hen schadelijk zijn voor niet-ingewijden.
Van 12 tot 29 april is het materiaal te zien het het Museum Volkenkunde in Leiden. In overleg wordt besloten hoe het daarna toegankelijk kan worden gemaakt. Mogelijk is dat online, maar het kan ook een boek worden, zoals de broers Penard het hadden bedoeld.
[bron: Rijksmuseum Volkenkunde/NOS]
Klik hier voor de video van de NOS
Mi sa singi a son opo kon
door Els Moor
Het verhaal over Orpheus en Eurydice stamt uit de Griekse mythologie en is later door de grote Romeinse dichters Vergilius en Ovidius vertaald in het Latijn. Het is nu, na zoveel eeuwen, nog steeds een aangrijpend verhaal. Orpheus is een fascinerende zanger, zoon van een van de negen muzen, de godinnen van de kunsten. Van de god Apollo krijgt hij een snareninstrument en als hij zijn gezang laat horen, kan niemand de goddelijke macht ervan weerstaan. De tovermacht van zijn stem strekt zich ook uit over de natuur die hij in beweging kan brengen door zijn stem en zijn snarenspel. Eurydice, de schoonste van alle nymfen, wordt zijn geliefde, maar er is hun slechts een kort maar hevig geluk gegund. Als ze eens danst op het groene veld, wordt ze door een gemene slang gebeten en dat veroorzaakt haar dood. Hoe kan Orpheus het gemoed van de god van de onderwereld beroeren, zodat hij zijn geliefde terug kan krijgen? Ja, door zijn muziek. Hij krijgt gedaan dat hij, ongehinderd door de hellehond Cerberus, zijn geliefde mag terughalen uit de onderwereld. Onder één voorwaarde: als ze achter hem aan loopt, op weg naar de wereld van de levenden, mag hij niet omkijken. Maar Orpheus kan dat niet volhouden en kijkt toch achterom. Dan sterft Eurydice voor de tweede keer. Orpheus komt terug op de wereld, maar ook met hem loopt het fataal af. Dit verhaal inspireerde door alle eeuwen heen en in veel landen, alle soorten kunstenaars, schilders, componisten, dichters, romanschrijvers, toneel- en operaschrijvers en filmers. Op woensdag 9 maart werd de veel bekroonde film Orfeu Negro uit 1959 vertoond in Theater Unique in Paramaribo. De film speelt tijdens het carnaval van Rio de Janeiro en maakt op 20ste eeuwse Braziliaanse wijze de oude, universele mythe zichtbaar. De film is gemaakt door een Franse regisseur, Marcel Camus, maar is echt Braziliaans. Daardoor is het verhaal ook voor Suriname herkenbaar. De zwarte mens staat immers centraal in de film. In de film is het niet een dierlijke slang die ervoor zorgt dat Eurydice sterft, maar een jaloerse minnaar vermomd als de dood en een slang-achtige vrouw, de verloofde van Orfeu, de muzikale tramconducteur die op slag verliefd wordt op zijn passagier Eurydice en daarna alles probeert om haar te redden van haar achtervolgers. Maar het gaat toch fout, eigenlijk door een ongelukkig toeval. De geest van de dode geliefde verdwijnt in een oude vrouw. Orfeu mag niet naar haar kijken en doet het toch… In dit deel van de film speelt wat wij winti noemen (candomblé in Brazilië) een belangrijke rol, wat de film ook weer herkenbaar maakt: de wintiprey en de geest van Eurydice die zich in een ander manifesteert!
Twee jongetjes volgen de grote musicus overal waar hij gaat. Ze zijn bewonderaars van de grote muzikale kwaliteiten van Orfeu en hij is ook hun leermeester. Als de nieuwe dag aanbreekt na de dodelijke val in de diepte van Orfeu met zijn dode geliefde in zijn armen, laten zijn trouwe vriendjes door muziek te maken op de gitaar van Orfeu de nieuwe dag beginnen, de zon opkomen. De muziek is schitterend in deze film, is zelf een vanzelfsprekend motief. De mythische kracht van Orpheus, die met zijn muziek de god van de onderwereld overhaalt en die de kracht van de natuur beheerst met zijn muziek, en later van de jongens die de nieuwe dag , de zon, oproepen, vinden we terug in het gedicht van de Surinaamse dichter Michaël Slory, ‘Orfeo negro’ uit de bundel Sarka/Bittere strijd, die in 1961 verscheen. Orfeu negro Mi sa singi a son opo kon, te den stari wasi komoto na loktu. […] Ik denk dat alle lezers van Surinaamse poëzie dit gedicht kennen. Op 8 december 2009 onthulde de toenmalige president van Suriname, R.R. Venetiaan, in Fort Zeelandia een steen met de namen van de 15 slachtoffers van de decembermoorden op de plaats waar de executies hebben plaatsgevonden. Bij deze gelegenheid sprak hij optimistische woorden en hij besloot met het gedicht van Michaël Slory, ‘Orfeo negro’, eigenlijk net als de twee jongens in de film die met hun muziek de nieuwe dag laten komen na de dood van hun grote vriend en meester.
Ook in de Surinaams-inheemse orale literatuur speelt deze mythe een rol. In tijd en afstand ver van de Griekse mythologie vinden we een Orpheus-motief in een verhaal uit de Kari’na-cultuur (van de Karaïben). Dit verhaal gaat over twee jagers, die in het bos lopen en waarvan er een in een geest verandert. Ze blijven achter elkaar aanlopen, maar het is de geest verboden om achterom te kijken naar de andere. Hij doet het toch en komt in de indiaanse hemel bij Tamusi terecht. Er zijn meer indiaanse verhalen waarin dit motief voorkomt of andere klassieke motieven. Overal in de wereld en in alle periodes duiken ze op.
Carl Gustav Jung (1875-1961), autoriteit op het gebied van analytische psychologie, was van mening dat het wezen van de persoonlijkheid van de mens voor een groot deel gevormd wordt door wat hij het ‘collectief onbewuste’ noemt, een psychisch gebied dat geslachten aan elkaar doorgeven. Hiervan uitgaande ontwikkelde hij de leer van de archetypen, beelden die te vinden zijn in onze dromen, maar ook in sprookjes en mythen. Archetypen liggen aan het begin van de culturele ontwikkeling, waar dan ook in de wereld.
Ook Tessa Leuwsha, hedendaags romanschrijfster, heeft Orpheus en Eurydice gebruikt in allebei haar romans. In de eerste, De Parbo-blues komt een fragment voor waarin het gezin waartoe de hoofdpersoon behoort op tv naar Orfeo negro kijkt en vader een voetbalwedstrijd wil volgen. De vrouwen winnen het en pa verlaat boos het huis. De sfeer van de film wordt goed weergegeven, maar in Solo, een liefde, Tessa’s tweede roman, speelt de thematiek een rol. De vriend van de Coroniaanse vrouwelijke hoofdfiguur Solana heet zelfs Orfeo. Hij is verslaafd aan muziek en hij lokt zijn geliefde weg van haar Coroniaanse plantage naar de stad waar ze zich vreemd voelt. Het verhaal over Orpheus en Eurydice is het voorbeeld van een oeroude mythe waarvan we de thematiek terugvinden in alle soorten van kunst. Dat is een verschijnsel dat universeel is. Onbewust (orale literatuur) of bewust (ontwikkelde kunstenaars) worden deze motieven steeds weer gebruikt en aangepast aan de eigen cultuur. Ook in de Surinaamse literatuur zijn zulke universele motieven aanwezig. Mi sa singi a son opo kon!
Converseren in het Karaïbs
Dat inheemse (“Indiaanse”) talen bedreigd worden is geen echt nieuws. Steeds meer jongeren kiezen voor een gemakkelijke creooltaal of de taal van het onderwijs waarmee men gemakkelijker de maatschappelijke ladder kan beklimmen. Dat veel cultuurgoed zo verloren gaat – want met de taal sterven ook een hele hoop culturele begrippen en een manier van denken veelal uit – moge duidelijk zijn. Zo zijn er in Suriname nog manier weinig sprekers van de eens onder inheemsen wijdverbreide Arowakse taal. Met het Karaïbs is het minder dramatisch gesteld, maar ook die taal staat onder druk.