blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Kagie Rudie

‘Kijk naar mijn lippen, kijk naar mijn neus’

door Rudie Kagie

Dat het woord ‘neger’ niet meer mag, een slaaf plots ‘tot slaaf gemaakt’ heet, Sylvana Simons voor de zwarte partij BIJ1 in de Tweede Kamer zit en Omroep Zwart onder aanvoering van rapper Akwasi de ether binnenmarcheert – sorry hoor, maar mag de Surinaamse dichter en vertelkunstenaar Guillaume Pool (90) even kwijt dat de tijdgeest de spuigaten uitloopt?

read on…

‘Als je zwarten zegt, zeg je dus ook witten’

door John Jansen van Galen en Rudie Kagie


Het is een mijnenveld waarin Michiel van Kempen (1957), bijzonder hoogleraar West-Indische Letteren aan de Universiteit van Amsterdam, zich beweegt.

read on…

Een andere kijk op Jimmy van der Lak

In het Amsterdamse Stedelijk Museum hangt het werk ‘Op het terras’ van schilderes  Nola Hatterman.  De hierop geportretteerde  Jimmy van der Lak stond vooral bekend als Dandy, maar was ook – net als Anton de Kom – lid van de De Liga tegen Imperialisme en Koloniale Onderdrukking.


door Nico Eigenhuis

read on…

De beste boeken van 2018 – de Ware Tijd Literair

Cobi Pengels beste boek: Marlène van Niekerk, Agaat
In dit stukje de hoofdlijnen van het mooiste boek dat ik in 2018 las. Zuid-Afrika, tweede helft vorige eeuw. De dikste rode draad: die van de apartheid. Toch redt blanke boerin Milla een verwaarloosd, seksueel misbruikt zwart meisje uit haar ellendige situatie. read on…

Moord op onderdaan liet Nederland koud

Na de staatsgreep in Suriname, door Desi Bouterse in 1980, speelde Nederland een bedenkelijke rol. Laten we van die fouten leren, meent . read on…

Nederlandse media beïnvloedden beeldvorming over Suriname

door Stuart Rahan

AMSTERDAM – Nederlandse journalisten hebben niet bijgedragen aan een ontspanning tussen hun land en Suriname.” Deze constatering deed toenmalig legerbevelhebber Desi Bouterse in de Ware Tijd van 22 september 1987. Zijn uitspraak en de pogingen van Nederlandse journalisten om het regiem van Bouterse in de jaren tachtig te destabiliseren zijn opgetekend door publicist en onderzoeker Ellen de Vries. read on…

Mediastrijd om Suriname

Boekpresentatie in het IISG op 9 juni 2017

Ellen de Vries en uitgeverij WalburgPers nodigen u graag uit voor de boekpresentatie Mediastrijd om Suriname. Van mythemakers tot nieuwsverduisteraars op vrijdag 9 juni 2017 om 15.00 uur in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam. ‘Nederlandse journalisten hebben niet bijgedragen aan een ontspanning tussen hun land en Suriname, integendeel’, aldus toenmalig bevelhebber Desi Bouterse in De Ware Tijd van 22 september 1987. read on…

De eerste donkere man in Sint Pancras

door Rudie Kagie

 
Het boek Een neger in het dorp blijkt gebaseerd op de komst van Surinamer Sip Dens naar Sint Pancras in de jaren vijftig.
In Een neger in het dorp, een kinderboek uit de stal van de christelijke uitgeverij Callenbach, beschreef Nel Verschoor-van der Vlis aan het begin van de jaren vijftig hoe „acht wilde rakkers” reageren op „een néger, een echte, dikke, zwakke nikker” die door hun witbesneeuwde dorpsstraat wandelt. Zodra ze van de schrik zijn bekomen, roepen de kinderen „de man met zijn zwarte kroeskop” in koor na: „Pieéieéeét! Zwarte Piet! Wat moet je in ons dorp? Sinterklaas is al lang naar Spanje!” En: „Héé, nikker, nikker, nikkertje! Jij lijkt niet op een kikkertje!” Het uitjouwen gaat over in een rijmpje met een wijsje, meldt de schrijfster. „Ze lopen opeens arm in arm en hossen op de maat van het versje achter hem aan.” read on…

Bikkel & Kagie: een stukje onverwerkt verleden temmen

door Walter Lotens

De jonge Nederlandse journalist Rudie Kagie vertrekt naar Suriname op een ogenblik dat geen enkele Nederlandse krant zit te wachten op een correspondent in de West. Dat was net voor de militaire coup van 25 februari 1980 waardoor 16 sergeanten onder leiding van een zekere Desi Bouterse de macht overnamen. Vanaf toen ging de aandacht van de wereld, en zeker van Nederland, uit naar dat landje waar nooit iets gebeurde en toch zeker geen staatsgreep. Kagie krijgt een opdracht van NRC-Handelsblad en beschrijft wat er gebeurt in dat gewezen wingewest van Nederland.
Een gewezen wingewest, Suriname voor en na de staatsgreep is ook de titel van het werk dat hij in 1980 schreef op basis van zijn dagbladreportages. Het is een goed geschreven boek van een journalist – hij bedankt de linkse Surinamer Sandew Hira voor zijn speurwerk en kritische zin – die niet onsympathiek stond ten aanzien van ‘onze jongens’ die op dat ogenblik van velen het voordeel van de twijfel kregen. Zijn verhouding met de militairen krijgt echter een heel andere wending wanneer hij verneemt dat Fred Ormskerk, een oud-militair van Surinaamse origine die net terug was in het land, in zeer verdachte omstandigheden om het leven was gekomen in de grootste kazerne van Paramaribo. Op een nacht in 1980 wordt hij onzacht van zijn bed geplukt en voor ondervraging overgebracht naar de Memre Boekoe-kazerne waar hij door leden van de Nationale Militaire Raad (Desi Bouterse, Chas Mijnals, Roy Horb en Stanley Joeman) aan een zeer hardhandig kruisverhoor wordt  onderworpen. De militairen verwijten hem een handlanger te zijn van het koloniale Nederland en verbieden hem, op gevaar van erger, om nog over het geval-Ormskerk te publiceren. Na die dreigementen pakt de Nederlandse journalist zijn koffer en verlaat via een sluipweg het land.

De dood van Fred Ormskerk werd afgedaan als een ‘incident’, ook door een voorzichtig Nederland dat het voordeel van de twijfel gaf aan de militairen. Door de Surinaamse ziekenhuisarts Albert Vrede die als patholoog-anatoom optrad werd een hersenoedeem als gevolg van inwerking van stomp geweld geconstateerd. Het stoffelijk overschot werd naar Nederland overgebracht, waar het op 19 mei 1980 opnieuw werd onderzocht, nu door dr. Jan Zeldenrust. Deze constateerde onderhuidse bloeduitstortingen en diverse versplinterde ribben. Ormskerk was Nederlands staatsburger, maar het toenmalige kabinet-Van Agt reageerde zeer omzichtig. In zijn antwoord op schriftelijke vragen van PvdA-kamerleden verzweeg minister van Justitie Job De Ruiter het door Vrede geconstateerde hersenoedeem en meldde hij slechts dat door Zeldenrust de doodsoorzaak niet definitief kon worden vastgesteld omdat deze nog op het sectierapport van Vrede wachtte, dat uiteindelijk slechts een zeer summier A4’tje bleek te zijn.

Als op 8 december 1982 vijftien prominente Surinamers worden doodgeschoten in het militaire cellencomplex van Fort Zeelandia, verliest het Bouterse-regime echter heel veel krediet en vervalt het voordeel van de twijfel ten aanzien van het militaire bewind in Suriname voor Nederland. ‘Op de vlucht neergeschoten,’ luidde het officieel en weinig vindingrijk. De toedracht van de zogenaamde decembermoorden werd gedurende vijf jaar diepgaand door de Surinaamse justitie onderzocht, maar nadat de hoofdverdachte Desi Bouterse Surinaams president is geworden, werd een  amnestiewet uitgevaardigd waardoor hij en de andere verdachten waarschijnlijk verder buiten schot zullen blijven. Ook de daders van de moord op Fred Ormskerk werden nooit opgespoord.
Daarom trekt Rudie Kagie, meer dan dertig jaar na de feiten en nu werkzaam voor Vrij Nederland – volop in het Bouterse-tijdperk -, opnieuw naar Suriname om meer te vernemen over wat hij in de ondertitel van zijn boek als de eerste politieke moord van het Bouterse-regime bestempeld.
Bikkel is het journalistieke onderzoek naar de dood van Fred Ormskerk, naar de omstandigheden van zijn overlijden, maar ook naar zijn drijfveren om in het Suriname na de militaire staatsgreep op te duiken en tevens naar de persoonlijkheid van deze bikkelharde militair, die vandaar de roepnaam ‘bikkel’ kreeg.
Ormskerk wordt omschreven als ijzervreter, driftkop, bloedfanatiek, streng maar rechtvaardig, keihard voor zichzelf (en zijn negen kinderen…), Spartaans, militair in het kwadraat en bovendien uitzonderlijk sterk. Iedereen, zo merkt Kagie op, sprak met veel respect over deze volbloed militair. Na het vertrek van de TRIS (Troepenmacht in Suriname) in 1975 treedt Ormskerk in dienst van de gloednieuwe Surinaamse KrijgsMacht (SKM), maar hij vindt dat de bevelhebber, kolonel Elstak, er een potje van maakt. En hij is niet de enige. Dat vinden Bouterse en zijn kompanen ook. Elstak wordt door velen een verwaande grappenmaker genoemd. De verhouding tussen Elstak en de (onder)officieren verslechtert al snel en is zeker een van de belangrijke redenen geweest die geleid hebben tot de militaire coup van 25 februari 1980. Op dat ogenblik was Ormskerk al uit dienst. Om persoonlijke redenen vertrekt hij in 1979 – hij is dan 56 jaar – met pensioen naar zijn gezin in Nederland. Maar deze militair-in-hart-en-nieren kan niet wennen in een keurige rijtjeswoning en zijn opvoedingsmethoden worden hem door zijn vrouw ook niet in dank afgenomen. Zij noemt hem ‘totaal verslaafd’ aan het leger en zó streng voor de kinderen dat die blij waren als hij er niet was (p. 54).

In Nederland hoort de gepensioneerde militair dat er een coup heeft plaatsgevonden in Suriname. Hij is in het geheel niet verbaasd, want al sinds 1979 circuleerden er verschillende initiatieven voor een staatsgreep. Ormskerk is integendeel zeer enthousiast. Zijn ‘jongens’ hebben het toch maar voor elkaar gekregen! En is hij niet een god voor die ‘jongens’? Hij belt met Suriname in de veronderstelling dat ze hem daar goed kunnen gebruiken, maar Bouterse zit niet op hem te wachten. Volgens auteur Kagie moet er toen iets in Ormskerk geknapt zijn en wordt hij van medestander tegenstander. Als hij na een aantal geheimzinnige besprekingen met andere tegenstanders van de NMR in Nederland plotseling zijn gezin meldt dat hij er even ‘tussenuit’ moet naar Parijs, is zijn vrouw blij. Ze heeft hem niet meer levend gezien. Een paar dagen later duikt hij op in Frans-Guyana, reist via Albina naar Paramaribo en wordt gearresteerd met al zijn coupplannen in zijn bagage.

Ormskerk wordt tijdens zijn verhoor op 1 mei geslagen en zodanig mishandeld dat hij overlijdt. De volgende ochtend wordt hij dood in zijn cel aangetroffen, waarna het militaire regime van Suriname meldde dat Ormskerk was omgekomen bij een vluchtpoging. Van een feitelijke couppoging is later niets gebleken.Rudie Kagie probeert aan de hand van zeer vele gesprekken met betrokkenen, zowel in Suriname als in Nederland, de gebeurtenissen van toen te reconstrueren – waarschijnlijk wilden de militairen hun vroegere instructeur niet doden en is de hardhandige ondervraging waaraan hij onderworpen werd uit de hand gelopen. De zwart-witte militaire logica waarvan Fred Ormskerk de vertolker was, is door zijn ‘jongens’ zeer goed toegepast en heeft hem zelf – o ironie – het leven gekost.

Rudie Kagie stond voor een zeer moeilijke opdracht. Hij geeft trouwens zeer eerlijk toe dat hij zich details van dertig jaar geleden niet goed meer herinnert. En er is niet alleen de slijtage van het geheugen, maar ook de ‘blinde muren’ waartegen je in Suriname als onderzoeker voortdurend aanbotst, zeker dan als je Nederlander bent. Het zou echter zeer onheus zijn om het werk van Kagie af te doen als het zoveelste betweterige boek van de zoveelste Nederlandse journalist die zijn licht laat schijnen over Suriname. Rudie Kagie is trouwens ook zeer kritisch voor het Nederlandse beleid dat om staatsredenen het vieze potje van de affaire-Ormskerk liever niet wilde openen. “Nederland had op zijn minst bij Suriname moeten aandringen op een grondiger onderzoek dan het simpele A4’tje waarmee de zaak werd afgedaan.” (p. 199)

Bikkel is een boeiend boek en tevens een uitzonderlijk document omdat in een land als Suriname onderzoeksjournalistiek nog steeds als een vies woord beschouwd. Het is een van de weinige publicaties over de zwarte bladzijden van de recente Surinaamse geschiedenis. “De zwartste bladzijden uit de geschiedenis zijn meestal de leerzaamste,” besluit Kagie. Kan een boek als Bikkel ook nu nog een maatschappelijk effect hebben, wetende dat de zaak uit 1980 is verjaard en dat het te laat is om de vermoedelijke daders nog voor het gerecht te slepen? In Nederland stelde het Kamerlid Harry van Bommel van de Socialistische Partij naar aanleiding van het boek schriftelijke vragen over onder andere de betrokkenheid van Hardjoprajitno. In Bikkel verklaren drie getuigen dat John Hardjoprajitno, één van de zestien onderofficieren van de militaire coup, betrokken was bij de dood op Ormskerk. Paul Bhagwandas en Roy Horb, allebei intussen overleden, zouden ook betrokken geweest zijn bij het verhoor dat Ormskerk fataal werd.En in Suriname onder president Bouterse? Hoe werd daar het boek onthaald? Kagie trok in april 2013 naar Paramaribo om het boek te promoten. Er verscheen onder meer een positieve bespreking in de toonaangevende krant de Ware Tijd en de auteur werd ook geïnterviewd door Apintie-televisie en gaf diezelfde avond ook een lezing in literair café Tori Oso. Een lezing over een van die zwarte bladzijden uit de Nederlandse geschiedenis waarbij de huidige president betrokken was. Zou ze indruk gemaakt hebben in het nieuwe Bouterse-tijdperk? Ik weet het niet, maar ik hoop dat het boek kringen maakt en dat het meer in Suriname dan in Nederland zal worden gelezen. “Alles gaat voorbij, behalve het verleden,” schreef de socioloog Luc Huyse in een boek over omgaan met een traumatisch verleden van geweld en burgeroorlog, zoals in Zuid-Afrika en Rwanda. “Het verleden temmen, daar gaat het steeds weer om. En, als het kan, rust brengen in het hoofd en hart van wie vandaag en morgen leeft. Maar wat voorbij lijkt, wijkt niet.” Dat gaat ook op voor Suriname, ook al probeert de huidige regering-Bouterse alle sporen van dat verleden uit te wissen.

Bikkel is de zeer lovenswaardige poging van een betrokken en zoekende einzelgänger om een stukje onverwerkt Surinaams verleden te helpen temmen en daarnaast is het ook nog een spannend boek geworden.
Rudie Kagie, Bikkel, Het verhaal van de eerste politieke moord van het Bouterse-regime, Bert Bakker, Amsterdam, 2012, 216 blz. ISBN 9789035137561

Zondag: Opening nieuwe letterenseizoen

 
Zondag 8 september, vanaf 14.00 bij de Vereniging Ons Suriname: opening van het nieuwe letterenseizoen
 
Met lezingen van Benoît Verstraete,  Joe Fortin en  Ellen de Vries
 
 
Boekenmarkt
 
met Stephan Sanders – Rudie Kagie – Saiye Safdar Zaidi – Diederik Samwel – Antoine de Kom – Karin Amatmoekrim
 
 
 
Muzikale omlijsting door de saxofoniste Sanne Landvreugd.
 
 
 
Klik hier voor meer informatie
Sanne Landvreugd. Foto © Michiel van Kempen

Opening van het letterenseizoen bij Ons Suriname

Op zondag 8 september 2013 presenteren de Vereniging Ons Suriname, de Werkgroep Caraïbische Letteren en de Leerstoel West-Indische Letteren van de Universiteit van Amsterdam een Letterendag bij Ons Suriname in Amsterdam.

 
 
De dag begint met drie lezingen van promovendi die onderzoek doen bij de Leerstoel West-Indische Letteren (prof. Michiel van Kempen). Zij presenteren delen van hun onderzoek en geven het publiek alle gelegenheid tot vragen stellen.
 
 
Inloop 13.30 uur.
14.00 Benoît Verstraete – Over de Deens/Surinaams/Nederlandse zendeling/schrijver P.M. Legêne
14.30 Joe Fortin – Over de verhaalkunst van de Arubaanse schrijver Jossy Tromp
15.00 Ellen de Vries – Over de rol van de media ten tijde van de Binnenlandse Oorlog in Suriname
 
Vanaf 15.30 uur
 
 
Boekenmarkt
 
 
Met korte interviews met de volgende schrijvers:
Rudie Kagie – Bikkel
Saiye Safdar Zaidi – De suiker die niet zoet was
Diederik Samwel – Jelaya
Stephan Sanders – Iets meer dan een seizoen (over Anil Ramdas)
Antoine de Kom – Ritmisch zonder string
Karin Amatmoekrim leest uit haar nieuwe, nog te verschijnen roman
 
Alle schrijvers signeren hun boeken! Boekentafels aanwezig.
 
 
Muzikale omlijsting door de saxofoniste Sanne Landvreugd.
 
Locatie: Vereniging Ons Suriname
Hugo Olijfveldhuis
Zeeburgerdijk 19a
1093 SK  Amsterdam
(nabij de molen en het KIT in Oost; vanaf CS stadsbus 22 stopt bij de Nicolaaskerk tegenover CS, richting Indische buurt, 8 min.)
Toegang 3,50.
Sanne Landvreugd. Foto © Michiel van Kempen

‘Een militair werkt nu eenmaal niet met een ballpoint’

door Christine F. Samsom

Niet alleen in ons land worden in de politiek zaken die het daglicht niet kunnen verdragen nogal eens met de mantel der liefde bedekt, zogenaamd om het grotere belang niet te schaden. Ook in het ex-moederland gebeurt dat. Vandaar de schande van archieven die de eerste dertig jaar niet open mogen. Dat is niet alleen zwak, het is ook hard, bikkelhard, onder anderen voor historici, maar ook voor nabestaanden van mensenrechtenschendingen. Rudie Kagie, momenteel redacteur van het Nederlandse weekblad Vrij Nederland, is kort na de coup van 1980 enkele maanden correspondent van NRC-Handelsblad in Suriname. Hij sympathiseert met de coupplegers, voelt een nieuw elan. Begin mei 1980 vertelt een informant hem over de dood ‘bij een mislukte contracoup’ (p. 13) van Ormskerk. Kagie heeft dan nog nooit gehoord van deze man, dus laat hij zich verder informeren.
Als hij hoort dat Ormskerk de Nederlandse nationaliteit heeft, belt hij met niemand minder dan Hans Valk, militair attaché op de Nederlandse ambassade. Ja, die kennen we toch? Heeft die de onderofficieren niet geadviseerd inzake de coupplannen voor 25 februari? Valk weet ervan, maar zegt dat hij geen uitspraken kan doen zonder de ambassadeur te raadplegen. Kagie belt daarna met Jozef Slagveer, woordvoerder van de Nationale Militaire Raad, met wie hij een goede relatie heeft, maar die nu heel vreemd reageert, hem vraagt waar hij die informatie vandaan heeft en hem aanraadt zich er verder niet mee te bemoeien om problemen te voorkomen. Het wantrouwen van de journalist is gewekt en wordt nog groter als ook in Nederland de dood van Ormskerk onder de pet wordt gehouden, ‘mogelijk gevoed door neokoloniaal schuldbesef’ (p. 9). Je kan zeggen dat uit dat wantrouwen uiteindelijk vorig jaar het boek Bikkel, het verhaal van de eerste politieke moord van het Bouterse-regime voortkomt.
Kagie wordt om half twee ’s nachts gesommeerd om naar de kazerne te komen en daar wordt hij onder felle bedreigingen ondervraagd over zijn bron. Hoe hoog is de prijs van een primeur in de journalistiek, een spagaat tussen de vrijheid van het beroep en de dreiging om opgepakt te worden? Op advies van de Nederlandse ambassade vertrekt Kagie diezelfde avond halsoverkop via Cayenne, Belém en Rio naar Nederland. Uit het boek blijkt dat de moord op Ormskerk hem blijft bezighouden en hij begint een lange zoektocht naar de persoon van Frederik Ferdinand Ormskerk (1923-1980), bijgenaamd Bikkel, naar zijn onstuimige leven en naar de omstandigheden waaronder hij omkwam. Hij interviewt tientallen mensen, met wisselend succes. Het boek leest om die en meerdere redenen als een trein voor degenen die inzicht willen krijgen in de recente geschiedenis van ons land, maar ook al het een en ander weten van die andere ex-kolonie, Nederlands-Indië, nu Indonesië.
Ormskerk was de zoon van een scherpschutter bij de koloniale troepen die ‘Swalanja’ (zure oranje) werd genoemd, omdat hij altijd boos keek, die na zijn pensioen landbouwer was geworden in het district Para. Fred woonde daarom als kind vanwege het onderwijs bij een tante in de Heerenstraat. Hij wordt omschreven als een durfal. Het zal dan ook niemand verbaasd hebben dat hij zich in de Tweede Wereldoorlog als jonge man aanmeldde bij de Schutterij. Van 1944 tot ’51 zat hij bij de KNIL, het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, in Australië en Indië. Later vertelde hij trots over zijn belevenissen in het zelfstandig wordende Indonesië, waar Nederland met politionele acties probeerde die onafhankelijkheid op vaak wrede manier tegen te houden. Dat Ormskerk daar trauma’s aan heeft overgehouden, staat voor zijn dochter Silvia, psycholoog in Duitsland, vast. Voor pacifisten onder de lezers van Bikkel… zijn de details over de wreedheden alleen maar een bevestiging van hun levenshouding om legers en bewapening af te wijzen. ‘Krijgsromantiek’ wordt dat genoemd. Brrrr!
Ook TRIS’ers, Nederlandse dienstplichtigen die dienden bij de TRoepenmacht In Suriname (TRIS) vóór de onafhankelijkheid komen in Bikkel… aan het woord. Velen hebben Ormskerk gekend. Hij wordt omschreven als ijzervreter, driftkop, bloedfanatiek, streng maar rechtvaardig, keihard voor zichzelf (en zijn negen kinderen…), spartaans, militair in het kwadraat, uitzonderlijk sterk! Na het vertrek van de TRIS in 1975 treedt Ormskerk in dienst van de gloednieuwe Surinaamse KrijgsMacht, SKM, maar hij vindt dat de bevelhebber, kolonel Elstak, er een rommel van maakt. En hij is niet de enige. Elstak wordt door velen een grappenmaker genoemd. De verhouding tussen Elstak en de (onder)officieren verslechtert al snel. Door persoonlijke omstandigheden vertrekt hij in 1979 met pensioen naar zijn gezin in Nederland. Maar deze militair-in-hart-en-nieren kan in een keurige rijtjeswoning niet wennen en zijn opvoedingsmethoden worden hem door zijn vrouw ook niet in dank afgenomen. Zij noemt hem ‘totaal verslááfd’ aan het leger en zó streng voor de kinderen dat die blij waren als hij er niet was (p. 54).
Als hij hoort van de coup van 25 februari 1980, is hij eerst heel enthousiast: Zijn jongens hebben het toch maar voor elkaar gekregen! En is hij niet een god voor die jongens? Hij belt met Suriname in de verwachting dat ze hem daar goed kunnen gebruiken, maar Bouterse zit niet op hem te wachten. Volgens auteur Kagie moet er toen iets in Ormskerk geknapt zijn en wordt hij van medestander tegenstander. Als hij na een aantal geheimzinnige besprekingen met andere tegenstanders van de NMR in Nederland plotseling zijn gezin meldt dat hij er even ‘tussenuit’ moet, is zijn vrouw blij. Ze heeft hem niet meer levend gezien.
Een paar dagen later duikt hij op in Frans-Guyana, reist via Albina naar Paramaribo, wordt gearresteerd met al zijn coupplannen in zijn bagage en bij de ondervraging zodanig mishandeld dat hij overlijdt.
Kagie beschrijft indringend de houding van Nederland: Sinds de coup was er verdeeldheid binnen de Partij van de Arbeid, de dood van de Nederlander Ormskerk zat de politici dwars. De zittende regering echter besloot tot stille diplomatie om de regering Chin A Sen niet te hinderen in haar poging de democratie te herstellen. Wat Nederland niet door had, was de heftige richtingenstrijd tussen links en meer gematigd binnen de NMR en tussen de NMR en de regering Chin A Sen.
Enkele opvallende uitspraken in het boek: Oud-beroepsmilitair en topatleet Sammy Monsels over Ormskerk: ‘een bikkelharde commando die de pech heeft dat hij in een te soft leger terecht is gekomen.’ (p. 66) Eva Essed-Fruin, weduwe van Frank Essed: ‘De houding van de Nederlandse overheid was teleurstellend.’ (p. 163) D.D. Bouterse: ‘Wij zijn militairen. Wij marcheren links, rechts, links, rechts’, naar aanleiding van de zwabberende politieke koers van het militair gezag. (p. 171) Michel van Rey: ‘Bouterse zit opgesloten in permanent politieke gevangenschap… Hij leidt niet, hij wordt geleid en hij lijdt.’ (p. 184) Laurens Neede: ‘De militaire discipline is een totaal andere dan in de burgermaatschappij’ en ‘een militair werkt nu eenmaal niet met een ballpoint.’ (p. 186) De auteur Rudie Kagie zelf ten slotte: ‘De zwartste bladzijden uit de geschiedenis zijn meestal de leerzaamste.’ (p. 200)
De ondertitel van het hier besproken boek luidt: Het verhaal van de eerste politieke moord van het Bouterse-regime. Ik vraag mij na lezing van het boek af: was de moord op Ormskerk wel een politieke moord? Volgens de mensen die Ormskerk hebben gekend en die in het boek worden geciteerd, heeft Ormskerk zelf gezegd dat militairen zich niet met regeren moeten bezighouden. Regeren is politiek bedrijven. Als militair heeft hij de tegencoup willen plegen om de democratie terug te brengen en hij is daarvoor op militaire manier, wegens verraad, gestraft, zo gezegd een uit de hand gelopen ongeval binnen het militaire bedrijf…
Wat ik Kagie wil nageven: hij maakt niet zoals veel Nederlandse journalisten, de fout om de betweter te spelen, hij laat daarentegen heel veel betrokkenen aan het woord. Dat maakt dit boek alleen maar geloofwaardiger.
Rudie Kagie: Bikkel, het verhaal van de eerste politieke moord van het Bouterse-regime. Amsterdam: uitgeverij Bert Bakker, 2012. ISBN 978 90 351 3756 1
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter