blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Jungerman Remy

Toni Morrison in een Caraïbische anthologie?

door Jules Rijssen en Lucia Nankoe

In de Ware Tijd Literair van 1 maart 2014 verscheen met als titel ‘Vlieg terug naar Afrika’ een recensie van Hilde Neus over het boek De slaaf vliegt weg onder redactie van Lucia Nankoe en Jules Rijssen (Arnhem: uitgeverij LM Publishers, december 2013). [Klik hier]

read on…

Vlieg terug naar Afrika

door Hilde Neus

 
De meest indrukwekkende versie die ik ooit las van de slaaf die terugvliegt naar Afrika, is in de roman De hemelvaart van Solomon van de zwarte Amerikaanse auteur Toni Morrison. Het is het verhaal van Macon Dead, wiens zoon beweert dat zijn opa Solomon kon vliegen en als een adelaar weggezeild is naar Afrika. Het is jammer dat dit verhaal niet is opgenomen in De slaaf vliegt weg(samenstelling Lucia Nankoe & Jules Rijssen). Maar ook de vermelding van het motief in het verhaal over Tata Colinvan Ruud Mungroo zou hier niet hebben misstaan. Dit motief van de titel van de bundel komt verder voor als afbeelding van Elis Juliana, met een kleine verklaring erbij. De kern wordt gevormd door lezingen, gepresenteerd op het internationale symposium over de relatie tussen historische romans en de beeldvorming van de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Waar en wanneer deze bijeenkomst werd gehouden staat in een noot vermeld; in de Muiderkerk in 2009. De centrale vraag is of en welke historische romans een rol spelen in de beeldvorming over het slavernijverleden. En hoe ze doorwerken in de hedendaagse discussies en in de persoonlijke beleving van de nazaten. De samenstellers proberen deze vragen in de inleiding te beantwoorden. Ze slagen daar maar deels in, omdat er veel voorbeelden aangehaald worden die allerlei kunstvormen bevatten, maar geen historische romans zijn. Het artikel van Suzanne Diop, ‘Het Eerste Internationaal Congres van Zwarte Schrijvers en Kunstenaars’ (pp. 29-33) is zo’n voorbeeld dat niet over historische romans gaat. (Kijk ook naar het onterechte gebruik van hoofdletters in de titel!)
Mijns inziens betekent het begrip beeldvorming binnen het literaire kader het ontstaansproces van een beeld (in fictie) over een persoon of groep mensen dat niet noodzakelijkerwijs met de werkelijkheid of de feiten overeen hoeft te komen. Als de samenstellers bedoelen dat beeldvorming een visualisatie is die bestaat uit het vertalen van een gedachte naar een beeld of uitdrukkingsvorm, dan klopt de bundel wel. Dan is de opname van veel stukken in de bundel, zoals de verhouding tussen etnische groepen getoond in de film Wan Pipel, wel verantwoord. Er zijn natuurlijk allerlei gevoelige zaken die uitvloeiselen zijn van de slavernij, en zodra die gevisualiseerd worden heb je ook een bepaalde vorm van beeldvorming.
De inhoud van de bundel werkt dus vervreemdend omdat je van de auteur, zelf literatuurwetenschapper, een andere insteek zou verwachten. En zeker als dan blijkt dat er allerlei stukken zijn opgenomen die niet op het symposium voorbij zijn gekomen, terwijl de bijdrage van M. van Kempen, die er wel bij was, vanwege een tekort aan beschikbare redactionele ruimte is teruggetrokken. Dan roept dit vragen op.
Bij zo een titel en inleiding waren mijn verwachtingen anders. Dat neemt niet weg dat de stukken bijna allemaal iets met de slavernij te maken hebben, maar het gevaar is dat de lezer met zo een gevarieerde waaier aan informatie toch blijft zitten met vragen over de context. Je kunt die dan op internet opzoeken, maar is dat de bedoeling van de bundel? Al in het eerste stuk, van Nankoe zelf (‘Reverence’) heeft ze het binnen vier pagina’s over Toussaint Louverture, Edwi[d]ge Danticat, de kunstenaar Basquiat, de zanger Maxwell en de Neville Brothers, auteur Simone Schwartz-Bart en de kunstenaar Frankétienne. Alles wordt even aangestipt en daardoor mist het stuk diepgang.
Cynthia Mc Leod vraagt zich in haar bijdrage af of het aan te bevelen is dat de lezer zich een beeld vormt van de geschiedenis via historische romans. Daar wil ze zich, ondanks de geweldige verkoopcijfers van bijvoorbeeld Hoe duur was de suiker?, niet over uitlaten. ‘Dat zou de uitkomst van het symposium moeten zijn’, is haar mening.
Ik denk dat een symposium over dit onderwerp ook geen uitsluitsel kan geven, daarvoor is het onderwerp te breed en te gecompliceerd. Wel is duidelijk dat historie in vele vormen verwerkt kan worden, letterlijk en figuurlijk. In literatuur, schilderijen, beelden, poëzie en zang, alle denkbare kunstvormen. En door over de slavernij na te denken en die uit te drukken in kunst, kunnen de nazaten van de slaven tevens aan een stukje rouwverwerking doen. En de nazaten van de slavenhouders kunnen zich plaatsvervangend schamen na zich verwonderd te hebben over de verschrikkingen die in die tijd plaats hebben gevonden. Eenieder doet dat op zijn eigen manier. Dat blijkt wél duidelijk uit de inhoud van deze bundel. Met bijdragen van onder meer Anil Ramdas, Rudy Bedacht, Remy Jungerman en Rihana Jamaludin, om maar wat Surinaamse auteurs in deze bundel te noemen.
Lucia Nankoe & Jules Rijssen (samenstelling): De slaaf vliegt weg. Beeldvorming over slavernij in de kunsten. Arnhem: LM Publishers, 2013. ISBN 978-94-6022-274-0

De slaaf vliegt weg

Beeldvorming over slavernij in de kunsten

De kern van de bundel vormen enkele tot essays bewerkte lezingen op het in september 2009 te Amsterdam gehouden internationale symposium over de relatie tussen historische romans en de beeldvorming van de Nederlandse slavernijgeschiedenis, georganiseerd door stichting Podium Kwakoe en het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfgoed (NINsee).

read on…

Kabra: Descendants Exchange

Nieuwe installatie van Remy Jungerman
Remy Jungerman (1959, Moengo, Suriname) maakt objecten. In zijn werk combineert hij de verschillende culturele werelden waarin hij leeft. De atmosfeer van zijn werk refereert aan zowel het Modernisme uit de vorige eeuw als de esthetiek van rituelen van Winti en de Marroncultuur. Bij Kunstvereniging Diepenheim zet Remy Jungerman dit samengaan van culturen in zijn werk op scherp.
Aanleiding voor de presentatie is de nationale herdenking en de viering van de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863 (‘150 jaar de ketenen verbroken’) in 2013. Voor de tentoonstelling Kabra. Descendants Exchange (Nazatenuitwisseling) toont Remy Jungerman een tafel van 1,5 x 7 meter. De Kabra Tafra (rituele vooroudermaaltijd) zal ingericht worden door de Winti Priesteres Nana Efua en zal worden opgedragen aan de voorouders van twee families.  De door hem verzamelde objecten hebben een symbolisch relatie tot de families van de Raadspensionaris (‘president’)  van Nederland Rutger Jan Schimmelpenninck (1761-1825) uit Diepenheim en Kapitein Broos 1821 – 1880, een Surinaams onafhankelijkheidsstrijder.
De installatie laat zien hoe twee figuren die in ons gedeelde verleden tegengestelde opvattingen vertegenwoordigden  via hun nazaten gekoppeld kunnen worden. Op deze manier maakt Remy Jungerman het gedeelde slavernijverleden bespreekbaar.
Van 21 september 2013 tot 10 december 2013

Kunstvereniging Diepenheim
Grotestraat 17
7478 AA Diepenheim
Tel. 0547 352143
E-mail info@kunstvereniging.nl

Openingstijden: woensdag t/m zondag van 11.00 tot 17.00 uur.

Cultuurlijn 1102: Praten, kunst en theater over slavernijverleden

door Stuart Rahan

Amsterdam Zuidoost – Zij die behoefte hadden om op één dag nader kennis te maken met het Nederlandse slavernijverleden, hebben donderdag vanuit drie verschillende invalshoeken hun behoefte kunnen bevredigen. In gesprekken hebben inleiders hun licht laten schijnen op het slavernijverleden en hoe 150 jaar na de afschaffing in 1863, zij ermee omgaan. Kunstenaars geven slavernij een eigen gezicht door middel van een tentoonstelling en in het theater hebben rebelse vrouwen van toen een gezicht gekregen.
De drie grootste cultuurinstellingen van Zuidoost staken de koppen bij elkaar en startten hun eerste gezamenlijke activiteit onder de noemer Cultuurlijn 1102, hun gemeenschappelijke postcode. Imagine IC, Centrum Beeldende Kunst Zuidoost (CBK Zuidoost) en het Bijlmer Parktheater stelden een cultuurprogramma samen met slavernij als interessant thema in verband met de herdenking van 150 jaar afschaffing daarvan.
Nieuwe begrippen
Hoofdgast Saidiya Hartman van de Columbia Universiteit in de VS ging tijdens het onderdeel ‘Spoken slavery’ in op het immaterieel erfgoed van de slavernij. Daarbij maakte zij gebruik van het verhaal van een jonge Afrikaanse vrouw tijdens de overtocht van haar continent naar Amerika. Dat verhaal heeft Hartman opgetekend in het boek Lose your mother waarbij zij experimenteerde met verhalen van overlevering.
Door de eeuwen heen zijn het Engels en Nederlands verrijkt met woorden die in de slavernijperiode andere betekenissen hadden. Slaven zijn tegenwoordig ‘slaafgemaakten’, slaves werden het begrip ‘enslaved’. Volgens inleider Hester Dibbits maken nieuwe begrippen onder andere deel uit van de vernieuwde manier waarop slavernij herdacht wordt. Zangeres Denise Jannah droeg met haar optreden op geëigende wijze bij aan de herinnering van het slavernijverleden. “Fu sabi pe y’e go, yu musu sabi pe yu kemopo. Om je toekomst te bepalen dien je eerst te weten waar je vandaan komt”, vertolkte zij in twee prachtige liedjes. Zij bezong ‘Mama Aisa’ in een nummer dat zij op harmonieuze wijze liet overgaan in ‘Strange Fruit’, een lied dat herinnert aan de wreedheden van de slavernij.
Document
In het Centrum voor Beeldende Kunst kon het publiek vervolgens de opening meemaken van de tentoonstelling Gedeelde Erfenis: Slavernijverleden in de kunst. Ronald Ockhuysen, adjunct-hoofdredacteur van Het Parool opende de tentoonstelling officieel. Hij liet de aanwezigen delen in een gewaagde actie van de krant die onlangs op de voorpagina een oud document, dat gebruikt werd tijdens de slavernij plaatste. Met dat document konden handelaren een bestelling voor slaafgemaakten plaatsen of werden slaafgemaakten aangeboden. “Twee voor de prijs van één, was zo’n aanbieding”, vertelde Ockhuyzen wat volgens hem voor die tijd de normaalste zaak was. Hij kreeg niet alleen complimenten. Er waren ook lezers die zich afvroegen of het plaatsen van het oude document wel nodig was.
De tentoonstelling bestaat uit werk van twintig kunstenaars met een Nederlandse, Antilliaanse en Surinaamse achtergrond. Ken Doorson, Remy Jungerman, Patricia Kaersenhout, Iris Kensmil, Charl Landvreugd en George Struikelblok zijn enkele bekende Surinaamse kunstenaars. Van Iris Kensmil staan daarnaast nog drie fictieve portretten van marronkapiteins in de Schuttersgalerij van het Amsterdam Museum. Zij maakte de portretten ‘Out of History’, in opdracht van CBK Zuidoost en het Amsterdam Museum.
De dag werd afgesloten met de theatervoorstelling Rebelse Vrouwen in het Bijlmer Parktheater. Drie geesten van overleden slavinnen bieden troost en hulp aan een jonge Afrikaanse vrouw die tegen haar wil in de prostitutie belandt. Zij vertellen over hun eigen ellende, maar met trots delen zij verhalen van hun verzet.
[uit de Ware Tijd, 22/06/2013]

Gedeelde Erfenis: Slavernijverleden in de kunst

Op 20 juni wordt de expositie Gedeelde Erfenis: Slavernijverleden in de kunst geopend. CBK Zuidoost herdenkt met deze groepstentoonstelling dat Nederland 150 jaar geleden de slavernij afschafte. Twintig kunstenaars tonen hun visie op slavernij: van letterlijke verbeeldingen van gebeurtenissen tot abstracte benaderingen van het onderwerp. Het geheel doet nadenken over de gevolgen en de betekenis van slavernijgeschiedenis voor de huidige samenleving.

read on…

Adding up to the west

C&H Art Space is proud to announce adding up to the west, a solo exhibition by Remy Jungerman.

For this solo exhibition Remy Jungerman presents his recent works that consist of a series of wall installations that can be read as altarpieces. Jungerman’s recent work is intrinsically related to Afro-traditions and the western modernist art tradition, which embodies his personal relation with the country he was born (Moengo, Suriname) and the country he has been working and living from for the past twenty-odd years. He has shown a strong fascination for the esthetics and underlying values of Afro-religion and ritual elements of the traditional Maroon culture in Suriname and its Diaspora. At the same time he is fascinated by contemporary western art traditions and forms of communication. Therefore a part of his work also focuses on global citizenship, ‘glocal’ issues and the effects of globalization on today’s society. Traveling around the globe contributed to develop his work: some of the main themes are trans-nationality, belonging and the way knowledge exchanges between cultures.

The main characteristic of the fifteen altarpieces that will be presented during this solo exhibition are geometrical patterns that form an ambiguous relation between time and space. For Jungerman, using these patterns is an important reference to both modernism and traditional Surinamese fabrics, which becomes a significant reference to the foundations of his heritage. As Jungerman states in a recent interview with the digital Caribbean art-forum Uprising Art: “The grid patterns are connected with the cloth people wear during ancestral rituals in Suriname today. In the early 20th century, the maroons in Suriname were making shoulder cape patchworks with strict geometrical forms. An advertisement in the New York Times in 1996 reads: ‘If we didn’t tell you it came from the Suriname rainforest you might think it was modern Art’. (Richard and Sally Price). At that time modernism was developing in Europe especially ‘de Stijl’ in The Netherlands with Mondrian, Theo van Doesburg and others.”

Remy Jungerman uses different materials and objects to create collages and installations. During his last period he developed his work towards multimedia elements. He rearranges and combines elements and objects in different contexts to discuss their role and meaning within Western society and to mediate different interpretations.

Remy Jungerman was born in Suriname and has been living in Amsterdam since 1990. He started studying art at the Academy for Higher Arts and Cultural Studies, Paramaribo (Suriname), afterwards moving to Amsterdam he studied at the Gerrit Rietveld Academy. Since his first group exhibition in the Amsterdam Stedelijk Museum, Jungerman has participated in several solo and group exhibitions worldwide. His work has been featured in numerous publications

A book with an introduction of the art critic Rob Perrèe will be presented May 11th by C&H art space to accompany this solo exhibition.

Gallery hours: Thu-Sat 11-18 and by appointment, T +31 20 753 09 64, E info@ch-artspace.com
Tweede Kostverlorenkade 50, 1053 SB Amsterdam, The Netherlands
www.ch-artspace.com

3073 talks & lectures 2: Remy Jungerman

Studio Charl Landvreugd | Putsebocht 76 B | Rotterdam

10 februari 2013 | 15:00 – 17:00

Remy Jungerman heeft een fascinatie voor de Afro-religieuze esthetiek die hem verbindt met de Afrikaanse Diaspora en de religieuze kennis van zijn Marron voorouders in Suriname. Hij is gegrepen door de altaren kleuren en ruitpatroon in de stoffen die worden gebruikt bij rituelen, objecten en offers die worden gebracht. Door deze fascinatie heeft hij zich ontwikkeld tot een multimedia kunstenaar die werkt met installaties en collages. Enkele van zijn hoofdthema’s zijn trans-nationaliteit, thuis voelen en de manier waarop kennis wordt overgedragen tussen culturen.
Tijdens de conversatie 3073 talks & lectures # 2 zal Remy Jungerman spreken over zijn proces, zijn onderzoek en ontwikkeling en hoe zijn werk beïnvloedt is door Afro-religieuze esthetiek.
Remy Jungerman has a fascination for the Afro-religious esthetics, that connect him to the African Diaspora and the religious knowledge of his Maroon ancestors  in Suriname. His fascination includes altars, colors and (grid) patterns in cloth used in rituals, objects used in offers and libations. Through this fascination he developed into a multimedia artist working with installations and collages. Some of the main themes in his work are trans-nationality, belonging and the way knowledge exchange between cultures.
 
 
According to Landvreugd;
In the last years his imagining of ancestor worship shows a divide between bright colours and tranquil tones. In Surinamese visual culture, which is part of Jungerman’s cultural heritage, the realm of the living are separated from the dead. Offerings and rituals from the artist’s personal history become two-dimensional renderings of contact with the past. Jungerman makes a reality visible that has been hidden for a long time. The lively collages tell the story of a philosophy that aims to find balance between the past, present and future. They function as a lesson in Afro-Surinamese ritual and philosophy for beginners. It is a crash course that operates as an introduction to understanding the serene abstractions of Jungerman’s wall installations.
These spatial works refer to the multiple dimensions in which Afro-Surinamese thought plays out. Through its apparent flatness, one is never sure whether the wall object is sculpture or painting. The work’s basic grid lines derived from the ritual pagne (wrap) imply infinity in time and space. Carefully placed objects within the grid mark the moment of contact between man and the past. These ‘offerings’ provide entrance to the multi-dimensional world where ancestral knowledge is hidden.
His work has been acquired by various institutions and private collectors worldwide among which: the Stedelijk Museum in Amsterdam, the Museum voor Moderne Kunst in Arnhem, Museum Het Domein in Sittard, Zeeuws Museum, Middelburg, ARC Collection, Amsterdam, Droog, NY, USA, the Rennies Collection in Vancouver
During the conversation Jungerman will speak about his process, his research and development and how his work is influenced by Afro-religious esthetics.
 
3073 INFO:In de periode 2012 – 2015 zijn er 30 talks & lectures (conversaties & lezingen) door kunstenaars, curatoren, schrijvers en denkers die als divers worden beschouwd of die dagelijks met diversiteit te maken hebben in hun beroepspraktijk.
Tijdens de conversatie of lezing geven zij hun kijk op diversiteit en hoe dit tot uitdrukking komt in hun werk. Na de presentatie is er ruimte voor vragen waarbij er een actieve koppeling wordt gemaakt tussen de presentatie en de ‘diverse’ wijk Bloemhof, postcode 3073, en haar buurtbewoners.
Dit gesprek tussen de praktijkbeoefenaars en de wijk opent een interne dialoog over vragen rond diversiteit. Op deze wijze worden praktische -, artistieke – en theoretische argumenten / bespiegelingen gekoppeld aan lokale issues. De hele sessie wordt opgenomen op beeld en geluid.
Het project 3073 talks and lectures is een vervolg op de debatten Am I Black Enough for You (de Unie 2010) en Am I Black (SMBA, 24 januari 2013)
Copyright © 2013 Studio Charl Landvreugd, All rights reserved.
You receive this email because you like Studio Charl Landvreugd on facebook
Our mailing address | Ons postadres is:
Studio Charl Landvreugd
Putsebocht 76 B
Rotterdam, ZH 3073 HN

Hoe zwart is kunst?

Op donderdag 24 januari vond in SMBA het debat Am I Black plaats. Een initiatief van kunstenaar en schrijver Charl Landvreugd, dat voortborduurde op Am I Black Enough for You (Rotterdam, 2010). Hoofdthema? Zwarte kunst in een witte kunstwereld.

Is het een last om als kunstenaar gedefinieerd te worden in relatie tot je culturele achtergrond? Moet er (nog) een emancipatiestrijd gevoerd worden voor de erkenning van zwarte kunstenaars? Hoe kan er meer diversiteit komen in de Nederlandse kunstwereld? Dit zijn enkele vragen die aangestipt werden in het debat Am I Black.
De middag in SMBA werd geopend door gastheer Jelle Bouwhuis. Bij SMBA is hij al enige jaren bezig met Project 1975 over hedendaagse kunst in relatie tot kolonialisme. Zo’n vier jaar geleden merkte Bouwhuis op dat er in Nederland weinig aandacht was voor Afrikaanse kunst, terwijl deze kunst in andere – met name Angelsaksische – landen wel populair was. Zo begon bij SMBA de zoektocht, die de komende jaren voorgezet zal worden in het Stedelijk Museum met het onlangs gepresenteerde Global Collaborations.
Afro-Europese theorie en het discours
In de aankondiging voor het debat werden complexe onderwerpen aangehaald: ‘Is er ruimte in Nederland, en op het Europese vasteland in het algemeen, om lokale etnische issues onderdeel te maken van het lokale kunstdiscours op basis van de issues die uit de zwarte gemeenschap voortkomen? En, op die manier een Afro-Europees denken over kunst tot stand te brengen dat onderdeel kan worden van het kunstbeleid?’
Deze tekst is ongetwijfeld opgesteld door initiatiefnemer Charl Landvreugd, die door Bouwhuis komisch geïntroduceerd werd als zwarte kaaskop. In zijn openingslezing sprak Landvreugd over de traditie van Afro-Amerikaanse theorie en Black British Theory. De Nederlandse kunstwereld blijft naar zijn idee achter op dat gebied.
Aangezien er praktisch geen etnische diversiteit is in de staf van culturele instellingen, zo stelt Landvreugd, is het niet gek dat er geen allochtoon publiek komt (link: www.volkskrant.nl/Museum is bolwerk gebleven ). ‘Allochtonen kunnen zich niet vinden in de programmering.’
Hij vraagt zich af of dit gebrek aan diversiteit niet samenhangt met het feit dat een Afro-Europese discours nog in de kinderschoenen staat. Voor diegenen die niet volledig op de hoogte zijn van de stand van de Amerikaanse, Britse en West-Europese theorie op dit gebied was Landvreugds lezing erg abstract. De kwestie van een Afro-Europees denken bleef dan ook onderbelicht in het debat.
Kwaliteit
De tweede lezing kwam van kunstschrijver Rob Perrée en ging over zijn persoonlijke interesse in zwarte Amerikaanse kunstenaars. Zijn fascinatie begon in de jaren negentig toen hij in aanraking kwam met het werk van destijds onbekende Afro-Amerikaanse kunstenaars. In 1998 maakte Perrée een publicatie en tentoonstelling in De Beyerd en het Frans Halsmuseum over een groep zwarte kunstenaars. Vier van de kunstenaars die hij had geselecteerd trokken zich plots terug; zij weigerden in dit verband tentoongesteld te worden. Perrée erkent dat hij daar toen geïrriteerd over was – het was hem te doen om de kwaliteit van hun werk, niet hun huidskleur – maar dat hij nu nooit meer zo’n expositie zou maken.
Zijn positie maakt hij duidelijk door een citaat aan te halen van de recent aangestelde curator Afrikaanse kunst bij Tate, Elvira Dyangani Ose. Tate is al enige tijd bezig conservatoren aan te stellen met kennis van een geografisch gebied (in tegenstelling tot artistieke discipline). Let wel, zo stelt Dyangani Ose: ‘geographical provenance should not be considered an aesthetic category.’ Het gaat Perrée in de eerste plaats om de kwaliteit van een kunstwerk. Kwaliteit, zo suggereert hij, die losstaat van de etnische achtergrond van de kunstenaar.
Zwart
Tijdens de middag werd al snel duidelijk dat er veel incrowd aanwezig was; kunstenaars en critici die elkaar bij naam kenden en ongetwijfeld aanwezig waren bij het eerdere debat in Rotterdam, dat eveneens geleid werd door Aspha Bijnaar. Het panel bestond uit Remy Jungerman (kunstenaar), Sara Blokland (kunstenaar), Macha Roesink (directeur De Paviljoens) en Annet Zondervan (directeur CBK Zuidoost). Al direct na de voorstelronde van het panel werd de zaal betrokken bij de discussie. Het publiek bleek zeer geëngageerd en vuurde de discussies flink aan. Een nadeel was dat het debat soms chaotisch werd en in cirkels verliep.
De term ‘zwart’ werd continu aangehaald; ‘zwarte kunstenaar’, ‘zwarte kunst’, ‘black aesthetics’ et cetera. Afgezien van Perrée, die Landvreugd herhaaldelijk naar een definitie van deze ‘black aesthetics’ vroeg, leek geen van de aanwezigen zich druk te maken over de terminologie. De boventoon werd gevoerd door de vraag of het al dan niet een probleem is dat je als zwarte kunstenaar als zodanig gelabeld wordt. Sommige kunstenaars konden er niet mee zitten: ‘Mijn achtergrond maakt nu eenmaal deel uit van mijn werk.’
Een ander merkte op: ‘Het probleem is dat als ik bijvoorbeeld alleen maar Delftsblauwe vazen zou maken dat het dan nog steeds gezien wordt als politiek”. Perrée besloot olie op het vuur te gooien door te stellen dat de kunstenaar ook zelf verantwoordelijk is voor het label “zwarte kunstenaar”. ‘Je laat mensen ook weten dat je zwart bent. Je huidskleur is niet te zien in het werk zelf.’
Roesink vindt het problematisch dat altijd als een kunstenaar niet blank is er naar zijn etnische achtergrond wordt gevraagd in relatie tot zijn werk. Dat geldt niet alleen voor kunstenaars uit Afrika; Roesink haalt het voorbeeld aan van de Iraanse kunstenares Shirana Shahbazi die zich door 9/11 meer bewust werd gemaakt van haar wortels. Roesink: ‘Het is belangrijk om een debat als dit te voeren, omdat deze kunstenaars door anderen in een cultureel hokje geplaatst worden.’ Jungerman vindt het daarentegen belangrijker dat er nu een grote overzichtstentoonstelling komt van één of meerdere zwarte kunstenaars: ‘Een tentoonstelling is een uitspraak. Je kunt debatteren, maar als je iets wilt veranderen moet je onderbelichte kunstenaars simpelweg laten zien.’
‘Zwarte kunst’ en ‘zwarte issues’ blijken in het debat geen eenduidige, ongecompliceerde termen. Zondervan zet zich bij het CBK Zuidoost in voor een programmering die aansluit bij de leefwereld van de lokale bevolking. Om zwarte issues aan de kaak te stellen is huidskleur niet doorslaggevend: ‘Ook als blanke curator kun je, door je bewust te zijn, zwart programmeren. Diversiteit in je staf is daarbij belangrijk omdat het zorgt voor meer bewustzijn van je eigen normen- en waardenkader.’
Landvreugd besluit: ‘Ik richt me specifiek op zwarte issues, omdat ik denk dat je door dit punt te takelen ook andere veranderingen teweegbrengt. Het gaat niet alleen over donkere huidskleur, maar even goed over het zichtbaar maken van andere minderheden in de kunstwereld.’ Voor Blokland is het juist problematisch dat dit debat gevoerd wordt langs lijnen van emancipatie, en niet van beeldende kunst. Er werd in SMBA gesproken over discours, huidskleur, diversiteit in musea, kwaliteit, maar er is geen enkel kunstwerk inhoudelijk besproken. Misschien is het inderdaad tijd voor een grote tentoonstelling van hedendaagse ‘zwarte kunst’ – dan kunnen we zien wat het eigenlijk inhoudt en daarna weer verder praten.
Het debat Am I Black is opgenomen en de videoregistratie zal binnenkort verschijnen op de blog van SMBA’s Project 1975: http://project1975.smba.nl/
[van Metropolis M]

Debat: Am I Black?

Na Am I Black Enough for You (2010 De Unie) is er op 24 januari in het SMBA het Debat Am I Black over de zin of onzin van een Afro-Europees kunstdiscours met: Dr. Aspha Bijnaar, Sara Blokland, Remy Jungerman, Charl Landvreugd, Rob Perrée, Macha Roesink en Annet Zondervan.
De Anglo-Saksische kunstwereld heeft de beschikking over een goed ontwikkelde Afro-Amerikaanse en Black British (kritische) theorie, waarmee het werk van Zwarte kunstenaars een significante positie krijgt in het maatschappelijk discours. Dit gegeven is ook van toepassing op het Afrikaanse continent en in de Caraïben.
Er is tot nog toe geen officiële traditie van Afro-Europese kunstkritiek en -discours die een context leveren voor het beoordelen van werk gemaakt door Zwarte kunstenaars op het vasteland van Europa. Als we het beeldend werk van deze groep Europeanen willen beoordelen hebben wij enkel de beschikking tot het Brits-Amerikaanse, Afrikaanse en Caribische model, naast het algemeen dominante kunstdiscours in het betreffende Europese land. Met deze beperkingen in het achterhoofd worden er werken geproduceerd door Afro-Europese kunstenaars die internationaal alleen weerklank vinden wanneer zij afgezet worden tegen deze bestaande raamwerken.
Deze constatering is het uitgangspunt voor het debat Am I Black in Stedelijk Museum Bureau Amsterdam. Daarin staat de vraag centraal of het zinvol is om langs raciale en etnische lijnen te denken over de hedendaagse beeldende kunst in Nederland, en of het nuttig kan zijn om een eigen Afro-Nederlands en Afro-Europees kunstdiscours te ontwikkelen.
Is er ruimte in Nederland, en op het Europese vasteland in het algemeen, om lokale etnische issues onderdeel te maken van het lokale kunstdiscours op basis van de issues die uit de zwarte gemeenschap voortkomen? En, op die manier een Afro-Europees denken over kunst tot stand te brengen dat onderdeel kan worden van het kunstbeleid?

Deze vragen worden belicht door initiatiefnemer Charl Landvreugd en in een internationale context geplaatst door kunsthistoricus Rob Perrée. Daarna is er een discussie waaraan Macha Roesink (de Paviljoens), Annet Zondervan (CBK Zuidoost) en de kunstenaars-curatoren Remy Jungerman en Sara Blokland deelnemen. De discussie staat onder leiding van Dr. Aspha Bijnaar.

Donderdag 24 januari | Aanvang: 16.30 uur | Voertaal Nederlands
Toegang gratis, reserveren a.u.b. via mail@smba.nl

Dit debat wordt ondersteund door / This debate is generously supported by: het Amsterdams Fonds voor de Kunst, het Mondriaan Fonds en het Stedelijk Museum Bureau Amsterdam

Verrassen, choqueren, verbazen

Hedendaagse kunst uit het Caraïbisch Gebied

door Nicolaas Porter

In de kunsthal KAdE te Amersfoort-Nederland is van 26 mei tot en met 26 augustus 2012 de tentoonstelling Who more SCi-Fi than us; hedendaagse kunst uit de Caraïben te zien. De tentoonstelling is samengesteld door gastcurator Nancy Hofman. Who more SCi-Fi than us toont een selectie uit werk van hedendaagse kunstenaars in de Caraïben, van het zuiden (Antillen en Suriname) tot het noorden (Cuba en Jamaica), van het westen (Costa Rica en Panama) tot het oosten (Martinique en Barbados) en alle eilanden daartussen.

read on…

Who More Sci-Fi Than Us?

Vrijdag 25 mei is de tentoonstelling Who More Sci-Fi Than Us, hedendaagse kunst uit de Cariben feestelijk geopend door Lucia Nankoe (literatuurwetenschapper/ publicist) met de speech: ‘Het Fort is ingenomen door Kunstenaars.’ 

Foto © Michiel van Kempen


Het Fort is ingenomen door kunstenaars

door Lucia Nankoe

De Caribische expositie die vanaf vandaag in Amersfoort van start gaat, is getiteld: Who more sci-fi than us. Deze titel verwijst naar een voetnoot uit een roman van de Dominicaanse schrijver Junot Diaz getiteld: Het korte en wonderbare leven van Oscar Wao. De hoofdpersoon uit het boek – Oscar – is verslingerd aan allerlei verhaalvormen zoals historische romans, games, stripverhalen, films, animatiefilms. Zowel oude als nieuwe vertellingen bekoren hem en maken hem mede daardoor tot een buitenstaander, een buitenaards wezen, die er ook fysiek anders uitziet dan zijn leeftijdgenoten. Oscar is zowel een held, als een anti-held.

De spelregels in deze roman zijn duidelijk: het fictieve verhaal wordt gehoord, maar in de kleine letters wordt het echte gruwelijk verhaal verteld over de geterroriseerde bewoners in de Dominicaanse Republiek onder het bewind van dictator Trujillio, tot zijn dood in 1961. De vorm van de vertelling voegt een adembenemende extra dimensie aan het werk toe.

“Who is more sci-fi than us” , zegt Junot Diaz. Zijn hoofdpersoon Oscar gaat regelmatig vanuit de V.S. Naar de Dominicaanse Republiek op familiebezoek. Hij geniet dan van de schoonheid van het eiland, maar in de suikerrietvelden ervaart hij ook de wrede kant van het dictatoriaal regime.

De titel van deze tentoonstelling Who is more sci fi than us vat in zekere zin de kunstwerken samen die hier tentoongesteld zijn. Het roept associaties op bij de gepresenteerde beelden. Hier kunnen we genieten van de verschillende kunstvormen en tegelijkertijd ‘lezen’ we het politieke en sociale verhaal dat daaraan ten grondslag ligt. Ook hier is sprake van meerdere lagen. Het grensgebied tussen fantasie en werkelijkheid wordt keer op keer onderzocht.

Een mooie illustratie van connotaties waarbij tekst en context nauw verweven zijn treffen we ook in het boek A Small Place van de schrijfster Jamaica Kincaid:

“You are a tourist and you have not yet seen a school in Antigua, you have not yet seen the hospital in Antigua, you have not yet seen a public monument in Antigua. As your plane descends to land, you might say, what a beautiful island Antigua is – more beautiful than any other islands you have seen -” Toeristen die de Caribische eilanden en het Caribisch gedeelte van het vasteland bezoeken, zien meestal slechts de buitenkant. De dubbelheid, de schijnbaar badinerende toon van bovenstaande alinea uit A Small Place, heeft een heftiger impact dan op het eerste gezicht lijkt.

Eenzelfde scherpe blik met een ondertoon van ironie, treffen we ook aan in de tekeningen, schilderijen, foto’s, sculpturen, films en animaties in deze tentoonstelling. Een gefragmenteerde verzameling, denkt u wellicht, maar bij denkers als Edward Braithwaite uit Barbados en Edouard Glissant uit Martinique staat het concept fragmentatie centraal in hun werk. De meer dan 30 kunstenaars hier aanwezig tonen hun veelzijdigheid in allerlei uitingsvormen. Beeldend kunstenaar Tony Monsanto uit Curaçao noemt één van zijn werken ‘créolité makes us strong’ waarmee hij reflecteert op de huidige tijd, zonder het pijnlijk verleden terzijde te schuiven.

Reeds eerder, dat wil zeggen aan het begin van de 20ste eeuw waren Caribische kunstenaars op zoek naar eigen uitingsvormen en smolten ze tradities uit andere continenten samen om zo hun eigen beeld van de omringende wereld te creëren. Om u maar enkele grootheden te noemen:

Aimé Césaire uit Martinique, de dichter die bejubeld werd door de Franse surrealist André Breton heeft de literaire scene van het Franstalig gebied grondig beïnvloed.

Léon-Gontran Damas bezingt met zijn poëtische creaties de Guyanese Bonis en Saramaccaners. Hier volgt een gedicht uit zijn bundel Névralgies:

Il n’est plus bel hommage
Il n’est plus bel hommage

à tout ce passé
à la fois simple
et composé
que la tendresse
l’infinie tendresse
qui entend lui survivre

Een liefdevol en teder beeld spreekt uit bovenstaand gedicht, een eerbetoon aan het verleden en om met één van de werken van Jungerman te spreken: Promise. Deze kunstenaar is een veelbelovende zoektocht aangevangen naar de relatie tussen abstract geometrische kunst en de esthetiek van de Marrons, de bewoners uit het binnenland van de Guyana’s.
De eerste Nobelprijswinnaar literatuur uit de regio Saint-John Perse, geboren in Guadeloupe, gebruikt in zijn poëzie schitterende beeldende taal. Of neem de andere Nobelprijswinnaar, de Trinidadiaanse V.S. Naipaul die in zijn klassiek geworden roman A House for Mister Biswas de Caribische verbeelding ons laat toespreken. Derek Walcott uit St. Lucia en Frankétienne uit Haiti beheersen de verbale kunst en schuwen evenmin de visuele uitingsvorm. Ze zijn zowel schrijver als schilder.
Kunstenaars maken ook meer gebruik van hun moedertaal, zoals beeldend kunstenaar en auteur Frankétienne, die schrijft in het Haïtiaans Creools. Edgar Cairo uit Suriname, schrijft in het Sranan, een Creoolse taal, die hij vermengt met neologismen die rechtstreeks naar zijn culturele erfenis verwijzen. Verschillende kunstdisciplines worden aan elkaar gekoppeld, waardoor een nieuwe taal ontstaat die meerdere lagen heeft.
In de tentoonstelling zult u kunsticonen aantreffen zoals Edouard Duval Carrié uit Haïti die ons keer op keer verrast met zijn kunstwerken. En wat te denken van de jongere generatie zoals Ebony Patterson en Renee Cox uit Jamaica, Wendell Mcshine uit Trinidad, Sheena Rose uit Barbados, Mario Benjamin uit Haïti en de veelzijdige Hew Locke uit Guyana? Deze generatie kunstenaars kiezen voor een nieuwe taal. Ze putten daarbij uit verschillend cultureel erfgoed. Remy Jungermann, Marcel Pinas, Charl Landvreugd – een mooi trio uit Suriname – maken daarbij gebruik van verschillende materialen o.a. metaal, hout, lappen katoen, blauwsel, pimbadoti.

De ketenen zijn afgeworpen en de taal van de kunsten wordt niet meer nageaapt. Het Fort is ingenomen door kunstenaars. Het Caribisch kunstenaarsschap brengt een gedurfd meesterschap voort en curatoren van musea deinzen er niet voor terug om deze authenticiteit te tonen.

Om de Surinaamse dichteres Joanna Schouten–Elsenhout te citeren:

Mi Dren
Yere mi sten

Lek’wan griyo e bari
A baka den bigi krepiston

Een lamento in versregels waarin een apocalyptisch beeld uit het verre of nabije verleden wordt geschetst. Op de tentoonstelling in Amersfoort is ‘The Afro-Curse Exorcizing Machine’ van Tirzo Martha hier een mooi visueel voorbeeld van.

“Who is more sci-fi than us”, zegt Junot Diaz. Schrijfster Pauline Melville uit Guyana verwoordt het zo: “Wij in dit deel van de wereld, koesteren een diepe wens voor de leugen, met al haar consequenties en verwikkelingen. Wij nemen de leugen serieus.” Escapisme wordt dan een stijlmiddel en de relatie tussen het fictieve en feitelijke discours blijkt versmolten te zijn. Alle denkbare schildersstijlen van abstract tot hyperrealistisch worden opgezocht en verkend. De grenzen vervagen en verrassen zoals in het werk van David Bade uit Curaçao, Ryan Daniel Oduber uit Aruba en Michael Mcmillan uit St Vincent.

Misschien kunnen we spreken van de kunstenaar als flexwerker, een flexkunstenaar, in zoverre hij dit niet altijd was, schijnbaar onbekommerd en toch zeer bewust, zigzaggend langs genres, disciplines, taal, stijl zonder enige beperking als een zeedier van eiland naar land. En als hij gevangen gehouden wordt dan nog is er een frisse impuls die op een overtuigende manier een visueel en tekstueel verhaal brengt.

Luistert u naar de dichter Nicolas Guillén uit Cuba met El Caribe uit El Gran Zoo:

En el acuario del Gran Zoo, nada el Caribe. Este animal marítimo y enigmático tiene una cresta de cristal, el lomo azul, la cola verde, vientre de compacto coral, grises aletas de ciclón. En el acuario, esta inscripción: «Cuidado: muerde».

Nogmaals: De Caraibe
In het aquarium van de Grote Dierentuin

zwemt de caribe.
Dit raadselachtig zeedier
heeft een kam van christal,
een blauwe rug, een groene staart,
zijn buik is van compact koraal
en hij heeft grijze vinnen
van cycloon.
Op het aquarium staat geschreven:
‘Pas op, hij bijt.’

Who is more sci-fi than us?
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter