Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Mallemolen van Surinaamse personages en hun namen (1)
door William L. Man A Hing
Aangenomen kan worden dat de verrommeling van Surinaamse namen en persoonsgegevens door een vloed van publicaties op gang is gekomen na de opstand van 1980. Dat daarbij niet steeds zorgvuldig wordt omgesprongen met gegevens van bekende actoren laat een kleine bloemlezing zien. read on…
Boekencafé in Amsterdamse Academische Club
Boekencafé 27 t/m 31 januari
In de laatste week van januari is iedereen welkom in het Boekencafé: vijf avonden achtereen gesprekken met topschrijvers in de Amsterdamse Academische Club. De week heeft het thema ‘de zeven hoofdzonden’.
read on…Jansen van Galen: niet-moralistisch, weinig comparatief
Belangrijke bijdrage
door Sandew Hira
Met veel plezier heb ik de roman van Karin Amatmoekrim over Anton de Kom gelezen. Amatmoekrim is net als Clark Accord een vertegenwoordiger van een nieuwe generatie Surinaamse schrijvers die zich ontworstelt uit de koloniale geest. Als Cynthia McLeod een roman zou schrijven over Anton de Kom, dan zou het grootste deel van het verhaal gaan over de liefdesperikelen van gouverneur Rutgers, zoals het verhaal Hoe duur was de suiker niet gaat over de totslaafgemaakten, maar over de liefdesperikelen van hun onderdrukkers. Amatmoekrim daarentegen kruipt in de geest van Anton de Kom, toen hij eind 1939 werd opgenomen in de Ramaerkliniek in Den Haag. Adek is overspannen en depressief. Zijn vrouw Nel had geregeld dat hij kon worden opgenomen, tegen zijn zin overigens.
De roman behandelt de ervaringen en emoties van Adek in de kliniek met flashbacks naar zijn jeugd, zijn strijd en zijn belevenissen in Suriname en Nederland. De schrijfster doet dat op een knappe en gevoelige manier. Zo gebruikt ze het verhaal van de tekening uit het boek van Stedman, waarin een zwarte man is opgehangen aan een vleeshaak die zijn ribben doorboort. Ze laat Adek de man in zijn fantasie bezoeken en zijn verdriet en verontwaardiging voelen. Ze gebruikt de kinderliedjes die Adek gehoord heeft van zijn grootmoeder en het verhaal vertellen van willekeur en moord tijdens slavernij: faja siton no bron mi si.
Ze voert de grootmoeder van Adek ten tonele, toen Adek haar vertelde over wat hij op school leerde over Nederlandse helden als Willem de Ruyter. Zijn grootmoeder neemt hem mee naar het galgenveld waar de zwarte helden werden opgehangen. Zo krijg je een idee hoe de emoties van Adek gegroeid zijn vanuit zijn ervaringen en familieverhalen. Ze vertelt over de woede en het verdriet dat Adek voelt als hij in een rapport leest hoe een totslaafgemaakte die zijn meester tegensprak gestraft werd met het afhakken van zijn vingers die hij vervolgens onder dwang moest opeten:
“Toen hij het uitschreeuwde van de pijn, irriteerde hij zijn meester zodanig dat deze hem de tong uittrok. Anton las het, en de afstand in tijd en ruimte verhinderde niet dat zijn hart bloedde omwille van het lijden van een broer.” Een van de mooiste onderdelen van de roman is de verhouding die Amatmoekrim schetst tussen Adek en zijn witte vrouw Nel. Daarin laat zij zien hoe goed zij is in het beschrijven van menselijke relaties. Adek, de zwarte internationalist die strijd voor de bevrijding van de zwarte mens, is verliefd op een witte vrouw:
“Als hij ’s avonds in bed bij zijn vrouw ging liggen en naar haar lieve, blanke gezichtje keek, vroeg hij zich af of de schuld van haar voorouders over was gegaan op haar, zoals het verdriet van de zijne als vanzelf door hem werd geërfd.”
Adek was tegen zijn zin opgenomen in een psychiatrische inrichting. Zijn vrouw had daarvoor gezorgd. Amatmoekrim schetst het gevoel van verraad dat door Adek ging. Als Nel hem komt bezoeken zegt hij:
“Ik vertrouwde je. Jou alleen, vertrouwde ik. En je hebt me hier laten opsluiten als een beest. Juist jij.’
Ze greep naar haar buik, alsof hij haar een onzichtbaar mes in de maag had gestoken, alsof hij het een kwartslag draaide, het eruit trok en haar er opnieuw mee stak, en ze huilde geluidloos, met haar mond wijd open en haar ogen vol ongeloof, en hij wist dat hij haar een wond had toegebracht die nooit meer zou helen.” De roman eindigt met het ontslag van Adek uit de inrichting, drie maanden later. Hij was genezen. In een prachtige documentaire die Ida Does over Anton de Kom heeft gemaakt vertelt dochter Judith hoe haar vader als een herboren man terugkwam en weer die lieve vader was die ze altijd gekend had. Het drama van de familie De Kom is nauw verweven met het historische drama van koloniaal Suriname. Adek ligt begraven in Nederland. Zijn vrouw die Suriname later veelvuldig zou bezoeken ligt begraven in Suriname. Alle pogingen van witte historici zoals John Jansen van Galen, Gert Oostindie, Rob Woortman en Alice Boots [op wier werk Amatmoekrim steunt voor de biografische data – red. CU], om Adek te laten verworden tot een man van weinig betekenis voor Suriname, zijn vruchteloos gebleken. Met haar roman De man van veel heeft Amatmoekrim vanuit de invalshoek van literatuur een belangrijke bijdrage geleverd aan de identificatie van deze historische figuur.
[van Starnieuws, 21 oktober 2013]
Nederlands dekolonisatieproces ambitieus beschreven
door Walter Lotens
Op de cover van Afscheid van de koloniën worden twee geografische kaarten bij elkaar gebracht. Het zijn Indonesië en Suriname, twee voormalige Nederlandse koloniën. De eilanden die vroeger de Nederlandse Antillen heetten, staan er niet op, want daarvan heeft Nederland nog niet volledig afscheid genomen.
read on…Debat Afscheid van de koloniën
Een Nederlandse visie op dekolonisatie
door Jerry Egger
Afscheid van de koloniën
De dekolonisaties van Nederland in Oost en West, 1942-2010
door John Jansen van Galen
Op 10 oktober 2010 werden de Nederlandse Antillen opgeheven. Maar zijn daarmee de problemen opgelost? De dekolonisatiegeschiedenis van Nederland lijkt een gebed zonder end, met een uiterst grillig verloop. Nederland heeft zijn koloniale politiek altijd verdedigd als een beleid dat werd gedicteerd door vastgestelde beginselen, maar volgens Jansen van Galen werd het in feite steeds bepaald door de nationale belangen van het moment. Hij beschrijft de wisselvalligheden, goede intenties en kortzichtigheid van een kolonisator. Of: hoe het Nederlandse kolonialisme, begonnen als het ‘grootste avontuur’ van de natie, langzaam sputterend als een nachtkaars uitgaat.
read on…Afscheid van de koloniën
Op zaterdag 2 februari 2013 vindt de boekpresentatie van Afscheid van de koloniën van John Jansen van Galen plaats. Waarom moest Indonesië geleidelijk en Suriname halsoverkop onafhankelijk worden? Waarom waagde Nederland zich op de rand van een oorlog ter wille van het zelfbeschikkingsrecht van de Papoea’s, dat het echter niet gunde aan Aruba? Waarom eiste Den Haag een volksstemming over de staatkundige toekomst van Nieuw-Guinea en weigerde het die aan Suriname?
Zestig jaar al neemt Nederland afscheid van zijn koloniën. Met de opheffing van de Nederlandse Antillen op 10/10/2010 kwam er nog geen einde aan. John Jansen van Galen beschrijft de dekolonisaties in de Oost en de West met al hun onderlinge tegenstrijdigheden, goede voornemens en faliekante gevolgen. Zijn dit ‘zwarte bladzijden’ of deed Nederland het per saldo ‘zo gek nog niet’?
Bij de presentatie wordt John Jansen van Galen geïnterviewd door Hans Goedkoop. Van Galen is journalist en werkte bij de Haagse Post en voor de VPRO en tegenwoordig voor Het Parool en het radioprogramma Met het oog op morgen van de NOS. Hij schreef boeken over Suriname, Nieuw-Guinea, de jaren zeventig en een aantal biografieën.
Hans Goedkoop is historicus, biograaf en literatuurcriticus en presentator van Andere Tijden, het historische televisieprogramma van NTR en VPRO. Vorig jaar verscheen van hem De laatste man over zijn grootvader die vanaf 1948 als officier en later bevelhebber diende in Indië.
Afscheid van de koloniën verschijnt bij Atlas-Contact, paperback, 608 blz., € 45,00
zaterdag 2 februari 2013 | 16:00 – 18:00 uur | Boekhandel Schreurs & De Groot, Weteringschans 173, Amsterdam
De verdwijning van Marion Bloem en het gebrek aan nationalisme van Dobru…
Geanimeerde Vierde Caraïbische Letterendag
door Yaela van Dijk-Refos
Op zaterdag 1 oktober 2011 vond de Vierde Caraïbische Letterendag plaats in Theater van ’t Woord op de hoogste etage van de Openbare Bibliotheek Amsterdam.
Het thema van de avond was ‘Over de kunst van het lezen’. Presentator Miriam Illes kondigde de verschillende programma-onderdelen aan. Zij leidde de avond in en stelde de columnisten voor. Achtereenvolgens lazen Eva Gelach, Juliën Ignacio, Myra Römer en F.Starik speciaal voor deze avond geschreven columns voor over hun leeservaringen. Michael Tedja kon door gezondheidsproblemen niet fysiek bij de avond aanwezig zijn, maar had zijn column opgenomen op een audio-opname die afgedraaid werd. De columnisten hebben allen zeer waardevolle bijdragen geleverd die een kritische reflectie geven op het lezen van Caraïbische literatuur.
De columns werden afgewisseld met twee filmfragmenten met straatinterviews, opgenomen door filmer Kris Kristinsson in Amsterdam Zuidoost. Hierin ondervroeg presentator Quinsy Gario (die ook dicht onder de naam T. Martinus) passanten over hun kennis en leesgedrag ten aanzien van Surinaamse en Antilliaanse literatuur.
In de pauze (20 min.) die volgde had het publiek gelegenheid om een drankje te bestellen en verkochten Literaire reisboekhandel De Evenaar en Uitgeverij In de Knipscheer boeken van de aanwezige schrijvers.
Na de pauze vond er een debat plaats onder leiding van John Jansen van Galen. Deelnemers waren Karin Amatmoekrim, schrijfster van vier romans – haar laatste Het gym in de week voor de Letterendag verschenen, de avond voor de Letterendag zat zijn nnog bij Pauw & Witteman; Jos de Roo, oud-journalist van de Wereldomroep, criticus van de Amigoe en Trouw, tegenwoordig woonachtig op Aruba en werkend aan een proefschrift over de invloed van de Wereldomroep op jonge schrijvers in de jaren ’50 en ’60; en Ismene Krishnadath, schrijfster van jeugdboeken, romans en columns en voorzitter van de Surinaamse Schrijversgroep ‘77. De laatste schrijfster was speciaal voor deze gelegenheid overgevlogen uit Suriname. Schrijfster Marion Bloem, die eigenlijk ook aan het debat zou deelnemen, was aan het begin van de avond aanwezig, maar was opeens met de noorderzon vertrokken.
Naar aanleiding van de hoofdvraag van het debat, “Hoe wordt Caraïbische literatuur in Nederland ontvangen door lezers en recensenten?”, volgde een levendige discussie. Is Surinaamse en Antilliaanse literatuur een onderscheiden ‘richting’ in de wereldliteratuur of moet het niet zo bestempeld worden? Begrijpen mensen uit Nederland deze literatuur wel en is dat laatste eigenlijk noodzakelijk om de literatuur op waarde te kunnen schatten? Vooral Jos de Roo’s stelling dat Dobru in zijn nationalistische tijd zo weinig echt nationale metaforen gebruikte, lokte veel reactie uit. Het publiek haakte bevlogen op de discussie in en kreeg zelfs zoveel ruimte van de debatleider dat het panel achter de tafel nog nauwelijks aan verdieping van de discussie toekwam.
Spoken word-artiest T. Martinus sloot de Letterendag af met een performance waarvoor hij gedurende de avond aantekeningen had gemaakt op een flip-over temidden van het publiek.
Na bloemen aan alle deelnemers te hebben overhandigd sloot Miriam Illes om 22.00 het zaalprogramma af. Hierna volgde in de foyer muziek van het latin/jazzcombo Sanne Landvreugd (altsax), Pablo Nahar (contrabas) en Sandip Bhattacharya (tabla).
Nog tot 23.00 had het publiek veel te beluisteren en te bepraten. Op naar het eerste lustrum van de Letterendag! Miriam Illes kondigde al aan dat die zal gaan over het thema Muziek & Literatuur.
Vierde Caraïbische Letterendag – De kunst van het lezen
Op 1 oktober 2011 organiseert de Werkgroep Caraïbische Letteren in de Openbare Bibliotheek Amsterdam de Vierde Caraïbische Letterendag, die ditmaal geheel gewijd zal zijn aan de kunst van het lezen.
Verschillende schrijvers en dichters zullen worden aangesproken op hun leesgedrag: wat, wie en hoe lezen ze? En waarom? Vergt het lezen van Caraïbische literatuur in het bijzonder een extra inspanning? Middels columns, debatten, film en spoken word zullen alle aanwezigen op het podium en in het publiek uitgenodigd om na te denken over hun eigen leesgedrag.
Programma
Voor de pauze worden er columns over de leeservaringen van Eva Gerlach, Julien Ignacio, Myra Römer, Frank Starik en Michael Tedja worden voorgedragen. Ook zullen er filmfragmenten worden vertoond met daarin straatinterviews over leesgedrag (filmer: Kris Kristinsson).
Na de pauze debatteren Marion Bloem, Karin Amatmoekrim, Ismene Krishnadath (uit Suriname) en Jos de Roo onder leiding van John Jansen van Galen over de receptie van Caraïbische literatuur.
Spoken word-artiest T. Martinus vat de avond samen. Er wordt afgesloten met Latin jazz van Sanne Landvreugd en Pablo Nahar.
De presentatie is in handen van Miriam Illes.
Literaire reisboekhandel De Evenaar verzorgt een boekentafel.
Openbare Bibliotheek Amsterdam
Oosterdokskade 143, 1011 DL Amsterdam.
Zaal: Theater van ’t Woord
Datum: Zaterdag 1 oktober 2011
Aanvang: 19.00 uur precies
Toegangsprijs: € 12,50; met OBA-, CJP- of Stadspas € 10,00
Reserveren kan hier.
De Caraïbische Letterendag is mogelijk gemaakt door subsidies van het Amsterdams Fonds voor de Kunst en het Nederlands Letterenfonds.
Een genadeloos zelfportret
door John Jansen van Galen
Is Badal van Anil Ramdas een roman of een autobiografie? Vooral een autobiografie, lijkt het, want alleen een lezer die niets van Anil Ramdas weet, kan het ontgaan dat bijna alle kenmerken van de hoofdpersoon in zijn boek ook die van de schrijver zijn: Harry Badal is een Surinaamse migrant van Hindostaanse afkomst, raakt in conflict met de overheid over zijn proefschrift over asielprocedures, wordt redacteur van De Groene Amsterdammer (‘het Weekblad’) en de bijlage van NRC Handelsblad (‘het Bijvoegsel’) en correspondent in India voor die krant. Hij laat van zich horen in de affaire-Rushdie, presenteert een televisieprogramma van de VPRO over media (Het blauwe licht), houdt in de Rode Hoed een Den Uyllezing waarin hij Nederland verantwoordelijk stelt voor het lot van het onafhankelijke Suriname en schrijft als essayist een aanklacht tegen de Nederlandse literatuur, waarin de migrant zo schromelijk onzichtbaar blijft. Alleen Ramdas’ kortstondige directeurschap van De Balie ontbreekt aan dit cv van Badal.
Diens personalia van Badal zijn huwelijk met een Surinaamse, zijn kinderen en zijn domicilies – een flat in Amsterdam-Zuidoost, een werkkamer bij metrostation Wibautstraat, een woning in een dorp ten zuiden van de hoofdstad dat de schrijver Abcoude noemt – kloppen weer met die van de schrijver.
Ramdas zet zijn hoofdpersoon neer als ‘lui en arrogant’ en als een opschepper die zichzelf één van de meest gelezen correspondenten en in Nederland een soort beroemdheid noemt. Hij is drankzuchtig, verwaarloost zijn gezin en imponeert iedereen om zich heen met een vertoon van encyclopedische eruditie dat elk echt gesprek doodslaat. “Jij wilt niet praten,’’ zegt zijn dochter. “Je wilt colleges geven. En daarmee iedereen duidelijk maken dat ze zoveel niet weten. Dat ze dus dom zijn.’’ “Mensen die niet fatsoenlijk kunnen converseren, zijn niet zo interessant,’’ antwoordt Badal. “Je veracht gewone mensen,’’ besluit zij. “Je kijkt op ze neer.’’
Badal is het verhaal van de ondergang van een jonge, briljante migrant, die in toenemende mate in een isolement raakt. Aanvankelijk oogst hij bijval als vertolker van de intellectuele stem van de Derde Wereld die als essayist ook het zelfverkozen slachtofferschap van migranten op de korrel neemt. Frits Bolkestein nodigt hem zelfs op de thee!
Gaandeweg uit hij ook kritiek op de gevestigde blanke cultuur – zie dat artikel over de door romanciers genegeerde zwarte – en het hele boek door is hij bezig een essay te schrijven over white trash in Nederland, de Tokkies zeg maar. In zijn verslag van die poging spuit Ramdas zijn onvrede over en venijn jegens de aanhang van Wilders en over ‘laconieke intellectuelen’, die menen dat het allemaal zo’n vaart niet zal lopen.
Maar dat essay komt nooit af en de schitterende carrière van Badal verpietert allengs. Zijn betrekking bij NRC Handelsblad raakt hij kwijt. Hij probeert zichzelf wijs te maken dat het komt doordat zijn opvattingen tegenwoordig minder reçu zijn, maar Ramdas kan er niet omheen dat het door de drank komt. De samenleving sluit hem niet uit, hij sluit de samenleving uit. Hij vervreemdt van zijn gezin en waar hij in het begin voortdurend vrienden ontmoet, zit hij op den duur tot diep in de nacht in een Koerdisch cafeetje te Abcoude alleen met ander menselijk drijfhout te drinken. Ten slotte leeft hij in een cocon van eenzaamheid in ‘een studiootje’ te Zandvoort, dat Ramdas afschildert als een rampzalig oord van afbladdering en armzalig vertier.
Ook als romancier kan Ramdas het niet laten de essayist te spelen; dan worden zijn beschrijvingen en dialogen eerder erudiete uiteenzettingen van een kwestie. Zijn stijl is fraai en soepel dat kun je hem wel toevertrouwen met een rijke en rake woordkeus, vaak geestig, met mooie anekdotes (over Indiase militairen in Duitse dienst die in de oorlog op olifanten over het strand van Zandvoort exerceren, en over een timmerman in New Delhi die voor Badal een authentieke kast zal timmeren en daartoe een boek met voorbeelden opdiept dat dan de Ikea-catalogus blijkt te zijn). Alleen ligt over alles de doem van een naderend einde dat de lezer steeds al vermoedt en vreest.
Van deze geromantiseerde autobiografie is voornamelijk dat fatale slot verzonnen. Met niets en vooral zichzelf niet ontziende eerlijkheid portretteert Ramdas in de persoon van Harry Badal zichzelf. Wat bezielt hem om zo’n ontluisterend zelfportret te publiceren? Heeft hij de neiging tot zelfdestructie, die alcoholisten eigen is, willen verwoorden? Dat is gelukt.
[uit Het Parool, woensdag 30 maart 2011]