blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: imagologie

Beeldvorming

door Stanley Ramkhelawan

Hoe denken mensen uit de diaspora over Suriname en hoe denken mensen uit Suriname over de diaspora? Deze vraag is een mooie thesis voor studenten. Ik geef een antwoord op de vraag op basis van enkele subjectieve waarnemingen. Vraag een willekeurig persoon in de diaspora om een beeld van Suriname te schetsen, dan krijg je het volgende antwoord. Prachtig land, lekker eten, grote diversiteit aan mensen, mooie dure auto’s in Paramaribo, als je contacten hebt kun je er van alles “regelen”. Kortom, heerlijk om een korte tijd daar te vertoeven. 

read on…

De beeldvorming van Suriname in prentenboeken

Het regenwoud, de angisa en dierlijke personages

door Anne Klomberg

De erfenis van het kolonialisme is nog altijd merkbaar in de verhouding tussen Suriname en Nederland. Daarvan getuigen bijvoorbeeld de excuses die de koning en het kabinet maakten voor het slavernijverleden. In hoeverre heeft kolonialisme ook de beeldvorming van Suriname beïnvloed? Uit het bestuderen van een aantal prentenboeken blijkt dat het regenwoud, de angisa en dierlijke personages veel voorkomen in de verbeelding van Suriname. Soms kunnen daarin ook verwijzingen naar het kolonialisme gelezen worden.

read on…

Indianen in het Wilde Spaanse Westen (4)

Indiaanse slavernij, weerstand, kolonisatie en missie in de Cariben

door Fred de Haas

Vroege beeldvorming over ‘de’ Indiaan

In de Spaanse beeldvorming van de 16e eeuw waren veel Indianen menseneters, een begrip dat al gangbaar was in de Oudheid. De praktijken van die menseneters werden met veel lugubere details en fantasie beschreven. Ook door serieuze kroniekschrijvers. Wat ervan waar is laat zich moeilijk gissen. Men baseerde zich o.a. op getuigenissen van mensen die bij de Cariben gevangen hadden gezeten. Columbus had van de Taíno (Indianen die het westelijk deel van het Caribisch gebied bewoonden) begrepen dat ze erg bang waren voor de mensen die ze ‘Caniba’[i] noemden Deze ‘Cariben’ zouden mensenvlees eten en  zeer oorlogszuchtig zijn. Ook de eerste bisschop van Hispaniola spreekt omstreeks 1519 van de afschuwwekkende Kannibaleneilanden (las detestables islas de los caníbales).De Spanjaarden hadden veel moeite met het koloniseren van die eilanden omdat de Cariben weerstand boden en later ook samenwerkten met de Engelse, Franse en Hollandse piraten die vijandig stonden tegenover de Spanjaarden en Portugezen, de ‘legitieme’ kolonisten.

read on…

Slavernij herbezien: Nederlands-Indië

door Jerry Dewnarain

Het prachtige boek Slavernij herbezien onder redactie van Nancy Jouwe, Wim Manuhutu, Matthias van Rossum en Merve Tosun vertelt misschien wel voor het eerst de Nederlandse geschiedenis van de slavernij in de Indonesische Archipel en de Indische Oceaan met visuele bronnen als uitgangspunt.

read on…

Conference: Collaboration, Creativity and Change in the Imaginations of our Kingdom

Both national and international funding agencies increasingly require research proposals to incorporate multilevel collaboration in order to impact the lives of the people we do research with. As a beneficiary of such funding, the IMANAT (Imagining the Nation in the Classroom) consortium included partners from various disciplines from across the Kingdom. These collaborations raised some important questions: How to integrate various needs, demands and imagination, or better: who decides what is valuable to who? How can collaborations change during and after research? Does academic knowledge or research experience allow us any sort of ‘expert’ position? Must we produce academic papers and policy briefs only, or can we coproduce films, sounds and art collections? How indeed do we employ our creativity? This one-day symposium brings together artists, activists, various academics, and policymakers to share previous experiences and imagine new possibilities in Dutch Caribbean research.​

read on…

The Subject(s) of Slavery

The Paintings of Dirk Valkenburg and Albert Eckhout as Sites of Remembrance

This public event explores how art and material culture can act as sites of remembrance of and engagement with the slavery and colonial past. This event is the prelude to the international workshop Art, Material Culture and the Dutch Empire: Dirk Valkenburg and His Worlds. Rebecca Parker Brienen will deliver the keynote lecture, followed by a moderated interview conversation with a panel of scholars, curators and artists. read on…

Balans: Arubaans letterkundig leven (4)

door Wim Rutgers

Reisbeschrijvingen
Gewoonlijk onderscheidt men in koloniale reisverhalen drie elementen, namelijk de aandacht voor het (ei)land op zich, voor de bevolking en ten slotte de aandacht voor taal en cultuur. We zouden de reisverhalen kunnen aanduiden met de term ‘romantropologie’, omdat de schrijers verhalenderwijs – als in een roman – van land, volk, taal en cultuur antropologisch verslag doen. We sluiten daarmee de ‘kale’ verslagen van journaal, rapport, ambtelijke briefwisselingen en dergelijke uit, en beperken ons tot die voorbeelden die een vertellend, verhalend element in zich hebben. read on…

Het sausje van de slijpsteen

door Lezeres des Vaderlands  

NRC Handelsblad beschouwt zichzelf als de krant voor de well-to-do en weldenkende Nederlanders: de liberale, academisch geschoolde, maatschappelijk succesvolle lezers. Mensen dus die de ruimte voor, maar daarmee ook de plicht tot, reflectie en nuance hebben. read on…

De eerste donkere man in Sint Pancras

door Rudie Kagie

 
Het boek Een neger in het dorp blijkt gebaseerd op de komst van Surinamer Sip Dens naar Sint Pancras in de jaren vijftig.
In Een neger in het dorp, een kinderboek uit de stal van de christelijke uitgeverij Callenbach, beschreef Nel Verschoor-van der Vlis aan het begin van de jaren vijftig hoe „acht wilde rakkers” reageren op „een néger, een echte, dikke, zwakke nikker” die door hun witbesneeuwde dorpsstraat wandelt. Zodra ze van de schrik zijn bekomen, roepen de kinderen „de man met zijn zwarte kroeskop” in koor na: „Pieéieéeét! Zwarte Piet! Wat moet je in ons dorp? Sinterklaas is al lang naar Spanje!” En: „Héé, nikker, nikker, nikkertje! Jij lijkt niet op een kikkertje!” Het uitjouwen gaat over in een rijmpje met een wijsje, meldt de schrijfster. „Ze lopen opeens arm in arm en hossen op de maat van het versje achter hem aan.” read on…

Geen twijfel: ‘Zwarte Piet stamt af van kindslaven’

door Michiel Kruijt
Er is niet aan te ontkomen, zegt kunsthistoricus Elmer Kolfin: ‘Zwarte Piet moet een andere vorm krijgen.’ Als kenner twijfelt hij er niet aan dat de figuur is terug te voeren op kindslaven.

‘Fascinerend en huiveringwekkend.’ Kunsthistoricus Elmer Kolfin valt even stil als hij de zwarte jongen beschrijft die te zien is op een schilderij in het Rijksmuseum. Op een groepsportret van Michiel van Musscher uit 1687 staat een zwarte bediende achter diplomaat Thomas van Hees en zijn neven. Zijn naam is op de achterzijde van het doek vermeld: ‘Thomas de neger 17 jaar’.

‘Die jongen bestond dus echt en was een slaaf. Daarop wijst de metalen band om zijn hals’, zegt Kolfin, universitair docent kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. ‘In feite is dit een voorloper van Zwarte Piet.’
Kindslaven
Flink wat theorieën doen de ronde over de ontstaansgeschiedenis van de knecht van Sinterklaas. Hij zou de duivel voorstellen. Hij zou de Ethiopische slaaf zijn van de bisschop die model stond voor Sinterklaas.

In de Volkskrant werd gesuggereerd dat Zwarte Piet een ‘hybride wezen’ is dat ook op afgelegen plekken in Europa is te vinden. Maar bij Kolfin bestaat geen enkele twijfel over de herkomst van  het uiterlijk van Zwarte Piet: dat zijn 17de-eeuwse afbeeldingen van zwarte pages, kindslaven dus.

De kunsthistoricus heeft hier niet speciaal onderzoek naar verricht, maar is wel een kenner. Hij publiceerde stukken over slavernij en werkte mee aan de tentoonstellingen Black is beautiful (2008) en Slavernij verbeeld (2013). Ook schreef hij een bijdrage voor The image of the black in western art, een standaardwerk van Harvard University Press dat volgend jaar meer dan vierduizend pagina’s zal beslaan.
Volgens de Amsterdamse wetenschapper was het in een aantal landen vanaf de late Middeleeuwen gebruik om zwarte kinderen als slavenbediende te houden. Op kunstwerken staan ze afgebeeld. De Venetiaanse schilder Titiaan vereeuwigde bijvoorbeeld rond 1520 de vrouw van een hertog, Laura Dianti, met naast haar een kleine, donkere jongen. Van dat doek maakte kopergraveur Aegidius Sadeler tientallen jaren later een prent, die volgens Kolfin wijd en zijd bekend was.
 
Mode van negerpage
‘Aan het einde van de 16de eeuw introduceerden Portugezen en Spanjaarden in Antwerpen de mode om een negerpage te hebben’, zegt hij. ‘Na de val van Antwerpen werd die mode meegenomen naar het Noorden.’ Dat is bijvoorbeeld te zien op een schilderij dat Eglon van der Neer in 1680 maakte. Een dame met een brief in haar handen wordt geflankeerd door een blanke bediende en een jonge zwarte. Nog een staaltje: op een gravure uit 1700 van een onbekende kunstenaar wast een ‘swarte Moor’ de voeten van De min sieke maegt.
Kolfin wijst op de overeenkomsten tussen de kleding van deze zogeheten Morenpages en het Pietenpak. ‘Pofbroek, maillot, vaak ook een molensteenkraag, het is hetzelfde.’ De zwarte bedienden werden volgens hem geregeld afgebeeld in pakken met de (felle) kleuren uit het familiewapen van hun meester; naast de stalen band om de nek nog een onmiskenbaar teken van eigendom. Van een Franse bron weten we dat de dragers van deze pakken hun kleding verschrikkelijk vonden.

Standaard

Op al deze historische beelden is teruggegrepen, stelt de kunsthistoricus, toen in de 19de eeuw een Zwarte Piet werd toegevoegd aan het Sinterklaasverhaal zoals we dat nu kennen. Kijk maar naar de illustraties in het boek Sint Nikolaas en zijn knecht van Jan Schenkman, een onderwijzer uit Amsterdam die als een van de grondleggers wordt beschouwd. In een herdruk uit 1880 lijkt de Zwarte Piet volgens de wetenschapper zoveel op de slavenbedienden van eeuwen eerder dat die wel de bron moeten zijn.
Op de omslag van een Liederenbundel voor Sinterklaas uit de jaren vijftig van de vorige eeuw prijkt een Piet die zo’n beetje de standaard is geworden. Kolfin : ‘Illustratoren kozen, misschien zonder het te beseffen, voor het beeld van een kindslaaf. Dat raakte vervolgens gecanoniseerd.’
Tegen deze achtergrond valt volgens de kunsthistoricus niet aan de conclusie te ontkomen dat Zwarte Piet een andere vorm moet krijgen. ‘Zoiets begint met een bewustwordingsproces en daar zitten we nu middenin. Dat gaat altijd gepaard met pijn, smart en emotionele betogen. Maar de Zwarte Piet in zijn huidige vorm loopt op zijn einde.’
Het is volgens de docent kunstgeschiedenis alleen niet reëel om een snelle verandering te eisen. ‘Uit goed fatsoen moeten blanke mensen de Zwarte Piet niet meer willen. Maar het is ook goed fatsoen van zwarte mensen om de blanken tijd te gunnen. voor een alternatief. Die moeten immers afstappen van een lange traditie.’
[van de Volkskrant.nl, 23/10/13]

Welcome to Paradise Island

On Friday the 13th of September, Emiel Martens will defend my PhD Thesis Welcome to Paradise Island: The Rise of Jamaica’s Cine-Tourist Image, 1891-1951 at the University of Amsterdam. To celebrate this occasion, we would like to invite you to come party with us that evening at BAUT (Wibautstraat 125, Amsterdam).

The party will be hosted in the festive tradition of events previously organized by Emiel’s foundation 
Caribbean Creativity, Jamaican style, with film and music. The party starts at 20.30 o’clock with a screening of Jamaica for Sale, a powerful documentary by Esther Figueroa about the negative impacts of mass tourism in Jamaica (it is a film that shares many common themes and goals with Emiel’s PhD thesis). Following the screening, at 22.30 o’clock, the beautiful singer Shrima Rouse will give an intimate live performance. After this, the DJs of Yard Vibes will take over for a massive reggae-dancehall party from 23.30 o’clock until the small hours of the morning.
The party is open to anyone (please do feel free to bring friends, colleagues and other party-minded people!) and you are welcome to arrive at any time during the evening. The entrance will be free, but we do greatly welcome contributions towards the foundation, and so there will be a box at the entrance.
There is no need to RSVP for the party, but we would like to ask anyone who wishes to attend the film screening to please send an email to info@caribbeancreativity.nl beforehand, so that we can reserve seats. 
 

Composities van een uitgesteld leven (6)

door Willem van Lit

In dit deel sluit ik de theoretische beschouwing over insularisme, tribalisme en nationalisme af en introduceer ik het eerste deel van mijn kritiek op een beschouwing over de tambú zoals die door S.S.P. Girigori is verwoord in een thesis.

Hard werken aan onevenwichtigheid (vervolg)

Neiging tot isolatie leidt tot kwetsbaarheid en instabiliteit. Dat is wat Taglioni (zie hiervoor in dit hoofdstuk) zegt over insularisme. Isolatie betreft vooral de relatie tot de omgeving buiten het gecollectiviseerde verband van de gesloten samenleving. Voor eilanden (en de archipel) is dit risico voor instabiliteit nog groter. Er is een analogie met nationalisme: het conflict met de omgeving is de motor tot de vorming van de gesloten samenleving zelf, die streeft naar interne continuïteit en hechting. De relatie tot de omgeving is inherent instabiel. Voor de vorming van natiestaten is oorlog de motor. (Europa heeft dat op een bloedige manier ervaren). Instabiliteit ten opzichte van de omgeving is het eerste effect van insularisme.

Een tweede effect is dat van interne polarisatie. Men moet als gevolg van het latente onbehagen met het verleden en de bestaande situatie de geest van verzet aanmoedigen. Het separatisme als militante strategie staat centraal. Deze verzetscultuur vindt zijn oorsprong in het traumatische verleden, waarbij onderdrukking en knechting tot woedecomplexen hebben geleid. Hierdoor moeten interne tegenstellingen uitvergroot worden.

Als derde effect noem ik het in standhouden van de interne orde; dat is de collectivistische schikking van de sociale structuur en de daarbij behorende morele code. Hierbij moet men dwang en ook soms geweld uitoefenen op de groepen om de “natuurlijke harmonie” te handhaven. Iemand die zich aan de orde onttrekt of die niet deelneemt aan de bedoelde opvoeding en vorming, wordt gestraft.

Instabiliteit ten opzichte van de omgeving (waarbij eilanden extra kwetsbaar zijn), militant separatisme en het uitoefenen van dwang op de eigen bevolking; dat zijn uiteindelijk de effecten van nationalisme, tribalisme en insularisme. Men moet hard werken aan de realisatie van de utopie. Met deze constatering ben ik weer terug bij de bevindingen bij de ziekmakende omstrengeling, een status die vanuit dit perspectief bekeken een patstelling is bij het gevecht om de open samenleving; het is het krachtenveld van het kritisch dualisme.

De genoemde kenmerken en effecten komen in allerlei gedaanten en ontwikkelingsstadia voor. Ook de intensiteit van de bewegingen kan sterk variëren. Vanuit dit complex van begrippen zullen we verder naar de situatie op de Caribische eilanden gaan kijken.

De tambú als totem

Het gaat om de zoektocht naar het gezamenlijke geluk, waarbij men de angst en de trauma’s van de geschiedenis en het onbehagen met de bestaande situatie tracht te overwinnen. S.S.P. Girigori schreef in het kader van zijn Latijns-Amerikaanse en Caribische studie een proefschrift over de tambú[1]. Dit is een muzieksoort die afkomstig is van Afrika en die vooral op Curaçao, maar ook nog op Bonaire wordt beoefend. Hij is meegebracht door de West-Afrikanen die in slavernij werden afgevoerd. Het voornaamste instrument is de trom (waaraan de muziek zelf ook voor een deel zijn naam – tamboer in het Nederlands – aan ontleent, zoals ook Girigori zegt). Later is daar als instrument de chapi aan toegevoegd. Dit is een ijzeren hak die bij de bewerking van het land wordt gebruikt. Door op het blad van de chapi met een metalen voorwerp te slaan, hoort men een scherp metalig geluid dat ritmisch wordt gebruikt. De muziek kent een hoog ritme en wordt slechts door enkele spelers uitgevoerd. De tambú komt het best tot zijn recht in een kleine kring van toehoorders die men hierdoor ook mee voert in het ritme en de ambiance. Dit gaat gepaard met handgeklap, dansen en het stampen met de voeten.

De opzet van het onderzoek van Girigori is erop gericht aan te tonen hoe de tambú zich heeft ontwikkeld in de loop der jaren. Het onderliggende motief is echter een pleidooi voor de tambú als middel voor de vorming van een gemeenschappelijke identiteit op Curaçao. Deze intentie zit besloten in onder andere de subtitel van de thesis: Constructing a Collective Ethnic Identity for Curaçao. In de introductie van het geschrift en bij de bespreking van de doelstelling komt dit aspect niet expliciet aan de orde. De schrijver besteedt echter wel veel aandacht aan zijn uitgangspunt van denken bij dit thema en dit komt kortweg op het volgende neer: muziek vertelt iets over de aard en de ziel van een gemeenschap of samenleving. Als die samenleving verandert, dan zal de aard van het muziek maken navenant veranderen. In de kern echter weerspiegelt de muziek toch steeds een deel van de tradities en authenticiteit van de gemeenschap, waarin de muziek geworteld heet te zijn. Girigori noemt dit de etnische identiteit die gereflecteerd wordt in de muziek.

De tambú is als muzieksoort een van de elementen die de etnische identiteit van de Afro-Caribische gemeenschap op Curaçao weerspiegelt. Tambú is een leefwijze, een leefstijl die diep verankerd is in die identiteit. Dat is wat Girigori zegt.

Hij worstelt in zijn liefde voor de muzieksoort met het probleem van de schaamte, de woede, het traditionalisme en de voortdurende ontwikkelingen van sociale en culturele structuren. Het probleem van de ziekmakende verstrengeling is verweven met de strijd om de open samenleving. De schrijver erkent namelijk in zijn conclusies dat de veranderingen van maatschappelijke structuren onvermijdelijk zijn. En die veranderingen verlopen snel onder invloed van de globalisering (de sociaaleconomische dynamiek). Hij erkent ook dat je daar open voor moet staan. De tambú zal mee veranderen [2]. Het is geen kwestie van goed of kwaad; de tegenstellingen tussen de oudere tambú-beoefenaars en de jongeren zijn er gewoon. Girigori zegt dat zij meer voor elkaar moeten open staan als het gaat om accepteren en waarderen van de veranderingen en de ontwikkelingen in de leefwijze van de tambú.

Vervolgens maakt hij bij deze conclusie een wat merkwaardige wending. Hij zegt dat we de invloeden van buiten op de leefstijl van mensen (de tambú zelf dus) moeten accepteren én dat die veranderingen ook goed zijn omdat daardoor ook deze leefwijze en de tambú buiten Curaçao zelf bekend en geliefd kan worden. Tegelijkertijd echter zal dat ook een minder te waarderen effect hebben op deze specifieke muziekcultuur: “that might affect traditions within this particular musical culture in a less appreciative way”[3]. Letterlijk zegt hij dus: aantasten. Hij vervolgt: “To prevent such consequences in this case, for the Tambú, it is compulsory that the roots or basis of the Tambú are fortified in such a way whereupon changes become a positive additive instead of a fearfully one”. In deze formulering, die in feite een wens uitdrukt, zien we dezelfde reflex naar het traditionalisme: de versterking van de basis of de wortels om een minder beangstigende aanpassing te laten plaatsvinden.

Deze ambivalentie, namelijk het zoeken naar expansie en ruimte in een veranderende samenleving maar met behoud van authenticiteit en een zuivere etnische identiteit (op basis van verleden en traditie) speelt door het hele proefschrift heen. Het heen en weer pendelen tussen identiteiten ligt zelfs in de aard van het kolonialisme verankerd: “The Curaçaoan identity is constantly ‘juggling’ between these doubling images. It can be not black enough from fear of being ridiculed and reduced to primitivism and savagery but it cannot be white either because it does not possess the racial features of a European physical identification. So it tries to embody features of both these binary oppositions with a dominating white binary, in search for the own identity”[4].

Op een andere plaats in het proefschrift komt deze ambivalentie weer anders naar voren. Uit verhalen van ouders en voorouders maakt Girigori op dat in het verleden kinderen en tieners niet naar de tambú-bijeenkomsten móchten gaan. Het werd hen niet toegelaten. Tambú-feesten waren illegaal, stelt de schrijver. Het was iets voor grote mensen en ouders – die zelf wel deelnamen – wilden hun kinderen in bescherming nemen “from being stigmatized by alienating them from Tambú”[5]. Hier ook weer de angst voor stigmatisering en vervreemding. Het dilemma gaat nog verder. Girigori schrijft dat een van zijn informanten hem heeft verteld dat ouders de kinderen bij de tambú weghielden omdat zij dachten dat dat het beste voor hen zou zijn: “…with the knowledge they had at the time and that it is pointless to blame them for it”. [6]

De gedachtegang die hier volgens de schrijver achter zit, is dat de oudere generatie wilde dat hun kinderen een beter leven beschoren zou zijn en dat deze mensen daarom niet wilden dat hun kinderen de tambú leerden kennen: voor de kinderen was het beter zich te identificeren met de dominante witte cultuur en zij moesten zich niet vernederen tot de veronderstelde minderwaardige cultuuruitingen of leefwijze van de Afrikaanse traditie. De ouders beseften niet dat ze hun kinderen daardoor vervreemdden van hun culturele basis, hun authentieke leefwijze [7]. Die ouders wisten niet beter; men kan het hen niet verwijten. Ze leefden kennelijk met een vals bewustzijn, dat werd gevoed door de drang de dominante cultuur na te bootsen. Angst, schaamte en verdringing. Hier zit dan tegelijkertijd het obstakel voor de ontwikkeling tot een open samenleving: men vertoont tegelijkertijd de reflex tot traditionalisme.

[wordt vervolgd]

[1] Girigori, S.S.P. Beat the Drum & Break the Silence. Constructing a Collective Ethnic Identity for Curaçao through the Tambú, Universiteit van Utrecht, 8 juli 2009.
[2] Girigori, pag. 33.
[3] Girigori, pag. 33.
[4] Girigori, pag. 11.
[5] Girigori, pag. 19.
[6] Girigori, pag. 19.
[7] Girigori, pag. 20.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter