blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Hoefte Rosemarijn

Surinaamse Avond in Leiden

Het KITLV en de Universitaire Bibliotheken Leiden (UBL) nodigen u uit voor een ‘Surinaamse Avond’ op dinsdag 12 januari 2016, van 19.00 uur tot 21.00 uur in de Vossiuszaal van de Universiteitsbibliotheek, Witte Singel 27, Leiden. read on…

Ongemakkelijke relaties

Op zondag 25 oktober 2015 vond in het Tropenmuseum het debat Ongemakkelijke relaties in het kader van het Suriname – Nederland 40 jaar later weekend plaats. De debatten gingen over de ongemakkelijke relaties in de politiek, cultuur en economie en leverde weer veel stof tot overdenking en reflectie. Zoals altijd was er weinig tijd voor debat met de zaal maar kon er in de aansluitende borrel nog goed nagepraat worden. Een fotoreportage van Peter Sanches. read on…

Nieuwe expo: Suriname in beweging: Migratie en cultuur

Het KITLV nodigt een ieder graag uit voor de opening van de nieuwe tentoonstelling Suriname in beweging: Migratie en cultuur op donderdag 24 september. read on…

George Hindori liet zich niet regisseren

door Evert G. Gonesh (eerder bekend als Evert Azimullah-red.)

Het optreden van George Hindori in de maanden voorafgaand aan de onafhankelijkheid van Suriname, zoals beschreven in de biografie van Peter Meel, is door Roy Khemradj weergegeven in Starnieuws van 26 december 2014 [zie bericht hieronder op CU]. De door Henck Arron aan zijn biograaf gegeven uitleg waarin wordt gesuggereerd dat Hindori zich door Arrons perschef George Hering als “een vogeltje in de klep heeft laten vangen” wekt niet alleen de indruk van een onnozele politicus, maar doet bovenal afbreuk aan juist het bekende intellectuele vermogen van een zo evenwichtige persoonlijkheid als George Hindori. Dat Arron bovendien wordt aangeduid als de ‘grote regisseur’ van Hindori’s besluit tot het doorbreken van de politieke patstelling waarin Suriname was beland, behoeft enige nuancering. read on…

Bijeenkomst IBS en Werkgroep Caraïbische Letteren

Op zaterdag 22 november a.s. organiseerde de Stichting Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek (IBS) in samenwerking met de Werkgroep Caraïbische Letteren een bijeenkomst in de Amsterdamse OBA met als titel: Suriname en de Caraïben in de 20e eeuw.

Hieronder een fotoimpressie; © foto’s Aart G. Broek / www.klasse-oplossingen.nl

read on…

Suriname en de Caraïben in de 20e eeuw

Bijeenkomst IBS en Werkgroep Caraïbische Letteren

 

Op zaterdag 22 november a.s. organiseert de Stichting Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek (IBS) in samenwerking met de Werkgroep Caraïbische Letteren een bijeenkomst in de Amsterdamse OBA met als titel: Suriname en de Caraïben in de 20e eeuw. read on…

Hoera, weer een nieuwe Oso

door Christine F. Samsom

Het laatste nummer van OSO ligt op de redactietafel van de Ware Tijd Literair, een waardevol nummer met interessante artikelen over verschillende onderwerpen, elk voorzien van een literatuurlijst voor verdere kennisverdieping. Als het niet zo prijzig was, zouden veel meer mensen in Suriname zich wel willen abonneren op OSO, maar met deze bespreking kunnen potentiële lezers hun voordeel doen in bibliotheken. Er zijn zes hoofdartikelen en daarnaast een aantal recensies, signalementen en een lijst met recente publicaties. read on…

Jansen van Galen: niet-moralistisch, weinig comparatief

door Rosemarijn Hoefte
.
John Jansen van Galen heeft een kwartet boeiende Surinameboeken op zijn conto staan: Kapotte plantage, Hetenachtsdroom, Het Suriname-syndroom en Laatste gouverneur, eerste president. Nu is er dan de pil getiteld Afscheid van de koloniën, waarin de auteur het Nederlands dekolonisatiebeleid onder de loep neemt. ‘Waarom had Nederland in de Oost een geleidelijke dekolonisatie nagestreefd en moest de West een kwarteeuw later zo spoedig mogelijk onafhankelijk worden? Waarom wilde het Indonesië achterlaten als een federale staat en wees het voor de Antillen de federale staatsvorm af? Waarom maakte het zich, tot op de rand van oorlog toe, sterk voor het zelfbeschikkingsrecht van de Papoea’s maar ontzegde het dit lang aan de Arubanen? Waarom ijverde het voor een volksstemming over de onafhankelijkheid over de toekomt van Nieuw-Guinea, maar wees het een referendum over de onafhankelijkheid van Suriname van de hand?’ (p. 18). De kernvraag is: deed Nederland het inderdaad zo beroerd als vaak wordt beweerd?
Om deze vraag te beantwoorden, heeft Jansen van Galen een wel erg lange aanloop nodig over kolonisatie en dekolonisatie in Azië en de Caraïben. Over de laat-koloniale periode merkt hij op dat het Nederlandse kolonialisme vanouds eerder gekenmerkt wordt door paternalisme, ‘waarbij men van bovenaf in detail de zaken voor de inlanders wilde regelen … dan door verstokt kolonialisme’ (p. 570). Het lijkt mij dat paternalisme (the white man’s burden) een onlosmakelijk deel is van het kolonialisme en geen separaat verschijnsel. In deze hoofdstukken buitelen de gebeurtenissen soms over elkaar heen, vooral in de wat vlakke en traditionele delen over Indonesië; in de stukken over de Antillen en met name Suriname voelt de auteur zich zichtbaar beter thuis en heeft zijn beeldende schrijfstijl de overhand. Helaas maakt hij geen verbindingen tussen de ervaringen en het koloniale beleid in Oost en West, terwijl er toch wel aanknopingspunten zijn. Zo schrijft Jansen van Galen over de ‘ethische intentie’ van gouverneur Lely’s goudspoorlijn (p. 146), zonder een duidelijke lijn te trekken naar de ethische politiek die begin twintigste eeuw opgang deed in Nederlands Indië. En in hoeverre is het beleid van gouverneur Johannes Kielstra beïnvloed door zijn ervaringen in Indië?
Na 516 bladzijden zijn we beland bij de ‘onbetaalde rekeningen’ van het Nederlandse dekolonisatiebeleid, zoals zwarte piet, de TV serie over de slavernij, de kwestie-Rawagede, de levering van Nederlandse tanks aan Indonesië, en het officiële Nederlandse beleid jegens  president Bouterse. De auteur somt allerlei episodes tot eind 2012 op, maar komt uiteindelijk niet veel verder dan te constateren dat dit de naweeën zijn van een onvoltooide dekolonisatie. Het zou interessant zijn dit soort incidenten en processen in een internationaler perspectief te plaatsen: wat zijn de Britse, Franse, Belgische, Spaanse en Portugese ervaringen op dit terrein?
De kernvraag die de auteur in de inleiding stelt − was het Nederlandse dekolonisatiebeleid zo slecht als vaak wordt beweerd − wordt beantwoord in het laatste hoofdstuk ‘Slotsom’ (pp. 556-577). Jansen van Galen begint met de herinnering aan een interview met voormalig premier Willem Drees in 1980. Drees wees op de ervaringen van Groot-Brittannië in India/Pakistan, België in Congo en Frankrijk in Algerije en Indochina om te constateren dat Nederland het zo gek nog niet had gedaan. Jansen van Galen is het met hem eens. Met zijn verfrissende, niet-moralistische kijk benadrukt hij de onderlinge tegenstellingen en strijdigheden van het Haagse beleid. Hij verklaart fundamentele discrepanties in het beleid door te wijzen op Nederlands pragmatisme, gericht op eigen belang op korte termijn waarbij principes of algemene richtinggevende uitgangspunten geen rol speelden, ‘al werd het beleid tegenover de buitenwacht doorgaans verdedigd met een stellig beroep op beginselen’ zoals democratie, rechtszekerheid en het waarborgen van mensenrechten (pp. 564-565). Het beleid werd geschraagd door financiële afwegingen en het behoud van prestige en machtspositie. Maar in hoeverre week /wijkt dit beleid dan af van andere West-Europese koloniale machten? Ik had ook graag een diepere analyse gelezen over hoe de ervaringen met de Indonesische dekolonisatie wel of geen een rol hebben gespeeld in Suriname of in hoeverre Surinaamse ontwikkelingen de constitutionele verhoudingen tussen Nederland en de Antillen hebben beïnvloed. Van mij had het slotakkoord uitgebreider en comparatiever mogen zijn, eventueel ten koste van de voorgaande hoofdstukken.
 
Afscheid van de koloniën is oorspronkelijk geschreven als proefschrift, de auteur heeft er echter voor gekozen zijn promotie niet door te zetten. In deze publieksvriendelijke versie ontbreken noten en verwijzingen, maar op p. 18 wordt vermeld dat de ‘wetenschappelijke academische versie’ inclusief noten online beschikbaar is. Merkwaardig genoeg leverde de genoemde link geen hit op.
 John Jansen van Galen, Afscheid van de koloniën; Het Nederlandse dekolonisatiebeleid 1942-2012. Amsterdam: Atlas Contact, 2013. 608 p., ISBN 978 90 254 3530 1, prijs € 44,95.
[uit Oso 2013, nr. 2]

Wanneer is Churandy Martina blij?

door Rosemarijn Hoefte  

Naast Ranomi, Epke, Marianne en Dorian sloot Nederland in het Olympisch jaar 2012 nog een sporter in de armen. Hoewel Churandy Martina zonder medailles uit Londen terugkeerde, werd hij populair door zijn positieve uitstraling en zijn mantra ‘Ik ben blij!’ In Beijing in 2004 had hij wel een zilveren medaille behaald die hem na een officieel protest van de Verenigde Staten werd ontnomen;  Martina had even buiten zijn baan gelopen. De atleet kwam toen uit voor zijn geboorteland Curaçao dat in rouw was gedompeld na zijn diskwalificatie, maar hem als een held binnenhaalde. De nieuwe zilveren medaillewinnaar, de Amerikaan Shawn Crawford, gaf korte tijd na Beijing zijn medaille aan Martina ’because i believe it’s rightfully yours’ (p. 104). Het kleinood ligt nu in Martina’s huis in Clermont, Florida. In 2012 was Martina lid van de Nederlandse Olympische ploeg als gevolg van de staatkundige veranderingen op 10-10-10. Uit deze biografie van Frank Woestenburg blijkt dat Martina het allemaal niet erg boeit welk land hij vertegenwoordigt, want hij loopt voor zichzelf.  Zijn biograaf doet erg zijn best om Martina ook Nederlands te laten zijn. Op basis van Martina’s profielfoto op zijn Twitteraccount, met regenjas en capuchon, concludeert hij dat deze foto van zijn kledingsponsor ‘het beste bewijs [vormt] dat Martina zich ondanks zijn Antilliaanse roots een Nederlander is gaan voelen’ (p. 115). Echter uit het verhaal van de atleet die in Texas studeerde, komt naar voren dat hij zijn toekomst en die van zijn dochters in de Verenigde Staten ziet.

De vraag is of Churandy Martina op dit moment al een biografie waard is; het verhaal van Bejing  is met voorsprong het interessantste verhaal over hem. Het wordt voornamelijk verteld door zijn entourage. Martina komt sympathiek over, maar is ‘een man van weinig woorden’ (p. 11) en weinig interesses buiten de atletiek en zijn familie. ‘Martina heeft zijn hele leven ondergeschikt gemaakt aan de atletiek. Zijn dagelijks ritueel bestaat uit slapen, eten en trainen’ (p. 170). Slapen is zijn hobby, en dat wordt tot vervelens toe duidelijk. Daar valt natuurlijk moeilijk wat spannends van te maken en het verhaal is erg uitgesponnen om het tot een boek te maken. Ook al omdat Martina zich op de vlakte houdt over bijvoorbeeld dopinggebruik in de atletiek. Zijn trainer is de voor dopinggebruik geschorste Dennis Mitchell. Martina betwijfelt of de sport de afgelopen jaren schoner is geworden en daarin heeft hij gelijk gekregen want enige maanden na publicatie werden de Amerikaan Tyson Gay en een aantal Jamaicaanse sprinters ontmaskerd. Wannneer is Churandy blij? Vooral wanneer hij hard loopt of slaapt.  

Frank Woestenburg, Churandy Martina; Biografie. Utrecht: Trion, 2013. 173 p., ISBN 978 90 4391 562 5, prijs €16.95.  

[uit Oso, 2013-2]

Nieuwe OSO is uit

Inhoud OSO, jaargang 32, nr. 2, november 2013

Hans Ramsoedh Denken over natievorming en nationale identiteit in Suriname
Freek L. Bakker De Arya Dewaker-mandir in Paramaribo; een hindoetempel met een boodschap
Ine Apapoe  Hedendaags Marronbestuur; de Raad van Kabiten en Basiya van de Okanisi in Nederland
Rosemarijn Hoefte Vertrekken of blijven? Onrust in de Javaanse gemeenschap in de laat-koloniale periode
Thiëmo Heilbron Het vergeten erfgoed; wat vertellen planten over de plantagegeschiedenis van Suriname?
Pim van der Meiden Voltaire, Suriname en Mauricius

Recensies
W.E.H. Winkels, De toover-lantaarn van Mr. Furet, Suriname, 1840 &; W.E.H. Winkels, De toverlantaarn van meester Furet, 1840. Jeugduitgave &  Hilde Neus, Het leven van een blankofficier (door Peter Meel); John Jansen van Galen, Afscheid van de koloniën: Het Nederlandse dekolonisatiebeleid 1942-2012 (door Rosemarijn Hoefte); Jeroen Trommelen. Gowtu: Klopjacht op het Surinaamse goud (door Peter Meel); Jeroen Dewulf, Olf Praamstra en Michiel van Kempen (ed.), Shifting the Compass: Pluricontinental Connections in Dutch Colonial and Postcolonial Literature (door Karwan Fatah-Black); Frank Woestenburg, Churandy Martina: Biografie (door Rosemarijn Hoefte); Safdar Zaidi, De suiker die niet zoet was (door Freek Bakker)

Signalementen

Cynthia Mcleod, Hoe duur was de suiker (door Ellen Klinkers); Samengesteld door Anne de Vries, met medewerking van Surinaamse leerkrachten. Geïllustreerd door Corrie van der Baan, Wij de wereld (door Peter Sanches); Noni Lichtveld,  Anansi, De spin weeft zich een web om de  wereld (door Peter Sanches); Cynthia Mc Leod, Hoe duur was de suiker. 8 CD-Luisterboek voorgelezen door Denise Jannah (door Peter Sanches)
Irene Rolfes Recente Publicaties, I Suriname II Nederlands-Caraïbische eilanden

‘Geschiedenis kun je niet opleggen’

De Surinaams geschiedenis moet van onderop geschreven worden. De geschiedschrijving moet niet opgelegd worden, met of zonder uzi. “Het moet gedragen worden”, zei Rosemarijn Hoefte van het Koninklijk instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) bij de Nederlandse presentatie van het boek Verzamelaars en volksopvoerders, musea in Suriname 1863-2012 van de 28-jarige historicus Pepijn Reeser. Eerder werd het boek in Suriname gepresenteerd. Reeser legt uit dat de titel van zijn boek de mensen beschrijft die zich bezighouden met musea: “Ze vinden het belangrijk om iets te verzamelen, maar ze doen het met een doel.” Geschiedenis is een gereedschap, zegt hij, waar je alles uit kunt halen wat je wil.

Bastion Veere
In Leiden kregen de plannen van de Surinaamse regering [geformuleerd in een rapport van adviseur Paul Middellijn] om het Surinaams Museum uit Fort Zeelandia te zetten veel aandacht. Dat kwam naar buiten enkele weken nadat het boek van Reeser op de binnenplaats van het fort was gepresenteerd. “Als je Bastion Veere uit de herdenking (van de Decembermoorden, red.) haalt dan maak je het een soort geuzenplek. Dan krijgt het een nog grotere lading dan het al heeft”, zei Hoefte.
Volgens Reeser geeft het plan aan dat de musea door de Surinaamse regering minder belangrijk worden gevonden dan het levende erfgoed, zoals zang, dans en de vertelcultuur. “Maar ik vind het jammer. De instellingen die er nu zitten doen erg goed werk. Ik zie de noodzaak om ze weg te sturen niet.” De historicus ziet parallellen met de militaire tijd van de jaren ’80.
Dat de regering een eigen visie heeft op de geschiedenis vindt hij niet erg, als andere visies maar niet monddood worden gemaakt. Het Surinaams Museum is belangrijk om een ruimere blik op de geschiedenis te tonen; daar worden dingen getoond die niet meer bestaan. Volgens Reeser is het oude koloniale stempel een van de dingen waar de regering problemen mee heeft.

Surinaams perspectief
Erik Schilp van het Nationaal Historisch Museum benadrukt dat geschiedenis nooit kan worden uitgewist: “Geschiedenis is sterker dan enig machthebber op enig moment.” Hij zou het interessant vinden om het boek van Reeser over vijf jaar een update te geven met de ontwikkelingen die er dan zijn geweest. En met een ander perspectief: “Laat het door een Surinamer schrijven. Dan is de vergelijking interessant.”

[RNW, 19 juni 2012]

Miriam Sluis: Distantie en sympathie

door Rosemarijn Hoefte

10-10-10: de datum waarop de Nederlandse Antillen als land werden opgeheven en het Koninkrijk der Nederlanden verder verbrokkelde zodat het nu bestaat uit vier landen en drie bijzondere gemeentes. Rond deze afsluiting van een tijdperk bestond er in Nederland wat meer belangstelling voor de eilanden in de Caraïbische Zee, maar over het algemeen is de interesse aan Nederlandse kant gering en dan ook nog vaak negatief. Miriam Sluis is een van de weinige Nederlandse journalisten die met enige regelmaat over de eilanden bericht. In Een koloniale speeltuin geeft de auteur in soepele stijl een beeld van de laatste vijf jaar van de Nederlandse Antillen: ze schetst de verhoudingen op de eilanden, tussen de eilanden, met Nederland en met de grote buitenwereld, lees Venezuela en de Verenigde Staten.

Sluis is op haar sterkst als ze de verschillende krachtenvelden op de eilanden observeert met een mengeling van distantie en sympathie. De hoofdstukken over St. Eustatius en St. Maarten zijn aanraders, maar over het algemeen komt de auteur toch niet veel verder dan het betere krantenartikel. Haar levendige beschrijving van de verkiezingen op Aruba in september 2009 doet een jaar later al weer gedateerd aan, omdat een diepere analyse van de Arubaanse politiek ontbreekt.

Dat gebrek aan echte diepgang kenmerkt het hele boek: het lijkt alsof de auteur op twee gedachten hinkt. Enerzijds gaat ze verder dan de publicaties gericht op de lezende toerist; anderzijds wil ze het leesbaar houden voor de abonnees van de NRC. Sluis poogt een paar rode lijnen in het verhaal te weven, zoals de geopolitieke positie van de Benedenwindse eilanden en de versterkte rol van Nederland. In ruil voor schuldsanering (1,7 miljard euro) krijgt Den Haag toezicht op de overheidsfinanciën en rechtshandhaving. Het zal de liefde tussen de partners in dit ‘gedwongen huwelijk’ waarschijnlijk niet doen toenemen (Sluis 2010: 11). Wat betreft de internationale geopolitieke situatie zijn de trefwoorden Hugo Chávez, George W. Bush, AWACS vliegtuigen en FOLs (Forward Operating Locations). Dat zijn strategische bases van het Amerikaanse leger op bestaande vliegvelden in El Salvador, Aruba en Curaçao. Officieel worden de vliegtuigen ingezet in de strijd tegen drugs, maar Chávez ziet de FOLs op de eilanden vlak voor zijn kust als een springplank voor een Amerikaanse invasie van Venezuela.

Over de verbale schermutselingen tussen Venezuela, Nederland en de Verenigde Staten brengt Sluis niets nieuws te berde; interessanter zijn haar observaties over de economische belangen van deze drie landen. Ze constateert dat steeds meer Nederlandse bedrijven (Shell, ABN Amro, Rabobank) Curaçao verlaten en dat het vacuüm wordt opgevuld door Venezolaanse investeerders die hun kapitaal elders willen inzetten en Amerikaanse bedrijven. Zo’n dertig pagina’s verder schrijft ze dat de economische invloed van Venezuela op het eiland kleiner wordt: ‘Door de instabiele financiële situatie in het Zuid-Amerikaanse buurland zijn steeds minder bedrijven actief op Curaçao’ (p. 62). Ik had graag meer gelezen over deze ‘de-hollandisering’ en ‘de-venezolarisering’ en zijn mogelijke consequenties voor de eilanden. Dat er op demografisch vlak sprake is van ‘internationalisering’ op de eilanden is bekend en al bijna een eeuw lang is in- en uitmigratie een belangrijke economische, sociale en demografische factor. Maar wat zijn de electorale en dus politieke gevolgen van de instroom van bijvoorbeeld Venezolanen, Colombianen en Dominicanen? Sluis stipt het af en toe aan, maar wat betekent het als kiesgerechtigde immigranten hun stempel gaan drukken op de politiek of andersom: als grote groepen buiten het politieke proces zijn geplaatst? En wat voor gevolgen heeft de ‘internationalisering’ van de bevolking voor die toch al gespannen relatie met Nederland?

Een koloniale speeltuin blijft teveel aan de oppervlakte om veel nieuwe inzichten op te leveren. Hoe zal de verhouding tussen de vier landen en de buitengewone gemeentes zich gaan ontwikkelen? Een informante zegt: ‘Er is geen funk’ (Sluis 2010: 239). Die opmerking lijkt de spijker op zijn kop te slaan; maar wat betekent dat voor de toekomst van het Koninkrijk der Nederlanden?

Zoutrif, ook geschreven door Miriam Sluis, is een heel ander boek. Het is een persoonlijk relaas van een zoektocht naar de geschiedenis van Curaçao, de huidige woonplaats van de auteur, en naar plantage Rif St. Marie in het bijzonder. Ze beschrijft haar verkenningstochten in de archieven en op de plantage zelf om zo te onderzoeken ‘of de erfenis van de slavernij als een verborgen gedragscode functioneerde. Een combinatie van versluierd verwijt en onbewuste onderdanigheid die ten grondslag lag aan de ongrijpbare broeierigheid die ik op straat voelde’ (Sluis 2008: 21). Ze gaat nog verder: heeft het slavernijverleden invloed op het staatkundige proces dat Curaçao een zelfstandig land, Pais Kòrsou, zal maken? De stijl verschilt van andere boeken van Sluis of een meer traditionele geschiedenis. ‘Opeens beginnen naast me twee bosjes te schudden. Ik blijf staan, roerloos. Het lijkt een boodschap, maar ben ik de juiste persoon om haar te ontcijferen? Langzaam loop ik verder het nieuwe Curaçao in’ (Sluis 2008: 11).

In Zoutrif kiest Sluis niet voor een chronologisch verhaal door een alwetende verteller, maar geeft ze verschillende actoren een stem: Hollandse kolonisatoren, slaven, een rotspunt en ‘Mirjam’ die over haar zoektocht – passie is misschien een beter woord – en haar twijfels en vragen vertelt. Hoofdstukken die in heden en verleden spelen wisselen elkaar af, maar de historische hoofdstukken, die strekken van 1688 tot 1969, zijn wel chronologisch geordend. Het is geen volledige geschiedenis van vierhonderd jaar Rif St. Marie, en dat is ook niet de bedoeling. Zoutrif is een voorbeeld van het momenteel populaire faction; door het af en toe ‘verlevendigen’ van gebeurtenissen, het gebruik van verschillende stemmen en het vervlechten van verschillende familiegeschiedenissen hoopt Sluis een breder publiek te bereiken. ‘Fact’ weegt echter duidelijk zwaarder dan ‘fiction’ in deze geschiedenis. Het boek bevat een verantwoording met verwijzingen naar archiefdocumenten, een personenlijst, een chronologisch overzicht, een woordenlijst en een bibliografie.

Met het verhaal van Rif St. Marie vertelt de auteur het verhaal van kolonialisme en slavernij en legt ze een verband met hedendaagse problemen, zoals de politieke polarisatie op Curaçao. Het verhaal reikt echter verder dan dit eiland. Zoals Mirjam Sluis zelf schrijft, ‘Rif vertelt een verhaal van onderdrukking en geloochende schaamte. Dat is niet alleen een Curaçaos verhaal’ (Sluis 2008: 22).

Miriam Sluis, Zoutrif, Amsterdam: KIT Publishers, 2008. 280 p., ISBN 978 90 6832 472 3, prijs € 19,50;
Miriam Sluis, Een koloniale speeltuin; De Antillen achter de schermen, Amsterdam: Prometheus / Rotterdam: NRC Handelsblad, 2010. 264 p., ISBN 978-90-446-1605-7, prijs €19,95.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter